Besluit van de gemeenteraad

 

 

Onderwerp

2e Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2019

 

 

 

De raad van de gemeente Bergen,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 november 2021

 

 

Besluit

 

De onderstaande wijzigingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bergen(L) 2019 vast te stellen

 

I. Tekstuele wijzigingen verordening:

Artikel 1. Begripsbepalingen

Lid n en o worden toegevoegd en komen als volgt te luiden:

n. Winteropvang: een algemeen toegankelijke opvangvoorziening welke wordt

opengesteld door de opvang instelling zodra de koude/winterregeling van kracht wordt;

o. Acute opvang: opvangvoorziening voor spoedeisende gevallen waarbij het college

onverwijld in afwachting van het onderzoek opvang ter beschikking stelt.

Artikel 11. Beschikking

Artikel 11 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening, wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2.

    Het verslag, zoals bedoeld in artikel 7, maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a)

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b)

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c)

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a)

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b)

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c)

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • d)

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld;

    • e)

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget,

    • f)

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

Artikel 12. Regels voor pgb

  • Artikel 12 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a)

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b)

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en;

    • c)

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 3.

    De hoogte van een PGB wordt vastgesteld voor:

    • a)

      Een zaak:

  • Op basis van de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou worden verstrekt en rekening houdende met een reële afschrijvingstermijn voor de technische afschrijving en onderhouds- en verzekeringskosten.

    • b)

      Dienstverlening:

  • De maximale hoogte van het PGB wordt jaarlijks aangepast op basis van de tarieven van de inkoop van diensten. Bij de vaststelling van de hoogte van een PGB wordt een onderscheid gemaakt tussen dienstverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet-professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk).

    • I.

      Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling is gelijk aan het voor betreffend jaar vastgestelde tarief ZIN (zorg in natura);

    • II.

      De tarieven voor professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP’ers) zijn hiervan afgeleid. Het tarief voor professionals niet in dienst van een instelling bedraagt maximaal 75% van het voor betreffend jaar vastgestelde tarief ZIN.

    • III.

      Voor de inzet van een niet professional geldt het uurtarief van het wettelijk minimumloon op basis van een 36 urige werkweek incl. vakantiegeld.

    • IV.

      Voor tussenpersonen of belangenbehartigers wordt geen PGB verstrekt.

    • c)

      Vervoer naar dagbesteding:

  • Op basis van de kosten van openbaar vervoer, bij gebruik auto: op basis van 2 x enkele reis per dag á € 0,19 per km;

    • d)

      Een (woon)voorzieningen die niet kan worden geleverd door gecontracteerde aanbieders en autoaanpassingen op basis van een door het college van B en W geaccepteerde offerte;

  • 4.

    Een PGB voor beschermd wonen bedraagt bij

    • I.

      Professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura;

    • II.

      Gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de goedkoopst adequate voorziening in natura;\

    • III.

      Niet-professionele hulp uit het eigen sociale netwerk: 75% van het tarief voor professionele hulp, tot een maximumbedrag van € 20,- per uur.

Artikel 14. Bijdrage de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Artikel 14 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening, een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb is verstrekt.

  • 2.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënten of de gehuwden cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4. lid 7 Wmo 2015, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of PGB worden geïnd.

  • 4.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang wordt bepaald met inachtneming van artikel 3.20 uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 5.

    De bijdrage in de kosten voor de voltijdsopvang is gelijk aan het verschil tussen de voor de cliënt geldende bijstandsnorm en de norm persoonlijke uitgaven. Indien de aanbieder geen voeding verstrekt, wordt de norm persoonlijke uitgaven verhoogd met een bedrag voor voeding, gelijk aan het bedrag dat het Nibud hiervoor hanteert.

  • 6.

    Voor cliënten van 18 tot en met 20 jaar bedraagt de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening voor opvang € 300,- per maand.

  • 7.

    Voor cliënten in de vrouwenopvang bedraagt de eigen bijdrage € 227,50 per maand, waarbij de cliënten zelf verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse voeding.

  • 8.

    De eigen bijdrage voor voltijdsopvang wordt voor de cliënt bepaald per maand, waarbij de bijdrage is verschuldigd voor iedere dag dat de cliënt gebruik maakt van de voltijdsopvang;

  • 9.

    Voor cliënten met aantoonbare dubbele woonlasten, wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening opvang verminderd met een forfaitair bedrag, gelijk aan 20% van de geldende bijstandsnorm.

  • 10.

    Eigen bijdrage winteropvang, acute opvang

    • a)

      Voor gebruikers van de winteropvang tijdens de duur van de winter- en of kouderegeling geldt dat er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

    • b)

      Gedurende de onderzoeksperiode is de cliënt geen eigen bijdrage verschuldigd voor acute opvang. Deze periode is gemaximeerd tot 2 weken.

    • c)

      Vanwege de complexiteit van de zorgvraag van sommige inwoners kan het college besluiten tot verlengd en verdiepend onderzoek naar de zorgvraag een het organiseren van een passend oplossing.

    • d)

      Het is de opvang instelling toegestaan personen die verblijven in de acute opvang een vergoeding te vragen voor de verstrekte maaltijden. De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan die het NIBUD berekent als gemiddelde voedingskosten.

  • 11.

    In afwijking van artikel 2.1.4.a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening (collectief) vervoer € 0,83 (prijspeil 2021) per zone met 1 zone instaptarief, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met toepassing van de Landelijke Tarieven Index;

  • 12.

    De kostprijs van een

    • a)

      maatwerkvoorziening of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b)

      maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening, bruikleen, huur of eigendom;

    • c)

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb;

  • 13.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 14.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

II. Inwerkingtreding.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

Bergen (L), 14 december 2021

I.C. van ’t Hof

De griffier

M.H.E. Pelzer

De voorzitter

Naar boven