Wijziging Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Gemeente De Wolden 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden;

 

Gelet op de besluitvorming van de gemeenteraad d.d. 24 juni 2021 waarbij de intentie is geuit om voor de (her-)indicering van de maatwerkvoorziening Thuishulp gebruik te gaan maken van het normenkader HHM.

Gezien het advies van de Adviesraad sociaal domein;

Gelet op de bepalingen van de Wmo 2015, Verordening

maatschappelijke ondersteuning Gemeente De Wolden en de Algemene wet bestuursrecht;

 

B e s l u i t :

 

vast te stellen:

de volgende wijziging van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente De Wolden 2019:

 

Artikel I  

Hoofdstuk 6. Maatwerkvoorzieningen paragraaf 6.1 wordt vervangen en komt te luiden:

 

Hoofdstuk 6. Maatwerkvoorzieningen

6.1 THUISHULP

6.1.1 Inleiding

In de Wmo 2015 staat centraal dat inwoners in staat zijn te participeren in de samenleving en daarbij zo veel mogelijk zelfredzaam zijn. Een gestructureerd huishouden is een middel om dat te kunnen realiseren, geen doel op zichzelf. Het hoeft niet overal “spik en span” te zijn, maar het huishouden moet “op orde” zijn. In huis kan goed geleefd worden, thuis vormt een veilige basis waar de inwoner mensen kan ontvangen en van waaruit de inwoner kan participeren in de samenleving. Dit sluit aan bij tendensen die in de samenleving te zien zijn. Zo is bijvoorbeeld de jaarlijkse voorjaarsschoonmaak al lang niet meer voor iedereen vanzelfsprekend.

 

Wanneer een cliënt daarop is aangewezen kan het college een maatwerkvoorziening de vorm van huishoudelijke hulp toekennen. De inzet van huishoudelijke hulp heeft als doel een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Zelfredzaamheid is in de Wmo 2015 gedefinieerd als: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen en het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden. In het schema 1 Normering huishoudelijke activiteiten is het normenkader voor de huishoudelijke hulp ontwikkeld.

 

Voorgeschiedenis normenkader

In 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep de eerste uitspraken gedaan over huishoudelijke ondersteuning onder de Wmo 2015. De Centrale Raad had in twee zaken over het beleid van de gemeente Utrecht geoordeeld dat een maatwerkvoorziening in de vorm van een basismodule en aanvullende modules in beginsel is toegestaan. Het aantal uren huishoudelijke hulp in de standaardmodules moet dan gebaseerd zijn op objectieve criteria voortkomend uit deugdelijk onderzoek verricht door onafhankelijke derden. Daaraan voldeed het beleid van de gemeente Utrecht toen niet. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de gemeente Utrecht aan KPMG en Bureau HHM de opdracht gegeven om een objectief en onafhankelijk onderzoek te doen naar de standaardmodule van 78 uur per jaar huishoudelijke ondersteuning. KPMG en Bureau HHM concludeerden dat een standaardmodule van 104,9 uur per jaar huishoudelijke ondersteuning nodig is om basishygiëne te borgen.

 

In 2018 deed de Centrale Raad een viertal uitspraken waarin het onderzoek van KPMG en HHM deugdelijk bevonden werd en door een onafhankelijke partij uitgevoerd. De Centrale Raad benadrukte wel dat het bij de modules om gemiddelden ging, en dat er uiteindelijk toch maatwerk geleverd moest worden. Bureau HHM heeft het normenkader in andere gemeenten verder doorontwikkeld. In latere uitspraken heeft de Centrale Raad zijn eerdere uitspraken van 2018 bevestigd: `De urennorm voor huishoudelijke hulp uit het KPMG-rapport is een standaardmodule. Het college moet van deze urennorm afwijken als uit onderzoek blijkt dat toepassing ervan niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie.’ In het normenkader van HHM is hier rekening mee gehouden door per resultaatgebied de mogelijkheid te bieden om op- of af te schalen. Zo is bij het resultaat `schoon en leefbaar huis’ de mogelijkheid om af te schalen als de leefeenheid zelf een bijdrage kan leveren, en om op te schalen als de samenstelling van de leefeenheid afwijkt van de norm of wanneer er een extra kamer in gebruik is, dit allemaal wel binnen de grenzen van deze beleidsregels (zie het kopje `Normale gebruik van de woning’). De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’ en ‘minuten per week’.

 

6.1.2 Resultaten huishoudelijke hulp

Huishoudelijke hulp is gericht op het bereiken van de volgende resultaten:

  • een schoon en leefbaar huis;

  • het beschikken over schone en draagbare en doelmatige kleding;

  • het kunnen beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften;

  • het verzorgen van de maaltijd;

  • een goede organisatie van de huishouding;

  • het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

     

6.1.3 Beleidsuitgangspunten

Bij het verlenen van huishoudelijke hulp hanteert het college de volgende beleidsuitgangspunten.

 

Duur indicaties 

In principe worden indicaties voor thuishulp voor maximaal 5 jaar afgegeven.

- Op basis van ziektebeeld en andere toekomstverwachtingen kan indicatieduur naar boven of beneden worden bijgesteld.

- Voor nieuwe aanvragen geldt weer de gebruikelijke indicatie duur.

 

Afwegingskader

Thuishulp kan ingezet worden ter ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden.

Thuishulp wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten. Er wordt in principe niet meer

geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde huishoudelijke hulp te bieden in de essentiële

woonfuncties van de aanvrager en de andere inwoners (partner/kinderen).

Deze ondersteuning omvat de werkzaamheden zoals die genoemd zijn in Schema 1.

 

Allereerst beoordeelt het college of alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen aanwezig en voldoende compenserend zijn.

 

Hierbij valt te denken aan:

  • Het gebruik van een boodschappenservice, zowel die beschikbaar gesteld zijn door supermarkten, als die zijn opgezet door de gemeente of door vrijwilligersorganisaties.

  • Bij het bereiden van maaltijden wordt bekeken of vormen van maaltijdvoorziening of het gebruik maken van kant en klare maaltijden mogelijk en bruikbaar zijn.

  • Het gebruik van een wasserij.

  • Voorschoolse, tussen schoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders etc.

     

Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden binnen het sociale netwerk te vinden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan:

  • -

    De situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen.

    Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner kan bijdragen aan het huishouden.

  • -

    De situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn boodschappen te doen.

  • -

    De aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger.

  • -

    De mogelijkheden van ouderschaps- en/of zorgverlof.

     

Als al het voorafgaande niet heeft geleid tot de oplossing van het probleem zal het college compenseren met een maatwerkvoorziening.

Bij tijdelijke opvang van kinderen gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden. Een drukke baan of een eigen bedrijf alleen zijn nadrukkelijk geen reden voor toekenning. Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing. De tijdelijke periode bedraagt in principe maximaal 3 maanden, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om hier van af te wijken.

 

Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Gebruikelijke hulp is per definitie hulp of ondersteuning waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

In tegenstelling tot het bovenstaande houdt het college wel rekening met de belangen van huisgenoten die gebruikelijke zorg leveren.

Zo kan in geval van dreigende overbelasting een maatwerkvoorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet, als het een PGB betreft, door de mantelzorger worden ingevuld. Het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins. Als er een indicatie wordt gesteld, gebeurt dat als afgeleide van de verzorgde op zijn of haar naam.

 

6..1.4 Resultaatgebieden van HHM

De normering van de huishoudelijke hulp was in het verleden gebaseerd op een voor gemeenten bewerkt protocol van het Centrum indicatiestellen zorg (CIZ). Dit protocol fungeerde oorspronkelijk als richtlijn binnen de AWBZ, en toen de huishoudelijke hulp in 2007 overging naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (de voorganger van de huidige wet) namen gemeenten dit protocol over. In dat protocol werd een fundamenteel onderscheidt gemaakt tussen enerzijds het (gedeeltelijk) overnemen van de huishoudelijke werkzaamheden en anderzijds de dagelijkse organisatie van het huishouden als de cliënt daar zelf niet of minder toe in staat was en de opvang en/of verzorging van kinderen door plotselinge uitval van de ouder. De huishoudelijke werkzaamheden zelf werden gecategoriseerd als Thuishulp Basis en de dagelijkse organisatie van de huishouding en de opvangen/of verzorging van de kinderen werd Thuishulp Plus genoemd. De Regie en instructie en de Kindzorg zijn nu naast de andere vormen van ondersteuning opgenomen in de resultaatgebieden die in paragraaf 6.1.2. zijn weergegeven.

 

6.1.5 Resultaten

Zoals gezegd is de maatwerkvoorziening Thuishulp gericht op het bereiken van resultaten. Hieronder worden de betreffende resultaten nader toegelicht.

 

Een schoon en leefbaar huis

Het te bereiken resultaat bestaat allereerst uit het kunnen wonen in een woning die schoongehouden is. Daarnaast is het van belang dat de woning leefbaar is, dat staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening getroffen worden voor taken die betrekking hebben op het schoonmaken en/of opruimen.

Schoon en leefbaar

Een schoon en leefbaar huis is een huis dat niet vervuilt en geen gezondheidsrisico’s kent voor bewoners. Om dit resultaat te bereiken is in het normenkader vastgesteld welke activiteiten nodig zijn en in welke frequentie die activiteiten moeten plaatsvinden.

 

Het beschikken over schone en draagbare en doelmatige kleding (Was verzorging)

De dagelijkse kleding, beddengoed, handdoeken, e.d. moeten met enige regelmaat schoongemaakt worden. De cliënt en zijn leefeenheid moeten kunnen beschikken over gewassen, opgevouwen of opgehangen kleding of ander linnengoed, indien medisch noodzakelijk gestreken. Bij dat laatste wordt opgemerkt dat van de cliënt ook mag worden verwacht dat hij rekening houdt met het kopen van kleding waarbij strijken niet nodig is. Dit moet overigens ook in relatie worden gezien met de aanschaf van een algemeen gebruikelijke wasdroger. Van de cliënt mag in dit kader worden verwacht dat er bijvoorbeeld extra (twee- of driedubbel) beddengoed aanwezig is. Datzelfde geldt voor bijvoorbeeld voldoende handdoeken, andere linnengoed en/of kleding. Op deze manier kan de inzet van ondersteuning zo efficiënt mogelijk worden gedaan.

 

Het kunnen beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften (Boodschappen)

Het kunnen beschikken over boodschappen voor het dagelijks leven valt binnen het bereik van huishoudelijke hulp. Denk in dit geval aan levensmiddelen en schoonmaakmiddelen en dergelijke die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Onder dit resultaat kan ook het opstellen van een boodschappenlijst vallen.

 

Boodschappendienst

Een boodschappendienst is doorgaans een algemeen gebruikelijke voorziening.

Of dat werkelijk zo is wordt bepaald door of deze dienst:

1. daadwerkelijk beschikbaar is;

2. een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

3. deze financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau

 

Ad. 1

Het spreekt voor zich dat het college vast moet stellen dat er een boodschappendienst beschikbaar is. De omstandigheid dat de supermarkt waar de cliënt normaal gesproken zijn boodschappen doet of zou willen doen geen boodschappendienst heeft, maakt niet dat een andere boodschappendienst niet als passende oplossing kan gelden.

Als de cliënt zelf nog in staat is om met een scootmobiel (dagelijkse) boodschappen te doen kan van de cliënt ook worden verlangd om de hulp van het personeel of een derde in te roepen als hij onverwacht niet bij een boodschap kan omdat deze te laag of te hoog in de schappen ligt. Verder mag van de cliënt in voorkomende gevallen ook worden verwacht dat met een daarop gerichte training wordt geleerd om met een scootmobiel op een veilige manier winkels binnen te gaan en boodschappen te doen.

 

Ad. 2

Het is vanzelfsprekend dat het college zich op het standpunt moet kunnen stellen dat de boodschappendienst als passende oplossing kan worden aangemerkt. Uit onderzoek kan blijken dat de cliënt geen gebruik kan maken van de boodschappendienst omdat de cliënt de boodschappen van de bezorgservice niet kan aanpakken en/of opruimen. In dit geval is de boodschappendienst alleen tot de voordeur een passende oplossing. De bezorgdienst kan natuurlijk gevraagd worden om de spullen weg te zetten.

Het feit dat de cliënt, die gebruik kan maken van de boodschappendienst (of bezorgen van maaltijden), afhankelijk is van bezorgtijden brengt niet mee dat de boodschappendienst om die reden niet als passende oplossing kan worden aangemerkt (CRVB:2011:BU5492).

 

Ad. 3

De Centrale Raad van Beroep heeft nog in 2019 geoordeeld dat de bezorgkosten van een boodschappendienst niet zodanig zijn dat deze door iemand met een inkomen op minimumniveau niet gedragen zouden kunnen worden (ECLI:NL:CRVB:2019:3690).

 

Het verzorgen van de maaltijd

 

Warme maaltijd bereiden

Dit te bereiken resultaat bestaat uit het bereiden van de warme maaltijd.

Naast het bereiden van de warme maaltijd kan ook enkel het opwarmen van een maaltijd aan de orde zijn. Een warme maaltijd kan één keer per dag worden geboden. Dit geldt vanzelfsprekend alleen als er geen andere (voorliggende) oplossingen zijn zoals: de maaltijdservice, mee kunnen eten bij een buurt- of verzorgingshuis of de kant-en-klaar maaltijden van de supermarkt.

Het kan ook zijn dat de cliënt is aangewezen op een medisch geïndiceerd dieet waardoor kant-en-klaarmaaltijden niet als voorliggende oplossing kunnen gelden. Ook kan er sprake zijn van dusdanige beperkingen dat de cliënt de kant-en-klaarmaaltijden van de supermarkt niet kan openen en/of in de magnetron kan zetten. Er zijn meer voorbeelden denkbaar. Bij de beoordeling of een maaltijdservice als passende oplossing kan worden aangemerkt dient het college in ieder geval ook de drie hierboven genoemde punten moet beoordelen.

 

Broodmaaltijd

Dit te bereiken resultaat bestaat uit het bereiden van de broodmaaltijd. Een broodmaaltijd kan één keer per dag worden bereid en klaargezet. De tweede broodmaaltijd wordt dan gelijk gemaakt en in koelkast klaargezet. Dat is in lijn met de jurisprudentie qua frequentie (CRVB:2011:BU5492).

 

Aanreiken

Het aanreiken van de maaltijden kan zowel binnen het bereik van de Wmo 2015 als binnen de Zorgverzekeringswet vallen.

 

De dagelijkse organisatie van de huishouding (Regievoering en instructie)

In het normenkader Normering huishoudelijke activiteiten is plaats ingeruimd voor het resultaat regie, organisatie en AIV (advies, instructie en voorlichting). Wanneer ondersteuning gegeven wordt aan de cliënt bij de dagelijkse organisatie van het huishouden in verband met dementie of verstandelijke beperking is dit vergelijkbaar met de voormalige Thuishulp Plus. De thuishulp bepaalt wat wanneer moet gebeuren en doet de planning en zorgt dat de schoonmaakmiddelen op voorraad zijn.

Bij de Instructietijd bij thuishulp ligt de nadruk op het aanleren en het activeren van de cliënt in de uitvoering van huishoudelijke taken, met als doel om de cliënt op zo kort mogelijke termijn zelfstandig alle huishoudelijke taken uit te kunnen laten voeren. Minimaal driemaandelijks wordt er geëvalueerd en gekeken of de ondersteuning middels advies en instructie nog noodzakelijk is en of afschalen mogelijk is. AIV wordt tijdelijk ingezet gedurende maximaal zes weken voor een totaal van maximaal 9 uur.

 

Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren (die niet voor zich zelf kunnen zorgen)

(Kindzorg)

Dit resultaat heeft betrekking op de verzorging van kinderen waarbij de ouder (tijdelijk) niet in staat is om de ouderrol op zich te nemen én het om eenvoudige dagelijkse fysieke verzorging, het bereiden van de maaltijden en zo nog nodig het voeden. Het gaat om de primaire zorg voor (gezonde) kinderen tot 5 jaar, waarbij de nadruk niet ligt op het pedagogische klimaat. Van kinderen vanaf 5 jaar wordt verwacht dat zij zichzelf kunnen aankleden en wassen, maar dat controle wel nodig is. Vanaf 12 jaar is toezicht hierop normaal gesproken niet meer nodig. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Bij uitval van een van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg (hulp) voor de kinderen over. Structurele opvang valt in principe niet onder huishoudelijke hulp. Het is in het algemeen een eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) om daar voor te zorgen. Gebruikmaking van kinderopvang gaat dan ook in principe voor op het verlenen huishoudelijke hulp. Denk bijvoorbeeld aan gebruikmaking van kinderopvang en/of crèche, wat in principe gangbaar is tot en met 5 dagen per week. Er is voor een korte periode van maximaal 3 maanden inzet van hulp op grond van de Wmo voor opvang van kinderen mogelijk. Dit om de ouder(s) in de gelegenheid te stellen een eigen oplossing te vinden.

 

6.1.6 Middelen 

Bij de indicatie voor thuishulp worden de normen aangehouden zoals beschreven in schema 1, tenzij de feitelijke situatie tot een andere norm leidt. Deze normen worden uitgedrukt in uren en minuten.

 

Normen onderliggend aan toekenning.

De volgende normen zijn onderliggend bij de toekenning van Thuishulp.

Thuishulp wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten. Er wordt in principe niet meer geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde Thuishulp te bieden in de essentiële woonfuncties van de aanvrager en de andere inwoners (partner/kinderen)

 

Normale gebruik van de woning

Voor wat betreft het schoonhouden en opruimen van de woning geldt het uitgangspunt dat de taken alleen betrekking hebben op ruimten die voor de cliënt noodzakelijk zijn voor het normale gebruik van de woning. Het betreft hier de ruimten die te maken hebben met de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken) en verplaatsingen in de woning (verkeersruimten). Ruimten die niet in gebruik (hoeven te) worden vallen hier buiten. Dat wil echter niet zeggen dat in deze ruimte(n) helemaal nooit gestofzuigd of gedweild hoeft te worden.

 

Toelichting bij normenkader over extra slaapkamer(s) wel/niet in gebruik:

Een woning kan meerdere slaapkamers / logeerkamers omvatten, naast de dagelijks in gebruik zijnde (hoofd)slaapkamer. Als deze extra kamers ‘niet in gebruik zijn’, dan moeten deze toch 1 x per maand worden schoongemaakt, om te zorgen dat ze niet op termijn als bron van vervuiling van het hele huis gaan dienen. Hiervoor is een kwart van de berekende tijd voor een in gebruik zijnde slaapkamer opgenomen: ¼ x 18 minuten = afgerond 5 minuten per week. Een kamer waar alleen een wasrek staat en eventueel de strijk wordt gedaan, valt onder de noemer ‘niet in gebruik’ met maandelijkse schoonmaak. Er kunnen redenen zijn waarom een extra kamer wel als ‘in gebruik’ wordt aangemerkt, bijvoorbeeld als een (echt)paar gescheiden slaapt; als sprake is van een huisgenoot met een eigen slaapkamer, dan ligt de vraag voor of professionele overname van het schoonmaken van die slaapkamer noodzakelijk is of dat hier sprake is van eigen kracht of gebruikelijke zorg van die huisgenoot. Een andere discussie is wat moet worden gedaan als op regelmatige basis (klein)kinderen komen logeren, vertrekpunt is dan dat de logees zelf of de ouders hiervan zorgen dat de kamer na vertrek weer aan kant is.

Tot slot worden ook kamers die bijvoorbeeld als hobbykamer worden gebruikt in principe aangemerkt als ‘niet in gebruik zijnde’ met maandelijkse schoonmaak. In dit soort situaties is de leidende vraag: ‘is het in deze situatie aan de samenleving om extra schoonmaak te moeten inzetten als de cliënt zelf beïnvloedbare keuzen maakt, of kan in deze situatie van de cliënt worden verwacht dat deze daar zelf een oplossing voor realiseert (zoals bijvoorbeeld zelf extra tijd inkopen bij de aanbieder)?’ De totaaltijd kan afwijken door afronding van som der onderdelen. Worden er extra (slaap)kamers gebruikt, dan geldt daarvoor de normtijd zoals die voor een slaapkamer geldt (17,3 minuten per week). Voor niet-gebruikte kamers geldt dat de kamer wel regelmatig gelucht moet worden, maar dat de schoonmaakfrequentie lager is dan regulier en de normtijd neerkomt op 5 minuten per week (op advies van de GGD).

 

Inrichting van de woning

Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning leidt in principe niet tot de toekenning van extra ondersteuning. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De cliënt wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de cliënt invloed op kan uitoefenen.

 

Tuinonderhoud

Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake Thuishulp (CRvB 22-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:885). Thuishulp beperkt zich tot de binnenzijde van de wooneenheid.

 

Ramen wassen buitenkant

Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake thuishulp (CRvB, 29-03-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.

 

Houden van huisdieren

Heeft de cliënt huisdieren dan hanteert het college het volgende uitgangspunt. In het algemeen geldt dat het hebben van huisdieren niet leidt tot meer inzet van thuishulp. Het ligt ook niet voor de hand dat een cliënt dit van het college verwacht. Immers, het hebben van huisdieren brengt nu eenmaal (wat) meer vervuiling van de woning met zich mee. Als uitzondering kan gelden indien de cliënt is aangewezen op een blinde geleide hond of een zogeheten hulphond die is verstrekt op grond van de Zorgverzekeringswet of aan de jeugdige op grond van de Jeugdwet. De Centrale Raad van Beroep heeft in 2019 nog bevestigd dat beleid dat inhoudt dat de aanwezigheid van gewone huisdieren (niet zijnde hulphonden) geen aanleiding is voor het toekennen van aanvullende uren huishoudelijke hulp, de rechterlijke toetsing kan doorstaan (ECLI:NL:CRVB:2019:2585).

 

Gesaneerde woning

Verder is het zo dat bij thuishulp wordt uitgegaan van een gesaneerde woning in geval van bijvoorbeeld huisstofmijtallergie. Is de cliënt allergisch voor bijvoorbeeld vogels of katten maar worden deze dieren wel door de cliënt gehouden dan geldt geen ondersteuningsplicht voor het college voor het ‘meerwerk’. Dit zijn keuzes die in het kader van de eigen verantwoordelijkheid moeten worden beschouwd.

Als er sprake is van (dreigende) overbelasting van huisgenoten die geacht worden gebruikelijke hulp te leveren, kan meteen maximaal 3 maanden thuishulp ingezet worden op naam van de verzorgde, in afwachting van medisch onderzoek van de overbelaste mantelzorger(s).

Het college neemt vóór afloop van indicatie voor thuishulp contact op met cliënt, tenzij daar met cliënt andere afspraken over gemaakt zijn. Een indicatie kan ambtshalve worden verlengd (een aanvraagformulier en/of een handtekening is dan niet nodig) als:

  • -

    De indicatie met instemming van cliënt ongewijzigd voortgezet, stopgezet of verminderd voortgezet kan worden.

  • -

    Het gaat om een indicatie voor de maximale duur van 5 jaar en waar, bij voortzetting van de indicatie, geen nieuw onderzoek nodig is. Indicaties die voor een kortere periode dan 5 jaar zijn afgegeven, komen dus niet voor een ambtshalve verlening in aanmerking.

  • -

    Het een herindicatie betreft op basis van gewijzigd en vastgesteld beleid en/of wetswijziging.

Bij zorg in natura kan cliënt kiezen uit de zorgaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten. Welke zorgaanbieders dat zijn, is op te vragen bij het Wmo-loket en staat vermeld op de website. Indien cliënt niet wil/kan kiezen, kiest het college voor cliënt.

Bij overlijden van een cliënt met een indicatie voor HH, loopt, indien er sprake is van een achterblijvende partner, de indicatie nog een maand door (ZIN en PGB) op naam van de achterblijvende partner. Als cliënt opgenomen is, mag de HH maximaal 3 maanden doorlopen.

 

Normering Thuishulp

 

Bij het bepalen van de omvang van Huishoudelijke Hulp wordt een normering gehanteerd. Deze tijdsnormering is overeenkomstig hetgeen is ontwikkeld door bureau HHM. De normering is gerelateerd aan een schoon en leefbaar huis.

Het normenkader ondersteuning en regie bij het huishouden is tot stand gekomen na empirisch onderzoek van bureau HHM in samenwerking met KPMG Plexus naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep. Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad dienen normtijden gebaseerd te zijn op objectieve criteria en deugdelijk onderzoek. De normtijden van bureau HHM en KPMG voldoen hieraan.

Door uit te gaan van ‘de gemiddelde cliëntsituatie’ en de mogelijkheid tot meer of minder inzet, kan dit normenkader in iedere gemeente en voor iedere cliënt worden toegepast aansluitend aan het vigerende gemeentelijke beleid.

 

Hoe ziet het normenkader eruit?

De volgende tabel geeft het Normenkader Huishoudelijke ondersteuning weer. Per resultaatgebied is uitgewerkt hoeveel professionele inzet nodig is voor de verschillende resultaten in de gemiddelde cliëntsituatie en wat het effect van verschillende factoren hierop is. De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke plicht om tijdbesteding inzichtelijk te maken voor de cliënt en daarmee zijn rechtspositie te bewaken. Maar tegelijk wordt flexibele toepassing naar individuele cliëntsituaties mogelijk, zodat er ruimte is voor het maatwerk dat van week tot week nodig is.

 

 

Hoe pas je het normenkader toe?

Bij toepassing van het normenkader maakt de Wmo-consulent een optelsom van de resultaatgebieden waarbij de cliënt ondersteuning nodig heeft. Zo nodig wordt ‘meer inzet’ opgeteld en ‘minder inzet’ afgetrokken. Het normenkader wordt op de volgende manier geïnterpreteerd:

 

• De ondersteuningstijd zoals in het kader weergegeven bij de gemiddelde cliëntsituatie, betreft volledige professionele overname van alle activiteiten. Dit vormt de basis die voor de individuele cliënt op maat moet worden gemaakt.

 

• Het betreft uren per jaar, in Schema 1 is het kader weergeven in minuten per week.

 

• De professionele hulp verdeelt zelf de uit te voeren werkzaamheden en de beschikbaar gestelde uren in de tijd, uiteraard in overleg met de cliënt. Zo worden uiteindelijk alle activiteiten uit het ondersteuningsplan met de overeengekomen frequentie uitgevoerd (dus ook de activiteiten die niet iedere week uitgevoerd hoeven worden). In Schema 2 is een overzicht opgenomen van de activiteiten en frequentie van uitvoering hiervan waarop het normenkader is gebaseerd.

 

• Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd. Het betreft dus geen instructietijd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. In ieder huishouden, in iedere situatie, is sprake van net weer wat andere verdelingen van activiteiten en van de tijd die dit kost.

 

• In het normenkader is naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie met de cliënt en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen. De indirecte tijd betreft 21,9 minuten per week.

 

• De totale tijd die conform het normenkader beschikbaar wordt gesteld, zien wij als het jaarlijks aantal uren dat is te besteden ten behoeve van de te bereiken resultaten. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze totaaltijd toereikend is om te doen wat nodig is in de gemiddelde cliëntsituatie. Voorwaarde hiervoor is daarom dat goed onderzoek is gedaan naar de individuele situatie van de cliënt (keukentafelgesprek).

 

• Met dit normenkader kan een verantwoord niveau van een schoon, opgeruimd en georganiseerd huishouden worden gerealiseerd. Aandachtspunt is dat persoonlijke opvattingen van cliënten of hulpen soms anders zijn dan waarop dit normenkader is gebaseerd. Het normenkader is dan leidend, omdat dit op basis van onderzoek bij en met vele cliënten en in afstemming met diverse deskundigen tot stand is gekomen.

 

Wat is de gemiddelde cliëntsituatie

• Een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

• Wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

• Er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

• De cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

• De cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

• Er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

• Er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

• De woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

 

Maatwerk

Niet iedere cliënt past in deze omschrijving van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloed factoren worden meegewogen. Deze staan in het normenkader als ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd. Let op dat de aanwezigheid van deze kenmerken niet automatisch leidt tot meer inzet. Het is steeds de vraag aan de toegang of een kenmerk leidt tot extra vervuiling of vraagt om een extra niveau van schoon, waardoor meer inzet nodig is.

 

Factoren die van invloed zijn

  • a.

    Kenmerken cliënt 

• Mogelijkheden cliënt zelf: de fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

• Beperkingen en belemmeringen van de cliënt, die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. De hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is, is leidend, niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

  • -

    Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Noro virus).

  • -

    Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld allergie, astma, longemfyseem, COPD.

     

• Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers: de hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

 

  • b

    Kenmerken huishouden

• Samenstelling van het huishouden: het aantal personen en de leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval wanneer zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke zorg).

De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van

ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van ondersteuning en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.

 

  • c

    Kenmerken woning

• Inrichting van de woning: extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Ook hierbij kan nader overleg met de cliënt zijn aangewezen over wie wat doet in het huishouden.

• Bewerkelijkheid van de woning: extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes.

• Omvang van de woning: een grote woning kan, maar hoeft niet per se meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat eenvoudiger overal omheen gewerkt kan worden. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt.

 

Schema 1

 

 

Schema 2. Normenkader: activiteiten en frequenties

 

 

 

NORMENKADER AANVULLENDE ACTIVITEITEN

De was

 

Indien wasverzorging beschikbaar is als algemene voorziening of er een andere passende oplossing is, wordt dit niet geïndiceerd door het college, tenzij dit niet toereikend is (denk aan ernstige incontinentie).

Bij de beoordeling van de noodzaak voor wasverzorging, wordt beoordeeld of er een algemene was- en strijkservice beschikbaar is en de voorziening voor de klant adequate compensatie biedt.

Wordt was verzorging geïndiceerd dan wordt verkend welk aandeel van mantelzorgers en cliënt verwacht mag worden in de was- en droogcyclus (dit in verband met de praktische haalbaarheid voor wat betreft de aanwezigheid van de hulp in relatie tot de draaitijd van machines).

Indien nodig betreft het strijken van kleding alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is. Uitgangspunt blijft dat strijkvrije kleding wordt aangeschaft.

Meerfactoren:

  • -

    Aantal kinderen jonger dan 16 jaar: + 30 min. per kind per week

  • -

    Bedlegerige patiënten: + 30 min. per week

  • -

    Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc.: + 30 min. per week

     

Boodschappen

 

In beginsel wordt deze activiteit niet geïndiceerd, omdat hiervoor gebruik kan worden gemaakt van een boodschappendienst. Aan een boodschappendienst kunnen kosten verbonden zijn.

Er wordt geen rekening gehouden met eigen voorkeuren van de cliënt (bv. voor speciaal voedsel dat beperkt verkrijgbaar is zodat extra gereisd moet worden). Er wordt alleen rekening gehouden met extra inspanningen die geleverd moeten worden vanwege aantoonbare medische redenen. Voor alle geïndiceerde zorg geldt dat algemeen (gebruikelijke) voorzieningen voorliggend zijn. We noemen het hier echter nadrukkelijker omdat de ervaring leert dat het in huis halen van boodschappen vaak voldoende gecompenseerd wordt middels voorliggende voorzieningen.

Factoren meer hulp:

  • -

    Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen of er zijn kinderen aanwezig van jonger dan 12 jaar, dan kan er 2x per week boodschappen geïndiceerd worden.

  • -

    Indien de afstand tot de winkels groot is, kan er 30 minuten per week extra geïndiceerd worden.

     

Maaltijden

 

Komt de algemeen gebruikelijke voorziening niet tegemoet aan de eisen die aan de maaltijd worden gesteld (bv. bij een dieet dat voorgeschreven is door een arts) dan kan de warme maaltijd wel geïndiceerd worden. Als er jonge kinderen woonachtig zijn in het huishouden, kan het bereiden van de warme maaltijd geïndiceerd worden.

Uit jurisprudentie (Rechtbank ’s Hertogenbosch 25-10-2012, nr. AWB 12/1795) blijkt dat twee broodmaaltijden en één warme maaltijd per dag adequaat kan worden geacht.

Factoren meer hulp:

  • -

    Bij de aanwezigheid van kinderen die jonger dan 12 jaar zijn, kan 20 minuten per keer extra geïndiceerd worden

     

Verzorgen van minderjarige kinderen

 

Het gaat hier om verzorging van gezonde kinderen, waarbij de ouder door beperkingen de verzorging/opvang niet uit kan voeren.

Onder ‘verzorging van de kinderen’ valt ook: sfeer scheppen, spelen en opvoedingsactiviteiten.

Er wordt in totaal maximaal 40 uur per week geïndiceerd. Factoren meer hulp kunnen hier nog bovenop komen.

Deze ondersteuning wordt ingezet om de ouder(s)/verzorger(s) de gelegenheid te bieden om eigen oplossingen te vinden buiten de Wmo. Waar mogelijk worden activiteiten gecombineerd. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. kinderen in bad doen of naar bed of school brengen), dan wordt het aantal minuten eenmaal geïndiceerd en niet per persoon.

Opvang wordt alleen bij uitzondering geïndiceerd. Specifiek voorliggende voorzieningen zijn: zorgverlof, crèche, kinderopvang, BSO, tussen schoolse opvang, gastouder, etc.

Het is mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Factoren meer hulp:

  • -

    Aantal kinderen

  • -

    Leeftijd kinderen

  • -

    Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten

  • -

    Aanwezigheid gedragsproblematiek

     

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Het gaat hierbij om maximaal één keer per week. Voor de administratieve werkzaamheden wordt alleen een indicatie afgegeven als dit in combinatie is met andere huishoudelijke activiteiten.

Meerfactoren:

  • -

    Communicatieproblemen

  • -

    Aantal huisgenoten, vooral kinderen jonger dan 16 jaar (Psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden

     

Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

Het gaat hier om advies, instructie en voorlichting die gericht is op het huishouden, bij ontregelde huishouding in verband met bijvoorbeeld psychische stoornissen.

Deze activiteit wordt alleen ingezet als iemand leerbaar wordt geacht.

Deze ondersteuning wordt maximaal 3 keer per week, maximaal 6 weken lang ingezet. Beoordeeld wordt of het om huishoudelijke hulp gaat of om begeleiding.

 

Overgangstermijnen

Als de herindicatie op basis van het individuele onderzoek leidt tot een voor de betrokkene ongunstiger besluit ten opzichte van de situatie daarvoor, ligt het, gelet op het rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel, in de rede om een redelijke overgangstermijn te bieden.

 

Overgangstermijnen:

Indicaties die aflopen in 2022, 2023 en 2024: overgangsperiode 3 maanden;

Indicaties die aflopen in 2025 overgangsperiode van 4 maanden i.p.v. standaard 3 maanden;

Indicaties die aflopen in 2026 overgangsperiode van 5 maanden i.p.v. standaard 3 maanden;

Indicaties die aflopen in 2027 overgangsperiode van 6 maanden i.p.v. standaard 3 maanden;

Indicaties die aflopen na 2028 e.v. overgangsperiode van 6 maanden.

 

Artikel II  

De volgende bijlagen worden ingetrokken;

  • -

    bijlage III Beschrijving Thuishulp, en

  • -

    bijlage IV Normering Thuishulp.

Artikel III  

Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2022.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van De Wolden d.d. 21 december 2021.

De secretaris, De burgemeester,

Naar boven