De raad van de gemeente Beesel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2021;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;
gezien het advies van de commissie van 29 november 2021;
besluit
- 1.
vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Beesel 2022;
- 2.
in te trekken de Verordening jeugdhulp gemeente Beesel vastgesteld op 26 oktober 2020.
HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
- 1.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de jeugdige daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;
- b.
Algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;
- c.
Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- d.
Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;
- e.
Eigen kracht: de mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen om zelf of met behulp van het sociaal netwerk bij te dragen aan het verbeteren van een situatie. En het benutten van mogelijkheden die er zijn om de eigen kracht te versterken zoals: gebruikelijke hulp, mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en algemene voorzieningen én zelf voorzien in de kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn.
- f.
College: college van burgemeester en wethouders;
- g.
Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders/ opvoeders;
- h.
Gezinscoachteam: een team met expertise op gebied van opvoeden en opgroeien dat samen met jeugdigen en/of hun ouders in de gemeente Beesel in kaart brengt wat er nodig is om weer verder te kunnen, indien nodig hulpverlening biedt of zorgt voor de juiste hulp/ ondersteuning;
- i.
Gezinsplan: het plan waarin de vraag en behoefte van de jeugdige en/ of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken. Hierin staan ook de bijdragen die zowel de hulpvrager, zijn sociale netwerk als het college hieraan kunnen leveren;
- j.
Hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De hulpvraag in kaart brengen, gebeurt op basis van een integrale aanpak, waarbij de verschillende leefdomeinen (opvoeden, regie, fysieke gezondheid, mentale gezondheid, werk/ opleiding, wonen, financiën, ADL/ huishouden, mobiliteit en sociale participatie) aan de orde komen;
- k.
Individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt;
- l.
Mantelzorg: hulp/ondersteuning die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de hulp/ondersteuning direct voortvloeit uit de sociale relatie;
- m.
Ouders: ouders en/of verzorgers;
- n.
Overbelasting: een disbalans tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting). Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: de lichamelijke en geestelijke conditie van ouders, de wijze van omgaan met problemen (coping), motivatie voor de zorgtaak en het sociaal netwerk. Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer: omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken, ziektebeeld en prognose, inzicht in het ziektebeeld van de zorgvrager, woonsituatie, bijkomende sociale, emotionele, financiële en relationele problemen;
- o.
Persoonsgebonden budget (pgb): budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- p.
Sociaal netwerk: de persoonlijke contacten die door een persoon (kunnen) worden onderhouden;
- q.
Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
- r.
Voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere wet dan de Jeugdwet waarmee aan de hulpvraag van de jeugdige of de ouders wordt tegemoetgekomen;
- s.
- 2.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK 2: Toegang tot jeugdhulp
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
- 1.
De volgende algemene voorzieningen zijn vrij beschikbaar:
- a.
Jeugdgezondheidszorg 0 – 19 jaar;
- b.
Het Samenlevingsloket (info en advies);
- c.
Het Gezinscoachteam gemeente Beesel;
- d.
- e.
Onafhankelijke cliëntondersteuning;
- f.
- g.
- h.
De crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp.
- 2.
De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
- a.
Opname vervangende behandeling en verblijf met behandeling
- b.
Wonen:
- i.
- ii.
- iii.
Zelfstandig wonen training
- iv.
Kleinschalige woongroepen
- v.
- c.
Dagbesteding / dagbehandeling:
- i.
Ernstig meervoudige beperking en opgroeiproblematiek het jonge kind
- ii.
- iii.
- d.
Ambulante hulp:
- i.
Ambulant duurzaam en perspectief 1 + 2
- ii.
- iii.
Ernstig enkelvoudige Dyslexie
- iv.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- 3.
Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke andere voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.
Paragraaf 1. Toegang tot jeugdhulp: procedureel
Artikel 3. Melding hulpvraag
- 1.
Jeugdigen en hun ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.
- 2.
Het college bevestigt schriftelijk/telefonisch de ontvangst van de melding.
- 3.
Jeugdigen en/of ouders geven het college schriftelijk toestemming om de noodzakelijke persoonsgegevens te verwerken.
- 4.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
Artikel 4. Onderzoek
- 1.
De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.
- 1.
De beoordeling van eigen kracht gebeurt aan de hand van verschillende factoren, waaronder de eigen kracht op financieel gebied. Indien er volgens ouders sprake is van onvoldoende eigen kracht, omdat zij bij het leveren van bovengebruikelijke hulp als gezin in de financiële problemen zullen komen, dan wordt aan ouders gevraagd informatie met betrekking tot hun financiële situatie te verstrekken.
- 2.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.
- 3.
Een of meerdere gesprekken kunnen deel uitmaken van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de jeugdige en zijn ouders en voor zover nodig met hun familie of overige personen uit hun sociale omgeving. Jeugdigen onder de 12 jaar worden door het college in ieder geval gezien. Met jeugdigen boven de 12 jaar voert het college, indien mogelijk, een gesprek.
Het college kan, in het belang van het onderzoek, een reden hebben om de jeugdige (ook) alleen te spreken. De vorm van dit gesprek wordt afgestemd op de wensen, behoefte en mogelijkheden van de jeugdige. Voor jeugdigen tot 16 jaar is de toestemming van ouders nodig.
- 4.
Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Het college wijst hen op de mogelijkheid een of meerdere personen uit het eigen netwerk bij de gesprekken aan te laten sluiten of gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
Artikel 5. Advisering
- 1.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, de jeugdige en/of zijn ouders en indien nodig diens relevante huisgenoten:
- a.
Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hen te bevragen.
- b.
Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.
- 2.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het college dat noodzakelijk vindt.
Artikel 6. Het gezinsplan
- 1.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Dit verslag, ook wel het gezinsplan genoemd, wordt ter ondertekening verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouders.
- 2.
De jeugdige en/of zijn ouders tekenen het verslag voor gezien en/ of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar wordt gestuurd naar het college.
- 3.
Als de jeugdige en zijn ouders enkel tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom zij niet akkoord zijn.
- 4.
Als een individuele voorziening onderdeel is van het gezinsplan, dan geldt de ondertekening van het verslag door de jeugdige en zijn ouders als aanvraag.
- 5.
Het gezinsplan betreft een integraal plan. De bijdrage van de jeugdige, ouders, het sociaal netwerk en eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen worden in het plan opgenomen.
- 6.
Het college beoordeelt of toekenning van zorg en ondersteuningsvorm niet in strijd is met ambities uit andere zorg en ondersteuning die geboden wordt. Daarmee wordt prioritering en haalbaarheid afgewogen in belang van realistisch perspectief.
Artikel 7. Aanvraag
- 1.
Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor een individuele voorziening schriftelijk bij het college indienen.
- 2.
Als een jeugdige of ouder de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in zoals bedoeld in artikel 14 lid 1 van deze verordening. Het pgb-plan heeft te gelden als een aanvraag voor een pgb.
- 3.
Een ondertekend verslag, zoals bedoeld in artikel 6, kan indien de jeugdige en/of zijn ouders dat aangeven, als een aanvraag worden beschouwd.
Artikel 8. Besluit
- 1.
Het college neemt het besluit over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening op grond van de aanvraag, het onderzoek en het daaruit volgende gezinsplan als bedoeld in artikel 6.
- 2.
Het college beoordeelt of vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp geboden wordt noodzakelijk is. Dit kan nodig zijn in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.
- 3.
Het college legt de beslissing over het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.
- 4.
Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.
Artikel 9. Inhoud en geldigheidsduur beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:
- a.
welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
de ingangsdatum, omvang en duur van de verstrekking;
- c.
of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;
- d.
de verantwoordelijkheid van ouders/ de jeugdige om het college te informeren als de werkelijke inzet niet overeen komt met de beschikte inzet.
- 2.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van pgb vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:
- a.
de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
welke voorwaarden aan het pgb zijn verbonden;
- d.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Artikel 10. Externe verwijzers
- 1.
De huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts kan alleen verwijzen naar een jeugdhulpaanbieder die een contract of subsidierelatie met de gemeente heeft.
- 2.
Bij een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts moet de jeugdhulpaanbieder, als en voor zover deze van oordeel is dat de inzet van jeugdhulp nodig is, in contact treden met het college over de in te zetten jeugdhulp.
- 3.
Het tweede lid is ook van toepassing bij jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of die noodzakelijk is in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de jeugdhulp inzet die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- 4.
Uitvoering van de jeugdhulp als bedoeld in het derde lid vindt plaats door een jeugdhulpaanbieder die een contract of subsidierelatie met de gemeente heeft.
- 5.
Bij verwijzing naar een organisatie/partij/persoon die geen contract of subsidierelatie met de gemeente heeft, is de gemeente niet gehouden de jeugdhulp te vergoeden.
Artikel 11. Protocol afstemming hulpinzet bij externe verwijzingen of bepaling jeugdhulp
Het college kan bij nadere regeling een protocol opstellen waarin voorwaarden worden opgenomen over de (afstemming over) door de jeugdhulpaanbieder in te zetten jeugdhulp en de daarmee te behalen doelen.
Artikel 12. Zelfverwijzingen
De jeugdhulpaanbieder voorkomt alle (schijn van) belangenverstrengeling rondom verwijzingen en hulpverlening. Daaronder worden in elk geval verstaan zelfverwijzingen en intercollegiale verwijzingen. De jeugdhulpaanbieder moet in die gevallen in contact treden met het college over de in te zetten jeugdhulp.
Paragraaf 2. Toegang tot jeugdhulp: beoordeling
Artikel 13. Toegang tot jeugdhulp: beoordeling
Het college beoordeelt of een jeugdige of ouder in verband met opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen jeugdhulp nodig heeft. En treft voor zover de eigen kracht ontoereikend is voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Waardoor de jeugdige in staat gesteld wordt gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Artikel 14. Inhoud van het onderzoek
Het college onderzoekt in een of meerdere gesprekken tussen deskundigen en de jeugdige, zijn ouders en voor zover nodig hun familie of overige personen uit hun sociale omgeving, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en opvoed- en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem van de hulpvraag. Dit wordt in beeld gebracht aan de hand van verschillende leefgebieden, zodat deze in samenhang worden bezien en aangepakt;
- b.
of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja: welke problemen of stoornissen dat zijn;
- c.
de benodigde hulp naar aard en omvang, rekening houdend met leeftijd en ontwikkelingsniveau, om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- d.
of en in hoeverre de eigen kracht van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend is om zelf de nodige hulp te kunnen bieden;
- e.
voor zover de eigen kracht ontoereikend is, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige hulp;
- f.
hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;
- g.
indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, huisvesting of werk en inkomen;
- h.
de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Artikel 15a. Beoordeling van eigen kracht
- 1.
Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag. Hieronder wordt verstaan:
- a.
gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
- b.
bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij in staat zijn deze vanuit eigen kracht te bieden;
- c.
mogelijkheden die er zijn om de eigen kracht te versterken zoals: gebruikelijke hulp, mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en algemene voorzieningen én zelf voorzien in de kosten/voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Hieronder valt ook het aanspreken van een aanvullende verzekering als die is afgesloten;
- 2.
Voor dat deel van de problematiek dat de jeugdige of zijn ouders binnen de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen kunnen oplossen, hoeft geen individuele voorziening te worden verstrekt.
Artikel 15b. Beoordeling van eigen kracht ouders ten aanzien van bovengebruikelijke hulp
- 1.
Het college beoordeelt de eigen kracht van ouders ten aanzien van de bovengebruikelijke hulp op basis van 4 vragen:
- a.
Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?
- b.
Is de ouder beschikbaar de noodzakelijke hulp te bieden?
- c.
Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?
- d.
Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?
- 2.
Indien de vragen uit lid 1 allen met ‘ja’ beantwoord kunnen worden, zijn ouders in staat om vanuit hun eigen kracht bij te dragen aan het verbeteren van de situatie en komen zij niet aanmerking voor een individuele voorziening.
- 3.
Indien uit de antwoorden op de vragen uit lid 1 blijkt dat ouders niet in staat zijn om zelf de situatie te verbeteren, kan het college aan ouders vragen om een overzicht met de dagbesteding en ureninspanning van ouders aan te leveren.
- 4.
Om te kunnen bepalen wat gebruikelijke en bovengebruikelijke handelingen uit het overzicht zoals bedoeld in lid 3 zijn, gebruikt het college de richtlijn ‘gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd’, opgenomen in bijlage 1 van deze verordening.
- 5.
Voor de hulp die bovengebruikelijk is en ouders niet vanuit eigen kracht kunnen bieden, kunnen ouders in aanmerking komen voor een jeugdhulpvoorziening. Voor bepaling van de omvang van de voorziening, hanteert het college de normtijd voor persoonlijke verzorging en begeleiding opgenomen in resp. bijlage 2 en 3.
Artikel 16. Criteria individuele voorzieningen
- 1.
Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening als gemeente Beesel, conform het woonplaatsbeginsel, verantwoordelijk is en:
- a.
voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag vanuit hun eigen kracht;
- b.
het kind 3 jaar of ouder is. Als een kind nog jong is dan geldt dat, los van het feit of het kind beperkingen kent, ouders zorgtaken hebben ten aanzien van hun kind. Voor kinderen tot 3 jaar wordt in principe geen jeugdhulp voor begeleiding toegekend. Kinderen in deze leeftijd hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig. Wel kan jeugdhulp worden toegekend wanneer er extra toezicht nodig is vanwege de aandoening, stoornis of beperking van het kind en het aanvullend is op het gebruikelijke ouderlijke toezicht. Het benodigde toezicht en de begeleiding wordt anders van aard als een kind ouder wordt of zich ontwikkelt;
- c.
er sprake is van een langdurige situatie. Het gaat dan om een situatie waarbij de hulp naar verwachting langer dan 6 maanden nodig is. Indien dit niet het geval is, is er uitzicht op herstel van het probleem en de daarmee samenhangende beperkingen en gaat het college er van uit dat het binnen de eigen mogelijkheden van ouders past om de jeugdige zelf te verzorgen of begeleiden. Heeft de ouder zelf een (geobjectiveerde) beperking, waardoor deze de verzorging of begeleiding niet kan aanleren of uitvoeren, dan kan wel in kortdurende situaties jeugdhulp worden ingezet.
- 2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- 3.
Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.
Artikel 17. Aanvullende criteria Persoonsgebonden budget (pgb)
- 1.
Als een jeugdige of zijn ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, het natura aanbod van de gemeente niet passend is en men de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, kan men in aanmerking komen voor een pgb. Hiervoor dient de jeugdige of zijn ouder(s) een pgb-plan in bij het college. In het pgb-plan is opgenomen:
- a.
waarom jeugdhulp in natura niet passend is;
- b.
waarom de ondersteuning van deze specifieke zorgverlener de meest geschikte vorm van zorg is;
- c.
welke jeugdhulp met daarbij de verwachte omvang en de duur van de ondersteuning de jeugdige of zijn ouders gezien de hulpvraag willen inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is;
- d.
hoe het beoogde resultaat bijdraagt aan de doelen in het gezinsplan;
- e.
hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd (o.a. kwalificatie van de zorgverlener(s));
- f.
hoe de veiligheid is gewaarborgd;
- g.
hoe en wanneer wordt geëvalueerd;
- h.
een begroting (o.a. wat de zorg kost en hoe deze kosten zijn berekend).
- 2.
De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een pgb wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor zover:
- a.
de inzet van het sociaal netwerk aantoonbaar beter of minimaal gelijkwaardig is aan professionele ondersteuning. Inzet van het sociaal netwerk wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, als één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:
- i.
de hulp is vooraf niet goed in te plannen;
- ii.
de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;
- iii.
de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;
- iv.
de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;
- v.
de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;
- vi.
de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de jeugdige vertrouwd is en goed contact heeft;
- b.
de geboden hulp passend, adequaat en veilig is;
- c.
de personen uit het sociale netwerk die de hulp gaan verlenen, zich voldoende op de hoogte hebben gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van jeugdhulp verbonden zijn;
- d.
er bij de personen uit het sociale netwerk die de hulp gaan bieden geen sprake is van overbelasting of dreiging daarvan;
- e.
de in te zetten jeugdhulp geen ggz-behandeling betreft;
- f.
de persoon uit het sociale netwerk geen handelingen verricht die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional zijn voorbehouden;
- g.
de persoon uit het sociaal netwerk op basis van opleiding en/of ervaring in staat is de in de individuele situatie vereiste jeugdhulp te realiseren;
- h.
de geboden hulp is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder;
- i.
de persoon uit het sociaal netwerk beschikt over een actuele verklaring omtrent het gedrag, tenzij de persoon een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad is.
- 3.
Ouders kunnen niet zelf de ondersteuning bieden als één van de redenen voor het toekennen van jeugdhulp ontlasting van ouders van hun (buitenproportionele) zorgtaken is.
Indien de ouder de ondersteuning biedt, wordt van deze verwacht dat deze:
- •
op een juiste manier kan begrenzen en duidelijkheid creëren;
- •
kan reflecteren op de eigen rol als opvoeder en hierin verschil kan zien tussen opvoeder en de rol van niet professionele hulpverlener.
- 4.
Het is de beoogd (zowel professionele als niet-professionele) zorgverlener niet toegestaan zelf het pgb te beheren.
- 5.
De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
- a.
- b.
Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers
- c.
Kosten voor het voeren van een pgb-administratie
- d.
- e.
Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb
- f.
Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- 6.
Gemeente Beesel stelt geen vrij te besteden bedrag beschikbaar.
- 7.
Een pgb dient door de inwoner binnen 3 maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.
Artikel 18. Hoogte Persoonsgebonden budget (pgb)
- 1.
De hoogte van het tarief voor professionele hulp is gebaseerd op het daadwerkelijke uurtarief van de uitvoerder met een maximum van 100% van het uurtarief dat door de gemeente voor de goedkoopst compenserende voorziening in natura wordt gehanteerd. Wanneer sprake is van een micro-organisatie of ZZP’er is het uurtarief maximaal 75% van goedkoopst compenserende voorziening in natura.
- 2.
Indien het tarief van de door de inwoner gewenste uitvoerder hoger is dan het tarief genoemd in het eerste lid, dan komt het deel dat de prijs overstijgt voor rekening van de aanvrager.
- 3.
De hoogte van het tarief voor de inzet van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk is gelijk aan het minimum uurloon inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
Artikel 19. Wederkerigheid
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten wederkerigheid te vragen van jeugdige dan wel diens ouders, wanneer er een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet wordt toegekend;
- 2.
Voor het bepalen van de wederkerigheid, onderzoekt burgemeester en wethouders de mogelijkheden van de inwoner dan wel diens ouders;
- 3.
Onderstaande lijst geeft activiteiten weer die binnen de wederkerigheid gevraagd kunnen worden, onderstaande lijst is niet uitputtend en zal op de website van de gemeente Beesel (https://www.beesel.nl) geüpdatet blijven worden;
- •
- •
- •
Activiteiten tegen eenzaamheid
- •
Voorlichting geven/ inspireren
- •
Buurt gerelateerde activiteiten organiseren
- •
Deelname aan cliëntervaring onderzoek
- 4.
De urenindicatie van wederkerigheid kan verschillen en hier wordt in het onderzoek zoals bedoeld in lid 2 gekeken naar hoeveel uren realistisch en passend is bij de situatie van de jeugdige en de ouders.
HOOFDSTUK 3: Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik
Artikel 20. Herziening, intrekking en terugvordering
- 1.
Degene aan wie volgens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.
- 2.
Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
- 3.
Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.
Artikel 21. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
- 1.
Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- 2.
Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet.
- 3.
Het college kan nadere regels stellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.
HOOFDSTUK 4: Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 22. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
- 1.
Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het gezinscoachteam.
- 2.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtconsulent. De leerplichtconsulent maakt onderdeel uit van het gezinscoachteam.
- 3.
Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 23. Afstemming met gezondheidszorg
- 1.
Het college zorgt ervoor dat de jeugdgezondheidszorg en huisartsen een contactpersoon hebben bij het gezinscoachteam.
- 2.
Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet, plaatsvindt.
- 3.
Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Artikel 24. Afstemming over huisvesting
Afstemming over huisvesting loopt via het lokaal zorgnetwerk van gemeente Beesel, waarin de woningbouwvereniging vertegenwoordigd is. Eventuele ontruiming in geval van gezinnen met kinderen wordt zoveel mogelijk voorkomen.
Artikel 25. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het gezinscoachteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Artikel 26. Afstemming met Veilig Thuis
Het college maakt samenwerkingsafspraken met Veilig Thuis over de werkwijze en afstemming.
Artikel 27. Afstemming met gecertificeerde instellingen
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.
- 2.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
- a.
het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,
- b.
het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering,
- c.
de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,
- d.
wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,
- e.
hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden,
- f.
de samenwerking met pleegzorgaanbieders en de gemeentelijke toegang in het geval van pleegzorg.
- 3.
Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.
Artikel 28. Afstemming met het justitiedomein
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
- 2.
Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 29. Afstemming bij overgang naar volwassenheid
- 1.
Wanneer de jeugdige die gebruik maakt van een individuele voorziening de leeftijd van 18 jaar bereikt en voortzetting van de voorziening van belang is voor zijn/ haar ontwikkeling, verandert mogelijk de partij die verantwoordelijk is voor inzet van deze voorziening. Het college draagt zorg voor afstemming met deze partij; de gemeente (Wmo), het zorgkantoor (Wet langdurige zorg) of de zorgverzekeraar (Zorgverzekeringswet).
- 2.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
- 3.
Nadat de jeugdige de leeftijd van 16,5 jaar heeft bereikt, draagt het college in afstemming met alle betrokken partijen, zorg voor het opstellen van een plan voor de toekomst waarin helder omschreven staat wat de jeugdige na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar nodig heeft om zich goed te kunnen blijven ontwikkelen.
- 4.
Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar draagt het college de verantwoordelijkheid over aan de betrokken partij.
HOOFDSTUK 5: Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 30. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel.
HOOFDSTUK 6: Klachten en medezeggenschap
Artikel 31. Klachtenregeling
Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening volgens de bepalingen van de klachtenverordening gemeente Beesel.
Artikel 32. Betrekken van inwoners bij het beleid
- 1.
Het college stelt de adviescommissie sociaal domein vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid over jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over jeugdhulp, en voorziet de commissie van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 2.
Het college betrekt de inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid over jeugdhulp volgens de in artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.
HOOFDSTUK 7: Slotbepalingen
Artikel 33. Evaluatie
De gemeenteraad stelt de verordening voor onbepaalde tijd vast. Als gevolg van ontwikkelingen op inhoud wordt de verordening geëvalueerd.
Artikel 34. Hardheidsclausule
- 1.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
- 2.
Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening.
Artikel 35. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De verordening jeugdhulp gemeente Beesel, vastgesteld op 26 oktober 2020, wordt ingetrokken.
- 2.
Een jeugdige of zijn ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de verordening in lid 1, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
- 3.
Aanvragen die bij het College zijn ingediend voor 1 januari 2022 en waarop nog niet is beslist voor 1 januari 2022, worden afgehandeld volgens deze verordening.
- 4.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Beesel wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd, tenzij de toepassing van deze verordening gunstiger is voor de bezwaarmaker.
- 5.
Een inwoner houdt het recht op een lopende voorziening in de vorm van zorg in natura verstrekt voor 1 januari 2022, tot de datum waarop de verstrekte voorziening eindigt, of totdat het College een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- 6.
Een inwoner houdt het recht op een persoonsgebonden budget verstrekt voor 1 januari 2022, tot de datum waarop het verstrekte pgb eindigt of totdat het College een ander besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- 7.
Het College heeft de bevoegdheid een besluit tot verstrekking van een lopende voorziening te herzien met toepassing van deze verordening:
- a.
op de gronden vermeld in deze verordening;
- b.
indien uit een door het College uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;
- c.
indien de inwoner ondersteuning ontvangt in natura en wenst over te stappen naar een andere aanbieder of naar een pgb;
- d.
indien de inwoner ondersteuning ontvangt in de vorm van een pgb en wenst over te stappen naar ondersteuning in natura.
Artikel 36. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.
Artikel 37 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Beesel 2022.
griffier,
N.H.P.
Vintcent MA
voorzitter,
B.C.M.
Vostermans
Bijlage 1
Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd
Normaal ontwikkelingsprofiel kind
Onderstaande tabel laat zien in hoeverre een jeugdige gezien zijn leeftijd ontwikkeld zou moeten zijn op de genoemde gebieden om veilig op te groeien tot een zelfstandig en gelukkig persoon. Waarbij:
1 = jeugdige heeft bij alles ondersteuning nodig
2 = kan het samen met iemand
3 = kan sommige dingen zelf, maar meestal steun nodig
4 = kan het als iemand mee kijkt
5 = kan het als hij vooraf geïnstrueerd wordt of als het in zijn routine zit
6 = kan het zelf, maar krijgt af en toe nog tips
7 = heeft geen enkele ondersteuning nodig
Gebied
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
Persoonlijke verzorging: douchen, aankleden, tanden poetsen, gebruik maaltijden, kamer opruimen, bijdragen aan huishouden.
|
0-4 jr.
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
|
9-12 jr.
|
9-12 jr.
13-15 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Daginvulling: school, stage, werk, sport en vrije tijd. Weekenden en vakanties,
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
|
9-12 jr.
|
9-12 jr.
13-15 jr.
|
13-15 jr.
16-18 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Regie en reflectie: ontwikkelen en leren, keuzes maken, notie van oorzaak – gevolg, zelfvertrouwen.
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
9-12 jr.
|
9-12 jr.
|
13-15 jr.
|
13-15 jr.
16-18 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Sociaal netwerk: vrienden maken en vriendschappen onderhouden
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
9-12 jr.
|
9-12 jr.
|
13-15 jr.
|
13-15 jr.
16-18 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Fysieke en sociale veiligheid: beschermd voelen, zelf veilige omgeving creëren, vertrouwd zonder toezicht kunnen zijn.
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
|
9-12 jr.
|
9-12 jr.
13-15 jr.
|
13-15 jr.
16-18 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Reizen: verplaatsen in de directe omgeving. Vervoer op kleine en grote afstand.
|
0-4 jr.
|
5-8 jr.
|
5-8 jr.
|
9-12 jr.
|
9-12 jr.
|
13-15 jr.
|
16-18 jr.
18+
|
Bijlage 2
Tabel normtijden persoonlijke verzorging 1
Op het moment dat is vastgesteld voor welke activiteiten van ouders niet verwacht kan worden dat zij deze op zich nemen, moet worden bepaald hoeveel tijd per week hiervoor aan jeugdhulp toegekend kan worden. Het aantal uren en minuten jeugdhulp dat voor persoonlijke verzorging wordt toegekend, is basaal en niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te geven.
In de tabel hieronder is per activiteit en handeling de gemiddelde tijd per keer opgenomen. Ook is aangegeven met welke frequentie de handeling plaats moet vinden.
De gemiddelde tijden zijn inclusief indirecte zorg (3,5 minuut) zoals het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken. Het gaat om de tijd die nodig is voor kinderen die zich ‘normaal’ kunnen bewegen, meewerken, geen gedragsproblemen hebben, enz. Dit betekent dat als er vanwege de beperkingen van het kind aantoonbaar meer tijd nodig is dan de gemiddelde normtijd, er gemotiveerd meer tijd kan worden toegekend. Kunnen er meerdere handelingen tijdens hetzelfde zorgmoment worden uitgevoerd, dan is er sprake van ‘samenvallende activiteiten’. Daarvoor wordt minder tijd toegekend, omdat de zorg efficiënter wordt geboden.
Voorbeeld: in de ochtend moet een kind worden geholpen met het uit bed gaan (10 min.), het zich wassen (20 min.), verwisselen incontinentiemateriaal (15 min.) en aankleden (15 min.). Bij al deze normtijden is de indirecte zorg meegerekend; vier keer 3,5 min. In deze situatie kan drie keer 3,5 min. in mindering worden gebracht (=10 min.). Dat betekent dat er 50 min. worden toegekend i.p.v. 60 min.
Activiteiten als onderdeel van persoonlijke verzorging
|
Handelingen als onderdeel van de activiteit
|
Gemiddelde tijd per keer (in min)
|
Frequentie per dag
|
Zich wassen
|
Delen van het lichaam
|
10
|
1x
|
|
Hele lichaam
|
20
|
1x
|
Aankleden
|
Volledig aankleden/uitkleden
|
15
|
2x
|
|
Gedeeltelijk aankleden
|
10
|
1x
|
|
Gedeeltelijk uitkleden
|
10
|
1x
|
In en uit bed gaan
|
Hulp bij uit bed komen
|
10
|
1x
|
|
Hulp bij in bed gaan
|
10
|
1x
|
Helpen met het verplaatsen (met tillift) van bed naar (rol)stoel
|
Hulp bij bewegen
|
20
|
Naar noodzaak
|
Naar toilet gaan/ incontinentiemateriaal verwisselen
|
|
15
|
Naar noodzaak
|
Eten en drinken
|
Hulp bij brood eten
|
10
|
2x
|
|
Hulp bij warme maaltijd eten
|
15
|
1x
|
|
Hulp bij drinken
|
10
|
6x
|
Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid
|
Zorg voor tanden
|
5
|
2x
|
|
Zorg voor haren
|
5
|
1x
|
|
Zorg voor nagels
|
5
|
1x per week
|
Aanleren en begeleiden van persoonlijke verzorgingsactiviteiten
|
Aanleren aan de jeugdige, gebruikelijke verzorger of mantelzorger van bovengenoemde activiteiten
|
Gelijk aan de aan te leren activiteit + max 30 min. per week
|
|
|
Begeleiding van de jeugdige, gebruikelijke verzorger of mantelzorger (het gaat hier om onderhouden en borgen van de kwaliteit van de zorg)
|
30 min. per week
|
|
Bijlage 3
Tabel maximale tijden en bandbreedte begeleiding
2
Op het moment dat is vastgesteld voor welke begeleidingsactiviteiten van ouders niet verwacht kan worden dat zij deze op zich nemen, moet worden bepaald hoeveel tijd per week hiervoor aan jeugdhulp toegekend kan worden. Het aantal uren en minuten jeugdhulp dat wordt toegekend is basaal en niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te geven.
In de tabel hieronder is per activiteit de frequentie, de maximale duur per keer en de maximale omvang per week opgenomen. Omdat de maximale duur per keer en de maximale omvang per week zijn opgenomen, worden er in de praktijk vaak minder uren toegekend. De beoordeling daarvan is aan de gezinscoach. De precies benodigde tijd is afhankelijk van de behoeften van het kind en de resultaten waaraan gewerkt moet worden. De maximale tijden zijn inclusief indirecte zorg (3,5 min.) zoals het binnenkomen, gedag zeggen, handen wassen, zorgdossier kort inkijken of bijwerken.
Activiteiten als onderdeel van begeleiding
|
Frequentie
|
Max bandbreedte duur per keer
|
Max omvang en band breedte per week in uren
|
Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie en/of
|
1x per week
2x per week
|
0-180 minuten
0-180 minuten
|
0 - 3 uur
0 - 6 uur
|
Het ondersteunen bij praktische handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid
|
3x per week
4x per week
|
0-90 minuten
0-90 minuten
|
0 - 4,5 uur
0 - 6 uur
|
Oefenen
|
|
|
0 - 3 uur
|
Het bieden van toezicht
|
|
|
0 - 4 uur
|
Het bieden van toezicht tijdens onderwijs
|
|
|
0 - 4 uur
|
Het bieden van toezicht tijdens onderwijs + zeer ernstige gedragsproblematiek (gemotiveerd toekennen)
|
|
|
0 - 7 uur
|