Gemeenteblad van Urk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Urk | Gemeenteblad 2021, 482136 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Urk | Gemeenteblad 2021, 482136 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening sociaal domein Urk 2022
op voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Urk d.d. 10 november 2021
1. Inleiding verordening sociaal domein Urk
In deze verordening vindt u de regels en afspraken die zijn gemaakt binnen het sociaal domein. U kunt lezen wat u van de gemeente Urk kunt verwachten, maar u leest ook wat gemeente Urk van u verwacht. In deze inleiding vindt u informatie over onze uitgangspunten en doelen.
In deze verordening staan gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente Urk rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. Dat is ook zo vastgelegd in het Beleidsplan Sociaal Domein Urk 2019-2022 ‘Een gezond en positief Urk’. Dat is de lokale basis voor deze verordening. In dit Beleidsplan is als visie benoemd: “Op Urk is de basis op orde. We passen op elkaar. Helpen waar nodig. En blijven in verbinding.”
De grondgedachte is dat de vraag van de inwoner en zijn eigen mogelijkheden centraal staat. Wat kan de inwoner zelf, wat is zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid? Iedere inwoner kan naar eigen vermogen op maximaal niveau, meedoen aan de samenleving. De hulp die wordt geboden is integraal. Goed is goed genoeg is de gedachte die hierbij hoort. Dat wordt in deze verordening vastgelegd in kernwaarden.
De volgorde van de kernwaarden is:
In elk hoofdstuk staat welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. In hoofdstuk 13 staat de uitleg van de begrippen die in deze verordening staan.
Deze verordening is wettelijk gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets is terug te vinden. Dat verschilt per artikel. Per artikel is aangegeven op welke wettelijke regeling(en) een artikel is terug te voeren. Soms is een paragraaf of hoofdstuk helemaal gebaseerd op een of meerdere specifieke wettelijke regelingen. Dan staat dat bij het begin van die paragraaf of hoofdstuk.
Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene aanvullingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet). Die maakt het mogelijk om aanvullende regels over bepaalde onderwerpen te maken. Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ genoemd (Algemene wet bestuursrecht). Deze wordt genoemd als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op het betreffende artikel van toepassing zijn. Dat is bijvoorbeeld zo bij 3.4.11 en 3.4.12 (over subsidies), 6.2 (over geld) en 10.1 t/m 10.3 (over klachten). Daarover heeft de Awb iets bijzonders geregeld. Dit gaat dus verder dan de algemene toepasselijkheid van de Awb op besluiten die op grond van deze verordening worden genomen.
Zoals aangegeven bij 1.3 wordt in het beleidsplan Sociaal Domein Urk ‘Een gezond en positief Urk 2019-2022’ de gemeentelijke visie benoemd. Deze visie is verwerkt in deze verordening, waarin verschillende vormen van hulp, regels voor kwaliteit en inspraak worden beschreven. In deze verordening wordt soms verwezen naar beleidsregels, nadere regels en/of besluit. Het opstellen en uitvoeren van beleidsregels, nadere regels en/of besluit is een bevoegdheid van het college en is de verdere concretisering van het beleidsplan en de verordening. Werkwijzen, procedures en criteria voor hulp worden hierin verder uitgewerkt.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Hierin beschrijven wij hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de ondersteuning in zijn werk gaat en wat de inwoner van de gemeente mag verwachten maar ook wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dat wordt dan ook benoemd.
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner doet deze melding digitaal, via het aanmeldformulier op de website, www.urk.nl. Lukt dit niet? Dan kan contact opgenomen worden met cliëntondersteuning van Caritas. De cliëntondersteuner kan u helpen met de aanvraag voor hulp. Een melding voor bijstand in het levensonderhoud of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal worden gedaan via www.werk.nl. Als dat echt niet lukt kan dit telefonisch of via werkeninkomen@urk.nl.
Het doel van de melding is om de vraag van de inwoner te bespreken en te onderzoeken of hulp nodig is. De gemeente bevestigt de melding per brief of e-mail aan de inwoner en nodigt de inwoner daarbij uit voor een gesprek. In die uitnodiging staat waar en wanneer het gesprek gepland is, wie er bij het gesprek aanwezig zijn en waarover het gesprek gaat. Ook vertelt de gemeente over de mogelijkheid om gratis ondersteuning te krijgen door een medewerker van Caritas (cliëntondersteuner). Is een gesprek niet nodig? Dan kan de aanvraag worden ingediend zoals hieronder staat beschreven.
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek. Gaat het om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of krijgen? Dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde tijd aan te leveren. In de uitnodiging voor het gesprek staat welke gegevens dat zijn.
2.2.1 Uitnodiging voor gesprek
Als een gesprek nodig is met een medewerker van de gemeente krijgt de inwoner daar een uitnodiging voor. Het gesprek kan via de telefoon als dat voldoende is om een goed beeld te krijgen van wat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van de persoonlijke situatie van de inwoner. De gemeente wijst de inwoner op de mogelijkheid om in bepaalde gevallen (bij de Wmo en Jeugdwet) zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag. Dit noemen we een persoonlijk plan (Wmo) of familiegroepsplan (Jeugdwet).
2.2.2 Doel en procedure gesprek
Het doel van dit persoonlijke gesprek is om een goed beeld te krijgen van het resultaat dat de inwoner wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie. Bij de start van het eerste gesprek laat de inwoner zijn geldige identiteitsbewijs zien. Heeft de inwoner een persoonlijk plan gemaakt? Dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een familielid of onafhankelijk cliëntondersteuner) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn. In geval van de Jeugdwet wijst de gemeente de inwoner op de mogelijkheid om, zonder tussenkomst van derden, contact te hebben met een vertrouwenspersoon.
De medewerker vertelt de inwoner over mogelijkheden om zijn persoonlijke situatie te verbeteren. Indien van toepassing vertelt de medewerker de inwoner over de mogelijkheden om in bepaalde gevallen, als zorg in natura niet beschikbaar is, te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulpvraag.
Als dat nodig is, betrekt de gemeente ook anderen bij het gesprek. Het kan dan gaan om deskundigen, iemand die de inwoner vertegenwoordigt, een mantelzorger(s) of familie. Krijgt de inwoner mantelzorg? Dan kijkt de gemeente of er maatregelen genomen moeten worden om die mantelzorger te ondersteunen.
Een aanvraag wordt ingediend bij de gemeente. Is het een aanvraag voor een bijstandsuitkering voor alle dagelijkse kosten (algemene bijstand voor levensonderhoud)? Die aanvraag wordt digitaal ingediend bij UWV (www.werk.nl). Het gesprek met een medewerker vindt plaats nadat de aanvraag is ingediend.
2.4.1 Inhoud besluit [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Geeft de gemeente hulp? Dan staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven.
2.5.1 Jeugdhulp via wettelijke verwijzers [Jeugdwet, Awb]
De gemeente maakt afspraken met deze wettelijk erkende verwijzers over zulke doorverwijzingen en zorgt ervoor dat een overzicht van gecontracteerde jeugdhulpaanbieders beschikbaar is. Van wettelijk erkende verwijzers wordt verwacht dat zij bekend zijn met het gecontracteerde aanbod, zich hierover laten informeren en verwijzen naar het contracteerde aanbod
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden geholpen bij het vinden van passend werk als zij kunnen werken. Welke hulp dat kan zijn staat in dit hoofdstuk. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen. Deze voorzieningen worden op een goede manier verdeeld over verschillende doelgroepen. De verdeling wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners. Dit hoofdstuk gaat ook over de tegenprestatie die kan worden gevraagd en over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving verbetert.
3.4 Voorzieningen – werk [PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente beoordeelt per inwoner of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit zinvol is beoordeelt de gemeente welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar factoren, zoals de omstandigheden van de inwoner, zijn eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van voldoende budget.
Voorzieningen voor inwoners met een grote kans op betaald werk
3.4.3 Kortdurende scholing (kan mede op advies van het Leerwerkloket) en Praktijkleren [PW, IOAW, IOAZ]
3.4.12 Loonkostensubsidie in het kader van de banenafspraak [PW, IOAW, IOAZ, Awb]
De gemeente stelt vast of het gaat om een inwoner die niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen. De gemeente bepaalt hoe productief de inwoner op de werkplek zal zijn (welke loonwaarde hij heeft). De bepaling van de loonwaarde vindt plaats door loonwaardespecialisten van Concern voor Werk. De loonwaarde wordt voor een periode van maximaal 2 jaar vastgesteld.
3.4.13 Individuele Plaatsing en Steun [PW, IOAW, IOAZ]
Voor de inwoner met problematiek op meerdere levensgebieden en een psychische kwetsbaarheid, kan de gemeente een IPS-traject aanbieden. IPS staat voor Individuele Plaatsing en Steun waarbij de inwoner intensief begeleid wordt tot een zo stabiel mogelijke plaats op de arbeidsmarkt. Dit kan gecombineerd worden met een indicatie banenafspraak.
3.6.2 Persoonlijke begeleiding
De hulp-op-maat houdt in dat de inwoner begeleid wordt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over, maar kan als dat nodig is wel de regie overnemen.
4. Gezond en veilig opgroeien [Jeugdwet]
Onze jeugd moet zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen zelf, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij de gemeente inschakelen. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te verminderen. Het versterken van de eigen kracht van de jeugdige, het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving staat voorop.
Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening:
4.1 Uitgangspunten bij het bieden hulp
De verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen ligt allereerst bij de ouders zelf. Hiermee wordt bedoeld de gebruikelijke hulp van ouders aan hun kinderen, zoals bijvoorbeeld het bieden van een veilige omgeving, het aanleren van vaardigheden en het ondersteunen in de dagstructuur. Zijn de eigen mogelijkheden en het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders ontoereikend? Dan kijkt de gemeente of er hulp nodig is die passend is bij de hulpvraag van de jeugdige en/of de ouders.
Kan het gewenste resultaat niet op eigen kracht of met behulp van het sociale netwerk bereikt worden? Dan wordt in eerste instantie vrij toegankelijke hulp ingezet zoals in 4.2 wordt benoemd. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp via het Centrum voor jeugd en gezin (CJG), of door een welzijnsorganisatie. Kan het gewenste resultaat niet bereikt worden met deze vrij toegankelijke hulp? Dan wordt hulp-op-maat ingezet zoals benoemd in 4.3.
5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving [Wmo]
Inwoners met een beperking en/of met langdurige psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente aan deze inwoners kan geven.
Kan de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten aangepast worden? Dan verwacht de gemeente van de inwoner dat hij verhuist naar een geschikte(re) woning. Die moet binnen redelijke termijn beschikbaar zijn. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast. Het college stelt het bedrag en besluit vast.
5.2.2 Een schone en leefbare woning
De hulp-op-maat houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Ook bijvoorbeeld het aanbrengen van structuur in de huishouding, en het verzorgen van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.
5.2.3 Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang
Voor Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang worden regionale afspraken gemaakt.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen. De inwoner moet deze woonvorm nodig hebben als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit de inwoner helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving.
De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’. Dat betekent dat de gemeente ervoor zorgt dat er hulp-op-maat wordt ingezet. Dat kan in de vorm van ondersteuning zijn of een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding). Het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een eigen bijdrage van de inwoner kan vragen.
6.2 Hulp in geld [Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet, Awb]
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt ontvangt hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Is in de wet of in deze verordening anders bepaald? En sluit dit aan bij de persoonlijke situatie van de inwoner? Dan moet het geld wel worden terugbetaald.
6.3.1 Voorwaarden [Jeugdwet, Wmo]
Als de inwoner een pgb wil voor diensten, maakt hij een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het budgetplan. Een format hiervoor is beschikbaar via www.urk.nl. Hierin staat welke hulp de inwoner met het pgb wil betalen en door wie de hulp wordt gegeven. De gemeente moet het budgetplan goedkeuren en stelt daarna het pgb vast.
6.3.3 Hoogte pgb voor producten (Wmo)
De gemeente kan een programma van eisen opstellen voor het product. De gemeente baseert de hoogte van het pgb op het programma van eisen en een offerte voor de aangegeven kosten. In deze offerte moet staan hoe hoog de kosten van het product zijn (kostprijs). Met deze kostprijs moet de inwoner veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp kunnen inkopen. Het kan gaan om een offerte die de gemeente zelf opvraagt, maar ook om een offerte die de inwoner opvraagt.
Voor inwoners die de dagelijkse kosten niet kunnen betalen bestaat een financieel vangnet. Dit is een maandelijkse bijstandsuitkering. Zij kunnen bij de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen aanvragen. Deze zijn bedoeld om inwoners met een laag inkomen extra te helpen. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste mogelijkheden. Ook staan er enkele basisregels voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
7.2 Individuele inkomenstoeslag [PW]
De inkomenstoeslag is bedoeld voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen. Het is een aanvulling op het inkomen dat één keer per 12 maanden kan worden aangevraagd. Hier staat beschreven voor welke inwoners de inkomenstoeslag is bedoeld, welke aanvullende voorwaarden er gelden en wat de hoogte van de toeslag is.
7.3 Individuele studietoeslag [PW]
Studenten met een structurele medische beperking hebben soms extra ondersteuning nodig om een opleiding te volgen. Het doel van de studietoeslag is financiële compensatie bieden voor het feit dat de student naast de opleiding niet kan werken. Met een studietoeslag krijgt de student een zetje in de rug omdat het inkomen wordt aangevuld. Hier staat voor welke studenten de studietoeslag is bedoeld, welk bedrag toegekend kan worden en hoe dat wordt uitbetaald.
De student dient een aanvraag in. Daarna onderzoekt de gemeente of er sprake is van een structurele medische beperking waardoor de student tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven. De gemeente doet dat op basis van gegevens die zij van de student of van andere instanties krijgt. Zijn die gegevens niet duidelijk genoeg? Dan vraagt de gemeente aan een deskundige om een advies te geven.
8. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee? Dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
8.1.1 De rol van de gemeente [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag. Ook staat erin wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
8.1.2 De rol van de inwoner [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente kan een schriftelijke waarschuwing geven of volledig afzien van een verlaging. In beide gevallen wordt er feitelijk geen verlaging toegepast maar de waarschuwing telt wel mee bij een eventuele herhaling (recidive) en als volledig wordt afgezien van een verlaging dan telt deze niet mee bij een eventuele herhaling (recidive).
8.2.3 Berekening verlaging en maatwerk
Ontvangt de inwoner maandelijks bijzondere bijstand? Dan kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand? Dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.
8.2.5 Samenloop van gedragingen
Als één gedraging een schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Als meerdere gedragingen een schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, Participatiewet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig of, als dat niet mogelijk is, na elkaar opgelegd. Dit geldt ook voor gedragingen van afzonderlijke inwoners die gezamenlijk een uitkering als gehuwden ontvangen.
8.2.9 Niet nakomen wettelijke (geüniformeerde) arbeidsverplichtingen
In artikel 18 lid 4 Participatiewet zijn geüniformeerde verplichtingen opgenomen. Deze verplichtingen gelden voor iedereen met een bijstandsuitkering. In de wet is ook de hoogte en de duur van de verlaging geregeld. Alleen voor de volgende situaties dient de gemeente in de verordening de duur van de verlaging vast te stellen.
8.2.11 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen en tegenprestatie
8.2.12 Te weinig besef van verantwoordelijkheid
Toont de inwoner te weinig besef van verantwoordelijkheid dan verlaagt de gemeente de bijstandsuitkering.
Gedraagt de inwoner zich onacceptabel tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren? Dan verlaagt de gemeente de uitkering van de inwoner voor het volgende gedrag:
8.4.1 Controle [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
Verzoekt de inwoner om beëindiging van de uitkering of voorziening? Dan onderzoekt de gemeente wat de reden is van de beëindiging. De gemeente gaat ook na of de uitkering of voorziening tot de einddatum terecht is gegeven.
9. Inspraak en cliëntenparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk staat hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Dat wordt inspraak genoemd. Ook is geregeld dat er een Adviesraad Sociaal Domein is en is de taak van deze adviesraad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners die ondersteuning nodig hebben.
9.1 Inspraak van inwoners [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
9.2 Ondersteuning van de gemeente bij inspraak [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
9.3 Adviesraad Sociaal Domein [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De leden van de adviesraad zijn (ervarings)deskundig op het gebied van het Sociaal Domein en inwoners van de gemeente Urk. Leden van de adviesraad mogen geen lid zijn van de gemeenteraad, het college of werkzaam bij gemeente Urk. Leden mogen geen zakelijke binding hebben met de gemeente Urk voor zover deze van invloed kan zijn op hun onafhankelijke positie.
9.4 Taken en bevoegdheden cliëntenadviesraad [Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente probeert beleid en regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, vertrouwenspersoon spreken of bezwaar maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
Voordat de gemeente een besluit op een bezwaarschrift neemt, nodigt de medewerker de inwoner uit voor een gesprek om het bezwaar te bespreken. Tijdens het gesprek vraagt de gemeente de inwoner om haar visie te vertellen. Aan de hand daarvan geeft de gemeente uitleg over het besluit en probeert tot overeenstemming te komen. Het kan ervoor zorgen dat de inwoner het bezwaar intrekt of dat de gemeente een ander besluit neemt.
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
12. Van oud naar nieuw [Gemeentewet]
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
12.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt met een zekere regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De gemeenteraad past de verordening aan als dat nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels, besluit of nadere regels. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met besluit, nadere regels worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór de ingangsdatum van deze verordening en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze nieuwe verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór 1 januari 2022 geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de ondersteuning die hij nodig heeft, anders dan ondersteuning-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.
Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijke functioneren.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Clientondersteuning: ondersteuning aan een inwoner door een onafhankelijk professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De ondersteuning is gericht op het benutten van diensten die door de gemeente of andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (art. 1.1.1 van de Wmo).
Eigen kracht: Met deze term wordt verwezen naar het vermogen van mensen om zelf en/of samen oplossingen te bedenken voor hun problemen en deze (deels) ook zelf en/of samen uit te voeren (eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen).
Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke ondersteuning: de ondersteuning die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk
Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het resultaat dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp of ondersteuning: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, of schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, lid 1 van de Participatiewet.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in 3.6 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Inwoner: de persoon die in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente is ingeschreven. Als het gaat om ondersteuning op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ: is een inwoner degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10, lid 1 en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdbeschermingstafel (JBT): In een JBT wordt besproken of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is. Dat gebeurt altijd samen met de ouder(s), betrokken professionals en de Raad voor de Kinderbescherming. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging van het (ongeboren) kind nu of in de nabije toekomst, en/of er is sprake van zeer zorgelijke gezins- en/of omgevingsfactoren. Als vrijwillige hulp niet meer mogelijk of niet meer toereikend is dan kan in een JBT besloten worden tot een raadsonderzoek. In dat geval start de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek.
Jeugdhulp: ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongere: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Mantelzorg: de ondersteuning ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (art. 1.1.1 van de Wmo). Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de inwoner regelmatig contact houdt.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste ondersteuning wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt. Dit is opgenomen in het gespreksverslag en advies.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste ondersteuning wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
PGB: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf ondersteuning(middelen) in kan kopen.
PGB budgetplan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de ondersteuning die hij nodig heeft en die hij met het PGB wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke ondersteuning gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die ondersteuning gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig ondersteuning verleent. Diegene kan in dienst zijn bij een organisatie of werkzaam zijn als zelfstandige zonder persoon (ZZP-er).
Samenwonen: een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.
Uitkeringsnorm: de voor de inwoner in zijn situatie maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Voorziening: ondersteuning in de vorm van een dienst, activiteit, product, of geldbedrag.
Vrij toegankelijke ondersteuning: ondersteuning die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-482136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.