Gemeenteblad van Eindhoven
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2021, 468321 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Eindhoven | Gemeenteblad 2021, 468321 | gemeenschappelijke regeling |
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING METROPOOLREGIO EINDHOVEN 2021
De gemeenteraden en de colleges van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd
• De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in Zuidoost-Brabant hun onderlinge samenwerking vastgelegd hebben in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 (gewijzigd in november 2017 in verband met het schrappen van taken op het gebied van de Centrale leerlingen registratie);
• de samenwerking gericht is op het handhaven en uitbouwen van het kenmerkende economische profiel van de regio, om op die manier het vestigings- en verblijfsklimaat voor onze inwoners en bedrijven te stimuleren.
• de voorgestane wijze van samenwerken in de regio om een bestuurlijk arrangement vraagt dat enerzijds snel aangepast kan worden aan de inhoud van de samenwerking c.q. de regionale opgaven waar de gemeenten voor staan en anderzijds recht doet aan de eisen van democratische legitimatie;
• om die reden in de gemeenschappelijke regeling van de Metropoolregio Eindhoven een hoofdstuk is opgenomen over het instellen van overlegorganen, dat nader wordt uitgewerkt in een door het algemeen bestuur van de Metropoolregio Eindhoven vast te stellen statuut;
• de raden en de colleges hun onderlinge samenwerking in 2017 hebben geëvalueerd;
• op basis van de evaluatie een Samenwerkingsakkoord 2019-2022 is opgesteld;
• het Samenwerkingsakkoord 2019-2022 als uitgangspunt dient voor een aangepaste werkwijze van samenwerken binnen de contouren van het eerder ingestelde openbaar lichaam;
• met het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling de uitgangspunten van de aangepaste werkwijze juridisch worden verankerd waarbij tevens een actualisatie van het takenpakket van de Metropoolregio wordt doorgevoerd.
• De aangepaste werkwijze nader wordt uitgewerkt in een nieuw statuut Overlegorganen Metropoolregio Eindhoven, dat als zodanig een onverbrekelijk geheel vormt met deze gemeenschappelijke regeling.
De Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 te wijzigen zodat deze komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
1. De regeling is getroffen met het oog op het handhaven en uitbouwen van het kenmerkende economische profiel van de regio, om op die manier het vestigings- en verblijfsklimaat voor onze inwoners en bedrijven te stimuleren. Daartoe organiseert de Metropoolregio een adequate vorm van samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen overheid en maatschappelijke partners ter behartiging van de gezamenlijke belangen op de thema’s zoals nader uitgewerkt in een regionale agenda.
2. Als voortzetting van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven behartigt de Metropoolregio tevens het belang van de gemeenten bij een zorgvuldig beheer van de taken van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, zoals die na datum van inwerkingtreding van deze wijziging van de regeling nog bestaan.
a. Het beheer van de fondsen en voorzieningen, verkregen uit de verkoop van de NV RAZOB ter dekking van de verplichtingen ten aanzien van de eindafwerking en de nazorg van de stortplaats en de ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen alsmede het optreden als grondeigenaar van het landgoed dat uit het beheer voortvloeit.
d. Het vaststellen van een verordening als bedoeld in de Archiefwet, met betrekking tot het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeenten door de streekarchivaris. Onder het toezicht valt ook het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van gemeenschappelijke organen en/of de organen van openbare lichamen, voor zover dat toezicht door een voorziening of het ontbreken daarvan bij een deelnemende gemeente berust.
HOOFDSTUK 3 NADERE UITWERKING TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De Metropoolregio heeft geen bevoegdheden aangaande de uitvoering van de regionale opgaven die uit de regionale agenda voortkomen, anders dan in de regeling genoemd. Uitvoering van de Regionale opgaven is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Metropoolregio is niet bevoegd hierover rechtens bindende besluiten te nemen, behoudens expliciet overeengekomen afspraken over het uitvoeren van bestuursbevoegdheden tussen de colleges.
HOOFDSTUK 5 HET ALGEMEEN BESTUUR
1. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. De raad van de gemeente Eindhoven en van de gemeente Helmond wijzen voorts hun burgemeester aan als lid van het algemeen bestuur. Bovendien wijst de raad van de gemeente wiens lid door het algemeen bestuur wordt aangewezen als lid van het dagelijks bestuur ook een tweede lid aan.
3. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode de raad een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
9. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der gemeenten dan wel door of vanwege het bestuur van de Metropoolregio aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der gemeenten dan wel van de Metropoolregio op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de raden gezonden. De artikelen 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet is afgeweken.
Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK 6 HET DAGELIJKS BESTUUR
4. Voor zover de privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder d, verandering brengen in eigendomsrechten van registergoederen alsmede verandering brengen in beperkte rechten daarop, behoeven zij uitdrukkelijk de voorafgaande instemming van het algemeen bestuur. Uitgezonderd van die instemming zijn rechtshandelingen ten aanzien van beperkte rechten die worden gevestigd, overgedragen of waarvan afstand wordt gedaan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen.
1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft.
5 De voorzitter kan de vertegenwoordiging aan de vicevoorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dan wel, met instemming van het dagelijks bestuur, een andere gemachtigde opdragen. In rechtsgedingen tussen de Metropoolregio en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt de voorzitter vervangen door de vicevoorzitter.
HOOFDSTUK 9 VOORHANGPROCEDURE, REGIONALE BIJEENKOMST
1. Het algemeen bestuur maakt van de bevoegdheid tot vaststellen van de regionale agenda en van de bevoegdheden als neergelegd in artikel 5 eerst lid, onder c en d, geen gebruik dan nadat de raden een ontwerp besluit of een voornemen tot vaststelling is toegezonden en zij gedurende een periode van ten minste twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur.
Het dagelijks bestuur maakt van de bevoegdheid neergelegd in artikel 5, eerste lid, onder d, voor zover het een collegeregeling betreft, geen gebruik dan nadat de colleges een ontwerpbesluit is toegezonden en zij gedurende een periode van ten minste twee maanden in de gelegenheid zijn gesteld wensen en bedenkingen ter kennis te brengen van het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur.
HOOFDSTUK 10 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING
Dagelijks bestuur / algemeen bestuur
3. Het algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
HOOFDSTUK 12 FINANCIËLE BEPALINGEN
8. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen of tot een afwijking van de bestuurlijk vastgestelde uitgangspunten van financieel beleid, direct worden vastgesteld door het algemeen bestuur.
1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De overeenkomstig artikel 5 van de Archiefwet 1995 voor de gemeente Eindhoven ontworpen en vastgestelde selectielijst(en) zijn van overeenkomstige toepassing op de Metropoolregio. De Metropoolregio blijft bevoegd om overeenkomstig artikel 5 van de Archiefwet 1995 nieuwe en/of aanvullende selectielijsten te (doen) ontwerpen en te laten vaststellen.
5. De bepalingen bij en krachtens de Archiefwet 1995 gesteld voor gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op de Metropoolregio, tenzij in dit hoofdstuk daarin anders is voorzien. Waar in die bepalingen gesproken wordt over de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, wordt daarvoor respectievelijk in de plaats gesteld de Metropoolregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING METROPOOLREGIO EINDHOVEN 2021
Onze regio kent een lange traditie van regionale samenwerking. In 1993 ontstond het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) uit de samenvoeging van het Gewest Helmond en de regio Eindhoven-Kempenland. Het SRE vervulde mede Wgr-plus taken die op 1 januari 2015 door wetswijziging vervielen. Vooruitlopend op deze wetswijziging werd in de vergadering van de SRE Regioraad van 13 december 2012 de basis gelegd voor een transformatie van een van wetswege opgelegde samenwerking met eigen bevoegdheden, naar een netwerksamenwerking. In de SRE Regioraad van 19 februari 2014 werd het tweede deel van het Transformatieplan SRE vastgesteld. De formele vertaling hiervan kreeg vorm in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015, als wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005. In november 2017 is de regeling gewijzigd in verband met de overdracht van taken op het gebied van de Centrale leerlingen registratie naar de GGD.
Door de Regioraad SRE is bij de vaststelling van het Transformatieplan ervoor gekozen een aantal taken over te dragen aan gemeenten en subregio’s. Tevens gingen na de wetswijziging plus-taken op het gebied van mobiliteit over naar de provincie. Taken welke niet overgedragen konden worden bleven op juridische, financiële en organisatorische gronden onder beheer van de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven, in juridische opzicht de voortzetting van het SRE.
De samenwerking in de nieuwe opzet is conform afspraak in 2017 geëvalueerd. Die evaluatie en aansluitend het Updateproces (2018) vormden de basis voor het Samenwerkingsakkoord 2019-2022, vastgesteld door het Algemeen Bestuur Metropoolregio Eindhoven op 27 maart 2019.
In het Samenwerkingsakkoord 2019-2022 – tevens de Regionale Agenda voor die periode- is de missie van de samenwerking binnen de Metropoolregio Eindhoven opgenomen. Er is gekozen voor focus op thema’s die invulling geven aan de missie, mede gelet op het totale samenwerkingslandschap in Zuidoost Brabant en het voorkomen van dubbel werk.
Daarnaast bevat het Samenwerkingsakkoord 2019-2022 afspraken over de vormgeving van de samenwerking en de governance.
Zoals ook de overweging was bij de transformatie van SRE naar MRE is besloten is vast te houden aan het behouden van de zelfstandige juridische entiteit, omdat dit het voordeel biedt dat het kan fungeren als gezamenlijk bestuursorgaan en betaalautoriteit (overheidsbijdrage aan Brainport Development en het stimuleren van de regionale economie door het Stimuleringsfonds).Verder is de kaderstellende en controlerende rol van de raden bij een Gemeenschappelijke Regeling wettelijk geregeld. Tenslotte draagt dit bij aan de externe uitstraling van onze samenwerking en regio.
Besloten is vast te houden aan een “gemeenschappelijk openbaar lichaam” (Wet gemeenschappelijke regelingen) omdat deze entiteit uitgaat van een geleed bestuur, dat wil zeggen een algemeen bestuur waarin alle deelnemende gemeenten vertegenwoordigd moeten zijn dat toeziet op het dagelijks bestuur. Voorts omdat een gemeenschappelijk openbaar lichaam de mogelijkheid biedt tot eigen personeel en vermogen.
In het Samenwerkingsakkoord is opgenomen om tot en met 2020 ervaring op te doen met de vernieuwde governance en op basis daarvan in 2021 een gewijzigde gemeenschappelijke regeling vast te stellen. Dit tevens in afwachting van meer duidelijkheid over de verhouding van de Metropoolregio Eindhoven tot Gulbergen en het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Over dit laatst genoemde dienstonderdeel is door het Algemeen Bestuur in december 2020 het advies van de Bestuurscommissie RHCe overgenomen om de taken van het RHCe, zoals die uit wet- en regelgeving en uit de tekst van de gemeenschappelijke regeling voortvloeien, onverkort voort te zetten, en de huidige uitvoeringsactiviteiten, dienstverlening en werkwijzen van het RHCe te continueren. Over de bestuurlijke positionering van het RHCe is medio 2021 nog geen besluit genomen.
De Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2021 is derhalve een gewijzigde voortzetting van de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 (inclusief de wijziging in 2017), waarbij de wijzigingen voortkomen uit:
Kortheidshalve en vooruitlopend op de navolgende artikelsgewijze toelichting voorziet de regeling in het vaststellen van een regionale agenda na aanvang van een nieuwe bestuursperiode, voor 4 jaar. In de regionale agenda is het toekomstbeeld van de regio beschreven en de strategie op de thema’s waarop wordt samengewerkt, met de missie van de samenwerking als uitgangspunt Voor deze 4 jaarlijkse regionale agenda wordt een proces ingericht waarin de colleges en raden van de deelnemende gemeenten centraal staan en input kunnen leveren. De concept agenda wordt na vrijgave door het algemeen bestuur voor wensen en bedenkingen voorgelegd aan de raden. Formele vaststelling vindt plaats in het algemeen bestuur.
Jaarlijks wordt vanuit de regionale agenda voor elk specifiek thema een werkprogramma vastgesteld door het algemeen bestuur met daarin de concrete acties en te bereiken mijlpalen voor dat specifieke jaar. Besluitvorming in het algemeen bestuur vindt plaats op basis van de voorhangprocedure (zienswijzen). Elk van de thema’s uit de regionale agenda krijgt bestuurlijk uitvoering in een portefeuillehoudersoverleg. Alle verantwoordelijke wethouders van de 21 gemeenten hebben zitting in het portefeuillehoudersoverleg. Een portefeuillehoudersoverleg is een door het algemeen bestuur in te stellen overlegorgaan. Evenals in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 zijn de verplichte wettelijke organen (de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2021 opgenomen. Dat geldt ook voor de bestuurscommissie (Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe)) en eventuele commissies van advies. Overlegorganen zijn geen formele bestuursorganen van de Metropoolregio. Hiervoor wordt door het algemeen bestuur het Statuut Overlegorganen Metropoolregio Eindhoven vastgesteld. Mocht het in de praktijk nodig zijn wijzigingen in de werkwijze van overlegorganen door te voeren dan kan dat snel gerealiseerd worden zonder dat aan de bevoegde bestuursorganen van de deelnemende gemeenten om instemming gevraagd behoeft te worden.
In 2019 is het Statuut Overlegorganen reeds in overeenstemming gebracht met de afspraken in het Samenwerkingsakkoord 2019 – 2022 over de vormgeving van de samenwerking en de governance, voor zover toen mogelijk binnen de grenzen van de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015. De wijzigingen in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2021 zijn weer verwerkt in een wijziging van het Statuut.
Het dagelijks bestuur heeft een taak in het borgen van de regionale lange termijn strategie. Daarom werd in het Samenwerkingsakkoord 2019 – 2022 voorzien in uitbreiding van het Dagelijks Bestuur met de voorzitters van de inhoudelijke portefeuillehoudersoverleggen. Omdat een dergelijke uitbreiding van het dagelijks bestuur toen niet mogelijk was, zijn de voorzitters van de portefeuillehoudersoverleggen benoemd als adviseur van het dagelijks bestuur. De positieve ervaring met deze manier van werken heeft ertoe geleid dat deze invulling van de governance wordt voortgezet. Wel biedt de gewijzigde regeling nu de mogelijkheid het aantal leden van het dagelijks bestuur uit te breiden met leden afkomstig uit het algemeen bestuur. In voorkomend geval benoemt de gemeente, waaruit het lid afkomstig is, een nieuw lid van het Algemeen bestuur.
In 2015 is de Raadstafel21 gevormd. De Raadstafel21 biedt een forum voor raadsleden, als een lichte (informele) en flexibele samenwerking waarin twee raadsleden per gemeente zijn vertegenwoordigd. Deze raadsleden vervullen in hun raden een ambassadeursfunctie, ze zijn de ‘voelsprieten’ van de Metropoolregio Eindhoven naar de gemeenteraden en vice versa van de 21 gemeenten. In het Samenwerkingsakkoord 2019 – 2022 is opgenomen dat de informele rol van de Raadstafel21 wordt gecontinueerd. De ervaring die is opgedaan met de Raadstafel21 heeft ertoe geleid dat in de regeling is opgenomen dat de Raadstafel21 een in te stellen overlegorgaan is. In het Statuut Overlegorganen is de rol van de Raadstafel21 nader uitgewerkt.
Een verwachte wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (zie volgend) kan in de toekomst aanleiding geven tot verdere aanpassingen van dit en andere onderdelen van de gemeenschappelijke regeling.
Op deze gemeenschappelijke regeling is van toepassing de Wet gemeenschappelijke regelingen. Met wijziging van de Wet in 2015 zijn een aantal duale elementen ingevoerd in de werkwijze van een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam is ingesteld. Zo heeft het dagelijks bestuur eigen bevoegdheden gekregen en heeft het algemeen bestuur ruimere bevoegdheden bij het controleren van het dagelijks bestuur bij haar taakuitoefening. Ook is de democratische legitimatie verbeterd, bijvoorbeeld door het verruimen van de reactietermijn van raden voor het kenbaar maken van een zienswijze op het ontwerp begroting van het openbaar lichaam.
Op het moment van schrijven van deze gemeenschappelijke regeling is een verdere wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in procedure bij het parlement. Het wetsvoorstel met nummer 35513 strekt ertoe de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen en de kaderstellende rol van gemeenteraden bij taken die in gemeenschappelijke regelingen worden uitgevoerd te versterken. Dat gebeurt door meer ruimte te geven voor keuzes omtrent de werking van een gemeenschappelijke regeling, bijvoorbeeld door te kiezen voor een gemeenschappelijke adviescommissie of het gebruik van zienswijzen door gemeenteraden.
De beoogde wijzigingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn nog niet doorgevoerd in de deze gemeenschappelijke regeling. Besloten is de implementatietermijn van twee jaar te benutten om zeker te stellen dat straks alle aanpassingen meegenomen worden. Dat zal dan in samenhang gebeuren met een aanpassing van de andere drie gemeenschappelijke regelingen waaraan de 21 gemeenten in de regio allen deelnemen (GGD, Veiligheidsregio en Omgevingsdienst).
Overigens voldoet de huidige regeling al voor een groot gedeelte aan de nieuwe en voorziene bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De democratische legitimatie van besluiten door de Metropoolregio is een vooraanstaand aspect van de samenwerking. Dit blijkt ook nu weer met de keuze om de Raadstafel21 op te nemen in de gemeenschappelijke regeling als een in te stellen overlegorgaan. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de rol en positie van de lokale raden ten opzichte van de Metropoolregio.
De gemeenschappelijke regeling van de Metropoolregio is een gemengde regeling. Hierin worden op beperkte schaal raads- en collegebevoegdheden belegd. Deze bevoegdheden moeten op grond van de wet helder worden omschreven in de gemeenschappelijke regeling. Deels is dat relevant voor de gang van zaken in het rechtsverkeer, deels is dat ook van belang voor de democratische verantwoording aan de raden van de deelnemende gemeenten. De Metropoolregio Eindhoven is aan te merken als een vorm van verlengd lokaal bestuur. Beslissingsmacht over uitvoering van de regionale agenda ligt bij de gemeenten. De eigenstandige bevoegdheden van de Metropoolregio als de plaats waar strategie wordt ontwikkeld, blijven beperkt tot het vaststellen van de regionale agenda, begroting, werkprogramma’s, jaarrekening en het stellen van algemeen verbindende voorschriften inzake het beheer van investerings- en stimuleringsfondsen en de eigen organisatie en bedrijfsvoering.
In het voorgestane besturingsmodel ligt het accent bij de strategische samenwerking op de kaderstelling door de gemeenteraden. Door hun betrokkenheid bij de voorbereiding en het bekrachtigen van de regionale agenda voordat deze door het algemeen bestuur wordt vastgesteld is de inhoudelijke betrokkenheid bij en finale besluitvorming door de gemeenteraden gewaarborgd. Datzelfde geldt voor de vaststelling van het werkprogramma dat jaarlijks aan de gemeenteraad voor het kenbaar maken van een zienswijze wordt aangeboden. Concrete uitvoering van de regionale agenda is zoals gezegd een zaak van de gemeenten gezamenlijk en wordt zo nodig geregeld via af te sluiten convenanten of soortgelijke uitvoeringsarrangementen.
De Metropoolregio is belast met de registratie van de uitvoering van de door de gemeenten gemaakte afspraken zoals omschreven in de regionale agenda en eventuele uitvoeringsarrangementen. Het is de bedoeling dat de voortgang van de werkzaamheden door de colleges actief ter hand genomen en gemonitord wordt door het dagelijks bestuur, zodat deze zo nodig bijgestuurd kunnen worden. De colleges van burgemeester en wethouders kunnen daarover periodiek aan hun gemeenteraden rapporteren
De Wet gemeenschappelijke regelingen kent een expliciete regeling van verantwoording, inlichtingenplicht en ontslagmogelijkheid.
Die regeling heeft in de eerste plaats betrekking op de verhouding dagelijks bestuur en algemeen bestuur, maar daarnaast ook op het lid van het algemeen bestuur naar de eigen gemeenteraad. Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders zowel individueel als ook gezamenlijk op grond van de Gemeentewet verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad voor het gevoerde bestuur (zie artikel 169 Gemeentewet). De gemeenteraad bestaat uit de gekozen volksvertegenwoordigers, die door hun verkiezing democratisch gelegitimeerd zijn. Zo kan een raad gebruik maken van het enquêterecht ex artikel 155a Gemeentewet ten aanzien van de eigen bestuurders. De gemeentelijke rekenkamer(commissie) kan onderzoek doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid bij de Metropoolregio (artikel 184 Gemeentewet).
In financieel opzicht zijn de gemeenteraden in positie omdat zij jaarlijks hun zienswijze kenbaar kunnen maken over de ontwerp-begroting. Door toezending van de jaarrekening van het openbaar lichaam wordt achteraf verantwoording afgelegd. Eerder is dat intern gebeurd bij de aanbieding van de jaarrekening door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Ten slotte wordt opgemerkt dat indien een tussentijdse begrotingswijziging nodig is, die leidt tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdrage, de raden van de deelnemende gemeenten wederom in de gelegenheid zijn zich daarover uit te spreken en hun zienswijze kenbaar te maken.
Het aangaan van een gemeenschappelijke regeling leidt tot een bestuurlijk complexe situatie. Hiervoor is aangegeven dat er voor de gemeenteraden als democratisch gekozen volksvertegenwoordiging wel degelijk juridische mogelijkheden aanwezig zijn om betrokken te blijven bij het functioneren van gemeenschappelijke regelingen en om de door hen aangewezen leden van het algemeen bestuur verantwoording te blijven vragen. Wel is het zo dat het aangaan van een samenwerking met andere gemeenten binnen een openbaar lichaam leidt tot gezamenlijk genomen besluiten waarbij de invloed van individuele gemeenteraden afneemt. Rode draad is en blijft ook naar de toekomst toe de zorg voor het goed blijven onderhouden van een tijdige adequate informatievoorziening naar de raden van de deelnemende gemeenten.
De Metropoolregio Eindhoven - evenals haar voorganger het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven - bezit als openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid. Deze status wordt in de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2021 gecontinueerd. De Metropoolregio Eindhoven kan hierdoor zelfstandig aan het rechtsverkeer deelnemen en optreden als betaalautoriteit.
In het vijfde lid wordt gemeld dat de verschillende overlegorganen geregeld zullen worden in een statuut. Die keuze is gemaakt enerzijds om veel bestuurlijke drukte te vermijden en anderzijds om slagvaardig te kunnen opereren bij noodzakelijk geachte wijzigingen in de overlegstructuur. Voor de Raadstafel21 is in die zin een uitzondering gemaakt dat dit overlegorgaan expliciet genoemd is in de gemeenschappelijke regeling. Het bestaan als zodanig van dit beraad als intermediair tussen de bestuursorganen van de Metropoolregio en de raden van de gemeenten is daarmee verzekerd.
De Wet gemeenschappelijke regelingen verplicht een of meer belangen te benoemen (artikel 1, eerste lid en artikel 10, eerste lid van de Wgr). Deze moeten helder zijn omschreven omdat een open taakstelling wettelijk niet is toegestaan (gesloten huishouding). De Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven benoemt verschillende te behartigen belangen. De belangen die de Metropoolregio primair dient, zijn opgenomen in artikel 3, eerste tot en met derde lid. Verschil met de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 daarbij is dat de thema’s waarop wordt samengewerkt niet langer expliciet worden genoemd. In plaats daarvan wordt verwezen naar de regionale agenda. In die regionale agenda bepalen de gemeenten de thema’s van de samenwerking, passend bij het oogmerk van de samenwerking zoals omschreven in artikel 3, 1e lid. Die thema’s kunnen wisselen. Het bevordert enerzijds de flexibiliteit om te kunnen inspelen op maatschappelijke behoeften terwijl anderzijds voldaan wordt aan het wettelijke uitgangspunt dat de gemeenten de huishouding van het samenwerkingsverband bepalen.
De Metropoolregio is met de wijziging van deze gemeenschappelijke regeling niet langer in staat (tijdelijke) thema’s op zich te nemen voor een deel van de gemeenten die niet zijn opgenomen in de regionale agenda
Bij dit alles is het van belang een goed onderscheid te maken tussen thema’s van de samenwerking en de regionale opgaven. Het oppakken van de regionale opgaven binnen de thema’s wordt geregeld via het werkprogramma. Hoewel gemeenten via voorhangprocedures en de overlegorganen een grote mate invloed hebben op de samenstelling van het werkprogramma, ligt de finale besluitvorming daarover bij de Metropoolregio.
De in artikel 3, tweede en derde lid, genoemde belangen, vloeien voort uit het functioneren van het voormalige Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en duren al dan niet tijdelijk voort na het inwerkingtreden van deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling.
De in artikel 4, eerste lid, benoemde taken zijn gericht op het tot stand brengen van de regionale strategie op de thema’s. De thema’s worden uitgewerkt in de regionale agenda (thans genoemd het samenwerkingsakkoord, zie hierna) . De eigenlijke taken van de Metropoolregio derhalve. In de omschrijving van de taken komt voorts tot uitdrukking dat de Metropoolregio een faciliterende organisatie is ten behoeve van de deelnemende gemeenten. Om de strategische opgaven van de Metropoolregio vorm te kunnen geven is inzet van het regionale investerings- en stimuleringsfonds cruciaal gebleken. Dat vraagt om een adequaat beheer en verantwoording, ook naar andere overheden. Een bijzondere taak van de Metropoolregio op het gebied van regionale stimulering betreft de bestuurlijke deelname aan de Stichting Brainport, het aandeelhouderschap in Brainport Development NV en het verstrekken van de jaarlijkse subsidie (“basisfinanciering”) aan Brainport Development NV. In de ontstaansgeschiedenis van Brainport Development vormde het Stimuleringsfonds oorspronkelijk een van de financieringsbronnen, geleidelijk is dit overgegaan naar een separaat in de begroting opgenomen bijdrage. Voor de financiering int de Metropoolregio via de begroting separaat de bijdragen van de gemeenten. De Metropoolregio Eindhoven fungeert voor de financierende overheden als enige subsidiënt van Brainport Development NV. Daarmee wordt de administratieve last laag gehouden. De Metropoolregio Eindhoven sluit telkens voor een periode van 4 jaar met Brainport Development een uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 4, derde lid, heeft betrekking op de taken van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (afgekort: RHCe). Naast uitvoeren van de wettelijke taken op het gebied van archiefzorg heeft het RHCe ook een taak op het vlak van bewaren en toegankelijk maken van het cultureel erfgoed van de regio. Er is voorafgaand aan het opstellen van de Gemeenschappelijke regeling 2015 een bestuurlijke discussie geweest over het bedrijfsmatig functioneren. Die is op 19 februari 2014 afgesloten met de vaststelling van een geactualiseerd bedrijfsplan 2014-2017 door het algemeen bestuur van het SRE. De verdeling van de kosten over de deelnemende gemeenten is vereenvoudigd. De kosten worden verdeeld op basis van óf inwoneraantal óf strekkende meters archief. Het toezicht op de taakuitoefening is sinds 2015 belegd bij de bestuurscommissie RHCe.
De vraag is gesteld of het beheer van het RHCe nog wel thuis hoort binnen de Metropoolregio Eindhoven. Vooralsnog wordt deze beheertaak gehandhaafd binnen deze gemeenschappelijke regeling.
In 2018 is voor de bedrijfsvoering een verbetertraject doorlopen. Vervolgens is in samenspraak met de 20 deelnemende gemeenten (inclusief een voorhangprocedure) naar taakscenario’s voor de toekomst gekeken. Op 16 december 2020 heeft het Algemeen Bestuur MRE op verzoek van de BC RHCe het volgende besloten:
Over de bestuurlijke positionering van het RHCe is medio 2021 nog geen besluit genomen. De toekomst zal moeten uitwijzen of andere bestuurlijke opties voor het onderbrengen van deze overheidstaak de voorkeur verdienen. Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Eindhoven zal in samenspraak met de bestuurscommissie RHCe daarover rapporteren aan het algemeen bestuur.
Het openbaar lichaam is de meest vergaande vorm van samenwerking waaraan in beginsel alle gemeentelijke bevoegdheden kunnen worden overgedragen waaronder de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad. Bij het redigeren van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Eindhoven is hiervan een bescheiden gebruik gemaakt. De over te dragen verordenende bevoegdheid van de Metropoolregio is beperkt tot het beheer en instellen van regionale investerings- en stimuleringsfondsen. Die fondsen dienen betrekking te hebben op één van de thema’s waarop samengewerkt wordt. Het overdragen van verordende bevoegdheden heeft te maken met het wettelijk vereiste dat de te verstrekken uitkeringen(subsidies of renteloze leningen uit genoemde fondsen) gebaseerd moeten zijn op een wettelijke grondslag.
Naast deze overgedragen bevoegdheid, behoeft de organisatie een zelfstandige verordenende bevoegdheid ten behoeve van de eigen organisatie en bedrijfsvoering (bijvoorbeeld Statuut Overlegorganen, Archiefverordening, Verordening Bestuurscommissie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven).
De Metropoolregio Eindhoven heeft met uitzondering van het Stimuleringsfonds en het optreden voor de financierende overheden als enige subsidiënt van Brainport Development NV geen bevoegdheden ten aanzien van de uitvoering van de regionale opgaven. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk om dat gezamenlijk en al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven en onderwijs te regelen. Daarvoor zullen door de bestuurlijke trekkers allianties gesmeed moeten worden via de overlegorganen van de Metropoolregio. Dat is pas anders als de deelnemende gemeenten de Metropoolregio machtigen namens hen gezamenlijke afspraken te maken.
De bevoegdheid van het bestuur om zelfstandig deel te nemen aan andere gemeenschappelijke regelingen vloeit voort uit de wens om slagvaardig te kunnen opereren. Middels de in hoofdstuk 9 opgenomen voorhangprocedure is de terugkoppeling naar respectievelijk de colleges en raden van de deelnemende gemeenten vooraf verzekerd.
De bevoegdheden ten aanzien van de beheertaken en het RHCe komen overeen met de huidige afspraken. Per beheertaak zijn die uitgesplitst. De overdracht van bevoegdheden door gemeenten aan de Metropoolregio op het gebied van respectievelijk de zorg voor, het beheer van en het toezicht op de archiefbescheiden, brengt met zich mee dat zij dienaangaande geen voorschriften kunnen stellen. Zo zijn zij niet bevoegd zelf een gemeentelijke archiefbewaarplaats voor de over te brengen archiefbescheiden aan te wijzen en is ook de benoeming van de archivaris overgedragen aan de Metropoolregio.
In specifieke gemeenschappelijke regelingen, zoals Dommelvallei en de A2, kan hiervan niet worden afgeweken, nu een bevoegdheid maar eenmaal kan worden overgedragen. Deze regel leidt dan in zoverre weer tot de uitzondering, dat in geval aan een openbaar lichaam bevoegdheden worden gedelegeerd of het haar eigen bevoegdheden betreft, de onderliggende gemeenschappelijke regeling een voorziening dient te bevatten over de zorg en het beheer van de eigen archiefbescheiden, waarbij kan worden afgeweken van de regeling over het RHCe.
Tot slot verdient het opmerking dat op het moment van schrijven van deze gewijzigde gemeenschappelijke regeling een wetsvoorstel aanhangig is om de Archiefwet 1995 te vervangen door een nieuwe archiefwet.
De regionale agenda bevat de toekomstvisie en de strategie van de gemeenten in de regio Eindhoven op de thema’s. De regionale agenda is de spreekwoordelijke stip aan de horizon voor de gemeenten. De regionale agenda biedt een lange termijn perspectief en een programma met een doorkijk van 4 jaar. Met het vaststellen van het Samenwerkingsakkoord 2019-2022 is voor het laatst een regionale agenda vastgesteld. Omwille van een uniforme begripsomschrijving zal in het vervolg gesproken worden over een regionale agenda en dus niet over een samenwerkingsakkoord..
De regionale agenda wordt iedere bestuursperiode opnieuw vastgesteld door het algemeen bestuur nadat alle gemeenten zich daarover uitgesproken hebben. Mocht een nieuwe regionale agenda tot verschuiving leiden in de thema’s waarop wordt samengewerkt, dan zal gemeenten gevraagd worden daarover een expliciet besluit te nemen. Dit met het oog op het bepaalde in artikel; 10, derde lid, van de Wgr.
Anders dan bij de thema’s worden de regionale opgaven, dus de beleidsinspanningen die de diverse partijen leveren met het oog op het bereiken van de doelstellingen op de thema’s van de regionale agenda, ieder jaar opnieuw vastgesteld door het algemeen bestuur van de Metropoolregio. Dat zijn de werkprogramma’s. Uiteraard gaat aan die vaststelling een voorhangprocedure vooraf. Het stelt de gemeenten in staat de gewenste adaptiviteit een kenmerkend onderdeel van de samenwerking te laten zijn. Randvoorwaarde binnen adaptiviteit is en blijft dat elke keuze meerwaarde moet hebben om met de 21 gemeenten gezamenlijk op te pakken, urgent is, niet op een andere schaal belegd kan worden of door een andere organisatie opgepakt kan worden en ,tot slot, van toegevoegde waarde moet zijn voor het grotere doel: het handhaven en uitbouwen van het unieke economische profiel .
Het vaststellen van de werkprogramma’s volgt enkele maanden na vaststelling van de begroting voor het betreffende jaar, vooraf of kort na aanvang van het betreffende jaar. Door de koppeling aan de begroting van de Metropoolregio Eindhoven zijn de raden van de gemeenten in de gelegenheid ook over de voorgestelde beleidsinspanningen op de thema’s van de regionale agenda hun opvattingen kenbaar te maken aan het algemeen bestuur.
Uitgangspunt is dat de regionale agenda door de deelnemende gemeenten wordt aangemerkt als het strategisch beleidsdocument voor de door de gemeenten gezamenlijk op te pakken regionale thema’s en de daarop gebaseerde opgaven. Met behoud van eigen bevoegdheden conformeren de bevoegde organen van de gemeenten zich aan de algemene doelstelling van de samenwerking: het realiseren van de opgaven in de Regionale agenda ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de regio. Op die manier kunnen gemeenten elkaar aanspreken op het maken van elkaar bindende afspraken. Door op deze manier samen te werken, ondersteund door de Metropoolregio, kan meer bestuurskracht gegenereerd worden. Dat maakt het ook mogelijk de regio Eindhoven landelijk sterker te positioneren als de Brainport van Nederland.
Gemeenten zijn de dragende pijlers van de Metropoolregio. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de regionale agenda en de daarop gebaseerde jaarlijkse werkprogramma’s. Afspraken hierover kunnen desgewenst vastgelegd worden in convenanten of beleidsovereenkomsten met daarbij behorende financiële arrangementen. Deze financiële afspraken worden niet opgenomen in de begroting van de Metropoolregio Eindhoven doch in de begrotingen van de betrokken gemeenten.
Artikel 7 Regionaal Stimuleringsfonds
Binnen de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven was formeel geborgd het Stimuleringsfonds. Bij de voortzetting van voornoemd samenwerkingsverband in de Metropoolregio Eindhoven is besloten dit fonds en de voeding ervan te handhaven. Ook de Metropoolregio Eindhoven wil een bijdrage leveren aan de economische structuurversterking van de regio. Regionale middelen worden ingezet voor cofinanciering.
Dat wil zeggen dat ook andere partijen (Europa, Rijk, Provincie, gemeenten, private partners) een bijdrage leveren aan samenwerkingsprojecten met een aantoonbaar regionaal economisch effect. De afgelopen jaren heeft dit vorm gekregen middels een bijdrage uit het provinciale programma Economie & Innovatie, die jaarlijks aan de middelen van het Stimuleringsfonds is toegevoegd. De middelen worden met name ingezet op projecten die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de regionale agenda. Daarmee wordt het structuurversterkende karakter van het Stimuleringsfonds geborgd. Het algemeen bestuur stelt voor de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voorschriften op.
Daarnaast is er in het verleden vanuit het programma Gebiedsgerichte Economische Ontwikkeling, de op individuele MKB-ers gerichte SRE Adviesregeling ontstaan. Deze SAR heeft tot doel om vernieuwende bedrijfsmatige activiteiten te stimuleren. De regeling richt zich op structurele bedrijfsmatige activiteiten in de vrijetijdseconomie en/of plattelandseconomie. Daarbij gaat het met name om die MKB bedrijven te ondersteunen, die in én voor de doelregio een toegevoegde waarde leveren. Tot de plattelandseconomie worden ook die activiteiten in het stedelijk gebied gerekend, die een duidelijke relatie en daardoor meerwaarde hebben respectievelijk met en voor het landelijk gebied. De SAR is vormgegeven als subregeling onder het Stimuleringsfonds.
In de nadere uitwerking is gekozen voor de volgende uitgangspunten:
Het algemeen bestuur van de Metropoolregio stelt een verordening op die de werkwijze regelt voor de subsidieverlening ten laste van het Stimuleringsfonds en de daaronder ressorterende subfondsen. In die subsidieverordening kan het dagelijks bestuur bevoegd worden verklaard nadere regels vast te stellen.
Bij de bestedingen uit het Stimuleringsfonds laat het dagelijks bestuur zich adviseren door een adviesgroep bestaande uit vertegenwoordigers van regiogemeenten, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Verantwoording achteraf vindt plaats in het algemeen bestuur door de voorzitter van de adviesgroep. De voorzitter brengt het gevoelen van het algemeen bestuur vervolgens weer in bij de adviesgroep van het Stimuleringsfonds.
In dit artikel worden de formele bestuursorganen van het openbaar lichaam vermeld. Zij representeren de ‘government’ van de Metropoolregio. Daarvan moet worden onderscheiden de ‘governance’ van de samenwerking. Met dat Engelstalige begrip wordt de wijze van samenwerken aangeduid langs meer informele lijnen. Die governance kan flexibel worden ingericht al naar gelang de inhoud van de voorliggende maatschappelijke opgaven. In het verleden heeft op deze wijze een regionaal platform gefunctioneerd. Verder waren er bestuurlijke ‘werkplaatsen’ en ‘gesprekstafels’ actief waarin de thema’s en regionale opgaven nader werden verkend en nader uitgewerkt. Deze zogenaamde overlegorganen zijn inmiddels vervangen door een overleg van portefeuillehouders per thema en de Raadstafel21.Ook de halfjaarlijkse regionale bijeenkomst van collegeleden en raadsleden verdient hier vermelding. Mocht in de werkwijze en samenstelling van deze overlegorganen in de toekomst verandering optreden, dan kan dat relatief eenvoudig geregeld worden via het Statuut Overlegorganen van de Metropoolregio Eindhoven. Op deze wijze wordt uitdrukking gegeven aan het principe om bij de samenwerking het primaat bij gemeenten te leggen, flexibel te zijn en te werken in wisselende coalities.
Vanwege de kaderstellende en controlerende rol van de raden bij de samenwerking is ervoor gekozen de Raadstafel21 in de gemeenschappelijke regeling op te nemen als een in te stellen overlegorgaan. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 21.
Artikel 9 Samenstelling van het algemeen bestuur
In lid 1 is aangegeven, dat de leden van het algemeen bestuur door de raden van de gemeenten kunnen worden aangewezen: uit hun midden en uit burgemeester en wethouders. Dit vloeit voort uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Raadsleden kunnen bij een gemengde regeling waarbij raads- en collegebevoegdheden worden ingebracht niet uitgesloten worden van het lidmaatschap van het algemeen of dagelijks bestuur. Bij het opstellen van de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 is uitgangspunt geweest dat de colleges van burgemeester en wethouders een centrale rol vervullen als het gaat om beleidsontwikkeling op het niveau van de Metropoolregio. Dat komt ook tot uiting in de centrale rol van het overleg van portefeuillehouders, waarin leden van alle colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn. Om genoemde reden wordt daarom sterk de voorkeur gegeven aan een algemeen bestuur dat is samengesteld uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders. Door het houden van halfjaarlijkse regiobijeenkomsten voor collegeleden en raadsleden worden de raadsleden periodiek bijgepraat over de ontwikkelingen die spelen op het niveau van de metropoolregio. De gemeenteraden zijn in positie als het gaat om de oordeelsvorming over de regionale agenda en de jaarlijkse werkprogramma’s respectievelijk begroting. Bij die gelegenheden kunnen zij hun zienswijze kenbaar maken en vervolgens ook verantwoording nemen voor de uitvoering van regionale opgaven waarbij hun gemeente betrokken is. Verder heeft ook de al eerder genoemde Raadstafel21 een centrale rol bij het in positie brengen van de raden ten aanzien van hun kaderstellende en controlerende rol. De Raadstafel21 kan beschouwd worden als intermediair tussen raden en de Metropoolregio. In de context van artikel 9 tot en met 13 wordt daarbij opgemerkt dat Raadstafel21 geen formele rol heeft in het functioneren van het algemeen bestuur. Op grond van artikel 10 lid 6 kunnen leden van de Raadstafel21 wel worden uitgenodigd om deel te nemen aan de beraadslagingen.
Sinds 2015 is expliciet geregeld in de gemeenschappelijke regeling dat de burgemeester van Eindhoven wordt aangewezen als voorzitter van de Metropoolregio. Daarvoor is het nodig dat de gemeenteraad van Eindhoven haar burgemeester aanwijst als lid van het algemeen bestuur. Een zelfde regeling dient te worden getroffen voor de vicevoorzitter; de burgemeester van Helmond. Hun aanwijzing als lid van het algemeen bestuur dient dus nadrukkelijk in samenhang te worden bezien met de specifieke functie, genoemd in artikel 15 en artikel 19.
Het algemeen bestuur bestaat uit ten minste 24 leden: 18 gemeenten vaardigen één lid af, de gemeenten die een lid van het dagelijks bestuur leveren, ieder 2 leden. Het dagelijks bestuur bestaat uit ten minste 3 leden, maar kan worden uitgebreid. De stemverhoudingen zijn per gemeente gelijk. Zie hierna, artikel 12.
Artikel 10 Werkwijze algemeen bestuur
In artikel 22, eerste lid van de Wgr is geregeld dat het algemeen bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:
- besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De coronamaatregelen hebben in 2020 en 2021 digitaal vergaderen noodzakelijk gemaakt. Dat maakt het gewenst in het reglement van orde hier regels voor op te nemen.
Artikel 11 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur is bestuurlijk opdrachtgever voor het dagelijks bestuur via de vaststelling van de regionale agenda en de jaarlijkse werkprogramma’s. Het algemeen bestuur besluit op basis van voorstellen die door het dagelijks bestuur worden voorbereid.
Ook is het algemeen bestuur de strategische gesprekspartner van het dagelijks bestuur gericht op nieuwe thema’s en binnen bestaande thema’s nieuw op te pakken opgaven. Het algemeen bestuur kan suggesties meegeven aan het dagelijks bestuur voor de uitwerking hiervan.
Ieder lid van het algemeen bestuur is, voor wat de samenwerking in algemene zin betreft, ambassadeur in de eigen gemeente en draagt zorg voor verbinding naar eigen raad en college. De Raadstafel21 kan het lid van het algemeen bestuur in deze rol terzijde staan.
Aan het algemeen bestuur komen in formeel opzicht alle bevoegdheden toe, voor zover deze niet bij wet of delegatie aan het dagelijks bestuur zijn op- of overgedragen. Aan de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur stelt de wet beperkingen. Zo kunnen de bevoegdheden tot het vaststellen van de begroting en de jaarrekening, ingevolge de Wgr niet worden overgedragen. In de gemeenschappelijke regeling is daaraan toegevoegd dat ook de vaststelling van onder meer de regionale agenda, verordeningen en het statuut van de overlegorganen tot het exclusieve domein van het algemeen bestuur behoort.
In het sinds 2015 gehanteerde besturingsmodel zijn de gemeenten aan zet. Via de overlegorganen zetten zij de lijnen uit. De vertaling hiervan wordt opgenomen in de regionale agenda waarover de gemeenteraden zich uitspreken. Het wordt van belang geacht dat over de kerndocumenten begroting, begrotingswijzigingen, jaarrekening en regionale agenda breed gedragen overeenstemming bestaat. Om die reden wordt voorgesteld in zoverre te werken met een gekwalificeerde meerderheid van ¾ van hen die een stem hebben uitgebracht.
Om te garanderen dat de stem van iedere gemeente even zwaar telt, is ervoor gekozen dat het afgevaardigde lid twee stemmen heeft, met uitzondering van de leden van Eindhoven, Helmond en de gemeenten die een lid van het Dagelijks Bestuur levert. De leden van deze gemeenten hebben ieder één stem. Bij elkaar opgeteld, hebben ook deze gemeenten zo twee stemmen. Bij afwezigheid van één van de leden van het Dagelijks Bestuur waardoor dit uitgangspunt in het gedrang komt ware in de geest hiervan nadere afspraken te maken.
Voor het quorum voor besluitvorming is het aantal leden bepalend (eenvoudige meerderheid), voor het bepalen van de meerderheid bij stemmingen, wordt uitgegaan van het aantal uit te brengen stemmen.
Artikel 14 Samenstelling dagelijks bestuur
In Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Eindhoven 2015 is bepaald dat het dagelijks bestuur bestaat uit de regiovoorzitter en twee leden waaronder de vicevoorzitter. De burgemeesters van beide centrumsteden Eindhoven en Helmond hebben “qualitate qua” een vaste zetel in het dagelijks bestuur. Het derde (wettelijk verplichte) lid van het dagelijks bestuur wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.
In deze Gemeenschappelijke Regeling (2021) wordt de mogelijkheid geboden het dagelijks bestuur uit te breiden met andere door het algemeen bestuur uit haar midden aangewezen perso(o)n(en) om zitting te nemen in het dagelijks bestuur. De complexiteit van de in het dagelijks bestuur belegde opgaven kunnen het gewenst maken deze opgaven te beleggen bij een extra bestuurslid in plaats van bij een adviseur. Het dagelijks bestuur gaat na of daarbij aanwijzing van een 2e en daaropvolgend vicevoorzitter aan de orde is.
De zittingsperiode loopt parallel aan de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur. Opgenomen is de bepaling dat de leden van het dagelijks bestuur hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien. Daarmee is bestuurlijke continuïteit verzekerd.
Artikel 17 Taken en bevoegdheden
Het dagelijks bestuur is bestuurlijk opdrachtnemer van de regionale agenda en heeft als primaire taak het bewaken van de realisatie van de agenda op het gebied van voortgang en integraliteit in procesmatige zin. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur een taak in het borgen van de regionale lange termijn strategie. In het dagelijks bestuur kunnen specifieke complexe opgaven worden belegd . Zoals op dit moment de afronding van het dossier Landgoed Gulbergen. Ook het dagelijks bestuur heeft een signaalfunctie voor “nieuwe” binnen de Metropoolregio Eindhoven op te pakken thema’s. Daarnaast geeft het dagelijks bestuur sturing aan de samenwerking in het algemeen en de regionale ondersteuningsorganisatie in het bijzonder. Tot slot is het dagelijks bestuur het externe gezicht van de samenwerking. Daarbinnen heeft de voorzitter een speciale rol.
De directeur van de regionale ondersteuningsorganisatie Metropoolregio Eindhoven fungeert als secretaris van het dagelijks bestuur.
In formeel opzicht verdient vermelding dat het dagelijks bestuur ook eigen, geattribueerde bevoegdheden heeft. Speciale aandacht krijgt de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Als grondeigenaar (in casu van het Landgoed Gulbergen) neemt de Metropoolregio hier een bijzondere positie in. Vanwege het budgetrecht van het algemeen bestuur is in lid 4 bepaald dat privaatrechtelijke rechtshandelingen van het dagelijks bestuur die van invloed zijn op de eigendomssituatie (van het landgoed) en die financiële implicaties hebben, onderhevig zijn aan instemmingsrecht van het algemeen bestuur. We hebben het dan over het vervreemden van het landgoed, maar ook het (opnieuw) vestigen van een erfpacht op de grond van het landgoed.
Artikel 19 Aanwijzing voorzitter
Expliciet in dit artikel is opgenomen dat de burgemeester van Eindhoven fungeert als voorzitter van de Metropoolregio. De Wet gemeenschappelijke regelingen maakt dit mogelijk. Ook is in de regeling opgenomen dat de burgemeester van Helmond zitting heeft in het dagelijks bestuur en in die hoedanigheid optreedt als vicevoorzitter.
De voorzitter is het nationale en internationale boegbeeld van de regio. De voorzitter brengt de agenda van de regio in op (inter)nationale podia en behartigt op basis van deze agenda de belangen van de gemeenten zonder dat de voorzitter daarbij rechtens bindende besluiten neemt. Samen met de overige leden van het dagelijks bestuur is de voorzitter bovendien trekker van de regionale agenda en de internationale acquisitie. In de vertegenwoordigde taken wordt de voorzitter bijgestaan door de vicevoorzitter.
De positie van de voorzitter is vergelijkbaar met die van burgemeester in een gemeente.
Indien het noodzakelijk is dat snelle en een doortastend gehandeld wordt ligt het voor de hand dat de voorzitter aan het algemeen bestuur een expliciet mandaat of volmacht vraagt om de Metropoolregio te binden. Op die manier kan binnen het kader van de bevoegdheden van het openbaar lichaam juridische binding verkregen worden. In juridisch opzicht kan de voorzitter geen rechtstreekse en formele binding creëren tussen externe partijen en de gemeenten.
Reeds bij de omzetting van de samenwerking van SRE naar MRE is ervoor gekozen de strategische opgaven en de regionale agenda te laten voorbereiden door de gemeenten bij voorkeur in samenwerking met ondernemers, onderwijs en maatschappelijke organisaties. Via het statuut van de overlegorganen kunnen daarvoor verschillende werkvormen worden ingesteld. Medio 2021 zijn dat de portefeuillehoudersoverleggen en de bestuurlijke koplopersgroepen. De Raadstafel21 functioneert ook als zodanig en is daarom ook in de wijziging van het Statuut Overlegorganen opgenomen.
Ofschoon de taken, bevoegdheden en werkwijze in het Statuut Overlegorganen zijn geregeld en dus niet zijn opgenomen in de gemeenschappelijk regeling, over ieder van die overlegorganen het volgende:
Elk van de benoemde thema’s uit de regionale agenda krijgt bestuurlijk uitvoering in een portefeuillehoudersoverleg. Daarnaast heeft ieder portefeuillehoudersoverleg een signaalfunctie voor “nieuwe” binnen het thema op te pakken opgaven. Alle verantwoordelijke wethouders van de 21 gemeenten hebben zitting in het portefeuillehoudersoverleg.
Ieder portefeuillehoudersoverleg stelt jaarlijks een concept-deelwerkprogramma met een financiële paragraaf op. Integratie van de deelprogramma’s tot één integraal concept-werkprogramma vindt plaats in het dagelijks bestuur. Wethouders kunnen in hun eigen raad (informeel) ophalen welke zaken er binnen hun portefeuille van belang zijn voor het werkprogramma. Ook tijdens de regionale bijeenkomst wordt dit opgehaald. Het definitieve concept-werkprogramma wordt door het dagelijks bestuur in procedure gebracht voor zienswijzen.
Ieder lid van het portefeuillehoudersoverleg is daarnaast verantwoordelijk voor de lokale vertaling van de in de regionale agenda vastgelegde afspraken, (inhoudelijke) inbreng en het afleggen van verantwoording in eigen college en raad.
De 21 inhoudelijke wethouders van de 21 gemeenten binnen een portefeuillehoudersoverleg formeren uit hun midden een ‘bestuurlijke koplopersgroep’, bestaande uit bestuurders die de diverse deelopgaven verder uitwerken en besluiten voorbereiden. Naast affiniteit en persoonlijke motivatie is ook gespreide herkomst over de Metropoolregio een motivatie voor de samenstelling van een bestuurlijke koplopersgroep.
Per portefeuillehoudersoverleg wordt van enkele gemeenten verwacht dat zij ambtelijke capaciteit leveren voor de uitwerking van de inhoudelijke opgaven. Dit geldt bij voorkeur voor gemeenten waarvan de portefeuillehouder deelneemt aan de bestuurlijke koplopersgroep. Samen met medewerkers van de uitvoeringsorganisatie ondersteunen zij het portefeuillehoudersoverleg bij alle werkzaamheden. Externe partners kunnen participeren in de koplopersgroep. In het “plenaire” portefeuillehoudersoverleg ligt het accent op de bestuurlijke discussie en (voorbereiding van) besluitvorming tussen de 21 gemeenten. Externen maken daar geen onderdeel van uit.
De leden van ieder portefeuillehoudersoverleg kiezen aan het begin van iedere bestuursperiode uit hun midden een voorzitter en vicevoorzitter. De voorzitters van het portefeuillehoudersoverleg zijn inhoudelijk trekkers van het thema, in lijn met de beschreven opgaven uit deze regionale agenda en bijbehorende acties uit het werkprogramma. Op grond van de ervaring die is opgedaan met deelname van de voorzitters aan beraadslagingen aan het dagelijks bestuur als adviseur wordt deze invulling van de governance voortgezet. Dit bevordert de keuzevrijheid aan het portefeuillehoudersoverleg omdat het voorzitterschap van het inhoudelijk thema overleg niet verbonden is aan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. In het statuut is geregeld dat de voorzitters in het algemeen bestuur verantwoording afleggen over de realisatie van de opgaven in hun werkprogramma. De leden van het portefeuillehoudersoverleg leggen ook verantwoording af in hun eigen raad.
Naast de portefeuillehoudersoverleggen is voor raadsleden de Raadstafe21 van belang. In de regeling is opgenomen dat het algemeen bestuur dit overlegorgaan in ieder geval instelt, zodat het bestaan ervan formeel is geborgd. De taken, bevoegdheden en werkwijze zijn geregeld in het Statuut Overlegorganen en komen neer op het volgende.
De Raadstafel21 is ontstaan in 2015, toen het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) werd omgevormd tot Metropoolregio Eindhoven. Betrokken raadsleden wilden de afstand tussen de Metropoolregio Eindhoven en de gemeenteraden verkleinen en de betrokkenheid van de raadsleden vergroten. Een klankbordgroep met raadsleden bedacht de Raadstafel21. De eerste Raadstafel21 bijeenkomst was op 25 november 2015.
Alle gemeenteraden in de Metropoolregio benoemen in beginsel twee raadsleden in de Raadstafel21. Iedere gemeente kan ook een plaatsvervangend lid benoemen.
De Raadstafel21 is het overlegplatform van raadsleden in de Metropoolregio Eindhoven. De Raadstafel21 heeft geen besluitvormende bevoegdheden, noch maakt zij in formele zin onderdeel uit van de besluitvorming in het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur. Met het oog op de primaire taak van de Raadstafel21 is dit overlegorgaan gerechtigd procesvoorstellen in te dienen bij het algemeen bestuur waaruit volgt dat dit zowel gevraagd als ongevraagd kan zijn. Informatie-uitwisseling, kennisdeling en vervullen van de ambassadeursrol naar de eigen gemeenteraad zijn de belangrijkste functies die de leden vervullen.
De ambitie van de Raadstafel21 is het samenwerken van 21 autonome gemeenteraden samenwerken als één regio op de thema’s die voor alle 21 gemeenten van belang zijn.
Als doel hanteert zij hierbij:
Het algemeen bestuur regelt bij verordening de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van in te stellen bestuurscommissies. Bij de regeling van de werkwijze dient ook de openbaarheid geregeld te worden. Het voorzitterschap van de eventueel in te stellen bestuurscommissies berust bij een lid van het dagelijks bestuur. Dit om zoveel mogelijk de integraliteit van het bestuur te waarborgen.
Inmiddels heeft het Algemeen Bestuur een verordening vastgesteld, regelend de instelling en het functioneren van de bestuurscommissie RHCe.
Artikel 23 Commissies van advies
De bevoegdheid tot instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur, algemeen bestuur en de voorzitter, berust bij het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze. Het voorzitterschap van de commissies van advies berust bij leden van het dagelijks bestuur. Per 2021 zijn ingesteld de commissie van advies voor Gulbergen en de commissie van advies voor financiën die het dagelijks bestuur voorziet van adviezen over documenten in het kader van de planning en control cyclus, zoals de begroting.
De gemeenschappelijke regeling biedt de mogelijkheid ook tijdelijke commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de voorzitter in te stellen. De bevoegdheid tot regeling van de bevoegdheden en de samenstelling ligt bij het dagelijks bestuur en de voorzitter zelf. Mocht het al eerder genoemde wetsvoorstel 35513 tot wet worden verheven dan ontstaat bovendien de mogelijkheid voor gemeenten om een gemeenschappelijke commissie van advies in te stellen. Ook dat vergroot de mogelijkheden van de lokale raden om meer invloed uit te oefenen op het functioneren van de Metropoolregio.
Artikel 24 Voorhangprocedure gemeenteraden
De gemeenschappelijke regeling is een gemengde regeling (college- en raadsregeling). Om de inhoudelijke betrokkenheid van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten te borgen is in het eerste lid een voorhangprocedure opgenomen met betrekking tot besluiten die de positie van de gemeenten direct raken. Daartoe behoren ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen ook besluiten inzake deelneming dan wel ontbinding of beëindiging van participatie in privaatrechtelijke rechtspersonen.
Ook het aangaan, wijzigen etc. van een gemeenschappelijke regeling is onderworpen aan de voorhangprocedure, althans voor zover het om een raadsregeling handelt die het algemeen bestuur aangaat. In het tweede lid is bepaald dat het algemeen bestuur kan besluiten ook andere onderwerpen voor te hangen bij de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 25 Voorhangprocedure colleges
De gemeenschappelijke regeling is een gemengde regeling (college- en raadsregeling). Om ook de inhoudelijke betrokkenheid van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten te borgen is in het eerste lid vastgelegd dat voorstellen die leiden tot een aangaan van een gemeenschappelijke collegeregeling door het dagelijks bestuur van de Metropoolregio met een ander openbaar lichaam dan wel het wijzigen van of het uitreden uit een dergelijke regeling, worden voorgelegd aan de colleges. Door uit te gaan van een reactietermijn van twee maanden kunnen de colleges van de deelnemende gemeenten, indien zij daartoe besluiten, hun eigen gemeenteraad nog raadplegen over het kenbaar gemaakte voornemen.
Doordat de regionale beslissingsmacht van het dagelijks bestuur hoofdzakelijk is beperkt tot de eigen organisatie en bedrijfsvoering, is het niet nodig de voorhangprocedure voor de colleges verder uit te breiden.
Artikel 26 Regionale bijeenkomst
In de gemeenschappelijke regeling is verankerd de verplichting voor het dagelijks bestuur om twee keer per jaar bijeenkomst te organiseren voor de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten om hen te informeren over actuele ontwikkelingen die betrekking hebben op de Metropoolregio. Collegeleden ontvangen tevens een uitnodiging. Doorgaans zullen dergelijke bijeenkomsten zich afspelen in de avonduren om zo rekening te houden met de werkzaamheden van raadsleden overdag. Het spreekt dat het dagelijks bestuur daarnaast gehouden is de gemeenteraden ook buiten deze twee ontmoetingsmomenten actief te informeren over relevante zaken.
Artikel 27 Dagelijks bestuur / algemeen bestuur
Dit artikel heeft betrekking op de interne verantwoordingsrelatie binnen het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven. Het algemeen bestuur als hoogste orgaan kan aan het dagelijks bestuur inlichtingen vragen en vervolgens het dagelijks bestuur of een lid daarvan ter verantwoording roepen. Daartoe behoort sinds 2015 ook een actieve inlichtingenplicht van het dagelijks bestuur. Die invoering hangt samen met een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (artikel 19a Wgr) die op 1 januari 2015 in werking is getreden. Sluitstuk van dit artikel is de ontslagbevoegdheid van het algemeen bestuur indien een lid van het dagelijks bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur.
Artikel 28 Metropoolregio / gemeenteraden
De bestuursorganen van het openbaar lichaam verstrekken de raden van de deelnemende gemeenteraden de door hen gevraagde informatie. Primair wordt deze taak ingevuld door het dagelijks bestuur. Deze informatieplicht vloeit voort uit artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 29 Lid algemeen bestuur / gemeenteraad
Dit artikel regelt de verantwoordingsrelatie tussen een lid van het algemeen bestuur en de gemeenteraad die hem of haar heeft aangewezen. In eerste instantie gaat het om een inlichtingenplicht. Vervolgens kan de gemeenteraad besluiten het betreffende lid, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de gemeenteraad geniet, ontslag verlenen als lid van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Eindhoven. Met opname van dit artikel wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 16, eerste, tweede en vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 30 Ambtelijke organisatie
Ter ondersteuning van de samenwerking van de 21 gemeenten is een gezamenlijke regionale ondersteuningsorganisatie beschikbaar. Deze organisatie is op maat toegesneden en werkt samen met de gemeentelijke ambtelijke organisaties aan de bestuurlijke realisatie van de regionale agenda. Actieve ambtelijke inzet vanuit de gemeenten, samen met de ondersteuningsorganisatie, is cruciaal voor slagkracht, eigenaarschap en vertrouwen.
De ambtelijke ondersteuning richt zich op:
De regionale ondersteuningsorganisatie bestaat primair uit procesmanagers die de samenwerking van de 21 gemeenten ondersteunen, aanjagen en doorontwikkelen. Samen met hun gemeentelijke collega’s organiseren, faciliteren en begeleiden zij het regionale samenwerkingsproces in de portefeuillehoudersoverleggen, dagelijks bestuur en algemeen bestuur. Ook worden (bestuurlijke) netwerken en regionale ontmoetingsmomenten van raden en colleges georganiseerd. De ambtelijke voorbereiding en opvolging van portefeuillehoudersoverleggen/bestuurlijke koplopergroepen vindt plaats in periodieke ambtelijke overleggen. Hierin hebben de relevante regionale procesmanagers en gemeentelijke (vak)ambtenaren zitting. De regionale procesmanagers initiëren en faciliteren deze overleggen. Voorstellen met betrekking tot de samenwerking in algemene zin worden ambtelijk voorbereid in samenspraak en overleg met de bestuursambtenaren van de 21 gemeenten. De regionale procesmanagers nemen actief deel in landelijke kennisnetwerken en ontsluiten deze voor de gemeenten. De regionale ondersteuningsorganisatie Metropoolregio Eindhoven wordt aangestuurd door het dagelijks bestuur. Actualisering van de regionale agenda kan andere accenten leggen en om andere vormen van ondersteuning vragen. Het is van belang dat de regionale ondersteuningsorganisatie adaptief meebeweegt met ontwikkelingen en veranderende opgaven. Tegelijkertijd is ook van belang dat de organisatie stabiel en robuust is en in staat is om – samen met gemeenten – de verschillende bestuurlijke opdrachten uit te voeren.
Er is sprake van een personele unie tussen de directeur als hoogste ambtelijke leidinggevende en het vervullen van het secretarisschap van dagelijks bestuur en algemeen bestuur.
De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en geeft daaraan leiding en sturing. Daarnaast is de directeur gesprekspartner voor andere directeuren, directie provincie en dergelijke en strategisch adviseurs en gemeentesecretarissen.
Het dagelijks bestuur besluit, behoudens ten aanzien van de secretaris/directeur over de benoeming, de schorsing en het ontslag van het personeel. Het dagelijks bestuur kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 168, lid 1 van de Gemeentewet resp. hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht, de uitoefening van zijn bevoegdheid, zowel geheel als gedeeltelijk, mandateren aan een of meer van leden van het dagelijks bestuur c.q. mandaat verstrekken aan de regiodirecteur.
Artikel 34 Toepasselijke rechtspositieregels
De Metropoolregio Eindhoven volgt qua rechtspositie van de medewerkers de CAO-SGO (samenwerkende gemeentelijke organisaties). Verder zijn lokale rechtspositieregeling van kracht. Voorbeelden zijn de werktijdenregeling, de reiskostenregeling, het beloningsbeleid, de IKB doelen, de verlofregeling. Deze zijn vastgelegd in het personeelshandboek van de Metropoolregio Eindhoven.
Uitgangspunt is dat zo min mogelijk bestuurskosten ten laste van het openbaar lichaam Metropoolregio Eindhoven worden gebracht. Denkbaar is dat in incidenteel gevallen een uitzondering gemaakt moet worden op deze hoofdregel. In een op te stellen verordening zal dit uitgewerkt moeten worden. In het derde lid is voorzien dat ook de leden van de bestuurscommissie RHCe onder de werking van dit artikel vallen.
Artikel 36 Kadernota en voorlopige jaarrekening
De verplichting tot het opstellen van een kadernota vloeit voort uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 34b van deze wet schrijft voor dat het dagelijks bestuur voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten toestuurt. In de huidige praktijk wordt de kadernota in december vastgesteld en vervolgens toegezonden aan de gemeenten. De techniek van planning en control is onderhevig aan wijzigingen. Met uitzondering van wettelijk voorgeschreven termijnen en bepalingen wordt in de regeling daarom verwezen naar het ter zake vastgestelde document zodat bij wijziging van de techniek de gemeenschappelijke regeling deze wijziging niet in de weg staat of ook gewijzigd moet worden. De voorlopige jaarrekening kan in een beleidsdocument met een andere benaming ondergebracht worden.
De begrotingsprocedure is, met inachtneming van artikel 34 Wgr, als volgt:
In dit artikel is tevens de bijdrageverplichting van de deelnemende gemeenten opgenomen. Als uniforme sleutel wordt gehanteerd een bedrag per inwoner (lid 2 en lid 3). Dit maakt dat de bijdrage per gemeente kan fluctueren naar gelang uit het aantal inwoners op de vastgestelde peildatum een stijging of daling van het aantal inwoners blijkt in vergelijking met het voorgaande jaar.
De gemeenten kunnen op grond van artikel 35, lid 4 Wgr, nadat zij de vastgestelde begroting hebben ontvangen, bij Gedeputeerde Staten zo nodig hun zienswijze naar voren brengen.
De besturen van de openbare lichamen waaraan de gemeenten van de Metropoolregio deelnemen, hebben afgesproken dat zij hun planning en control cyclus zo veel als mogelijk uniformeren. Dit vergemakkelijkt de controlerende taak van de raden. Het betreft de besturen van de Metropoolregio Eindhoven, de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, GGD Brabant Zuidoost en de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant. De berekeningsmethodiek (inclusief de wijze van indexering) is vastgelegd in een gezamenlijk opgestelde beleidsnotitie.
Begrotingswijzigingen volgen in beginsel de procedure als voorgeschreven voor de begroting. Dit artikel zondert in het achtste lid daarvan uit die begrotingswijzigingen, die geen invloed hebben op de hoogte van de gemeentelijke bijdragen alsmede blijven binnen het door het algemeen bestuur vastgestelde financiële beleid. De formele procedure daarvoor is: dagelijks bestuur – algemeen bestuur.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Het is een continuering van het systeem zoals dat al bij het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven werd gehanteerd.
Artikel 34 van de Wgr bepaalt dat de rekening uiterlijk 15 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft, wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten. Rekening houdend met de vaststelling van de voorlopige jaarrekening voor 15 april, betekent dit dat de definitieve jaarrekening in die tussenliggende periode wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
Het is goed gebruik dat de voorlopige cijfers van het voorgaande jaar opgenomen worden als vergelijkingsmateriaal in de begroting van het komend jaar.
Artikel 40 Financiële gegoedheid
Het openbaar lichaam zal bancaire relaties moeten aangaan. Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat het openbaar lichaam alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in een circulaire uit 1999 aangedrongen op het opnemen van deze bepaling in gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 41 Financiële voorschriften
De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikelen 212 en 213.
Het artikel handelt over de eigen archiefbescheiden van de Metropoolregio. De regionale functie van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven staat hier los van. Wel wordt in lijn met de functie van dit centrum geregeld de regioarchivaris te belasten met het toezicht op het beheer van de eigen archiefbescheiden.
Artikel 43 Archiefbewaarplaats
Ook voor het aanwijzen van de bewaarplaats van de over te brengen archieven van de Metropoolregio is aangesloten bij de voortgezette regeling van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven. Met het toezicht is belast de door het dagelijks bestuur te benoemen streekarchivaris. Wettelijk kader bij deze taken is de Archiefwet 1995. Deze wet wordt mogelijk vervangen door een nieuwe Archiefwet. In verband met de onzekerheden over het exacte moment van in werking treden, is bij artikel 44 een overgangsbepaling opgenomen. Verder is besloten de beoogde wijzigingen in de opzet van archiefbeheer en-toezicht mee te nemen bij een actualisatie van de gemeenschappelijke regeling aan de hand van de bepalingen van een nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen.
Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten over toetreding en uittreding. De bepaling van de condities bij toetreding wordt bepaald door het algemeen bestuur in overleg met de toetredende gemeente. Toetreding veronderstelt wijziging van deze gemeenschappelijke regeling.
De gevolgen van uittreding en de daaraan te stellen voorwaarden worden geregeld door het algemeen bestuur. In de jurisprudentie zijn daarvoor twee methoden ontwikkeld waarop in voorkomend geval op teruggevallen kan worden. Het algemeen bestuur zal daarmee rekening hebben te houden. In verband met mogelijke veranderingen in de jurisprudentie is gekozen voor een algemene bepaling en is er niet gekozen voor een expliciete uitwerking die achterhaald kan raken.
Artikel 47 Wijziging en opheffing
Gekozen is voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling alleen ingeval alle colleges en raden hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking. Datzelfde uitgangspunt geldt voor een opheffingsbesluit. Ook hier is unanimiteit vereist.
Het vaststellen van een liquidatieplan is voorbehouden aan het algemeen bestuur en is onderworpen aan de voorhangprocedure van artikel 25.
Artikel 48 en 49 Geschillen en klachtenregeling
Opname van deze artikelen vloeit voort uit wettelijke verplichtingen een klachtenvoorziening in het leven te roepen over gedragingen van de bestuursorganen c.q. medewerkers van het openbaar lichaam.
Het heeft de voorkeur een vaste datum van inwerkingtreding te noemen. Gekozen is voor de datum 1 januari 2022. Voorwaarde daarbij is wel dat de wijzigingsprocedure op dat moment in alle colleges en raden is afgerond. Is dat niet het geval, dan treedt de gemeenschappelijke regeling pas in werking op het moment dat het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven de gewijzigde regeling op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad. Dit volgt uit artikel 26, eerste lid, van de Wgr (zoals gewijzigd door de Wet elektronische publicaties).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-468321.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.