Gemeenteblad van De Fryske Marren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Fryske Marren | Gemeenteblad 2021, 47349 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Fryske Marren | Gemeenteblad 2021, 47349 | Overige besluiten van algemene strekking |
Nota Reserves & Voorzieningen 2021
Op grond van de Financiële verordening gemeente De Fryske Marren 2017 biedt het college eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan de raad aan. De raad stelt deze nota vast. De nota behandelt:
In de financiële verordening is verder vastgelegd dat bestemmingsreserves een structureel karakter hebben en uitsluitend worden gevormd voor de uitvoering van beleid waarvoor geen of onvoldoende structurele middelen beschikbaar zijn. Middelen bestemd voor incidentele investeringsvoornemens worden toegevoegd aan de reserve Onderhanden werk (Artikel 12. Financiële verordening gemeente De Fryske Marren 2017).
De wettelijke bepalingen betreffende de reserves en voorzieningen zijn opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De relevante artikelen zijn als bijlage 1 bij deze nota opgenomen.
De vorige nota reserves en voorzieningen die in 2013 is vastgesteld stond voornamelijk in het teken van harmonisatie van het beleid en het samenvoegen van reserves en voorzieningen uit de drie voorgaande gemeenten. Daarnaast hadden we in die nota tevens het beleid omtrent het weerstandsvermogen vastgelegd. Inmiddels heeft de raad een afzonderlijke nota Weerstandsvermogen vastgesteld. De nota Reserves en voorzieningen die nu voor u ligt zal voornamelijk in het teken staan van het verschaffen van een actueel inzicht in de regelgeving omtrent reserves en voorzieningen en een toelichting op de individuele reserves en voorzieningen. De beleidsregels zijn aangepast aan de meest actuele BBV en financiële verordening.
3. Beleid Reserves en voorzieningen
De doelstelling van een nota reserves en voorzieningen is het periodiek herijken van de reserves en voorzieningen. De nota moet de uitgangspunten voor het vormen van reserves en voorzieningen helder maken en houden, het formele onderscheid tussen de verschillende reserves en voorzieningen weer eens scherp trekken en de bevoegdheden duidelijk maken.
De eerste nota reserves & voorzieningen voor de fusiegemeente De Friese Meren stond in het teken van samenvoegen en harmoniseren van de reserves en voorzieningen van de fusiepartners. Het aantal reserves en voorzieningen is daarbij teruggebracht van 120 naar 24 stuks. Tussentijds hebben er diverse wijzigingen plaatsgevonden. Een deel van deze reserves en voorzieningen is inmiddels opgeheven en er zijn nieuwe reserves en voorzieningen gevormd. Anderen zijn van een reserve omgezet in een voorziening. Inmiddels is het aantal reserves en voorzieningen teruggebracht naar 15, waarvan we u nu voorstellen 1 op te heffen. In bijlage 2 treft u een overzicht aan van alle nog bestaande reserves en voorzieningen en geven we van deze reserves en voorzieningen een actueel beeld van het verwachte verloop. In bijlage 3 treft u een overzicht aan van alle reserves en voorzieningen die tussentijds zijn opgeheven of gevormd.
Allereest is het van belang het onderscheid tussen reserves en voorzieningen duidelijk te maken. Daarom starten we om de begrippen “reserves” en “voorzieningen” toe te lichten en de soorten reserves en voorzieningen die er binnen het BBV bestaan te beschrijven. De benaming “fondsen” is een begrip dat niet in het BBV wordt gehanteerd. Mocht de term fondsen ergens gebruikt worden dan is dit, afhankelijk van de aard van het fonds, óf een reserve óf een voorziening.
Het belangrijkste verschil tussen een reserve en een voorziening is dat een reserve tot het eigen vermogen behoort en een voorziening tot het vreemd vermogen. Eigen vermogen is vrij besteedbaar, vreemd vermogen niet. Gemakshalve beginnen we met een toelichting op de voorzieningen.
“Voorzieningen zijn passief posten op de balans die een schatting geven van de voorzienbare lasten in verband met risico’s en verplichtingen waarvan de omvang en/of het tijdstip van optreden per balansdatum min of meer onzeker zijn en die oorzakelijk samenhangen met de periode voorafgaande aan die datum.”
In het BBV zijn een viertal soorten voorzieningen benoemd:
Hieronder vallen de voorzieningen voor groot onderhoud. Veroudering van een kapitaalgoed treedt in de loop der jaren op. Periodiek voeren we groot onderhoud uit om deze “schade” te herstellen. Hiervoor maken we meerjarenonderhoudsplannen. Indien wij dit groot onderhoud niet uitvoeren treedt kapitaalvernietiging op. De stand van de voorziening moet voldoende zijn om het toekomstige onderhoud te dekken.
Dit betreft bijvoorbeeld onze egalisatievoorziening Riolering. Het saldo van de exploitatie van de rioleringen wordt jaarlijks aan deze voorziening toegevoegd of onttrokken. Hiermee bereiken wij dat we de tarieven gedurende een aantal jaren egaliseren en niet afhankelijk zijn van de jaarlijkse investeringen.
Tegenover voorzieningen staan dus altijd verplichtingen. Voorzieningen zijn hiermee “vreemd vermogen”. De raad heeft niet de bevoegdheid om de bestemming van een voorziening te wijzigen. De raad heeft alleen invloed op de hoogte van een voorziening door het beleid te wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld door het gewenste onderhoudsniveau van kapitaalgoederen te wijzigen of het tarief voor rioolheffing te wijzigen (maximaal kostendekkend).
Voor een reserve zijn in het BBV minder regels vastgesteld. Kort gezegd geldt indien de hiervoor genoemde criteria voor een voorziening niet van toepassing zijn is het een reserve.
Het BBV kent een twee soorten reserves:
Artikel 43, lid 2 van het BBV geeft aan dat een reserve onder een bestemmingsreserve valt indien de raad er een bepaalde bestemming aan heeft gegeven. Dit houdt ook in dat de raad de bestemming van een reserve mag wijzigen.
Naast deze reserves kan er ook nog sprake zijn van stille reserves. Onder stille reserves verstaan we bezittingen van de gemeente die op de balans een lagere waarde vertegenwoordigen dan de waarde in het economisch verkeer. Stille reserves kunnen pas ingezet worden indien de bepaalde bezitting wordt verkocht. Stille reserves worden in het BBV niet benoemd.
Als stille reserves kunnen worden aangemerkt:
Binnen het vastgoedbeleid is onderscheid gemaakt tussen de Kernportefeuille (beleidsondersteunend vastgoed, vastgoed voor gemeentelijke diensten en monumentaal erfgoed), de Strategische portefeuille en het overige vastgoed. De “overwaarde” binnen het overige vastgoed kan aangemerkt worden als stille reserve die ingezet kan worden. Bij verkoop van deze panden op termijn valt de stille reserve vrij.
De stille reserve binnen de aandelen zijn veelal moeilijk vrij te maken. Aandelen worden veelal niet aangehouden als belegging maar met het doel om invloed uit te kunnen oefenen. Ook de stille reserve binnen overige activa is moeilijk vrij te maken. De activa wordt ingezet voor de uitvoering van de gemeentelijke diensten.
De stille reserves kunnen onderdeel uitmaken van het weerstandsvermogen maar laten we verder buiten deze nota.
3.4 Onderscheid Reserves - Voorzieningen
In het vorenstaande is het belangrijkste verschil tussen reserves en voorzieningen reeds beschreven. Er zijn echter meer verschillen. In onderstaande tabel zijn de overige verschillen aangegeven. Daarna worden de verschillende onderdelen nader toegelicht.
Het belangrijkste verschil is dat reserves worden beschouwd als eigen vermogen van de gemeente en de voorzieningen worden gezien als schuld, dus als vreemd vermogen. Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve(s), de bestemmingsreserves en het resultaat na bestemming van de jaarrekening.
Er is sprake van een bestemmingsreserve indien de raad aan de reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven. Voor bestemmingsreserves geldt dat de gemeenteraad deze bestemming kan wijzigen. Dit gaat over het algemeen ook gepaard met een wijziging in beleid. Bij een voorziening kan de bestemming niet gewijzigd worden omdat hier verplichtingen tegenover staan.
De basisregel van de afbakening tussen reserves en voorzieningen ligt in het beschikkingsvermogen van de raad om de bestemming van de middelen vrij in te vullen. Bij volledige beschikkingsvrijheid is sprake van een reserve. Dit betekent dat niet zonder meer door het college over een reserve kan worden beschikt, maar dat de raad hierover altijd een besluit moet nemen.
Een eenmaal gevormde voorziening heeft het karakter van vreemd vermogen en is niet meer vrij aanwendbaar. Het beschikkingsvermogen over voorzieningen ligt bij het college, omdat eventuele lasten rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht moeten worden.
Directe toevoegingen of onttrekking aan reserves zijn niet toegestaan. Alle toevoegingen of onttrekkingen moeten plaatsvinden via resultaatbestemming.
Stortingen in voorzieningen dienen op de exploitatie verantwoord te worden. Bij voorzieningen is geen sprake van onttrekkingen maar van besteding en eventueel vrijval. Bestedingen van voorzieningen lopen niet via de exploitatie, maar worden rechtstreeks op de voorziening geboekt. Voorzieningen dienen naar beste raming dekkend te zijn voor de onderliggende verplichtingen en risico’s. Ze mogen in principe niet kleiner of groter zijn dan de verplichtingen of de risico’s waarvoor ze zijn ingesteld. Om de toereikendheid van voorzieningen te kunnen beoordelen is het noodzakelijk dat er beheersplannen en/of berekeningen zijn, waaruit de benodigde omvang blijkt. Deze plannen en berekeningen moeten regelmatig worden geactualiseerd. Indien bij zo’n actualisatie blijkt dat de voorziening niet meer op niveau is moet door middel van extra dotaties de voorziening weer op peil worden gebracht. Blijkt dat de voorziening meer dan toereikend is, dan valt het teveel vrij ten gunste van de exploitatie.
Voorzieningen dienen dekkend te zijn voor de achterliggende verplichtingen. Het toevoegen van rente is daarom niet toegestaan tenzij sprake is van een voorziening op basis van contante waarde. Dergelijke voorzieningen komen bij onze gemeente niet voor. Het direct toerekenen van rente aan reserves is ook niet toegestaan. Rente toerekenen kan wel indirect door een “rente” te berekenen en dit bedrag via resultaatbestemming aan de reserves toe te voegen. Binnen onze gemeente maken wij hier geen gebruik van.
Het BBV maakt onderscheid tussen twee soorten materiële vaste activa, namelijk investeringen met een meerjarig economisch nut, en investeringen met een maatschappelijk nut. Met ingang van 1 januari 2017 is het voor beide soorten materiele vaste activa niet meer toegestaan investeringen ten laste van de reserves te brengen. Uitsluitend investeringen in immateriële vaste activa mogen nog ten laste van een reserve gebracht worden. Het BBV staat slechts zeer beperkt activering van immateriële investeringen toe.
In onze financiële verordening heeft de raad besloten dat uitsluitend kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief geactiveerd kunnen worden. Alle overige immateriële vaste activa worden dus direct ten laste van de exploitatie of een reserves gebracht.
Tevens is het niet toegestaan (een deel van) een investering in materiële vaste activa direct of indirect ten laste van een voorziening te brengen. Indien door een (vervangings)investering een deel van een onderhoudsvoorziening voor het te vervangen actief niet meer nodig is valt dit vrij ten gunste van de exploitatie of wordt dit ingezet ter dekking van de toekomstige onderhoudskosten van het nieuwe actief.
3.6 Functies reserves en voorzieningen
In het totale financiële beleid vervullen de reserves en voorzieningen een vijftal functies. Door het verplichte karakter van een voorziening (een voorziening is immers een schuld) vervult deze een andere rol wat betreft de functies.
Reserves en voorzieningen kunnen worden gevormd om baten en lasten over de jaren heen gelijkmatig te verdelen. Ongewenste pieken en dalen in de exploitatiebegroting worden zo vermeden. Zo kunnen ook ongewenste schommelingen in tarieven die aan derden in rekening worden gebracht door een egalisatievoorziening worden opgevangen.
3.7 Bevoegdheden college en raad
De bevoegdheden tussen college en raad zijn als volgt verdeeld:
Bij de reserves is het duidelijk. Alle bevoegdheden met betrekking tot reserves liggen bij de raad. De raad kan een reserve instellen. De raad besluit over de stortingen in de reserve en er moet een raadsbesluit worden genomen voor iedere aanwending van een reserve. De raad kan de bestemming wijzigen. Tot slot is alleen de raad bevoegd tot het opheffen van een reserve.
Besluitvorming hierover gebeurt veelal naar aanleiding van een voorstel van het college. Binnen onze planning- en controlcyclus zijn er drie vaste momenten waarop dit kan gebeuren: bij het vaststellen van de kadernota/perspectiefnota, de begroting en de jaarrekening. Tussentijdse besluitvorming is wel mogelijk maar dan alleen met een specifiek raadsbesluit.
Een reserve kan nooit negatief zijn. De raad kan niet meer beschikbaar stellen dan er in een reserve is gestort en er mag niet meer ten laste van de reserve geboekt worden dan het bedrag dat de raad beschikbaar heeft gesteld.
Bij voorzieningen wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke verplichte voorzieningen en voorzieningen die niet wettelijk verplicht zijn.
Wettelijk verplichte voorzieningen
Bij deze voorzieningen ligt de bevoegdheid (zelfs de verplichting) voor het instellen van een voorziening bij het college. Ook de bevoegdheid van stortingen en aanwending ligt bij het college omdat het hier verplichtingen betreft. Zodra de verplichting tot het in stand houden van deze voorzieningen vervalt is het college bevoegd de voorziening op te heffen.
Wettelijk verplichte voorzieningen zijn voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico’s en voorzieningen voor middelen van derden met bestedingsvoorwaarden.
Niet wettelijke verplichte voorzieningen
Bij de niet wettelijke verplichte voorzieningen ligt de bevoegdheid voor het instellen, de storting en het opheffen bij de raad. Het college is bevoegd voor de aanwendingen. Dit betreft voorzieningen ter egalisatie van de kosten en voorzieningen voor bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor een heffing wordt geheven. De laatste categorie voorzieningen gebruiken wij niet.
Voor ons betreft het dus alleen de onderhoudsvoorzieningen en de egalisatievoorziening riolering.
Het is aan de raad een keuze te maken om hiervoor wel of geen voorziening te treffen. Indien de raad ervoor kiest om geen voorziening te vormen moeten de kosten rechtstreeks in de exploitatie geraamd worden. Daar waar het om jaarlijks sterk wisselende kosten gaat heeft onze raad er voor gekozen hier voorzieningen voor te vormen. De raad bepaald het beleid wat onder deze voorzieningen ligt bij het vaststellen van de beheer- en beleidsplannen. Ook bepaald de raad bij het vaststellen van de begroting de storting in de voorziening. Uiteraard dient de storting passend te zijn bij het vastgestelde beleid.
Het college is vervolgens bevoegd de voorziening aan te wenden binnen het door de raad vastgestelde beleid. Dit gebeurt door het vaststellen van jaarplannen die gebaseerd zijn op het door de raad vastgestelde beheer- of beleidsplan.
Uiteindelijk is het de raad die kan besluiten de voorziening al dan niet op te heffen en de kosten in de exploitatie op te nemen.
Een voorziening mag nooit negatief zijn. Indien in enig jaar meer aan de voorziening onttrokken moet worden dan de actuele stand is het college verplicht eenmalig extra middelen in de voorziening te storten. Ongeacht of het een wettelijk verplichte voorziening of een niet wettelijke verplichte voorziening betreft.
Naast de hiervoor genoemde regels die voortvloeien uit het BBV heeft de raad bij het vaststellen van de nota reserves en voorzieningen 2013 specifieke beleidsregels vastgesteld. Deze beleidsregels zijn hieronder opgenomen en voor zover nodig aangepast aan de nieuwe financiële verordening.
De gemeente De Fryske Marren streeft naar een duidelijke en overzichtelijke structuur in de reserves en voorzieningen. Het aantal wordt daarbij zoveel als mogelijk beperkt. Hetgeen de integrale afweging van bestedingen ten goede komt.
De algemene reserve(s) bevatten naast het, minimaal benodigde, weerstandvermogen het vrij besteedbare vermogen van de gemeente. Om het principe van vrije besteedbaarheid van de algemene reserve tot uitdrukking te brengen worden op deze reserve geen concrete verplichtingen (beslagen) vastgelegd. Zodra, op basis van een raadsbesluit, geld uit de algemene reserve beschikbaar is gesteld voor een specifiek doel, dan wordt dat ingebracht in de reserve onderhanden werk. Wanneer beschikbaar gestelde middelen meer dan toereikend zijn, dan vloeien deze na afronding van het ‘project’ terug naar de algemene reserve.
Aan de reserves en voorzieningen wordt geen rente toegevoegd.
4. Toelichting per reserve en voorziening
In bijlage 3 is een specificatie van het verloop van de reserves en voorzieningen opgenomen per reserve en voorziening. Hieronder treft u per reserve of voorziening de uitgangspunten van deze posten aan.
De algemene reserve is opgesplitst in twee gedeelten. Te weten:
De vrije algemene reserve bevat het vrij besteedbare vermogen van de gemeente. Dit in tegenstelling tot de bestemmingsreserves. Om het principe van vrije besteedbaarheid van de algemene reserve tot uitdrukking te brengen is deze reserve geschoond van de concreet op deze reserve liggende verplichtingen (beslagen). Op het moment dat daadwerkelijk door middel van een raadsbesluit over de algemene reserve wordt beschikt voor specifieke projecten, wordt het daarmee gemoeid zijnde bedrag overgebracht naar de bestemmingsreserve ‘Onderhanden werken’.
De reserve weerstandsvermogen betreft dat gedeelte van het vermogen dat minimaal beschikbaar moet zijn voor het opvangen van mogelijke risico’s. In de nota Weerstandsvermogen is vastgelegd hoe we de minimale hoogte van deze reserve bepalen. Omdat het geen concrete beslagen zijn op deze reserve maar slechts een mogelijk risico, behoort deze reserve tot de algemene reserves.
Onder de bestemmingsreserves zijn de reserves opgenomen die beleidsmatig gezien een structureel karakter hebben. Op dit moment hebben we 4 bestemmingsreserves. Per bestemmingsreserve is hieronder een toelichting opgenomen.
In de reserve Duurzaamheid zijn de twee oude duurzaamheidsreserves van de gemeente Gaasterlân-Sleat ondergebracht. Deze reserve heeft beleidsmatig gezien geen structureel karakter. Het gehele bedrag is reeds door de raad beschikbaar gesteld. Wij stellen voor deze reserve op te heffen. Mocht het krediet eind 2020 niet volledig zijn uitgegeven dan hevelen we dit over via de Reserve Onderhanden Werk.
Op investeringen in materiele vaste activa moet op grond van de BBV verplicht worden afgeschreven. Deze investeringen mogen niet in een keer ten laste van de reserves worden gebracht. Om toch de gevormde reserves in te zetten dekken we de jaarlijkse kapitaallasten van deze investeringen uit onttrekkingen aan deze bestemmingsreserve. Alle voorkomende gevallen brengen we in deze reserve bij elkaar.
In deze reserve zijn de concrete beslagen op de algemene reserve ondergebracht, zodat op de algemene reserve alleen nog de vrij besteedbare ruimte tot uitdrukking komt. Aan deze reserve wordt een scala aan projecten gekoppeld. Omdat het om concrete beslagen gaat is dit een bestemmingsreserve en geen algemene reserve. Alle projecten worden bij de jaarrekening aan een kritische beoordeling onderworpen. Projecten ouder dan 3 jaar komen te vervallen tenzij er gegronde redenen zijn deze in stand te houden. Indien dat niet het geval is kunnen ze opnieuw worden aangemeld en worden ze opnieuw betrokken bij de integrale afweging.
Bij het vaststellen van de crisisnota 2020 heeft de raad besloten een bestemmingsreserve in te stellen voor de extra kosten die gemaakt moeten worden in verband met het coronavirus. Tevens is bij deze crisisnota een lijst opgesteld van kosten die ten laste van deze reserve gebracht moeten worden. Het totaal geraamde bedrag is afgezonderd uit de Algemene Reserve en in de bestemmingsreserve Extra kosten coronavirus gestort. Deze reserve blijft ook na 2020 in stand zolang er coronakosten gemaakt worden.
Indien de kosten lager uitvallen dan geraamd houden we binnen deze reserve een ondergrens aan van tenminste € 500.000 voor een nog in het leven te roepen “Tijdelijke regeling Coronacrisis maatschappelijke instellingen”. Dit conform de motie die op 7 december 2020 door de raad is aangenomen.
Onder deze voorziening zijn die verplichtingen opgenomen welke niet het karakter hebben van een ‘arbeid gerelateerde verplichting met een jaarlijks gelijkblijvend volume’. Het betreft salarissen en WW-verplichtingen voor voormalig personeel. Deze bedragen zijn redelijk goed in te schatten en moeten daarom direct en volledig in deze voorziening opgenomen worden op het moment dat de verplichting ontstaat. Aanwending vindt plaats rechtstreeks op deze voorziening.
Wethouders pensioen / wachtgeld
Deze voorziening is gevormd om toekomstige verplichtingen inzake wachtgelden en pensioenen te kunnen voldoen. De pensioenaanspraken groeien jaarlijks. Hiervoor is een jaarlijkse storting in de begroting opgenomen. De wachtgeldverplichtingen ontstaan incidenteel en moeten op het moment dat de verplichting ontstaat incidenteel extra toegevoegd worden aan deze voorziening. Een externe partij maakt jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening de berekening voor de benodigde hoogte van deze voorziening. Aanwending vindt plaats rechtstreeks op deze voorziening.
Om grondexploitaties niet onnodig lang open te laten staan, worden de middelen voor een aantal afrondende werkzaamheden in deze voorziening gestort. De grondexploitatie kan daarmee eerder afgesloten worden.
De voorziening baggeren is ingesteld ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het beheerplan baggeren. Het beheerplan wat door de raad in 2018 is vastgesteld heeft een looptijd van 2019 t/m 2022. Het college stelt jaarlijks een jaarplan vast gebaseerd op het beheerplan. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens dit jaarplan. In de planning- en controlcyclus leggen we verantwoording af over de uitgevoerde werkzaamheden.
De voorziening Vastgoed is ingesteld ter dekking van de planmatige onderhoudskosten die voortvloeien uit het meerjarenonderhoudsplan vastgoed wat gebaseerd is op het beleidsplan vastgoed. In mei 2019 heeft de raad een nieuw beleidsplan vastgesteld. Op dit moment is er nog geen nieuw meerjarenonderhoudsplan vastgesteld. De geplande werkzaamheden zijn dus nog gebaseerd op het oude onderhoudsplan. Het college stelt jaarlijks een jaarplan vast gebaseerd op het beleidsplan. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens dit jaarplan. In de planning- en controlcyclus leggen we verantwoording af over de uitgevoerde werkzaamheden.
De voorziening Wegen is ingesteld ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het beleidsplan Wegen. Het beleidsplan wat door de raad in 2020 is vastgesteld heeft een looptijd van 2020 t/m 2024. Vanuit de inspecties in 2019 is gebleken dat het wegenareaal in kwaliteit onder het gewenste niveau is gezakt. Hernieuwde inzichten in de veenondergronden en de effecten hiervan, gecombineerd met de klimaatveranderingen (droogte), heeft geleid tot een versnelling in het kwaliteitsverloop van de wegen. In de Perspectiefnota 2021 (inclusief amendement) hebben we een verhoging van de dotatie opgenomen van € 575.000 in 2021, € 600.000 in 2022, € 125.000 in 2023 en € 100.000 in 2024. Hiermee zijn voldoende middelen beschikbaar om het wegenonderhoud in de jaren 2021 en 2022 uit te kunnen voeren. In de komende periode stellen we een nieuw meerjarenonderhoudsplan op. In de perspectiefnota 2023 komen we vervolgens met een voorstel de structurele storting op niveau te krijgen.
Bij het vaststellen van het beleidsplan Kunstwerken in 2014 is deze voorziening gevormd. Daarvoor maakte het onderdeel uit van de voorziening Wegen. In december 2019 heeft de raad een nieuw beleidsplan opgesteld met een looptijd van 2020 t/m 2023. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op dit plan kunstwerken. Het college stelt jaarlijks een jaarplan vast gebaseerd op het beleidsplan. De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens dit jaarplan. In de planning- en controlcyclus leggen we verantwoording af over de uitgevoerde werkzaamheden.
Deze voorziening betreft van derden verkregen middelen waarvan de bestemming gebonden is. Het huidige bedrag betreft de “Hellinggelden” uit de voormalige gemeente Lemsterland. Het bedrag is destijds ontvangen van de opgeheven stichting De Helling en dient besteed te worden aan culturele activiteiten. De voorziening kan ook voor andere gelden van derden met bestedingsvoorwaarden gebruikt worden.
De voorziening Riolering is ingesteld om voor- en nadelen binnen het taakveld riolering op te vangen. Het uitgangspunt is dat de tarieven 100% kostendekkend zijn. Schommelingen vangen we op binnen deze exploitatie-egalisatie voorziening. Het geraamde verloop van de voorziening is gebaseerd op de uitgaven en inkomsten in het verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP) De Fryske Marren 2020-2024. Het college stelt jaarlijks een jaarplan vast gebaseerd op het beleidsplan. De werkzaamheden voeren we uit volgens dit jaarplan. In de planning- en controlcyclus leggen we verantwoording af over de uitgevoerde werkzaamheden.
4.4 Voorzieningen verrekend met actief
Binnen de administratie zijn voorzieningen gevormd ten behoeve van tekortafdekkingen van grondexploitaties, kapitaalverstrekkingen en voor dubieuze vorderingen. Deze voorzieningen worden op de balans niet verantwoord onder de voorzieningen, maar als een correctie op de boekwaarde. Op deze wijze geeft de balans een zo reëel mogelijke beeld van de boekwaarden. Omdat deze posten geen onderdeel uitmaken van de balanspost voorzieningen zijn deze niet meer opgenomen in deze nota.
Bijlage 1: Relevante artikelen in het BBV
Hieronder zijn de artikelen uit het BBV (tekst geldend op 5 augustus 2019) opgenomen die betrekking hebben op reserves en voorzieningen.
Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-47349.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.