Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Heumen 2022

 

Verordening afvalstoffenheffing en reinigings rechten

De raad van de gemeente Heumen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2021;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2022.

(Verordening reinigingsheffingen Heumen 2022)

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval:

Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

 

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijke recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belasting.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, -in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag-, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

  • Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00 is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5.

    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij invordering van de afvalstoffenheffing wordt kwijtschelding verleend op grond van de uitvoeringsregeling invorderingswet 1990. De kwijtschelding is alleen van toepassing op de belasting bedoeld in de artikelen 1.1.2.1 en 1.1.2.2 van de tarieventabel.

 

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 12 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 13 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 14 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 15 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 16 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.2 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.1 verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.1 bedoelde rechten, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen reinigingsrecht of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 18 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 onder 2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 19 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 15, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, -in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,00 met een maximum van € 3.000,00 en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag-, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.

  • Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,00 of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,00 is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5.

    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 16, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 6.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 20 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 21 Overgangsrecht

De Verordening Reinigingsheffingen 2021 van 17 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 22, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Heumen 2022.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Heumen,

In zijn openbare vergadering van 16 december 2021

Nicole Collombon

Marriët Mittendorff

 

 

Griffier

Voorzitter

Tarieventabel

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 

1.1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

1.1.2.1

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door één persoon 143,75.

1.1.2.2

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door meer dan één persoon 198,30.

1.1.3

De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.2.1 en 1.1.2.2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalverordening aan het perceel is verstrekt) container met een bedrag van € 72,50.

 

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

 

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van:

1.2.1.1

een grote afvalzak, € 1,16 per afvalzak

1.2.1.2

een kleine afvalzak, € 0,75 per afvalzak.

1.2.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen:

1.2.2.1

per aanvraag € 5,00 vermeerderd met een bedrag van € 0,175 per aangeboden kilogram grof restafval.

1.2.2.2

per aangeboden groot huishoudelijk apparaat € 25,00.

1.2.2.3

per aanvraag € 20,00 vermeerderd met een bedrag van € 0,045 per aangeboden kilogram grof groenafval.

1.2.3

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het gescheiden aanleveren van grof afval van onderstaande categorieën op de milieustraten in Nijmegen (Kanaalstraat), Wijchen (Bijsterhuizen), Groesbeek (Van Kesteren) en Millingen aan de Rijn (Rowill) per aangeboden kg € 0,18.

- bouw- en sloopafval/gemengd puin;

- dakbedekkingsmaterialen;

- schoon puin;

- gips;

- grof huishoudelijk restafval;

- grond;

- geïmpregneerd hout;

1.2.4

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het gescheiden aanleveren van grof afval van onderstaande categorieën op de milieustraat in Malden:

- bouw- en sloopafval € 50,00 per kubieke meter

- grof volumineus restafval € 21,00 per kubieke meter

- Puin € 140,00 per kubieke meter

- Klein huishoudelijk restafval € 50,00 per kubieke meter

1.2.5

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag omwisselen van een container, per keer

€ 20,00.

1.2.6

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor de afvalpas bij verlies of diefstal per vervanging € 10,00.

 

Hoofdstuk 2.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

 

2.1.1

Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval bedraagt per bedrijfspand per belastingjaar 198,30.

2.1.1.1

Voor de heffing van dit recht worden:

  • a.

    bejaardenoorden, verpleeginrichtingen en andere instellingen omgerekend naar aantal bedrijfspanden door de totale inwonersbezetting bij het begin van het belastingjaar te delen door 4;

  • b.

    scholen gerekend naar aantal bedrijfspanden en wel naar één bedrijfspand per klas- c.q. speel-/werklokaal.

  • c.

    Gezondheidscentra omgerekend naar aantal bedrijfspanden, en wel naar één bedrijfspand per afzonderlijke dienstverlening.

 

Hoofdstuk 2.2 Maatstaven en overige tarieven reinigingsrechten

 

2.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt de belasting voor het ter beschikking stellen van:

2.2.1.1

een grote afvalzak, € 1,16 per afvalzak;

2.2.1.2

een kleine afvalzak, € 0,75 per afvalzak.

 

 

Behorende bij raadsbesluit van 16 december 2021

 

De griffier van Heumen,

 

N. Collombon

 

 

Naar boven