Gemeenteblad van Weert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Weert | Gemeenteblad 2021, 474286 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Weert | Gemeenteblad 2021, 474286 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Risse Groep
I – Wijzigingsbesluit gemeenschappelijke regeling
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Cranendonck, Nederweert en Weert, ieder voor zover hun eigen gemeente bevoegd en na verkregen toestemming van hun gemeenteraden, besluiten de Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Weert en Omstreken, de Risse als te wijzigen, zodat deze komt te luiden:
Gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningschap Risse Groep
HOOFDSTUK II: Doelstellingen, taken en bevoegdheden
Het schap is opgericht ter uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening en ter ondersteuning van de gemeenten bij de uitvoering van hun re-integratietaken op grond van de Participatiewet.
aan zoveel mogelijk ingezetenen van de gemeenten, die blijkens een (her)indicatiebeschikking tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening behoren, een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst aan te bieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste voorwaarden, gericht op het behouden van, dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden als bedoeld in artikel 3 van de Wet sociale werkvoorziening.
het ontwikkelen van arbeidsmogelijkheden voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, die vallen onder andere sociale wetgeving dan de Wet sociale werkvoorziening of nog werkzaam zijn in het reguliere bedrijfsleven, door het bieden van faciliteiten en werkervaringsmogelijkheden gericht op maximale participatie in het arbeidsproces.
Het schap kan, ten behoeve van de exploitatie van de werkorganisatie een besloten vennootschap, oprichten, onverminderd het bepaalde in artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze besloten vennootschap kan aandelen houden in besloten vennootschappen, werkmaatschappijen, waarin per vennootschap een samenhangend deel van de exploitatie van de werkvoorziening kan zijn ondergebracht.
In de statuten van een besloten vennootschap, als bedoeld in het tweede lid, waarin het schap aandelen houdt of in de statuten van een werkmaatschappij wordt bepaald dat de secretaris van het schap directeur is van de betreffende vennootschap, of ingeval de directie uit meerdere leden bestaat, de voorzitter is van de directie van de betreffende vennootschap.
Een college gaat niet over tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van een beleidsregel dan nadat het bestuur in de gelegenheid is geweest zijn wensen en bedenkingen aan het betreffende college kenbaar te maken. Deze verplichting is niet van toepassing indien de vaststelling, wijziging of intrekking op voorstel van het bestuur gebeurt, of wanneer alle betrokken colleges gelijkluidende beleidsregels willen vaststellen, zij eenzelfde wijziging doorvoeren of zij allen beslissen tot intrekking.
De vergadering van het bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden en ten minste de helft van het totaal aantal uit te brengen stemmen tegenwoordig is. Artikel 20, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken.
Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden en ten minste de helft van het totaal aantal uit te brengen stemmen vertegenwoordigt, daaraan heeft deelgenomen. Artikel 29, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van artikel 20 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 7, vierde lid, van de regeling.
Het bestuur zendt vóór de in artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten.
Indien een raad van een gemeente weigert de verplichte uitgaven, als bedoeld in artikel 193, aanhef en onder b, van de Gemeentewet, die volgen uit de begroting van het schap op te nemen op de gemeentelijke begroting, dan verzoekt het bestuur gedeputeerde staten van Limburg dit overeenkomstig artikel 194 van de Gemeentewet te doen.
Artikel 18 – Verdeling baten en lasten
Eventuele batige exploitatiesaldi blijven geheel ter beschikking van het schap. De bestemming hiervan kan slechts zijn gelegen in een het schap ten goede komende bestemming die niet strijdig is met het daaromtrent bepaalde in enig wettelijk voorschrift. Het bestuur kan unaniem besluiten van dit lid af te wijken.
Hoofdstuk VI: Overige bepalingen
Het bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het schap en zijn organen. Het bestuur kan daartoe bij verordening regels stellen, welke aan gedeputeerde staten van Limburg moeten worden medegedeeld. Hoofdstuk V van de Archiefwet 1995 is van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan niet bij wet of deze regeling is afgeweken.
Artikel 22 – Procedure voor vaststelling uittredingsplan
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.
Het bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het bestuur van de uittredende deelnemer.
Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 23 en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.
Artikel 23 – Te vergoeden kosten
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het schap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
Het schap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 22, achtste lid, anders is vastgelegd.
Het schap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 24 – Verplichtingen uittreder
De uittredende partij is gehouden zich in te spannen om de formatie van het schap die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende partij overneemt van het schap wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
artikel 8, zevende lid, in werking op het moment dat het bij geleidende brief van 2 januari 2019 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg tot wijziging van het voorstel van wet van de leden Snels en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Wijzigingswet Woo) (35112) tot wet wordt verheven en in werking treedt;
artikel 8, achtste en negende lid, in werking op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2020 aanhangig gemaakte voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enige andere wetten in verband met het versterken van de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen (35513) tot wet wordt verheven en in werking treedt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-474286.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.