Parkeerverordening 2022

Besluit van de raad van de gemeente Zandvoort tot vaststelling van de Parkeerverordening 2022

 

De raad van de gemeente Zandvoort,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2021;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Parkeerverordening 2022.

 

Hoofdstuk 1. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: een in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) opgenomen adres;

  • b.

    BRP: Basisregistratie Personen;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens, met dien verstande dat tevens als houder wordt aangemerkt:

    • 1.

      degene die middels een leaseovereenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat tijdens het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven;

    • 2.

      degene die lid is van de Vereniging voor Gedeeld Autogebruik en die middels een verklaring van de houder van het motorvoertuig kan aantonen dat hij medegebruiker van dit motorvoertuig;

  • d.

    kalenderjaar: een periode van opeenvolgende dagen, gerekend vanaf 1 juli tot dezelfde datum in het volgende jaar;

  • e.

    kampeerwagen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling voertuigen in artikel 1.1;

  • f.

    mantelzorg: niet-beroepsmatige zorg die met regelmaat wordt verleend door familie, vrienden of kennissen van de persoon die de zorg krijgt;

  • g.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • h.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, voor het (digitaal) betalen van parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, tablets, laptops, pc’s, centrale computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • i.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • j.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden

  • k.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

  • l.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

  • m.

    vergunninggebied: een gebied waar met een vergunning op parkeerapparatuurplaatsen mag worden geparkeerd;

  • n.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

Hoofdstuk 2. VERGUNNINGEN

Artikel 2. Aanwijzingsbevoegdheid college

  • 1.

    Het college kan weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en daarbij een indeling maken in vergunninggebieden;

  • 2.

    Het college kan de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3. Vergunningverlening

  • 1.

    Het college kan een vergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een houder van een motorvoertuig die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied ten behoeve van het parkeren van dat motorvoertuig bij de woning (bewonersvergunning);

    • b.

      een persoon die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied en die mantelzorg ontvangt ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van degene die mantelzorg verleent (mantelzorgvergunning);

    • c.

      een persoon die eigenaar is van een woning op een adres binnen een vergunninggebied maar volgens de BRP niet ingeschreven staat op dat adres ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig tijdens een verblijf in die woning (2e woningvergunning en strandhuisjesvergunning);

    • d.

      een houder van een motorvoertuig die eigenaar of huurder is van een woning op een adres binnen een vergunninggebied maar volgens de BRP niet ingeschreven staat op dat adres ten behoeve van het parkeren van dat motorvoertuig bij de woning in de periode dat de woning geschikt wordt gemaakt voor permanente bewoning (verhuisvergunning);

    • e.

      een houder van een kampeerwagen die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied ten behoeve van het tijdelijk parkeren van die kampeerwagen bij de woning (caravanvergunning);

    • f.

      een houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een vergunninggebied ten behoeve van het parkeren van dat motorvoertuig bij het bedrijf (bedrijfsvergunning);

    • g.

      een houder van een motorvoertuig die professionele zorg verleent in een vergunninggebied ten behoeve van het parkeren van dat motorvoertuig tijdens het verlenen van ambulante zorg (hulpverlenersvergunning);

    • h.

      een houder van een motorvoertuig die werkzaamheden uitvoert in een vergunninggebied ten behoeve van het parkeren van dat motorvoertuig tijdens deze werkzaamheden(werkparkeervergunning);

    • i.

      een houder van een vrachtwagen die een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een vergunninggebied of die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied ten behoeve van het parkeren van die vrachtwagen op een aangewezen parkeerplaats voor vrachtwagens (vrachtwagenvergunning).

  • 3.

    Een vergunning is geldig voor het parkeren met één motorvoertuig op één parkeerapparatuurplaats tegelijk, uitsluitend in het vergunninggebied of de vergunninggebieden waarvoor de vergunning is verleend. Een vergunning is niet overdraagbaar en mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het doel waarvoor deze is aangevraagd.

  • 4.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Artikel 4. Bevoegdheid college tot het stellen van nadere regels

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het aanvragen, verlenen en gebruiken van een vergunning.

  • 2.

    Het college kan een maximum aantal vergunningen instellen dat voor een adres kan worden verleend, waarbij dat maximum ook nul kan zijn.

Artikel 5. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6. Vergunningsduur en -gegevens

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend, met een stilzwijgende verlenging per kalenderjaar. In afwijking hiervan wordt:

    • a.

      een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub b niet stilzwijgend verlengd;

    • b.

      een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub d voor drie aaneengesloten maanden verleend, gerekend vanaf een willekeurige datum, en niet stilzwijgend verlengd;

    • c.

      een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub e voor drie aaneengesloten dagen verleend en niet stilzwijgend verlengd;

    • d.

      een vergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub h voor maximaal drie aaneengesloten maanden verleend, gerekend vanaf een willekeurige datum, en niet stilzwijgend verlengd.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de vergunningsoort;

    • b.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt.

Artikel 7. Intrekkings- en wijzigingsgronden vergunning

  • 1.

    Het college trekt een vergunning in:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het vergunninggebied, waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      wanneer de vergunninghouder geen houder meer is van het motorvoertuig of de vrachtwagen waarvoor de vergunning is verleend;

    • d.

      wanneer de vergunninghouder geen eigenaar meer is van de woning in het vergunninggebied, waarvoor de vergunning is verleend;

    • e.

      wanneer voor het betreffende vergunninggebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid.

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      wanneer er zich een wijziging voordoet die, als deze zich had voorgedaan bij de aanvraag, tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • c.

      om redenen van openbaar belang.

Artikel 8. Weigeringsgronden vergunning

Het college weigert een vergunningaanvraag indien:

  • a.

    de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de aanvraag wordt gedaan voor een motorvoertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter;

  • c.

    de aanvraag wordt gedaan voor een motorvoertuig dat een kampeerwagen betreft, tenzij

    • i.

      de aanvraag een parkeervergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub e betreft;

    • ii.

      de aanvrager aantoont dat voor het betreffende motorvoertuig geen gebruik is gemaakt van de zogenaamde motorrijtuigenbelasting bijzonder tarief;

  • d.

    de aanvraag wordt gedaan voor een motorvoertuig waarvan het kenteken is geschorst;

  • e.

    de aanvraag ziet op een vergunning voor een adres waarvoor een ingesteld maximum is bereikt;

  • f.

    een vergunning van aanvrager in het jaar voorafgaande aan de beslissing op de aanvraag wegens het handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of wegens het verstrekken van onjuiste gegevens is ingetrokken.

Hoofdstuk 4. Bezoekers en bewonersregeling

Artikel 9. Bezoekersregeling

  • 1.

    Het college kan aan een persoon die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied een bezoekersregeling verlenen voor het laten parkeren van bezoekers aan dit adres op parkeerapparatuurplaatsen binnen dit vergunninggebied.

  • 2.

    Per adres wordt één bezoekersregeling verleend.

  • 3.

    Met een bezoekersregeling kunnen meerdere motorvoertuigen gelijktijdig worden geparkeerd in het vergunninggebied waarvoor de bezoekersregeling is verleend.

Artikel 10. Bewonersregeling

  • 1.

    Het college kan aan een persoon die volgens de BRP ingeschreven staat op een adres binnen een vergunninggebied een bewonersregeling verlenen voor het parkeren van beperkte duur van zijn motorvoertuig in Zandvoort.

  • 2.

    Per adres wordt één bewonersregeling verleend.

  • 3.

    Met een bewonersregeling kan één motorvoertuig gelijktijdig worden geparkeerd in het vergunninggebied waarvoor de bewonersregeling is verleend.

Artikel 11.  

Het bepaalde in de artikelen 4, 5, 6, 7 en 8 is van overeenkomstige toepassing op de bezoekersregeling en de bewonersregeling.

Hoofdstuk 3. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 12.  

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 13.  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een parkeerapparatuurplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4. STRAFBEPALING

Artikel 14. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Hoofdstuk 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16. Toezicht op naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 17. Intrekking

De verordening Parkeerverordening 2016, vastgesteld op 22 september 2015 en in werking getreden op 1 november 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2022.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2021.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven