Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort inzake lachgas

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van 14 december 2021

heeft artikel 147 en artikel 149 van de Gemeentewet gelezen;

vindt het nodig dat de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort wordt gewijzigd

 

besluit vast te stellen:

 

Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort inzake lachgas

Artikel 1  

De Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort wordt als volgt gewijzigd:

 

Na artikel 2.48 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

 

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

Artikel 2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening Amersfoort inzake lachgas.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2021

de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING  

Het oneigenlijk gebruik en de verkoop van lachgas vormt een niet te onderschatten probleem bij voornamelijk jongeren. Het geeft gezondheidsrisico’s en veroorzaakt hinder en overlast. Door opname van een verbod op het gebruik op lachgas kan effectiever tegen de hinder en overlast die het gebruik met zich meebrengt worden opgetreden.

 

Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom beperkt het verbod in het eerste instantie beperkt tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.

 

Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas.

 

Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden.

 

 

Naar boven