Eerste wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2022

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2021,

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 als volgt te wijzigen:

 

  • a.

    Artikel 3.5 komt te vervallen.

 

  • b.

    Artikel 3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3 Ondersteuning door het buurtteam en het Sociaal Wijkteam

  • a.

    De ondersteuning door het buurtteam omvat vraagverheldering, informatie en advies, het opstellen van een ondersteuningsplan en het voeren van regie voor zover de cliënt daar niet toe in staat is. Het buurtteam biedt ondersteuning, zorg en activering op sociale levensdomeinen, zoals problemen rond werk en schulden in samenwerking met de sociale basis, veiligheid, werk, participatie, inkomen en wonen. Het buurtteam leidt waar nodig toe naar maatwerkvoorzieningen.

  • b.

    In afwijking van lid a biedt het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp zorg, ondersteuning en activering op sociale levensdomeinen via een aanbieder.

 

  • c.

    Artikel 4.2 komt te luiden:

    • 1.

      Het college kent in aanvulling op artikel 4.1 een persoonsgebonden budget toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

      • a.

        cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel zijn Pgb vertegenwoordiger, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

      • b.

        is gemotiveerd dat een cliënt een persoonsgebonden budget wenst;

      • c.

        is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

    • 2.

      Het college kan met in achtneming van artikel 2.3.6 Wmo een persoonsgebonden budget weigeren indien:

      • a.

        in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

      • b.

        er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

      • c.

        het een voorziening voor opvang of aanvullend openbaar vervoer betreft ;

      • d.

        het persoonsgebonden budget bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden.

    • 3.

      Het persoonsgebonden budget dient besteed te worden aan het inkopen van zorg of ondersteuning en mag niet aangewend worden voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede ondersteunings- of administratiekosten in verband met het Pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

    • 4.

      Voor een zorgovereenkomst die de cliënt sluit met een professionele zorgaanbieder is de mogelijkheid van periodieke maandbetalingen uitgesloten. In die situatie is slechts een zorgovereenkomst waarbij op declaratiebasis wordt gefactureerd, mogelijk.

    • 5.

      De tarieven van het persoonsgebonden budget zijn:

      • a.

        voor ambulante ondersteuning € 44,66 per uur;

      • b.

        voor dagbesteding € 37,96 per dagdeel;

      • c.

        [Vervallen per 01-01-2019]

      • d.

        voor beschermd wonen geldt een tarief dat is gebaseerd op de geïndiceerde onderdelen van de GGZ-C Zorgzwaartepakketten (ZZP) 3 tot en met 5 conform de AWBZ 2014;

      • e.

        toeslag op het tarief voor beschermd wonen voor een gezamenlijk wooninitiatief € 4.000,00;

      • f.

        voor logeeropvang € 110,83 per etmaal;

      • g.

        voor woonvoorzieningen geldt het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

      • h.

        voor hulp bij huishouden € 4,56 per punt;

      • i.

        voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

        • i.

          Bij koop van een individuele vervoersvoorziening wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

        • ii.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden bedraagt € 1.527,60 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.145,44 ieder, op jaarbasis.

        • iii.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik rolstoeltaxi of vervoer door derden bedraagt € € 2.351,00 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.763,56 ieder, op jaarbasis.

        • iv.

          De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel bedraagt € 573,28 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 430,24 ieder, op jaarbasis.

        • v.

          In het geval van een maatwerkbedrag taxi of vervoer door derden kan de daarvoor geïndiceerde aanvrager ook kiezen voor een tegemoetkoming op declaratiebasis (maatwerkbedrag).

          Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie. Als de declaratie niet voldoet aan in de beschikking gestelde verplichtingen en voorwaarden zal deze niet uitbetaald worden.

        • vi.

          De maximumhoogte van het bedrag als bedoeld onder v. bedraagt per jaar:

          • a.

            voor vervoer als bedoeld in lid ii € 5.241,40 of € 3.931,04 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

          • b.

            voor vervoer als bedoeld in lid iii € 3.958,36 of € 2.969,04 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

          • c.

            voor vervoer als bedoeld in lid iv € 1.965,52 of € 1.474,16 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder.

      • vii.

        De hoogte van het Pgb voor aanpassing aan de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

      • viii.

        Voor een rolstoel wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op de hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

  • 6.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning bedraagt voor zover deze afwijkt van het bepaalde in het derde lid;

    • a.

      voor ambulante ondersteuning € 20,00 per uur;

    • b.

      voor dagbesteding € 20,00 per dagdeel.

  • 7.

    Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • b.

      deze persoon heeft niet aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt, en

    • c.

      de persoon uit het sociaal netwerk van wie de dienst wordt betrokken zal niet het budget beheren, behalve met toestemming van het college vanwege bijzondere omstandigheden.

 

  • d.

    Artikel 4.6, sub b, komt te luiden

    ondersteuning door het buurtteam of via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp ingezette ondersteuning , dagbesteding en ambulante ondersteuning niet voldoende oplossing bieden, en

 

  • e.

    Artikel 4.9 komt te luiden:

    • 1.

      In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor collectief vervoer als de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer en voorliggende vervoersvoorzieningen.

    • 2.

      In aanvulling op artikel 4.1 en het voorgaande lid kan een cliënt eerst in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.

    • 3.

      Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving en in elk geval binnen Amsterdam in het kader van het leven van alledag.

    • 4.

      In afwijking van het derde lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

    • 5.

      De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een omvang per jaar van 1.500 kilometer mogelijk maken.

 

  • f.

    Artikel 4.11 komt te luiden:

    • 1.

      Het college kan ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken.

    • 2.

      De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedraagt voor:

      • a.

        De kosten van verhuizing en inrichting: € € 2.562,83;

      • b.

        Gebruik van een eigen gesloten buitenwagen of een gesloten buitenwagen in bruikleen: per jaar € 235,87, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 176,90;

      • c.

        Gebruik van een eigen personenauto of een personenauto in bruikleen: per jaar € 684,64, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 513,24;

      • d.

        Gebruik van een eigen personenbus of een personenbus in bruikleen: per jaar € 991,48, of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder € 743,64.

    • 3.

      De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor:

      • a.

        De tegemoetkoming tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijke huur van de nog aan te passen woonruimte;

      • b.

        De tegemoetkoming bij huurderving is gelijk aan de kale huur;

      • c.

        Stallingskosten voor een scootmobiel zijn gelijk aan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten;

      • d.

        De aanleg van een parkeerplaats is gelijk aan de kosten daarvoor zoals bepaald bij de legesverordening;

      • e.

        Vervoer naar dagbesteding is per jaar gelijk aan het aantal dagen dat de dagbestedingslocatie per week wordt bezocht maal 52.

        • i.

          € 6,79 voor een cliënt met een psychiatrische beperking;

        • ii.

          € 8,02 voor een cliënt met een lichamelijke, niet-aangeboren lichamelijke of verstandelijke beperking of leeftijdgerelateerde problematiek, en

        • iii.

          € 19,35 ingeval van rolstoelvervoer.

 

  • g.

    Artikel 5.1.1., eerste lid, komt te luiden:

    De cliënt is een bijdrage verplicht voor de volgende algemene voorzieningen

    • a.

      kortdurende opvang;

    • b.

      passantenpension;

    • c.

      noodopvang dakloze gezinnen.

 

  • h.

    Artikel 6.1, tweede lid, komt te luiden:

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de cliënt niet langer op de voorziening is aangewezen;

    • d.

      de voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • e.

      de cliënt de voorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor hij is verstrekt;

    • f.

      de client langer dan twee weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zvw.

 

  • i.

    Artikel 9.4 komt te luiden:

    • 1.

      [Vervallen per 01-01-2020]

    • 2.

      [Vervallen per 01-01-2022]

    • 3.

      Een cliënt die woont in een instelling zonder behandeling, die valt onder de Wet langdurige zorg, houdt recht op een roerende woonvoorziening of individuele vervoersvoorziening verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarmee het recht wordt ingetrokken vanwege de wijziging in de Wet langdurige zorg.

    • 4.

      Een cliënt die krachtens de Verordening geldend tot 1 januari 2022 recht heeft op beschermd vervoer, behoudt dit recht, met inachtneming van de kilometerbeperking ingevolge art. 4.9, lid 5 van deze Verordening, evenals de verplichting om hiervoor de eigen bijdrage te betalen ingevolge art. 5.3.1, lid 10 van deze Verordening.

 

Artikel II  

De toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In de algemene toelichting onder wordt de tweede bullet onder het kopje ‘Amsterdam Zorgstelstel’ gewijzigd en komt te luiden:

Het wijkgerichte aanbod (algemene en maatwerkvoorzieningen) dat rechtstreeks toegankelijk is voor alle Amsterdammers of op basis van een toegangsbeoordeling. De dienstverlening staat open voor alle Amsterdammers. De zorgaanbieder, de buurtteamprofessionals of het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp bepalen of ondersteuning noodzakelijk is. Hier zal ook het gesprek plaatsvinden met de burger die zich meldt met een vraag om de ondersteuningsbehoefte en de eigen mogelijkheden te onderzoeken, en te bekijken hoe de gemeente daar een rol in speelt of kan spelen. Als er langdurige professionele ondersteuning nodig is wordt er een ondersteuningsplan opgesteld.

 

  • b.

    De eerste alinea van de toelichting op artikel 2.1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

In dit artikel is de toegangsprocedure voor mensen met behoefte aan ondersteuning opgenomen. De Wmo 2015 introduceert het begrip melding, waarmee de bespreking van een ondersteuningsbehoefte start. De melding kan, door of namens de cliënt, op verschillende manieren worden gedaan, onder andere via de Wmo Helpdesk, het Sociaal Loket, het Buurtteam Amsterdam of het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp.

 

  • c.

    De toelichting op artikel 3.3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

Artikel 3.3 Ondersteuning door het buurtteam en het Sociaal Wijkteam

In elk stadsdeel is een buurtteamorganisatie met meerdere locaties actief waar Amsterdammers naar toe kunnen komen voor ondersteuning. Buurtteams bieden binnen de Wmo individuele en collectieve vormen van ondersteuning, begeleiding en cliëntondersteuning, en daarnaast sociaal raadsliedenwerk en schuldhulpverlening. Ook kan men er terecht voor informatie en advies op sociale levensdomeinen en voor toegang tot andere Wmo-voorzieningen.

In het postcodegebied Weesp zet het Sociaal Wijkteam deze Wmo-ondersteuning in via een aanbieder.

 

  • d.

    De toelichting op artikel 3.5 is komen te vervallen

 

  • e.

    De toelichting op artikel 4.1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

In dit artikel is verwoord dat, alvorens wordt overgegaan tot de verstrekking van een maatwerkvoorziening, eerst wordt gekeken naar andere mogelijkheden om de cliënt te helpen met zijn beperkingen. Dat kan bijvoorbeeld een verwijzing zijn naar een voorliggende voorziening, zoals de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet, het helpen bij het inzetten van het eigen netwerk, ondersteuning door het buurtteam, ondersteuning via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp en een verwijzing naar een algemene voorziening. De maatwerkvoorziening vormt het sluitstuk.

 

Als het college vaststelt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, zal het college kiezen voor de goedkoopst adequate voorziening. Voorop staat dat de voorziening adequaat (doelmatig) is om bij te dragen aan de ondersteuningsbehoefte. Als er echter meerdere varianten mogelijk zijn, kiest het college voor de goedkoopste variant. Als er al eerder een maatwerkvoorziening is verstrekt en deze voorziening biedt nog voldoende ondersteuning en is nog niet technisch afgeschreven, dan komt de cliënt niet opnieuw in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. De noodzaak is dan niet aanwezig.

 

Wanneer een voorziening wordt aangevraagd nadat deze gerealiseerd is, wordt deze geweigerd als de gemeente geen mogelijkheid meer heeft de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening te beoordelen, noch invloed heeft op de te verstrekken soort voorziening.

 

Maatwerkvoorzieningen kunnen in bruikleen of in eigendom worden verstrekt. Als een maatwerkvoorziening in bruikleen wordt verstrekt, kan het college met de cliënt een bruikleenovereenkomst afsluiten. Uiteraard bestaat voor een maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening deze keuzemogelijkheid niet.

 

  • f.

    Onderaan de toelichting op artikel 4.2 wordt een tekstblok toegevoegd en het voorlaatste tekstblok wordt gewijzigd en komt te luiden:

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat een gemeente kan bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Amsterdam kan dan ook verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen professionele ondersteuning waarbij wordt gewerkt volgens de toepasselijke kwaliteitsstandaarden en niet-professionele ondersteuning.

In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 mei 2017 heeft de rechter in een zaak van de gemeente Emmen bepaald dat essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening dienen te worden vastgelegd. Hieronder valt ook de tariefdifferentiatie van het Pgb.

De gemeente heeft in april 2017 een opdracht gegeven aan onderzoeksbureau KPMG en gevraagd om objectief en onafhankelijk advies uit te brengen over passende en goed onderbouwde Pgb-tarieven voor hulp bij het huishouden, ambulante ondersteuning, dagbesteding en logeeropvang. Dit onderzoek getiteld ‘Doorontwikkeling Pgb-tarieven Wmo-voorzieningen’ is op 8 juni 2017 gepubliceerd. De Pgb-tarieven voor deze voorzieningen zijn gebaseerd op dit onderzoek.

Voor ambulante ondersteuning, dagbesteding en logeeropvang zijn de tarieven afgeleid van de vastgestelde tarieven die gelden voor de maatwerkvoorziening in natura, minus een afslagpercentage voor kostencomponenten die slechts gedeeltelijk van toepassing zijn op de Pgb-tarieven.

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt berekend via een puntensysteem. Het aantal vastgestelde punten maal het per punt geldende tarief bepaalt het budget. Aan de hand van de maatstaf voor hulp bij het huishouden worden aan de activiteiten en de frequentie ervan punten toegekend. Op basis van het aantal punten per jaar wordt de hoogte van het budget per week bepaald. Bij het bepalen van het tarief per punt is uitgegaan van het Pgb-tarief van € 18,24 per uur. Het Pgb-uurtarief en het tarief per punt zijn hierdoor automatisch aan elkaar gekoppeld. Het niet-professionele tarief voor ambulante ondersteuning en dagbesteding is vastgesteld op basis van de Wet Minimum Loon en minimumvakantiebijslag en een benchmark met diverse andere grote gemeenten.

 

Artikel 4.2 lid 4 betreft regels voor periodieke betalingen aan de zorgverlener, ook wel maandloon genoemd. Indien een cliënt met een professionele zorgverlener een zorgovereenkomst afsluit, is de mogelijkheid voor periodieke betalingen, of automatische maandloonbetalingen uitgesloten. Betalingen aan professionele zorgverleners kunnen worden gedaan op declaratiebasis van de gewerkte uren. Hiermee beoogt het college doelmatigheid en oneigenlijk gebruik van de Pgb middelen te voorkomen.

 

  • g.

    De toelichting op artikel 4.3 wordt gewijzigd en komt te luiden

Ambulante ondersteuning wordt geboden aan Amsterdammers die beperkingen hebben bij het zelfstandig functioneren of zonder de ondersteuning risico lopen om hun zelfredzaamheid te verliezen. Deze ondersteuning is aanvullend op de ondersteuning die door het buurtteam wordt geboden of via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp wordt ingezet. De ondersteuning is gericht op het bevorderen of stabiliseren van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie of het begeleiden van achteruitgang.

Er kan hierbij voor cliënten die dit niet zelf kunnen of niet kunnen (laten) regelen gedacht worden aan ondersteuning bij de administratie, woonbegeleiding of het indelen van de dag of bij het initiëren van deelname aan buurtactiviteiten, vrijwilligerswerk of dagbesteding.

Ambulante ondersteuning kan ingezet worden ter ontlasting van de mantelzorger indien sprake is van (dreigende) overbelasting.

De geboden ondersteuning wordt niet zwaarder of langer ingezet dan nodig is.

 

  • h.

    De eerste twee tekstblokken van de toelichting op hoofdstuk 5 worden gewijzigd en komen te luiden:

De wet schrijft voor dat, voor zover Amsterdam een bijdrage in de kosten wil vragen, dit gereguleerd wordt via de verordening. Bij de omslag naar eigen kracht hoort ook het vergroten van het kostenbewustzijn van de burger en financiële verantwoordelijkheid voor diegenen die dat kunnen betalen. Per 1 januari 2020 geldt in de wet een abonnementstarief. Dit is een vaste bijdrage per maand voor huishoudens zolang zij gebruikmaken van Wmo-voorzieningen of een persoonsgebonden budget ontvangen. Zowel de maatwerkvoorzieningen, persoonsgebonden budgetten als enkele algemene voorzieningen worden met deze wetswijziging onder het abonnementstarief gebracht. Via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) krijgt de gemeente de mogelijkheid bepaalde vormen van vervoer uit te zonderen van het abonnementstarief. Amsterdam zondert het collectief vervoer uit en vraagt hiervoor een ritbijdrage. Het abonnementstarief geldt niet voor de intramurale voorzieningen opvang en beschermd wonen. Hier worden huisvesting en de meeste dagelijkse behoeften door een instelling geleverd. In de gemeente Amsterdam geldt het abonnementstarief voor hulp bij het huishouden, logeeropvang, woonruimteaanpassingen, roerende woonvoorzieningen, uitraasruimte, bruikleenauto, vervoersvoorzieningen en vervoerskostenvergoedingen.

 

Voor enkele algemene voorzieningen wordt een aparte bijdrage gevraagd. Benoemd wordt welke voorzieningen dit zijn.

Voor de bijdrage kortdurende opvang zijn de overwegingen:

  • -

    het is een redelijk bedrag voor het gebodene;

  • -

    het is betaalbaar voor mensen met een uitkering;

  • -

    het is een bedrag dat niet belemmerend werkt voor doorstroom.

Het is niet de bedoeling dat kortdurende opvang een eindstation is. Het is een tijdelijke oplossing, gericht op doorstroom van cliënten naar opvang of huisvesting die gericht is op vergroten van de zelfredzaamheid. De hoogte van de bijdrage in de kortdurende opvang is ook een instrument ter bevordering van de doorstroom naar andere vormen van opvang of een eigen woning, waarvoor immers ook een eigen bijdrage respectievelijk huur voor moet worden betaald.

Voor de bijdrage in de kosten voor noodopvang gezinnen zijn de overwegingen:

  • -

    het is een redelijk bedrag voor het gebodene;

  • -

    het is betaalbaar voor mensen met een uitkering;

  • -

    door de bijdrage in de kosten voor noodopvang wordt aan dakloze gezinnen een signaal afgegeven dat Amsterdam gezinnen opvangt in geval van nood, maar dat hier wel een inspanningsverplichting van de gezinnen tegenover staat om snel weer zonder hulp verder te kunnen.

Voor voorzieningen sociale basis kan op wijkniveau een compensatie worden gevraagd voor gebruikskosten. De aanbieders van deze voorzieningen zijn vrij om te bepalen óf er een compensatie wordt gevraagd, met inachtneming van de genoemde voorwaarden.

 

  • i.

    De toelichting op artikel 9.4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

De overgangsbepalingen hebben betrekking op de situatie waarin voor inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag voor ondersteuning is ingediend.

 

De voorziening beschermd vervoer is per 1 januari 2022 afgeschaft en kan derhalve na deze datum niet meer aangevraagd worden. Voor cliënten die voor 1 januari 2022 de voorziening beschermd vervoer toegekend hebben gekregen, op grond van de toen geldende Verordening, geldt dat zij het recht op deze voorziening behouden. Bij behoud van recht op deze voorziening, blijft tevens de verplichting bestaan om hiervoor een eigen bijdrage te betalen zoals eveneens was bepaald in de Verordening geldend tot 1 januari 2022. De eigen bijdrage is een ritbijdrage die gelijk is aan het tarief voor het openbaar vervoer voor volwassenen (voltarief) dat door het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam wordt vastgesteld. Dit is te vinden op www.stadsregio.nl. Een cliënt die tussen 18.00 uur en 01.00 uur reist krijgt 10% korting op de ritbijdrage.

 

 

Artikel III  

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

 

Artikel IV  

Deze verordening wordt aangehaald als Eerste wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2022.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 december 2021.

De plaatsvervangend voorzitter

Yassmine el Ksaihi

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

 

Algemeen deel

De belangrijkste wijzigingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 zijn:

  • Het beschermd vervoer stopzetten voor nieuwe reizigers en het aantal kilometers voor beschermd vervoer en deur-tot-deur samenreizend te beperken tot 1.500 per jaar als gevolg van de door de Raad vastgestelde Toekomstvisie Sociaal Vervoer op 7 juli 2021.

  • De gemeenteraden van Amsterdam en Weesp hebben in 2017 respectievelijk 2018 besloten om te komen tot een ambtelijke fusie, later te volgen door een gemeentelijke samenvoeging. De raden van Amsterdam en Weesp hebben het herindelingsontwerp vastgesteld op respectievelijk 22 januari en 6 februari 2020. De identiteit en integraliteit van het Sociaal Wijkteam Weesp (inclusief Wmo- en Jeugdconsulenten) blijft zoveel mogelijk behouden.

  • Het indexeren van een aantal tarieven voor het persoonsgebonden budget en financiële tegemoetkomingen. De Pgb tarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd op grond van artikel 9.2 van de Wmo-verordening.

  • Uitbetalen van Pgb aan professionele zorgverleners is niet meer mogelijk in de vorm van periodieke betalingen zoals een maandloon.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

  • a.

    Artikel 3.5 is komen te vervallen als gevolg van het stopzetten van het beschermd vervoer voor nieuwe reizigers.

  • b.

    Aan artikel 3.3 is een tweede lid toegevoegd ingevolgde de ambtelijke fusie met Weesp waarbij de identiteit en de integraliteit van het Sociaal Wijkteam Weesp (inclusief Wmo- en Jeugdconsulenten) zoveel mogelijk behouden blijven.

  • c.

    Artikel 4.2 is aangepast ingevolge indexering van de Pgb tarieven en het stoppen van de mogelijkheid tot uitbetalen van Pgb aan professionele zorgverleners in de vorm van periodieke betalingen zoals een maandloon.

  • d.

    Artikel 4.6 is aangepast ingevolgde de ambtelijke fusie met Weesp waarbij de identiteit en de integraliteit van het Sociaal Wijkteam Weesp (inclusief Wmo- en Jeugdconsulenten) zoveel mogelijk behouden blijven.

  • e.

    In artikel 4.9 is de beperking van 1.500 km per jaar voor beschermd vervoer en deur-tot-deur samenreizend opgenomen.

  • f.

    In artikel 4.11, tweede lid, zijn de geïndexeerde tarieven opgenomen van financiële tegemoetkomingen.

  • g.

    Beschermd vervoer is verwijderd uit artikel 5.1.1, ingevolge het stopzetten van het beschermd vervoer voor nieuwe reizigers.

  • h.

    Aan artikel 6.1, tweede lid, is sub f toegevoegd ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de Wmo.

  • i.

    Artikel 9.4 lid 2 is vervallen. Er zijn geen cliënten meer die gebruik maken van de overgangsbepaling voor Pgb Dagbesteding zoals die gold voor 1 januari 2018.

    Artikel 9.4 lid 4 is toegevoegd ingevolge stopzetten beschermd vervoer.

Naar boven