Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
aangepast vervoer:
vervoer per besloten busvervoer, schoolbusvervoer, taxi, taxibus, bustaxi of touringcar;
- 2.
afstand:
afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;
- 3.
begeleider:
ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;
- 4.
deskundige:
onafhankelijk medisch of pedagogisch deskundige, de school of de in het OOGO bepaalde onafhankelijk deskundige;
- 5.
eigen vervoer:
vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;
- 6.
gehandicapte leerling:
een leerling als bedoeld in dit artikel, die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken;
- 7.
inkomen:
inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;
- 8.
leerling:
de leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in dit artikel;
- 9.
ontwikkelingsperspectief:
een voor de leerling van het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel voortgezet onderwijs vastgesteld plan als bedoeld in artikel 40a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 41a van de Wet op de expertisecentra of artikel 26 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door het bevoegd gezag en na op overeenstemming gericht overleg met de ouders is opgesteld. Ingeval van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs adviseert hierin de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek;
- 10.
OOGO:
het Op Overeenstemming Gericht Overleg tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten binnen het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, negende lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs;
- 11.
openbaar vervoer:
voor een ieder openstaand personenvervoer;
- 12.
opstapplaats:
plaats aangewezen door burgemeester en wethouders, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer. De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider;
- 13.
ouders:
ouder(s), voogden of verzorgers van de leerling;
- 14.
reistijd:
totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de schooldag volgens de schoolgids, minus maximaal 15 minuten, indien en voor zover de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein gewoonlijk eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, dan wel de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 15 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;
- 15.
samenwerkingsverband:
- a.
voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;
- b.
voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of
- c.
voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs;
- 16.
school:
de schoollocatie waar de leerling onderwijs volgt. Dit is:
- a.
het primair onderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
- b.
het speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;
- c.
het voortgezet speciaal onderwijs: school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of
- d.
het voortgezet onderwijs: school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
- 17.
toegankelijke school:
school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;
- 18.
vervoer:
openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;
- 19.
vervoersvoorziening:
- a.
bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;
- b.
aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of
- c.
gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;
- 20.
woning:
plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.
Artikel 2. Doelstelling
Deze verordening heeft tot doel op basis van een beoordeling op grond van in de verordening bepaalde criteria en op basis van een onderzoek naar de individuele situatie van de leerling een gehele of gedeeltelijke bekostiging toe te kennen aan de ouders voor het goedkoopst passend vervoer van de leerling van de woning dan wel de opstapplaats naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor de leerling en terug met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
Paragraaf 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening
Artikel 3. Aanvraagprocedure
- 1.
Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan in de gemeente waar de leerling zijn woning heeft, door indiening bij burgemeester en wethouders van een volledig ingevuld en door de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling ondertekend papieren of digitaal formulier, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.
- 2.
Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.
- 3.
De gegevens voortvloeiend uit de aanvraag voor een vervoersvoorziening worden slechts gebruikt om de aanvraag te kunnen beoordelen en uitvoering te kunnen geven aan de vervoersvoorziening voor de leerling.
- 4.
Burgemeester en wethouders besluiten binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.
- 5.
Burgemeester en wethouders kunnen het in het vorige lid bedoelde besluitvormingstermijn met ten hoogste vier weken verdagen. Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.
- 6.
Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:
- a.
wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de ouders verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;
- b.
wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk aansluit bij de door de ouders verzochte datum.
Artikel 4. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag
- 1.
Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, wordt rekening gehouden met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een eerste aanvraag in een gesprek, met de ouders, desgewenst de leerling en een deskundige, de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening onderzoeken als bedoeld in de onderzoeksfase
- 3.
Bij gewijzigde omstandigheden kan het gesprek als bedoeld in het tweede lid opnieuw plaatsvinden.
- 4.
Burgemeester en wethouders betrekken in het gesprek tenminste de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en de dichtstbijzijnde toegankelijke school als bedoeld in artikel 8.
- 5.
Wanneer de leerling de leeftijd van twaalf jaar bereikt, kunnen burgemeester en wethouders in overleg met de ouders, desgewenst de leerling en in samenhang met het ontwikkelingsperspectief een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen, waarin de weg naar zelfstandig reizen naar school wordt beschreven alsmede de mogelijkheden van de leerling. Dit plan maakt onderdeel uit van het besluit.
- 6.
In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan kunnen burgemeester en wethouders ondersteuning bieden om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen.
Artikel 5. OOGO met het samenwerkingsverband
- 1.
Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om het leerlingenvervoer als agendapunt in het OOGO met het samenwerkingsverband.
- 2.
In het geval dat het leerlingenvervoer wordt besproken in het OOGO, spannen burgemeester en wethouders zich in om in het OOGO met het samenwerkingsverband afspraken te maken over:
- a.
de spreiding van het onderwijsaanbod binnen het samenwerkingsverband en de vervoersmogelijkheden die hieruit voortvloeien;
- b.
de deskundige die burgemeester en wethouders adviseert over de vervoersmogelijkheden van een leerling en het proces dat hierbij gevolgd wordt;
- c.
de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verwijzing van de leerling naar de voor hem best passende school met dien verstande, dat slechts een vervoersvoorziening door burgemeester en wethouders worden verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school;
- d.
de wijze waarop scholen ondersteund kunnen worden in hun informatievoorziening over het leerlingenvervoer aan ouders;
- e.
de wijze waarop vorm wordt gegeven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de vervoerskosten te beheersen;
- f.
de invulling en frequentie van een overleg als bedoeld in het derde lid.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen periodiek een uitvoerend overleg met het samenwerkingsverband organiseren. In dit overleg worden de volgende onderwerpen besproken:
- a.
de ontwikkelingen in het onderwijs, het gemeentelijk beleid leerlingenvervoer en het samenwerkingsverband;
- b.
de wijze waarop situaties als genoemd in artikel 8, vierde lid, kunnen worden voorkomen, dan wel op te heffen en dit onderwijs bij de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, aangeboden kan worden;
- c.
het maken van afspraken over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het vervoersontwikkelingsplan genoemd in artikel 4, vijfde lid.
Artikel 6. Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening
- 1.
Ten behoeve van het schoolbezoek kennen burgemeester en wethouders aan de ouders van de in de gemeente verblijvende leerling op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.
- 2.
Als burgemeester en wethouders toepassing geven aan het eerste lid, verlangen burgemeester en wethouders van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.
- 3.
De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.
- 4.
Als de leerling een meerderjarige en handelingsbekwame leerling is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag toegekend aan de leerling.
- 5.
Burgemeester en wethouders bepalen bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.
- 6.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.
- 7.
Burgemeester en wethouders verstrekken een vervoersvoorziening voor het vervoer van de leerling van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school en terug.
- 8.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.
Artikel 7. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening
- 1.
De ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk mede te delen aan burgemeester en wethouders.
- 2.
Als sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.
- 3.
Als de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en burgemeester en wethouders een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststellen, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kennen burgemeester en wethouders al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Burgemeester en wethouders delen het besluit schriftelijk mee aan de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in deze verordening herzien, opschorten dan wel intrekken, als burgemeester en wethouders vaststellen dat:
- a.
niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;
- b.
beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;
- c.
de verstrekte vervoersvoorziening niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;
- d.
sprake is van onaanvaardbaar wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer; of
- e.
het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepast vervoer.
- 5.
De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de leerling in het aangepaste vervoer berust bij de ouders.
- 6.
Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.
Paragraaf 3. Beoordelingsfase: beoordeling van de aanspraak op vervoersvoorziening
Artikel 8. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
- 1.
Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, ontstaat niet eerder een aanspraak op een vervoersvoorziening dan dat de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling de keuze voor de toegankelijke school schriftelijk hebben gemeld.
- 3.
Met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden wordt eveneens een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning of de opstapplaats en:
- a.
de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is; of
- b.
een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs als bedoeld onder a.
- 4.
Als de ouders vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling een vervoersvoorziening aanvragen naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze slechts toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 5.
aan burgemeester en wethouders is door de ouders genoegzaam aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte van de leerling;
- 6.
aan burgemeester en wethouders is door de ouders genoegzaam aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod; en
- 7.
in het OOGO zijn afspraken gemaakt over de deskundige en is overleg gevoerd over het aanbod voor onderwijs bij de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder b.
Artikel 9. Afstandsgrens
- 1.
Een vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor:
- a.
basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer;
- b.
speciale basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer; of
- c.
speciaal onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer.
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt geen afstandsgrens gehanteerd wanneer aan burgemeester en wethouders genoegzaam is aangetoond dat het een gehandicapte leerling betreft. Zo nodig kunnen burgemeester en wethouders hierover advies vragen aan een onafhankelijk medisch deskundige. De deskundige betrekt in zijn advies de mogelijkheden van de gehandicapte leerling om zelfstandig, al dan niet met begeleiding, met de fiets of het openbaar vervoer te reizen.
Artikel 10. Aanwijzing opstapplaats
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verstrekken van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling gebruik maakt van de vervoersvoorziening.
- 2.
De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.
- 3.
Burgemeester en wethouders wijzen geen opstapplaats aan als door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
- 4.
Burgemeester en wethouders wijzen geen opstapplaats aan als het gebruik van een opstapplaats leidt tot hogere kosten dan aangepast vervoer vanaf de woning van de leerling.
Artikel 11. Peildatum leeftijd leerling
Voor het verstrekken van een vervoersvoorziening op basis van artikel 18 is de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft bepalend.
Artikel 12. Andere vergoedingen
De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.
Artikel 13. Schooltijden en wachttijden
- 1.
Bekostiging van het aangepast vervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.
- 2.
Ingeval er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten met de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.
- 3.
Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet bekostigd, tenzij de ouders bewijs overleggen waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.
Artikel 14. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;
- b.
in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en
- c.
de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.
- 2.
Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.
Artikel 15. Vervoersvoorziening naar stageadres
- 1.
Als er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer naar een stageadres.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, kan een aanvraag voor stagevervoer bovendien door de school voor voortgezet speciaal onderwijs of de school voor voortgezet onderwijs gedaan worden.
- 3.
De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt slechts toegekend als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de school of in het stagecontract;
- b.
de stagetijden komen zoveel mogelijk overeen met de reguliere schooltijden;
- c.
de stage vindt plaats op één stageadres; en
- d.
het stageadres is gelegen op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan kan het stageadres gelegen zijn binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen maximale straal van de woning of de school;
- e.
voor stage in het weekend of tijdens de schoolvakantie wordt geen vervoersvoorziening verstrekt.
- 4.
Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.
- 5.
Burgemeester en wethouders kunnen het stagecontract opvragen.
Paragraaf 4. Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening
Artikel 16. Verstrekking van de vervoersvoorziening
- 1.
Burgemeester en wethouders betrekken bij de verstrekking van de vervoersvoorziening het eventuele persoonlijk vervoersontwikkelingsplan of vervoersadviezen van deskundigen die voor de onderzoekfase van belang zijn.
- 2.
Als begeleiding in het vervoer vereist is, vergoeden burgemeester en wethouders geen andere kosten dan de vervoerskosten die verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het vervoer.
Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets
- 1.
Als voldaan is aan de afstandsgrens genoemd in artikel 9, eerste lid, verstrekken burgemeester en wethouders aan de ouders van de leerling die een school voor primair onderwijs of speciaal onderwijs bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer.
- 2.
Als aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekken burgemeester en wethouders de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets.
- 3.
De kilometervergoeding voor de fiets is vastgesteld op € 0,09 per kilometer.
Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider
- 1.
Burgemeester en wethouders verstrekken aan de ouders van de leerling, die een school bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider van de leerling als:
- a.
voldaan is aan de afstandsgrens genoemd in artikel 9, eerste lid, de leerling jonger dan twaalf jaar is en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken; of
- b.
de gehandicapte leerling.
- 2.
De kilometervergoeding voor de fiets is vastgesteld op € 0,09 per kilometer.
- 3.
Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.
Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Burgemeester en wethouders verstrekken een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, als:
- a.
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;
- b.
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;
- c.
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of
- d.
de leerling, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ook niet onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken.
Artikel 20. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer
- 1.
Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kunnen burgemeester en wethouders de ouders vragen of op aanvraag toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.
- 2.
Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigen burgemeester en wethouders aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:
- a.
een bedrag op basis van de kosten van het vervoer per fiets voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets al dan niet met begeleiding. De kilometervergoeding voor de fiets is vastgesteld op € 0,09 per kilometer; of
- b.
een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer al dan niet met begeleiding; of
- c.
een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, als aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. Deze vergoeding bedraagt het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer.
- 3.
Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, bekostigen burgemeester en wethouders aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, behoudens het bepaalde in het vierde lid. Deze vergoeding bedraagt het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer.
- 4.
Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging van burgemeester en wethouders ontvangen, wordt door burgemeester en wethouders geen bekostiging verstrekt.
Artikel 21. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening
Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de ouders een bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.
Artikel 22. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie
- 1.
Met inachtneming van artikel 8 kennen burgemeester en wethouders desgewenst een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.
- 2.
Burgemeester en wethouders kennen aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het tweede lid bedoelde schoolvakanties.
- 3.
Burgemeester en wethouders kennen aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.
- 4.
Artikel 18, eerste lid, is niet van toepassing.
Artikel 23. Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag
- 1.
Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan € 27.000,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 9 bepaalde afstand te boven gaan.
- 2.
In geval burgemeester en wethouders in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 9 bepaalde afstand, als het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 27.000,-, tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
- 3.
De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 9 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.
- 4.
Het inkomensbedrag van € 27.000,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2021 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 27.000,-.
- 5.
Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.
Artikel 24. Eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage
- 1.
Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.
- 2.
In geval burgemeester en wethouders in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgen dan wel doen verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
- 3.
De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders. Zij bedragen:
Inkomen in euro’s
|
Eigen bijdragen in euro’s per gezin
|
0-35.500
|
Nihil
|
35.500-42.000
|
150
|
42.000-48.500
|
630
|
48.500-55.000
|
1.180
|
55.000-62.500
|
1.725
|
62.500-69.000
|
2.270
|
69.000 en verder
|
Voor elke extra € 5.500: € 560 erbij
|
- 4.
De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2021 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.
- 5.
De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2021 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.
- 6.
Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.
Paragraaf 5. Slotbepalingen
Artikel 25. Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
Artikel 26. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Artikel 27. Intrekking oude regeling
- 1.
De Verordening leerlingenvervoer gemeente Someren 2014 wordt ingetrokken;
- 2.
De Verordening leerlingenvervoer gemeente Someren 2014 blijft van toepassing ten aanzien van de aanvragen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022;
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Someren 2022.