VERORDENING TOERISTENBELASTING 2022

De raad van de gemeente Rucphen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 november 2021;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Algemeen Bestuur en Middelen (ABM) van 2 december 2021;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING RUCPHEN 2022

 

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e.

    seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een periode van tenminste drie maanden en ten hoogste acht maanden plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • f.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende ten hoogste 3 maanden plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen.

     

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

     

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • b.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd.

     

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

 

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

  • a.

    vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het aantal slaapplaatsen;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op 2,6 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • c.

    mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op seizoenplaatsen bepaald op 2,3 per mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

  • a.

    ingeval verblijf wordt gehouden in vakantie-onderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel op vaste standplaatsen, bepaald op 80;

  • b.

    ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens of stacaravans op seizoenplaatsen bepaald op 55.

  •  

Artikel 7. Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

 

Artikel 8. Belastingtarief

Het tarief bedraagt:

  • a.

    € 1,05 per overnachting in vakantie-onderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en stacaravans, mobiele kampeeronderkomens op vaste-, seizoen- en toeristische standplaatsen;

  • b.

    € 0,75 per overnachting in vakantie-onderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en mobiele kampeeronderkomens op toeristische plaatsen indien de overnachting geschiedt door jeugdige personen tot en met de leeftijd van 18 jaar.

 

Artikel 9. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 10. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 11. Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 12. Aanslaggrens

Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 13. Aangifte

  • 1.

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

  • a.

    het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

  • b.

    het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

2. Het doen van aangifte geschiedt door:

  • a.

    het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

  • b.

    het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

 

Artikel 14. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Het bedrag inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar en moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnen en termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

     

Artikel 15. Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 16. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 5 blijkt.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

     

Artikel 17. Overgangsrecht

De "Verordening toeristenbelasting Rucphen 2021" van 16 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 18, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

     

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeristenbelasting Rucphen 2022.

 

Aldus vastgesteld door

de raad van de gemeente Rucphen

in zijn openbare vergadering van 15 december 2021,

de plv. griffier,

de voorzitter,

J. Lahaije

mr. M. van der Meer Mohr

 

Naar boven