Besluit tot wijziging van de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019

Het college van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van de gemeente Enschede, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende

 

  • dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) bestuursorganen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

  • dat op 3 december 2019 de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019 in werking is getreden;

 

  • dat er door de invoering van een exploitatievergunningenstelsel voor smart, head- en giftshops (SHG-shops) in de Algemene plaatselijke verordening aanleiding bestaat om deze Beleidsregel aan te passen; dat daarin wordt opgenomen dat een Bibob-onderzoek altijd zal worden uitgevoerd bij een aanvraag om een exploitatievergunning voor een SHG-shop;

 

  • dat daarnaast enkele tekstuele aanpassingen en aanpassingen vanwege wetswijzigingen in de beleidsregel worden aangebracht;

 

Gelet op het bepaalde in:

- de Wet Bibob;

- artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

Besluiten vast te stellen het

 

Besluit tot wijziging van de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019

 

 

 

Artikel I

De Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019 wordt gewijzigd als volgt.

 

  • A.

    Artikel 1.1 komt te luiden:

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

  • b.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

  • c.

    advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • d.

    beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

    • 1.

      bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

    • 2.

      bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’;

  • g.

    Bibob-onderzoek: het onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak ingesteld op grond van de Wet Bibob naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in de wet.

  • h.

    Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

  • i.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • j.

    gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

  • k.

    indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

  • l.

    onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

  • m.

    overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

  • n.

    paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

  • o.

    rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

  • p.

    reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

  • q.

    RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

  • r.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

  • s.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • t.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

 

  • B.

    Artikel 1.3 lid 1 onder t komt te luiden:

 

t. smart-, head- en giftshops als bedoeld in artikel 2:85 APV;

 

  • C.

    Artikel 2.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

    • a.

      Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

    • b.

      vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

    • c.

      vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

    • d.

      vergunning voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (artikel 2:86 APV);

    • e.

      evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

    • f.

      vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

    • g.

      omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo):

      • 1.

        betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3, of

      • 2.

        waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) € 1 miljoen of meer bedraagt, of

      • 3.

        in andere gevallen als bedoeld onder g.1 en g.2, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

    • h.

      omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)).

  • 2.

    In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

    • a.

      (Eigen) ambtelijke informatie;

    • b.

      Informatie verkregen van het Bureau;

    • c.

      Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      Informatie verkregen van het openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

    • e.

      Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

    • f.

      Andere relevante signalen.

  • 3.

    In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

  • D.

    Artikel 7.3 komt te luiden:

 

Artikel 7.3 Gebruik van het advies

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

  • E.

    Artikel 8.1 komt te luiden:

 

Artikel 8.1 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan besluit in beginsel om een aanvraag om een beschikking buiten behandeling te laten bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal, als het Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de intrekking van een beschikking, een beschikking in beginsel intrekken bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken, waarbij de weigering overeenkomstig artikel 4 van de wet wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de wet.

  • 3.

    De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld het gebrek in de verstrekking van gegevens te herstellen conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de betrokkene weigert aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau in het geval, bedoeld in artikel 12, derde lid van de wet.

  • 5.

    Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet gaat het bestuursorgaan in beginsel over tot:

    • a.

      een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

    • b.

      een besluit tot intrekking van een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan, voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar, bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Eenzelfde bevoegdheid bestaat indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. Een gegeven voorschrift kan worden gewijzigd. Indien niet wordt voldaan aan een voorschrift kan de beschikking worden ingetrokken.

  • 7.

    Het bestuursorgaan gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of tot intrekking van een beschikking, indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van een vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet. Een negatief besluit op de aanvraag of intrekking vindt slechts plaats indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

  • 8.

    Voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de wet, en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing (een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of een besluit tot intrekking van een beschikking) neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet, stelt het de betrokkene in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.

  • 9.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking of besluit tot intrekking van de beschikking is vatbaar voor bezwaar. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld.

 

  • F.

    Artikel 8.3 komt te luiden:

 

Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie te beëindigen, indien Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits deze betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

  • 3.

    Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

    • a.

      geen vastgoedtransactie aan;

    • b.

      over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie;

    • c.

      over tot het weigeren van toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 onder a, b of c over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

 

Artikel III

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit 2021 Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019.

 

 

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld op 22 december 2021 door Burgemeester en Wethouders van Enschede respectievelijk de Burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

Burgemeester en Wethouders van Enschede, de Burgemeester van Enschede,

de loco-Secretaris, de Burgemeester,

E.A. Smit drs. Th.J.F.M. Bovens drs. Th.J.F.M. Bovens

 

 

 

TOELICHTING

 

Algemeen

 

In de Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2019 is een vergunningplicht opgenomen voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (SHG-shop). Deze SHG-shops zijn als risicobranche aan te merken. Zij bieden drugsgerelateerde producten aan en hebben een aanzuigende werking op drugstoerisme. Vanaf 2015 zijn diverse keren bestuurlijke maatregelen opgelegd aan dergelijke winkels. Regulering wordt dan ook noodzakelijk geacht. Naast de invoering van een exploitatievergunningstelsel is het daarom wenselijk om op alle aanvragen voor deze exploitatievergunningen een Bibob-onderzoek toe te passen. Daarmee kan worden tegengegaan dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. De beleidsregel is daartoe gewijzigd. Verder zijn enkele aanpassingen aangebracht in verband met wetswijzigingen (Wet Bibob, Alcoholwet) en zijn tekstuele wijzigingen/verbeteringen opgenomen. Onderstaand wordt dit per artikel nader toegelicht.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

A. Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

 

In het artikel zijn enkele tekstuele vereenvoudigingen en correcties opgenomen en zijn definities in overeenstemming gebracht met (gewijzigde) definities in de Wet Bibob.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

beschikkingen en opdrachten: alle besluiten (beschikkingen en overheidsopdrachten) waarop de wet van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;

 

 

 

 

 

Bibob-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en naar redenen ontleend aan de wet om te weigeren een aanvraag in behandeling te nemen, een aangevraagde beschikking te geven, een gegeven beschikking in te trekken, aan een beschikking voorschriften te verbinden, een gegadigde voor een overheidsopdracht van de gunning daarvan uit te sluiten, een overeenkomst met de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is gegund te ontbinden, te weigeren een vastgoedtransactie aan te gaan, bij een vastgoedtransactie de overeenkomst op te schorten of te ontbinden of de rechtshandeling te beëindigen, een subsidie te weigeren of in te trekken, of om een advies aan te vragen;

Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en sub j van de wet;

paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 aanhef en onder o Wet Bibob;

WAO: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob).

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

1°. bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

2°. bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’;

Bibob-onderzoek: het onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak ingesteld op grond van de Wet Bibob naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in de wet.

 

Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

 

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

 

B. Artikel 1.3 Risicocategorieën

 

In artikel 1.3 lid 1 onder t is de definitie van smart-, head- en giftshops aangepast aan de definitie in de APV.

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1.3 Risicocategorieën

1. Waar in deze beleidsregel wordt verwezen naar risicocategorieën betreft het de volgende:

horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

afhaal- en bezorgcentra als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub b APV, zijnde de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;

de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub c APV, die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoelt in artikel 5:18 APV, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

seksinrichtingen en escortbedrijven;

kamerverhuur en logiespanden;

het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte;

speelautomatenhallen of andere speelgelegenheden;

autosloperijen, autospuiterijen of autoherstelinrichtingen;

bedrijven in vuurwerk;

recyclingbedrijven;

bedrijven in afvalstoffenverwerking;

bedrijven in bodemsanering;

bedrijven in autobanden;

zorgbureaus en pgb (persoonsgebonden budget)-bureaus;

religieuze instellingen;

vechtsportscholen;

kapperszaken;

nagelstudio’s;

zonnebank-studio’s;

gift-, cadeau-, smart- en headshops;

 

belwinkels;

internetcafés;

zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

2. Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Artikel 1.3 Risicocategorieën

1. Waar in deze beleidsregel wordt verwezen naar risicocategorieën betreft het de volgende:

horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

afhaal- en bezorgcentra als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub b APV, zijnde de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;

de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub c APV, die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoelt in artikel 5:18 APV, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

seksinrichtingen en escortbedrijven;

kamerverhuur en logiespanden;

het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte;

speelautomatenhallen of andere speelgelegenheden;

autosloperijen, autospuiterijen of autoherstelinrichtingen;

bedrijven in vuurwerk;

recyclingbedrijven;

bedrijven in afvalstoffenverwerking;

bedrijven in bodemsanering;

bedrijven in autobanden;

zorgbureaus en pgb (persoonsgebonden budget)-bureaus;

religieuze instellingen;

vechtsportscholen;

kapperszaken;

nagelstudio’s;

zonnebank-studio’s;

smart-, head- en giftshops als bedoeld in artikel 2:85 APV;

belwinkels;

internetcafés;

zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

2. Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

 

C. Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

Voor smart-, head- en giftshops (SHG-shops) is in de APV een exploitatievergunningplicht opgenomen in artikel 2:86. De beleidsregel is hierop aangepast, zodat bij alle aanvragen voor een vergunning voor het exploiteren van een SHG-shop een Bibob-onderzoek wordt ingesteld. SHG-shops waren al opgenomen onder de risicocategorieën van de beleidsregel. Verder is het artikel qua terminologie aangepast aan de Alcoholwet, die inmiddels de Drank- en Horecawet heeft vervangen, en zijn tekstuele correcties verwerkt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

Drank- en horecavergunning (artikel 3 Drank- en Horecawet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

 

 

 

evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a WAO):

betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3, of

waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) € 1 miljoen of meer bedraagt, of

in andere gevallen als bedoeld onder f.1 en f.2, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)).

2. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

e. Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

f. Andere relevante signalen.

3. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-

onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

vergunning voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (artikel 2:86 APV);

evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo):

betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3, of

waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) € 1 miljoen of meer bedraagt, of

in andere gevallen als bedoeld onder g.1 en g.2, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)).

2. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

e. Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

f. Andere relevante signalen.

3. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-

onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

D. Artikel 7.3 Gebruik van het advies

De periode gedurende welke van een advies van het Bureau gebruik kan worden gemaakt is in de Wet Bibob verruimd van twee naar vijf jaren. Artikel 7.3 is daarop aangepast.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.3 Gebruik van het advies

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 7.3 Gebruik van het advies

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

E. Artikel 8.1 Beschikking

Aan lid 5 van artikel 8.1 is toegevoegd dat ‘in beginsel’ wordt overgegaan tot een negatief besluit (weigering of intrekking) in geval van de aanwezigheid van ernstig gevaar bij een beschikking. Deze toevoeging verduidelijkt dat er ruimte blijft voor de afweging van de evenredigheid van een negatief besluit. Ook in geval van ernstig gevaar moet nog steeds worden afgewogen of de ernst van de strafbare feiten een negatief besluit rechtvaardigt. Artikel 3 lid 5 onder b Wet Bibob stelt deze afweging verplicht:

“De weigering dan wel intrekking, bedoeld in het eerste lid, vindt slechts plaats indien deze evenredig is met:

a. de mate van het gevaar en

b. voorzover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.”

Daarnaast is lid 6 uitgebreid, waarbij de mogelijkheid is opgenomen om ook in geval van ernstig gevaar voorschriften te verbinden aan een beschikking (in plaats van weigeren). Voorheen waren voorschriften alleen mogelijk bij een mindere mate van gevaar. Deze nieuwe bevoegdheid is bij wetswijziging in de Wet Bibob opgenomen (artikel 3 lid 7 Wet Bibob). Verder is verduidelijkt dat voorschriften kunnen worden gewijzigd en dat, als niet aan opgelegde voorschriften wordt voldaan, de beschikking kan worden ingetrokken.

In lid 7 is toegevoegd dat een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking ook aan de orde is als (niet alleen ter verkrijging maar ook) tot behoud van een aangevraagde of gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Deze toevoeging is in overeenstemming met een wijziging van artikel 3 lid 6 Wet Bibob.

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8.1 Beschikking

1. Het bestuursorgaan besluit in beginsel om een aanvraag om een beschikking buiten behandeling te laten bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken.

2. Het bestuursorgaan zal, als het Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de intrekking van een beschikking, een beschikking in beginsel intrekken bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken, waarbij de weigering overeenkomstig artikel 4 van de wet wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de wet.

3. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld het gebrek in de verstrekking van gegevens te herstellen conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de betrokkene weigert aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau in het geval, bedoeld in artikel 12, vierde lid van de wet.

5. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig

gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet gaat het bestuursorgaan over tot:

a. een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

b. een besluit tot intrekking van een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

 

 

6. Het bestuursorgaan kan, voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar, bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

 

 

 

 

 

 

7. Het bestuursorgaan gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag om een

beschikking of tot intrekking van een beschikking, indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van een vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet. Een negatief besluit op de aanvraag of intrekking vindt slechts plaats indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

8. Voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de wet, en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing (een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of een besluit tot intrekking van een beschikking) neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet, stelt het de betrokkene in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.

9. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking of besluit tot intrekking van de beschikking is vatbaar voor bezwaar. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld.

Artikel 8.1 Beschikking

1. Het bestuursorgaan besluit in beginsel om een aanvraag om een beschikking buiten behandeling te laten bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken.

2. Het bestuursorgaan zal, als het Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de intrekking van een beschikking, een beschikking in beginsel intrekken bij weigering van de betrokkene om het in artikel 7.1 bedoelde Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst volledig in te vullen of om de op basis van het Bibob-vragenformulier of de Bibob-vragenlijst verzochte gegevens volledig te verstrekken, waarbij de weigering overeenkomstig artikel 4 van de wet wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de wet.

3. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld het gebrek in de verstrekking van gegevens te herstellen conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de betrokkene weigert aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau in het geval, bedoeld in artikel 12, derde lid van de wet.

5. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet gaat het bestuursorgaan in beginsel over tot:

een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

een besluit tot intrekking van een beschikking, waaronder begrepen een subsidie;

6. Het bestuursorgaan kan, voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar, bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden die zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Eenzelfde bevoegdheid bestaatindien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. Een gegeven voorschrift kan worden gewijzigd. Indien niet wordt voldaan aan een voorschrift kan de beschikking worden ingetrokken.

7. Het bestuursorgaan gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of tot intrekking van een beschikking, indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van een vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet. Een negatief besluit op de aanvraag of intrekking vindt slechts plaats indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

8. Voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de wet, en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing (een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of een besluit tot intrekking van een beschikking) neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de wet, stelt het de betrokkene in de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen.

9. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking of besluit tot intrekking van de beschikking is vatbaar voor bezwaar. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld.

 

F. Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

Lid 3 is aangevuld met de toevoeging dat ook feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat een strafbaar feit is gepleegd tot behoud (en niet alleen ter verkrijging) van een vastgoedtransactie, aanleiding zijn om in beginsel geen vastgoedtransactie aan te gaan of over te gaan tot opschorting, ontbinding of beëindiging. Deze uitbreiding is gebaseerd op het gewijzigde artikel 9 lid 3 onder c van de Wet Bibob. Omdat onder vastgoedtransacties op grond van de Wet Bibob (artikel 1 lid 1) inmiddels ook wordt begrepen het door de eigenaar geven van toestemming voor de vervreemding van erfpacht is lid 3 hiermee aangevuld.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

1. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie te beëindigen, indien Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits deze betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

3. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ten behoeve van het aangaan van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

a. geen vastgoedtransactie aan;

b. over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie.

 

 

 

 

 

 

4. Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 onder a en b over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

1. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie te beëindigen, indien Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits deze betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

3. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

a. geen vastgoedtransactie aan;

b. over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie;

c. over tot het weigeren van toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

4. Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 onder a, b of c over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

 

Naar boven