Gemeenteblad van Altena
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2021, 479353 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Altena | Gemeenteblad 2021, 479353 | beleidsregel |
Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022
Het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Altena;
Gelet op de artikelen 2.3, tweede lid van de Jeugdwet en artikel 2, derde lid van de Integrale Verordening sociaal domein gemeente Altena 2022
Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022
Artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet en 6.7 van de Integrale Verordening sociaal domein gemeente Altena 2022 bepalen dat het college aan de jeugdigen aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toe kan kennen ten behoeve van het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, mits dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid (artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet).
Artikel 1. Uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf
Uitgangspunt is dat het college bij de beoordeling van de hulpvraag ook eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen betrekt, als genoemd in het eerste lid, van artikel 2.3 van de Jeugdwet. Uitgangspunt is ook bij vervoer de eigen verantwoordelijkheid van ouders en jeugdige. Pas wanneer vast is komen te staan dat er sprake is van boven gebruikelijke zorg, en ouders en/of jeugdige zijn niet in staat zelf vervoer van en naar de voorziening van jeugdhulp te organiseren, treden de beleidsregels vervoer in werking.
Artikel 2. Doelgroep, moment van toekenning en doorgeven van wijzigingen
In de praktijk kan er een samenloop zijn met leerlingenvervoer. Vanuit het leerlingenvervoer kunnen kinderen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening van huis naar school en van school naar huis. De vraag om een voorziening vervoer jeugdwet zal meestal tegelijk met een aanvraag voor de jeugdhulp aan de orde zijn en wordt dan meegenomen in het besluit. Het is echter ook mogelijk de vervoersvoorziening later toe te kennen, als zich na verloop van tijd een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid voordoen. Deze beperkingen hoeven geen relatie met de jeugdhulp te hebben.
Artikel 3. Redenen voor vervoersvoorziening
Het gaat hier om jeugdigen die niet in staat zijn zelfstandig te reizen. Er is sprake van medisch vervoer (ziekenvervoer) dat redelijkerwijs niet door ouder(s)/verzorger(s) of het netwerk kan worden geboden of waarbij ouder(s)/verzorger(s) en het netwerk niet beschikken over het benodigde vervoersmiddel, de benodigde medische apparatuur of de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden. Een medische noodzaak kan vastgesteld worden middels een medische verklaring van een arts, medisch specialist of door OnS Altena. De noodzaak tot medisch vervoer hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 5 hoeft dan niet doorlopen te worden. Het betreft hier niet jeugdigen die in aanmerking komen voor zittend ziekenvervoer, dit valt binnen de WLZ.
Beperkingen in de zelfredzaamheid die te maken hebben met leeftijd, stoornis, beperking of ziekte, die tijdelijk of chronisch van aard kan zijn. Van ouders en jeugdigen wordt verwacht dat ze zelf en/of met behulp van hun sociale netwerk, zorg dragen voor vervoer van en naar jeugdhulp. Als ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn het vervoer te organiseren of wel in staat zijn, maar er sprake is van boven gebruikelijke zorg kan een vervoersvoorziening toegekend worden. Leidraad bij de beoordeling is of er sprake is van boven gebruikelijke zorg. Dit is zorg die, gelet op leeftijd en ontwikkelingsniveau boven de normale, dagelijkse zorg uitgaat die van ouders en/of netwerk verwacht kan worden. Bij jeugdigen die wel zelfstandig kunnen reizen kan het in bepaalde gevallen ook gaan om boven gebruikelijke zorg. De beperking in de zelfredzaamheid hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het niet kunnen betalen van vervoer kan niet worden aangemerkt als een beperking in de zelfredzaamheid.
De afstand voor een enkele reis naar de jeugdhulplocatie bedraagt minimaal 6 kilometer volgens de ANWB-routeplanner voor de kortste, veilige route, ongeacht het vervoersmiddel of de route die feitelijk wordt gebruikt. Indien sprake is van reizen met het OV met een begeleider dan tellen de kilometers voor een enkele reis dubbel.
Artikel 4. Verschillende vervoersvoorzieningen
De volgende vormen van een vervoersvoorziening vervoer jeugdwet worden onderscheiden:
Een combinatie van deze voorzieningen behoort tot de mogelijkheden, mits onderbouwd wordt door de aanvrager waarom hiervoor wordt gekozen.
Indien sprake is van een risico op het niet krijgen van noodzakelijke jeugdhulp (artikel 3a, situatie B in combinatie met D, E en F) vanwege een belemmering in de vervoerssituatie, dan wordt op de volgende volgorde een afweging voor een passende voorziening gemaakt. Pas als een jeugdige niet op de beschreven manier (per optie) kan reizen, komt de volgende, daaronder beschreven optie in beeld. Het inzetten van aangepast vervoer (taxi/taxibus) is pas mogelijk als alle onderstaande opties naar het oordeel van het College niet mogelijk zijn:
De jeugdige reist zelfstandig met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Er zijn 3 redenen waarom openbaar vervoer geen optie is, namelijk een gebrek aan zelfstandigheid van de jeugdige, het ontbreken van openbaar vervoer of een reistijd van meer dan 90 minuten voor een enkele reis. Daarbij wordt uitgegaan van de reisduur tussen in- en uitstaphalte of – station.
De jeugdige reist onder begeleiding van ouder(s)/verzorger(s) of het sociale netwerk met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Deze optie vervalt als de jeugdige niet in staat is om met begeleiding in het openbaar vervoer te reizen, openbaar vervoer ontbreekt, de reistijd meer dan 90 minuten enkele reis is (de reistijd van begin- tot eindhalte of - station) of ouder(s)/verzorger(s) kunnen aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.
Voor de opties D, E, F, G en H is eventueel een vergoeding mogelijk. De regels voor vergoedingen en de berekening daarvan zijn opgenomen in artikel 6.
Artikel 6. Vergoeding voor eigen vervoer en openbaar vervoer
Een vergoeding is mogelijk voor boven gebruikelijke kosten, mits voldaan wordt aan de criteria beschreven in artikel 3 zonder B. Alleen de boven gebruikelijke vervoerskosten voor vervoer Jeugdwet worden vergoed. De gebruikelijke vervoerskosten zijn bepaald op € 30 per maand. Dit op basis van de berekening 8 contactmomenten x 5 km x twee (retour) x €0,19 = €15,20.
Tot de werkelijke kosten behoren zowel de kosten voor het openbaar vervoer van de jeugdige als de kosten voor het openbaar vervoer van de begeleider voor de vervoersbewegingen waarbij de jeugdige aanwezig is. In overleg met OnS Altena wordt binnen de mogelijkheden van de jeugdige (en de begeleider) de optimale route bepaald en vervolgens de minimale kosten voor deze route (bijvoorbeeld een maand- of jaarkaart).
Artikel 8. Het maken van een uitzondering
Indien naar oordeel van het College, ondanks dat niet wordt voldaan aan de criteria voor vervoer jeugdwet in deze beleidsregels, een vorm van vervoer in het kader van de jeugdwet nodig is, dan kan het College besluiten om een uitzondering te maken. Deze uitzondering moet worden vastgelegd in een besluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-479353.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.