Besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 21 december 2021 tot vaststelling van de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2022 (Verordening precariobelasting Oosterhout 2022)

De raad van de gemeente Oosterhout;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2021;

 

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Oosterhout 2022

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    Week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • b.

    maand: een periode van dertig achtereenvolgende dagen;

  • c.

    jaar: een kalenderjaar;

  • d.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming, op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen en werken, welke ingevolge een wettelijk voorschrift of overeenkomst moeten worden gedoogd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een maand omvat, geldt het tarief per maand van het belastingtijdvak.

  • 7.

    Indien op grond van de tarieventabel meer dan één tarief toegepast kan worden, wordt een aanslag tot het hoogste tarief opgelegd.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Indien van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning wordt verleend voor een belastbaar feit als bedoeld in artikel 2 of Hoofdstuk 1 Bouw- en/of sloopactiviteiten van de bij deze verordening behorende tarieventabel van toepassing is, wordt de belasting in afwijking van het eerste lid geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven belastingplicht als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval van een kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening precariobelasting Oosterhout 2021’, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting Oosterhout 2022’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 december 2021

De griffier,

De voorzitter,

Tarieventabel precariobelasting 2022

 

behorende bij en deel uitmakende van de ‘Verordening precariobelasting Oosterhout 2022

 

Hoofdstuk 1 Bouw- en/of sloopactiviteiten

 

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond ten behoeve van bouw- en/of sloopactiviteiten per m2:

 

1.1.1

per week

€ 6,30

1.1.2

per maand

€ 12,60

1.1.3

per kalenderjaar

€ 112,65

 

met een maximum voor de bouw- en sloopactiviteiten in de gehele bouwperiode

€ 53.592,00

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Terrassen

 

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van tafeltjes, stoelen, parasols op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond ten behoeve van terrassen per m2:

 

2.1.1

per maand of korter

€ 0

2.1.3

per jaar

€ 0

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Standplaatsen

 

3.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een verkoopstandplaats met onder andere verkoopwagens of verkoopkramen, uitgezonderd het hebben daarvan op de marktplaatsen gedurende de aangewezen markturen, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, per m2:

 

3.1.1

per maand of korter

€ 4,15

3.1.2

per jaar

€ 23,55

 

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 21 december 2021 tot vaststelling van de ‘Verordening precariobelasting Oosterhout 2022’

De griffier,

Naar boven