Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2022.

De raad van de gemeente Veere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet:

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2022.

 

 

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

  • c.

    Eigen verblijfsmiddel. Hieronder wordt verstaan een mobiel kampeeronderkomen dat in eigendom of gebruik is bij de verblijfhouder en maximaal gedurende het seizoen door de verblijfhouder wordt geplaatst op een kampeerterrein voor gebruik door de verblijfhouder die het mobiele kampeermiddel plaatst.

  • d.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

  • e.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar;

  • f.

    volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen die ten hoogste drie maanden per belastingjaar door een zelfde kampeermiddel wordt gebruikt.

  • g.

    jaar: een kalenderjaar

  • h.

    seizoen: de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

  • i.

    voorseizoen: de periode van 1 maart tot en met 31 mei

  • j.

    naseizoen: de periode van 1 september tot met 31 oktober

  • k.

    voorseizoenplaats: standplaats die ten hoogste drie maanden in het voorseizoen ,door een zelfde kampeermiddel wordt gebruikt;

  • l.

    naseizoenplaats: standplaats die ten hoogste twee maanden in het naseizoen, door een zelfde mobiel kampeeronderkomen wordt gebruikt;

  • m.

    arrangement: een reservering op een volgtijdige standplaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode voor een vast huurbedrag wordt overeengekomen;

  • n.

    maandarrangement laagseizoen: een arrangement met een looptijd van meer dan 14 aaneengesloten overnachtingen maar minder dan 35 gedurende de periode 1 maart t/m 15 juni en 1 september t/m 31 oktober;

  • o.

    winterarrangement 1 : een arrangement met een looptijd van meer dan 35 aaneengesloten overnachtingen, startend vanaf 1 januari t/m 31 maart;

  • p.

    winterarrangement 2 : een arrangement met een looptijd van meer dan 35 aaneengesloten overnachtingen, startend vanaf 1 november t/m 31 december;

  • q.

    hemelvaart/pinkster arrangement: een periode met een looptijd van 13 dagen vanaf hemelvaart tot en met Pinksteren;

  • r.

    gezin: ouder(s)/partners en hun eventuele thuiswonende kinderen.

  • s.

    particulier eigenaar: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep eigenaar is van kampeermiddel.

  • t.

    Strandslaaphuisjes: mobiel verblijfsmiddel gevestigd op het strand bedoeld voor recreatief nachtverblijf.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2

 

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per kampeermiddel, als opgenomen in artikel 6, lid 2, voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen, voorseizoenplaatsen en/of naseizoenplaatsen die in bezit zijn van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per kampeermiddel, als opgenomen in artikel 6, lid 3, voor kampeermiddelen op standplaatsen waar sprake is van een arrangement te weten een maandarrangement laagseizoen, een winterarrangement 1, een winterarrangement 2 en/of een hemelvaart/pinkster arrangement.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag, als opgenomen in artikel 6, lid 4, voor strandslaaphuisjes op het strand in bezit van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin,.

  • 5.

    Onverminderd hetgeen in de leden 2, 3 en 4 is opgenomen is lid 1 van toepassing op het verblijf in de in de leden 2, 3, en 4 bedoelde kampeermiddelen door anderen dan de particuliere eigenaar en zijn gezin.

 

 

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief voor verblijf in een eigen verblijfsmiddel per persoon, per overnachting, € 1,30

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, tweede lid, per belastingjaar, per kampeermiddel op:

    a. een vaste standplaats € 368,00;

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid en tweede lid bedraagt bij toepassing van artikel 5, tweede lid bedraagt het tarief voor eigen verblijfmiddelen per belastingjaar, per kampeermiddel:

    a. op vaste jaarplaatsen of op vaste seizoenplaatsen, €239,20

    b. op vaste standplaatsen, vaste seizoenplaatsen of op seizoenplaatsen,

    1. Indien er sprake is van een voorseizoenarrangement, € 106,60

    2. Indien er sprake is van een naseizoenarrangement, € 81,90

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, derde lid, het tarief voor eigen verblijfmiddelen per belastingjaar, per kampeermiddel:

    a. waarvoor een maandarrangement laagseizoen is afgesloten € 46,80;

    b. waarvoor een winterarrangement 1 is afgesloten € 26,00;

    c. waarvoor een winterarrangement 2 is afgesloten € 26,00;

    d. waarvoor een hemelvaart/pinkster arrangement is afgesloten € 27,30.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, vierde lid, per strandslaaphuisje op het strand, per belastingjaar € 368,00.

 

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 9. Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9 eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten:

  • 1.

    In de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31 december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

 

Artikel 11. Registratieplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijf houdende te registreren.

 

Artikel 12. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

 

Artikel 13. Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14. Overgangsrecht

De "Verordening toeristenbelasting 2021", vastgesteld bij besluit van 12 november 2020, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

 

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2022".

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in openbare vergadering van december 2021.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven