Gemeenteblad van Wijdemeren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijdemeren | Gemeenteblad 2021, 481589 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijdemeren | Gemeenteblad 2021, 481589 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
De verordening tot tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Wijdemeren 2018
Aan de Algemene Plaatselijke Verordening Wijdemeren 2018 wordt toegevoegd de hierna volgende onderstreepte tekst in groen.
In de Algemene Plaatselijke Verordening Wijdemeren 2018 wordt geschrapt de hierna volgende cursief gedrukte tekst in rood.
__________________________________________________________________________
Onderstreepte tekst » tekst c.q. artikel toegevoegd en/of gewijzigd
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij dat op basis van deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
Een vergunning of ontheffing kan tevens worden geweigerd als een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, waardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag door het bevoegde gezag niet mogelijk is.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Een ieder Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, steltgeeft daarvan vóórvoor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester schriftelijk in kennis.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen Voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als hetdat gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg.
In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag alsverlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaangezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Keur AGV, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Wijdemeren.
5 4. Op de procedure om te komen totaanvraag om eende vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd als:
als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, het openbaar groen, het functioneren van de op of aan de weg aanwezige openbare (nuts)voorzieningen of wanneer de bruikbaarheid van de weg wordt aangetast;
Afdeling 6. Veiligheid op de weg en ijs
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveiligheid gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
8. Afdeling Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen Definitie
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijfopenbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting en/of terras in strijd is met heteen geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of als de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
Artikel 2:32 Handel binnenin openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 8a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet Alcoholwet
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepaling Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
3. Deze verboden gelden nietvoorzijn niet van toepassing op personen van wie aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Dit Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimte worden in elk geval begrepen: verstaan portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of wanneer de eigenaar of houder van eendie deze hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Het is de eigenaar of houder van een paard verboden dat paard te laten lopen op een door burgemeester en wethouders nader aangewezen gedeelte van een openbare plaats binnen de bebouwde kom.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, moetdient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluitwaar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
Afdeling 12. 1Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepaling Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van deaangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Paragraaf 2.1 Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Begripsbepalingen Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: Consumentenvuurwerkhetgeen daaronder wordt verstaan in het waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:74 Handel in en gebruik van verdovende middelen Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een publiek toegankelijke gebouw middelen bedoeld als in artikel 2 van de Opiumwet, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikel 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzeggingen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats wanneerals deze personen het bepaalde in de volgende artikelen van de thans geldende Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Wijdemeren groepsgewijs niet naleven:.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie eerderten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten (bijvoorbeeld door zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegde gebiedsontzegging) of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Afdeling 16. Woonoverlast en sluiting van voor publiek geopende gebouwen
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de De burgemeester kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2.80 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in een bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Afdeling 1. BegripsbepalingenDefinities
De artikelen 1:2, 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbinnen geen vergunning wordt verleend voor het vestigen van een seksinrichting.
Artikel 3:5 Maximum Beperkt aantal vergunningen voor seksinrichtingen
Het bevoegde bestuursorgaan kan een maximum stellen aan het totaal aantal seksinrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voorvoorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van €500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanheft onder a tot en met g, of in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking.
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Paragraaf 3.2 Regels voor prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijftitel prostituees
1. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
2. Het is een prostituee verboden werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte
Een werkruimte wordt bij aanvang van het huren voor ten minste 4 aaneengesloten weken verhuurd.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of het verrichten van seksuele op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Begripsbepalingen Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de daarbij aangewezen dagen en dagdelen.
De voorschriften met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aangewezen gebieden gedurende de daarbij aangewezen dagen en dagdelen.
Tijdens een collectieve festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid en de bedrijfsduurcorrectieterm worden buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 9 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting 5 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Van deze 9 festiviteiten mogen maximaal 3 festiviteiten buiten, op het terrein van de inrichting, gehouden worden en voldoen aan artikel 2:25.
Van maximaal 4 van de in het eerste lid genoemde 9 incidentele festiviteiten kan de houder van de inrichting 24 uur voor aanvang van de festiviteit het college schriftelijk in kennis stellen, mits deze in kennisstelling op maandag tot en met vrijdag tussen 09.00 en 16.00 uur is gedaan en de festiviteit niet buiten, op het terrein van de inrichting, wordt gehouden.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 9 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 lid 1 van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 5 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college schriftelijk in kennis heeft gesteld.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) als gevolg van de inrichting, gemeten invallend op de gevel van gevoelige gebouwen, niet meer bedragen dan 60 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid, de meteocorrectieterm en de bedrijfsduurcorrectieterm alsmede de meteoraamcondities worden buiten beschouwing gelaten.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid, de meteocorrectieterm en de bedrijfsduurcorrectieterm alsmede de meteoraamcondities worden buiten beschouwing gelaten.
De geluidsnorm als bedoeld in het negende en tiende lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. Voor het ten gehore brengen van muziek in de buitenruimte van de inrichting zijn de nadere regels als bedoeld in artikel 2:25 van deze verordening van toepassing voor zover het betreft de geluidsnorm, de tijden waarop muziek ten gehore mag worden gebracht en de frequentie van deze festiviteit.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Wanneer versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg-, en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is niet toegestaan binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de gemeentelijke huishouding
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen Voertuigen van autobedrijf e.d.en dergelijke
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:8 Parkeren van grote Grote voertuigen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur ten behoeve van het laden en lossen, het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is dan wel voor lijndiensten (openbaar vervoer).
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (vervallen) anders dan op de rijbaan
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
Het is organisaties die niet vermeld staan op het landelijke collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving en die niet zijn gevestigd in de gemeente verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is organisaties die zijn gevestigd in de gemeente verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden zonder daarvan melding te doen bij het college. De melding dient uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan de collecte of inzameling te zijn ontvangen door het college.
Onder inzameling als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
De verboden in het eerste en tweede lid gelden niet voor inzameling of werving die worden gehouden:
een inzameling overeenkomstig het landelijk collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:
wanneer als een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belangredelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van college een standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste en derde lid De verboden zijn is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur AGV, het Verkeersbesluit AGV, de Waterverordening provincie Noord-Holland, het Bijzonder reglement of de Verordening bescherming plassengebied van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Wijdemeren.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigenvaartuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur AGV, Waterverordening provincie Noord-Holland en het Bijzonder reglement of de Verordening bescherming plassengebied van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats (vervallen)
Het eerste en tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur AGV, Waterverordening provincie Noord-Holland en het Bijzonder reglement of de Verordening bescherming plassengebied van het Plasse nschap Loosdrecht en omstreken.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats (vervallen)
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens art ikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur AGV of Waterverordening provincie Noord-Holland en het Bijzonder reglement of de Verordening bescherming plassengebied van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Keur AGV of Waterverordening provincie Noord-Holland en het Bijzonder reglement of de Verordening bescherming plassengebied van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd- en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op eenenig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig enof een bromfiets als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en bromfiets als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd of dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, ofdan wel een motorvoertuig of bromfiets met het kennelijke doel daarvoor aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsbepaling Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing verstaan: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Strafbepaling Sanctiebepaling
Overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie behoudens het gestelde in het tweede lid.
In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, en 2:11, tweedelid,als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, artikel 2:12, eerste lid, en artikel 4:11, eerstetweede lid.
Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, medewerkers van Natuurmonumenten, de door het dagelijks bestuur van het waterschap Amstel Gooi en Vecht aangewezen medewerkers van Waternet en de door het dagelijks bestuur van Recreatie Midden Nederland aangewezen medewerkers eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze ver ordening gegeven voorschriften.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Wijdemeren 2014 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-481589.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.