Verordening op de Heffing en Invordering van Parkeerbelastingen 2022

De raad van de gemeente Oss;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 december 2021;

gelet op het advies van de adviescommissie van 16 december 2021;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

 

besluit

vast te stellen de: Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen en laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene die op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Oss een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon;

  • f.

    parkeer vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de daartoe aangewezen plaatsen op de openbare weg, zoals is geregeld en beschreven in de Parkeerverordening 1994;

  • g.

    bezoekersvergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning (bezoekersregeling) waarbij een bezoeker van een belanghebbende, die in een gebied met betaald parkeren woont, tegen een gereduceerd dagtarief op daartoe aangewezen plaatsen op de openbare weg kan parkeren.

  • h.

    dag: een kalenderdag;

  • i.

    dagdeel: een aangesloten periode van 4 uur binnen dezelfde dag;

  • j.

    jaar: een aaneengesloten periode van 12 maanden;

  • k.

    etmaal: een aaneengesloten periode van 24 uren;

  • l.

    maand: een kalendermaand

  • m.

    c entrumgebied: het gebied dat als zodanig is weergegeven op de bij dit besluit behorende en deel uitmakende bijlage (bijlage 2 - tekening);

  • n.

    s chilzone: een gebied dat als zodanig is weergegeven op de bij dit besluit behorende en deel uitmakende bijlage (bijlage 2 - tekening) en dat aansluit op het centrumgebied.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        indien een voor ten hoogste van drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarieven en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 3.

    Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

 

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning is verleend.

 

Artikel 7. Termijn van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

 

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a en/of b., mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9. Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 66,50.

  • 2.

    De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 90,00 .

  • 3.

    Het bedrag van de ingevolge het eerste en tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

 

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11. Vermindering

  • 1.

    Het in de tarieventabel onder sub II K. tot en met N. bedoelde abonnement wordt verleend per de 1e of 15e dag van de maand. Indien het abonnement wordt verleend per de 15e dag van de maand, dan wordt voor die kalendermaand 50% van het per maand verschuldigde tarief in rekening gebracht.

  • 2.

    Indien het in de tarieftabel onder sub II. K tot en met N bedoelde abonnement wordt beëindigd in de loop van het jaar, wordt het te restitueren tarief berekend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde tarief als er in dat jaar, na het tijdstip van verlenen van de vergunning, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Het bepaalde in het voorgaande lid is uitsluitend van toepassing ingeval de abonnementhouder bij wege van voldoening vooraf van een factuur betaald voor het abonnement.

 

Artikel 12. Vrijstellingsbepaling

  • 1.

    Vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen zoals bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening zijn:

    • a.

      Gehandicapten voor zover deze beschikken over een:

      • i.

        geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

      • ii.

        geldige buitenlandse gehandicaptenparkeerkaart zoals bedoeld in art. 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • b.

      Als zodanig herkenbare politievoertuigen;

    • c.

      Als zodanig herkenbare brandweervoertuigen;

    • d.

      Als zodanig herkenbare ambulances;

    • e.

      Als zodanig herkenbare voertuigen van de gemeente Oss.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde categorieën gebruikers onder b, c, d en e zijn bovendien vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening.

 

Artikel 13. Nadere regels door het Dagelijks Bestuur of het College van burgemeester en wethouders

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant en/of het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

 

Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De ‘Verordening Parkeerbelasting Oss 2021 van 17 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Parkeerbelastingen Oss 2022.

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2021.

De gemeenteraad voornoemd,

De griffier,

drs. P.H.A. van den Akker

De voorzitter,

drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans

Naar boven