Hoofdstuk 1.1
Algemene regels plaatsen sandwich- en driehoeksborden alsmede ophangen spandoeken gemeente Leudal
Artikel 1.1.1
Opheffen vergunningplicht artikel 2.3.1 eerste lid
In deze algemene regels wordt de in artikel 2.3.1, eerste lid neergelegde vergunningplicht opgeheven voor sandwich- en/of driehoeksborden alsmede ophangen van spandoeken. In plaats daarvan moet worden voldaan aan deze algemene regels.
Artikel 1.1.2
Definities
In deze algemene regels wordt, aanvullend op de begrippen van de Algemene verordening, verstaan onder:
- -
culturele reclame: een openbare aanprijzing van kunstzinnige evenementen, culturele en kunstzinnige activiteiten;
- -
educatieve reclame: een openbare aanprijzing van open dagen van educatieve instellingen;
- -
ideële reclame: iedere openbare aanprijzing waarmee een algemeen maatschappelijk belang wordt gediend;
- -
sandwich- en/of driehoeksborden: deugdelijke borden die zijn opgebouwd uit dragers die zijn verbonden door een plastic koppeldraad of met drie ijzeren dragers voorziene borden met reclame voor een evenement, voor educatieve reclame, ideële reclame of culturele reclame, niet zijnde handelsreclame;
- -
spandoek: een uitgespannen doek met een uiting van ideële of culturele reclame al dan niet bevestigd aan een constructie, gespannen over de weg of aan de zijkant van de weg en niet opgehangen in een frame;
- -
verkiezingsreclame: iedere openbare aanprijzing waarmee een politiek belang wordt gediend.
Artikel 1.1.3
Toepassingsbereik
De algemene regels zijn niet van toepassing op verkiezings- en handelsreclame.
Artikel 1.1.4
Algemene regels sandwich- en driehoeksborden in plaats van vergunningplicht
Een sandwich- en driehoeksbord mag alleen worden geplaatst als wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
- a.
de borden dienen voor het maken van reclame voor een evenement, het maken van educatieve reclame, ideële reclame of voor culturele reclame. Het maken van handelsreclame door het plaatsen van sandwich- en/of driehoeksborden is niet toegestaan;
- b.
in de bij dit besluit behorende bijlage 1 staan de straten waar de sandwich- en driehoeksborden mogen worden geplaatst in de diverse kernen. Plaatsing mag alleen rondom de in de stratenlijst met nummer aangewezen lichtmasten;
- c.
sandwich- en driehoeksborden mogen niet worden geplaatst op particuliere eigendom;
- d.
duidelijk moet zijn wie verantwoordelijk is voor de plaatsing en het ophalen van de sandwich- en driehoeksborden. De datum van de plaatsing van de sandwich- en/of driehoeksborden moet op het bord zijn vermeld;
- e.
in iedere kern van de gemeente Leudal mogen per evenement voor educatieve reclame, ideële reclame of voor culturele reclame, maximaal twee sandwich- en driehoeksborden worden geplaatst;
- f.
de sandwich- en driehoeksborden mogen worden geplaatst gedurende een periode van maximaal drie weken;
- g.
de datum van het evenement op de sandwich- en driehoeksborden mag niet zodanig worden aangepast dat de maximale plaatsingsperiode van drie weken niet wordt nageleefd;
- h.
de frames van de driehoeksborden moeten door degene die het driehoeksbord heeft geplaatst, na de periode van maximaal drie weken worden verwijderd;
- i.
rondom een lichtmast mag maximaal één sandwich- of driehoeksbord worden geplaatst;
- j.
de sandwich- en driehoeksborden hebben een maximale afmeting van 1.50 meter x 1.00 meter;
- k.
de sandwich- en driehoeksborden mogen alleen zodanig worden bevestigd dat de lichtmasten op geen enkele wijze worden beschadigd;
- l.
het plaatsen van de sandwich- en driehoeksborden moet zorgvuldig gebeuren;
- m.
sandwich- en driehoeksborden mogen geen gevaar, overlast of hinder opleveren voor het verkeer en de verkeersdeelnemers, en
- n.
sandwich- en driehoeksborden mogen geen belemmering vormen voor het doelmatig onderhoud van het publiek domein of het straatmeubilair.
Artikel 1.1.5
Algemene regels ophangen spandoeken in plaats van vergunningplicht
Een spandoek mag alleen worden opgehangen als wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
- a.
een spandoek mag alleen worden gebruikt voor ideële of culturele reclame;
- b.
duidelijk moet zijn wie verantwoordelijk is voor het ophangen en ophalen van de spandoeken. De datum van het ophangen van de spandoeken moet op het spandoek zijn vermeld;
- c.
in iedere kern van de gemeente Leudal mogen per uiting van ideële en culturele reclame maximaal twee spandoeken worden opgehangen;
- d.
het opgehangen spandoek mag gedurende een periode van maximaal drie weken aanwezig zijn;
- e.
voor het ophangen van spandoeken op particulier terrein is toestemming van de eigenaar vereist;
- f.
de maximale oppervlakte van het spandoek bedraagt drie m2;
- g.
spandoeken moeten op minimaal drie meter hoogte worden opgehangen;
- h.
het spandoek moet op stevige en deugdelijke wijze worden bevestigd zonder schade op te leveren. De bevestiging kan door het plaatsen van metalen palen in de grond;
- i.
het spandoek mag niet aan een lichtmast, verkeersteken of verkeerslicht worden bevestigd;
- j.
verkeersborden en verkeerstekens moeten bij het ophangen van een spandoek zichtbaar blijven;
- k.
het spandoek mag niet boven de rijweg worden opgehangen;
- l.
het spandoek mag geen gevaar, overlast of hinder opleveren voor het verkeer en de verkeersdeelnemers, en
- m.
spandoeken mogen geen belemmering vormen voor het doelmatig onderhoud van het publiek domein en het straatmeubilair.
Artikel 1.1.6
Verwijderen sandwich- endriehoeksborden alsmede spandoeken
De sandwich- en/of driehoeksborden alsmede spandoeken worden op kosten van de overtreder door of namens de gemeente verwijderd als deze aanwezig zijn in strijd met de algemene regels.
Artikel 1.1.7
Aansprakelijkheid
Degene die verantwoordelijk is voor het plaatsen en ophalen van de sandwich- en driehoeksborden alsmede voor het ophangen van de spandoeken, is aansprakelijk voor de aan eigendom van de gemeente en derden toegebrachte schade.
Hoofdstuk 1.2
Algemene regels geluids- of knalapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen gemeente Leudal
Artikel 1.2.1
Opheffen vergunningplicht artikel 3.7.1.5 eerste lid Av
In deze algemene regels wordt de in artikel 3.7.1.5, eerste lid neergelegde vergunningplicht opgeheven voor het gebruik van geluids- of knalapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen voor percelen in het buitengebied. In plaats daarvan moet worden voldaan aan deze algemene regels.
Artikel 1.2.2
Definities
In deze algemene regels wordt verstaan onder:
- -
buitengebied: het buitengebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Leudal met uitzondering van de bebouwde kommen;
- -
geluidgevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen;
- -
geluidsapparatuur: toestel dat geluid produceert met als doel wild of gevogelte te verjagen;
- -
gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidgevoelige gebouwen, met uitzondering van gebouwen behorende bij de desbetreffende inrichting;
- -
gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidgevoelig terrein, met uitzondering van die terreinen behorende bij de desbetreffende inrichting;
- -
knalapparatuur: bijzonder geluidsapparaat dat een knal veroorzaakt met als doel wild of gevogelte te verjagen.
Artikel 1.2.3
Meldplicht
- 1.
Uiterlijk drie werkdagen van te voren moet het gebruik van knalapparatuur schriftelijk worden gemeld bij het college van burgemeester en wethouders. Zonder deze melding is het gebruik van de knalapparatuur verboden.
- 2.
De schriftelijke melding bevat in elk geval:
- a.
naam van de gebruiker, adres en woonplaats;
- b.
(mobiel)telefoonnummer van de melder;
- c.
de locatie waar de knalapparatuur wordt ingezet;
- d.
- e.
de vermelding van tenminste drie verjagingstechnieken die worden ingezet.
Artikel 1.2.4
Algemene regels knalapparatuur in plaats van vergunningplicht
Knalapparatuur mag alleen worden gebruikt als wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
- a.
de afstand tussen een knalapparaat en een geluidsgevoelig object bedraagt minimaal 250 meter;
- b.
een knalapparaat mag niet in werking zijn in de nachtperiode die loopt vanaf zonsondergang tot 7.00 uur;
- c.
de afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt ten minste 50 meter. deze afstand mag tenminste 25 meter zijn als weggebruikers en wandelaars worden gewaarschuwd met duidelijk waarneembare en herkenbare waarschuwingsborden die aangeven dat een knalapparaat in werking is;
- d.
de knalfrequentie bedraagt in de dagperiode maximaal 10 knallen per uur;
- e.
staan meer knalapparaten op minder dan 300 meter van een geluidsgevoelig object, dan geldt voor hen samen het maximum van 10 knallen in de dagperiode en 5 knallen in de avondperiode, en
- f.
als maximale geluidnorm geldt Lknal van 72,5 dB(A) in de dagperiode en 70 dB(A) in de avondperiode.
Artikel 1.2.5
Algemene regels overige geluidsapparatuur in plaats van vergunningplicht
Overige geluidsapparatuur mag alleen worden gebruikt als wordt voldaan aan de in de Av bedoelde geluidvoorschriften van de Av en de volgende voorschriften:
- a.
vrij opgestelde geluidsapparatuur moet zijn voorzien van een duidelijk leesbaar label waarop de naam, adres, woonplaats en (mobiel) telefoonnummer van de gebruiker zijn vermeld, en
- b.
tijdens het gebruik moet desgevraagd aannemelijk worden gemaakt, dat minimaal drie verjagingsmethoden worden toegepast.
Hoofdstuk 1.3
Algemene regels evenementen
Paragraaf 1.3.1
Algemene regels in plaats van vergunningplicht
Artikel 1.3.1.1
Vergunningvrij binnen horeca-inrichting
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.5.2.1, eerste lid Av geldt niet als het evenement in zijn geheel plaatsvindt in een horeca-inrichting.
Paragraaf 1.3.2
Algemene regels bij belangenafweging
Artikel 1.3.2.1
Samenloop van evenementen
In geval van het samenvallen van evenementen geldt als uitgangspunt dat jaarlijks terugkerende evenementen vóór een nieuw te organiseren evenement gaan. In de overige situaties geldt het principe van volgorde van de binnenkomst van de aanvraag.
Paragraaf 1.3.3
Algemene regels naast de vergunningvoorschriften
Artikel 1.3.3.1
Geluid tijdens evenementen in feesttenten en in de open lucht
- 1.
Tijdens evenementen in feesttenten en in de open lucht moet worden voldaan aan de volgende eindtijden en geluidnormen wat betreft de voor het evenement toegestane geluidsproductie:
Feesttenten en in de openlucht
|
Eindtijd evenement
|
Eindtijd geluid
|
Feesttent, openlucht op vrijdag en zaterdag
|
02:00 uur
|
01:30 uur
|
Feesttent, openlucht op zondag tot en met donderdag
|
01:00 uur
|
24:00 uur
|
Feesttent, openlucht op Oudejaarsavond
|
02:00 uur
|
01:30 uur
|
Feesttent, openlucht op vrijdag, zaterdag, zondag, maandag en dinsdag met de carnaval
|
02:00 uur
|
01:30 uur
|
Feesttent, openlucht op vrijdag, zaterdag, zondag, maandag en dinsdag met de kermis
|
02:00 uur
|
01:30 uur
|
Feesttent, openlucht op zondag, maandag, dinsdag, woensdag of donderdag wanneer dit een landelijke feestdag is of daarop een landelijke feestdag volgt
|
02:00 uur
|
01:30 uur
|
- 2.
Tijdens evenementen in feesttenten en in de open lucht moet worden voldaan aan de volgende begintijden en geluidnormen wat betreft de voor het evenement toegestane geluidsproductie:
- a.
de geluidsproductie mag niet eerder dan om 10:00 uur plaatsvinden, en
- b.
op zondagen niet voor 13:00 uur als er kerkelijke diensten plaatsvinden en deze door de nabijheid van het evenement geluidsoverlast kunnen ondervinden.
Artikel 1.3.3.2
Aantal geluidsdagen
- 1.
Tijdens evenementen in feesttenten en in de open lucht mag gedurende maximaal drie opeenvolgende dagen geluid worden geproduceerd.
- 2.
Het maximum als bedoeld in het eerste lid geldt niet tijdens de carnaval en de kermis.
Paragraaf 1.3.4
Algemene regels voor circussen
Artikel 1.3.4.1
Aanvraag
- 1.
Een vergunningaanvraag voor een circus moet vóór 1 december voorafgaand aan het daarop volgende kalenderjaar zijn ingediend. Aanvragen na die datum worden afgewezen.
- 2.
In geval van een tijdige vergunningaanvraag als bedoeld in het eerste lid verneemt de aanvrager uiterlijk 1 februari van het daarop volgend jaar schriftelijk of de gevraagde vergunning in beginsel kan worden verleend.
- 3.
De vergunningaanvraag als bedoeld in het eerste lid en de reactie daarop als bedoeld in het tweede lid, worden beide binnen twee weken bekend gemaakt op de gemeentelijke website.
Artikel 1.3.4.2
Maximaal twee circussen
- 1.
Per kalenderjaar zijn maximaal twee circussen toegestaan.
- 2.
In geval van meer dan twee vergunningaanvragen vindt vergunningverlening plaats op volgorde van binnenkomst voor zover vergunningverlening kan plaatsvinden.
Paragraaf 1.3.5
Risicobeoordeling
Artikel 1.3.5.1
Risicopunten
Voor de beoordeling van het risico dat een evenement met zich brengt wordt gebruik gemaakt van de tabel in bijlage 2.
Hoofdstuk 1.4
Algemene regels stoken vuur in de open lucht
Artikel 1.4.1.1
Definities
In deze algemene regels wordt verstaan onder:
- -
buitengebied: de gebieden buiten de bebouwde kom van de diverse kernen;
- -
erfbeplanting: erfbeplanting schakelt de ruimtes waar het erf uit bestaat aan elkaar tot een geheel en vormt de grens met het omringende landschap.
Erfbeplanting kan uit allerlei elementen bestaan en daarom veel verschillende gezichten tonen: geschoren hagen, wilde hagen, houtwallen of singels, bosjes, boomrijen, knotbomen;
- -
kampvuur: een vuur op kampen van scouting of (sfeer)vuren op kampeerterreinen;
- -
vreugdevuur: vuur dat verband houdt een landelijke, regionale of plaatselijke viering waarbij het gebruikelijk is vuur te stoken.
Paragraaf 1.4.2
Kamp- en vreugdevuren alsmede vuur bij culturele festiviteiten
Artikel 1.4.2.1
Vergunningverlening kamp- en vreugdevuren alsmede vuur bij culturele festiviteiten
- 1.
Alleen de buurtvereniging of samenwerkende buurtverenigingen mogen een Sint Maartensfeest organiseren.
- 2.
De vergunning als bedoeld in artikel 3.9.1, eerste lid Av voor een kampvuur wordt voor maximaal één jaar verleend, waarbij wordt uitgegaan van een kalenderjaar.
- 3.
Voor vreugdevuren geldt dat slechts vergunning wordt verleend voor één gelegenheid.
Artikel 1.4.2.2
Algemene regels Av kamp- en vreugdevuren alsmede vuur bij culturele festiviteiten
De volgende voorschriften gelden naast de voorschriften verbonden aan de vergunning als bedoeld in artikel 3.9.1, eerste lid Av:
- a.
voor kamp- en vreugdevuren mag snoeihout en schoon afvalhout worden gebruikt, uitgezonderd spaanplaat en geverfd, geïmpregneerd, verduurzaamd of verlijmd hout.
- b.
het stoken moet minstens één week van te voren schriftelijk aan het team Milieu van de gemeente worden gemeld;
- c.
een kampvuur moet onder toezicht staan van minstens één meerderjarig persoon die de vergunning op verzoek aan de controlerende instanties en toezichthouders moet tonen;
- d.
in geval van een St. Maartensvuur moet het stookterrein onder voortdurend toezicht staan van twee meerderjarige personen. Deze personen dienen zorg te dragen voor een goed brandend vuur, zodat zomin mogelijk rookontwikkeling ontstaat. Deze toezichthoudende personen moeten telefonisch bereikbaar zijn voor de gemeente;
- e.
de toezichthoudende personen moeten er voor zorgen dat de aanwezige personen een voldoende veilige afstand tot de brandstapel in acht nemen;
- f.
het stookterrein moet goed bereikbaar zijn voor brandweer, politie en ambulance;
- g.
het stoken moet plaatsvinden op een afstand van minimaal:
- -
30 meter van een gebouw, een opeenstapeling van oogstproducten, erfbeplanting en hoogspanningsleidingen;
- -
100 meter van een bos-, heide of duinterrein en veengrond;
- -
50 meter van een openbare weg;
- -
100 meter van brandgevoelige objecten;
- -
10 meter van een watergang;
- h.
in de nabijheid van de stookplaats moet voor onmiddellijk gebruik tenminste beschikbaar en bereikbaar zijn:
- -
één blusmiddel, niet zijnde een CO2 blusmiddel en één blusdeken;
- -
een jaarlijks goed gekeurde brandblusser met een inhoud van minimaal 6 kg;
- -
- -
twee met water gevulde emmers van minimaal 10 liter;
- i.
zodanig moet worden gestookt dat geen vliegvuur ontstaat;
- j.
bij windkracht 6 of meer mag niet worden gestookt;
- k.
de brandstapel voor kampvuren mag maximale omvang hebben van 1 m3;
- l.
de stookplaats voor St. Maartensvuren mag maximaal 7 bij 5 meter zijn;
- m.
de brandstapel voor St. Maartensvuren mag maximaal 125 m3 zijn;
- n.
het aanvoeren van snoeiafval en/of pallets door verenigingen voor de brandstapel van het St. Maartensvuur, mag niet eerder plaatsvinden dan één week voor de dag dat ’s avonds wordt gestookt. Dit moet gebeuren onder toezicht van leden van de buurtvereniging of van de eigenaar van de grond waarop de brandstapel wordt aangelegd;
- o.
als materiaal voor de brandstapel moet gebruik worden gemaakt van pallets en pakken stro. Brandbare vloeistoffen zijn niet toegestaan.
- p.
het stoken moet plaatsvinden op het aangevraagde tijdstip;
- q.
uiterlijk om 24.00 uur moet het vuur zijn gedoofd.
Artikel 1.4.2.3
Algemene regels Wet milieubeheer kamp- en vreugdevuren alsmede vuur bij culturele festiviteiten
De volgende voorschriften gelden naast de voorschriften verbonden aan de vergunning als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid Wet milieubeheer:
- a.
het stoken mag geen gevaar of hinder opleveren voor de omgeving. Als tijdens het stoken blijkt dat het verkeer of bewoners in de omgeving last hebben van rookgassen, dan moet het stoken onmiddellijk worden gestaakt;
- b.
na afloop van het stoken moeten de vuurresten volledig worden gedoofd en de verbrandingsresten zo spoedig mogelijk;
- c.
de vuur- en verbrandingsresten moeten uiterlijk binnen één week, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd en afgevoerd;
- d.
het stoken mag geen bodemverontreiniging veroorzaken;
- e.
het snoeihout moet droog zijn voordat het wordt verbrand;
- f.
gezorgd moet worden voor een goede verbranding van het snoeihout, zodat de rookontwikkeling zo gering mogelijk is;
- g.
het stoken mag niet plaatsvinden als sprake is van een door berichtgeving via radio en/of TV kenbaar gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentraties luchtverontreiniging.
Paragraaf 1.4.3
Stoken snoeihout onderhoud kleine landschapselementen inclusief erfbeplantingen in buitengebied
Artikel 1.4.3.1
Algemene regels Av stoken snoeihout onderhoud kleine landschapselementen inclusief erfbeplantingen in buitengebied
Naast de voorschriften verbonden aan de vergunning als bedoeld in artikel 3.9.1, eerste lid Av moet worden voldaan aan de volgende voorschriften bij het stoken van snoeihout als gevolg van onderhoud van kleine landschapselementen:
- a.
het stoken mag uitsluitend plaatsvinden in de maanden februari, maart, oktober en november;
- b.
het stoken dient plaats te vinden op werkdagen tussen 9.00 en 18.00 uur;
- c.
het stoken moet minimaal 12 uur vooraf worden gemeld bij het team handhaving van de gemeente;
- d.
het stoken mag uitsluitend plaatsvinden in het buitengebied;
- e.
het te stoken materiaal mag uitsluitend bestaan uit snoeihout ontstaan als gevolg van onderhoud van erfbeplantingen of andere kleine landschapselementen in het buitengebied van de gemeente Leudal;
- f.
het vuur moet onder toezicht staan van minstens één meerderjarig persoon die de vergunning op verzoek aan de controlerende instanties en toezichthoudersmoet tonen;
- g.
het stoken moet plaatsvinden op een afstand van minimaal:
- -
30 meter van een gebouw, een opeenstapeling van oogstproducten, erfbeplanting enhoogspanningsleidingen;
- -
100 meter van een bos-, heide of duinterrein en veengrond;
- -
50 meter van een openbare weg, en
- -
100 meter van brandgevoelige objecten tankstations;
- h.
in de nabijheid van de stookplaats moeten voor onmiddellijk gebruik tenminste beschikbaar en bereikbaar zijn:
- -
- -
twee met water gevulde emmers van minimaal 10 liter;
- i.
zodanig moet worden gestookt dat geen vliegvuur ontstaat;
- j.
bij windkracht 6 of meer mag niet worden gestookt;
- k.
de maximale omvang van de brandstapel is 5 m3;
- l.
het stoken mag niet plaatsvinden op feestdagen en in de weekends.
Artikel 1.4.3.2
Algemene regels Wet milieubeheer stoken snoeihout onderhoud kleine landschapselementen inclusief erfbeplantingen in buitengebied
Naast de voorschriften verbonden aan de ontheffing als bedoeld in artikel 10.63 Wet milieubeheer moet worden voldaan aan de volgende voorschriften bij het stoken van snoeihout als gevolg van onderhoud van kleine landschapselementen:
- a.
het stoken mag geen gevaar of hinder opleveren voor de omgeving. Als tijdens het stoken blijkt dat het verkeer of bewoners in de omgeving last hebben van rookgassen, dan moet het stoken onmiddellijk worden gestaakt;
- b.
na afloop van het stoken moeten de vuurresten volledig worden gedoofd en de verbrandingsresten zo spoedig mogelijk;
- c.
de vuur- en verbrandingsresten moeten uiterlijk binnen één week, op milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden verwijderd en afgevoerd;
- d.
het stoken mag geen bodemverontreiniging veroorzaken;
- e.
het snoeihout moet droog zijn voordat het wordt verbrand;
- f.
gezorgd moet worden voor een goede verbranding van het snoeihout, zodat de rookontwikkeling zo gering mogelijk is;
- g.
het stoken mag niet plaatsvinden als sprake is van een door berichtgeving via radio en/of TV kenbaar gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentraties luchtverontreiniging.
Hoofdstuk 2.1
Nadere regels voor terrassen
Artikel 2.1.1
Definities
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
- -
binnenterras: een terras in een binnentuin van de openbare inrichting;
- -
eilandterras: een terras niet direct gesitueerd tegen de gevel van de openbare inrichting;
- -
gevelterras: een terras gelegen direct gesitueerd tegen een gevel van de openbare inrichting;
- -
terras: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Av;
- -
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de vergunning op grond van de Alcoholwet of Av is verleend.
Artikel 2.1.2
Toepassingsbereik
Deze nadere regels zijn van toepassing op ieder terras van een openbare inrichting waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2.5.3.1 Av vereist is. Deze nadere regels gelden naast de voorschriften die aan de vergunning als bedoeld in artikel 2.5.3.1 Av zijn verbonden.
Artikel 2.1.3
Verbod
Het is verboden een terras te exploiteren bij een openbare inrichting in strijd met deze nadere regels.
Artikel 2.1.4
Periode
- 1.
Terrassen mogen gedurende het gehele kalenderjaar worden geplaatst.
- 2.
Het terras mag geopend zijn in overeenstemming met de sluitingstijden van de terrassen van openbare inrichtingen als vermeld in de Av en volgens de Winkeltijdenwet als het terrassen bij winkels als bedoeld in die wet betreft.
Artikel 2.1.5
Afmetingen van (gevel)terras
- 1.
Als gevolg van het plaatsen en/of exploitatie van het terras mag:
- a.
geen schade worden toegebracht aan de openbare ruimte, en
- b.
geen gevaar ontstaan voor de verkeersveiligheid ontstaan.
- 2.
Een terras heeft een minimale diepte van 1,5 meter.
- 3.
Bij minder ruimte dan 1,5 meter als bedoeld in het tweede lid, mag een gevelbank worden geplaatst mits voldoende ruimte overblijft voor de doorgang van voetgangers, hulpdiensten, toeleveringsbedrijven en andere verkeersdeelnemers.
- 4.
De breedte van een terras mag niet meer bedragen dan de breedte van de aangrenzende voor- of zijgevel van het (deel van) het pand waarin de openbare inrichting waarvan het terras deel uitmaakt. wordt geëxploiteerd.
- 5.
Een gevelterras mag uitsluitend worden geplaatst direct tegen de gevel van het (deel van) het pand waarin de openbare inrichting waarvan het terras deel uitmaakt, wordt geëxploiteerd.
Artikel 2.1.6
Afmetingen eilandterras
Op verzoek van de aanvrager van de Alcoholwetvergunning en/of de exploitatievergunning, kan het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester voor zover bevoegd, de locatie en afmetingen bepalen voor een eilandterras.
Artikel 2.1.7
Vrije doorgang
- 1.
Het terras moet zodanig worden ingericht dat minstens:
- a.
1,5 meter ruimte overblijft voor de doorgang van voetgangers;
- b.
twee meter ruimte overblijft voor fietsers en gemotoriseerd verkeer, en
- c.
3,5 meter ruimte overblijft voor hulpdiensten, toeleveringsbedrijven en andere verkeersdeelnemers.
- 2.
(Nood)uitgangen moeten altijd worden vrij gehouden.
- 3.
Als boven de openbare inrichting wordt gewoond, mag de toegankelijkheid van deze woning niet worden belemmerd door de inrichting en exploitatie van het terras.
- 4.
Brandkranen moeten vrij toegankelijk zijn.
Artikel 2.1.8
Afbakening
- 1.
Een terras moet worden ingericht in overeenstemming met de situatietekening behorend bij de Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning.
- 2.
De grenzen van het terras moeten door de vergunninghouder duidelijk worden afgebakend in overeenstemming met de situatietekening behorend bij de Alcoholwetvergunning en/of de exploitatievergunning.
- 3.
Het plaatsen van voorwerpen die tot het terras behoren buiten de begrenzing van het terras, is niet toegestaan.
Artikel 2.1.9
Inrichting van het terras
- 1.
De terrasinrichting moet eenvoudig kunnen worden verwijderd en mag niet worden bevestigd aan bomen alsmede straatmeubilair.
- 2.
Een permanente buitentap is niet toegestaan.
Artikel 2.1.10
Reclame
Reclame is toegestaan als wordt voldaan aan de in de gemeente geldende reclame(beleids)regels.
Artikel 2.1.11
Schoonmaak van het terras
- 1.
De schoonmaak van het terras geschiedt door of in opdracht van de vergunninghouder.
- 2.
Zwerfvuil in de directe nabijheid van het terras moet door de vergunninghouder worden opgeruimd.
Artikel 2.1.12
(Incidentele) terrassen bij evenementen
- 1.
Incidentele terrassen zijn alleen toegestaan op of aan het terrein waarop het evenement plaatsvindt.
- 2.
Een incidenteel terras is alleen toegestaan als de situering van het terras zodanig is dat het (voetgangers)verkeer, de doorgang voor de beveiligingsdiensten en de toegang tot de ruimten van derden niet wordt belemmerd.
- 3.
De sluitingstijd van het terras is gelijk aan de eindtijd van de evenementenvergunning.
- 4.
Tijdens een evenement mag een buitentap worden geplaatst op het terras dat op de Alcoholwetvergunning staat vermeld.
Artikel 2.1.13
Ontruimen van terrassen bij markten, kermissen, evenementen en werkzaamheden aan nutsvoorzieningen
Het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester voor zover bevoegd, kan bepalen dat terrassen op gemeentegrond moeten worden ontruimd voor markten, kermissen, evenementen en werkzaamheden aan nutsvoorzieningen.
Artikel 2.1.14
Werkzaamheden aan nutsvoorzieningen
Als de gemeente of een nutsbedrijf werkzaamheden moet (laten) uitvoeren aan of onder de bestrating van het terras, is de gemeente niet aansprakelijk voor mogelijke schade aan het terras in verband met het afbreken en opbouwen, voor het niet kunnen innemen van het terras en verminderde omzet voor de vergunninghouder.
Artikel 2.1.15
Geluid
Het ten gehore brengen van geluid op het terras is toegestaan als wordt voldaan aan de daarvoor geldende regels.
Artikel 2.1.16
Aansprakelijkheid
De vergunninghouder is aansprakelijk voor het plaatsen en exploiteren van het terras en blijft aansprakelijk voor de aan eigendom van de gemeente of derden toegebrachte schade die direct het gevolg is van de aanwezigheid van het terras.
Artikel 2.1.17
Huur van gemeentegrond
Het plaatsen en exploiteren van een terras op gemeentegrond is verboden als de exploitant geen overeenkomst met de gemeente sluit voor de huur van de grond.
Hoofdstuk 2.2
Nadere regels verlengde sluitingstijden horecabedrijven
Artikel 2.2.1
Toepassingsbereik
Deze nadere regels zijn van toepassing op iedere aanvraag om een vergunning voor verlenging van sluitingstijden van horeca-inrichtingen. Deze nadere regels gelden voor de vergunningaanvraag alsmede de beoordeling daarvan en gelden naast de voorschriften die aan de vergunning als bedoeld in artikel 2.5.3.2, zesde lid Av zijn verbonden.
Artikel 2.2.2
Nachtvergunning
- 1.
Voor een vergunning voor verlenging van openingstijden (nachtvergunning) komen alleen in aanmerking een horecabedrijf niet zijnde een hotel, restaurant, pension, cafetaria, snackbar, shoarmazaak, broodjeszaak, grillroom, afhaalbedrijf van etenswaren, buurthuis en clubhuis.
- 2.
De verlengde sluitingstijd van een afzonderlijk horecabedrijf geldt tot uiterlijk 05:00 uur.
- 3.
Het afwijkende, verlengde maximale sluitingstijdstip van 05:00 geldt alleen voor:
- -
de nacht van vrijdag op zaterdag;
- -
de nacht van zaterdag op zondag;
- -
de nacht volgend op een door de burgemeester te bepalen dag;
- -
- -
de carnavalsdagen van vrijdag tot en met dinsdag;
- -
eerste en tweede Paasdag;
- -
Koningsnacht (de dag voorafgaand aan de dag dat de Koningsdag wordt gevierd);
- -
- -
- -
- -
eerste en tweede Pinksterdag;
- -
eerste en tweede Kerstdag, en of
- -
- 4.
De nachtvergunning is persoonsgebonden.
- 5.
De nachtvergunning is niet van toepassing op een bij het horecabedrijf behorend terras of (tijdelijk) bouwwerk.
- 6.
De nachtvergunning wordt niet verleend aan paracommerciële inrichtingen.
- 7.
De nachtvergunning wordt slechts verleend als:
- -
de inrichting voldoet aan alle van toepassing zijnde wettelijke voorschriften;
- -
door de aanvrager deugdelijk wordt gemotiveerd waarom behoefte is aan een nachtvergunning;
- -
de aanvrager voor het horecabedrijf een veiligheidsplan ten behoeve van de nachtvergunning heeft opgesteld dat voldoet aan de volgende eisen die gelden als voorschriften bij de vergunning:
- a.
een paragraaf bevattend waarin de huisregels van het horecabedrijf zijn vermeld;
- b.
een paragraaf bevattend waarin concreet is beschreven op welke wijze de vergunninghouder buiten het horecabedrijf in de nabije omgeving van het horecabedrijf waar direct overlast kan worden ondervonden gerelateerd aan het horecabedrijf, voorziet in actief toezicht op bezoekers die het horecabedrijf hebben verlaten;
- c.
een paragraaf bevattend waarin concreet is beschreven hoe wordt voorkomen dat overlast ontstaat als grote groepen jongeren tegelijk het horecabedrijf verlaten en op straat komen;
- d.
uit het veiligheidsplan blijkt dat het horecabedrijf vanaf 02:00 uur een gecertificeerde portier in dienst heeft met als taak door middel van toezicht de orde en rust in- en om de onmiddellijke omgeving van het horecabedrijf te bewaken en die zorgt voor een toegangscontrole. De portier is tevens in dienst van een erkend gecertificeerd bedrijf.
- e.
uit het veiligheidsplan blijkt dat:
- -
bezoekers tot uiterlijk 02:30 uur worden toegelaten;
- -
bezoekers het horecabedrijf om uiterlijk 05:00 uur moeten hebben verlaten.
- f.
het veiligheidsplan van een horecabedrijf waar tevens etenswaar wordt verkocht bevat een paragraaf waarin concreet is beschreven op welke wijze de vergunninghouder actief bijdraagt aan het bevorderen van een schoon straatbeeld in het gebied rond het horecabedrijf;
- g.
het veiligheidsplan is door de burgemeester goedgekeurd.
- 8.
Naast de voorschriften verbonden aan de vergunning, moet aan de volgende voorschriften worden voldaan:
- -
uiterlijk om 04:30 uur kondigt de vergunninghouder de sluitingstijd van het horecabedrijf aan door geleidelijk méér verlichting te ontsteken tot volle verlichting en het geluidsniveau van de muziek steeds meer te verlagen tot achtergrondmuziek;
- -
om 05:00 uur moeten alle bezoekers het horecabedrijf hebben verlaten;
- -
de vergunninghouder draagt er zorg voor dat de tijdslimiet voor het inkomende publiek duidelijk binnen en buiten het horecabedrijf kenbaar is gemaakt;
- -
ramen en deuren moeten tijdens de gebruikmaking van de nachtvergunning gesloten zijn. Toegangsdeuren dienen te zijn voorzien van een deurdranger en mogen alleen worden geopend voor het direct in en uit laten van personen, en
- -
de vergunninghouder is verplicht alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om enige vorm van overlast te voorkomen.
Artikel 2.2.3
Weigering nachtvergunning
De burgemeester kan de nachtvergunning weigeren op grond van de redenen genoemd in de artikelen 1.1.8 en 1.1.9 Av, en in geval van bijzondere omstandigheden.
Artikel 2.2.4
Handhaving vergunningvoorschriften
- 1.
Als door de politie of de daartoe bevoegde toezichthoudende ambtenaren van de gemeente een overtreding van de voorschriften van de nachtontheffing dan wel van andere op de exploitatie van het horecabedrijf van toepassing zijnde wet-of regelgeving wordt geconstateerd, wordt onmiddellijk een mondelinge waarschuwing gegeven, die schriftelijk wordt bevestigd.
- 2.
Als binnen zes maanden na de overtreding een nieuwe overtreding als bedoeld in het eerste lid wordt geconstateerd, wordt de nachtvergunning voor de periode van één maand ingetrokken.
- 3.
Als binnen zes maanden na de in het tweede lid bedoelde overtredingen opnieuw een overtreding van de vergunningvoorschriften dan wel van andere op de exploitatie van het horecabedrijf van toepassing wet- of regelgeving wordt geconstateerd, dan wordt de nachtvergunning definitief ingetrokken.
- 4.
Na intrekking van de nachtvergunningvergunning op grond van het derde lid wordt gedurende één jaar vanaf intrekking een nieuwe aanvraag voor een nachtvergunning ten behoeve van de desbetreffende inrichting door de desbetreffende vergunninghouder, niet in behandeling genomen.
Artikel 2.2.5
Intrekkingsgronden nachtvergunning
- 1.
De nachtontheffing wordt door de burgemeester ingetrokken in geval van wijziging in de exploitatie van het horecabedrijf.
- 2.
Aanvullend op het bepaalde in artikel 1.1.6 Av kan de burgemeester de nachtvergunning intrekken:
- a.
ingeval van een (dreigende) aantasting van de openbare orde c.q. een ontoelaatbare beïnvloeding van het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving van het horecabedrijf;
- b.
als uitzonderlijke omstandigheden hiertoe aanleiding geven, of
- c.
met het oog op de belangen die deze nadere regels waarborgen.
Hoofdstuk 2.3
Standplaatsen
Artikel 2.3.1
Definities
In deze nadere regels wordt, aanvullend op de begrippen in de Algemene verordening verstaan onder:
- -
dagdeel: aaneengesloten periode van maximaal vijf uur, binnen het tijdsbestek van 08:00 uur tot maximaal 22:00 uur en maximaal één dag, zijnde drie dagdelen van vijf uur;
- -
incidentele standplaats: standplaats die tijdelijk, gedurende zeer korte termijn en maximaal zes maanden, wordt ingenomen;
- -
vaste standplaats: standplaats die structureel, wekelijks of maandelijks wordt ingenomen gedurende minimaal 12 maanden met een vaste frequentie op eenzelfde tijdstip en plaats.
Artikel 2.3.2
Locaties voor standplaatsen
De locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen zijn vermeld in Bijlage 6.
Artikel 2.3.3
Maximaal aantal te verlenen vergunningen
- 1.
Het maximaal aantal te verlenen standplaatsvergunningen, zoals per locatie is vermeld in bijlage 6, geldt per locatie bepaald voor maximaal één dagdeel per week.
- 2.
Per kern wordt maximaal één vergunning per exploitant verleend.
- 3.
Aanvullend op het bepaalde in het eerste lid mogen op de overige dagdelen in de week, per dagdeel maximaal twee standplaatsvergunningen worden verleend met uitzondering van de locaties waar het maximale aantal beperkt is tot één Daar mag één standplaats worden ingenomen op de overige dagdelen per week.
Artikel 2.3.4
Uitzondering op locatie en maximumstelsel
- 1.
Het maximumstelsel en de locatiekeuze is niet van toepassing op standplaatsenvergunningen voor de verkoop van zelf geteelde landbouwprodukten vanaf het perceel grond waarop ze worden geteeld buiten de bebouwde kom gedurende de periode van april tot september.
- 2.
Het maximumstelsel is ook niet van toepassing op standplaatsvergunningen voor politieke partijen, verenigingen voor algemeen belang en instanties voor de gezondheidszorg.
Artikel 2.3.5
Incidentele standplaatsen
- 1.
Incidentele standplaatsen kunnen naast de in bijlage 6 genoemde locaties ook worden ingenomen op een andere locatie binnen de gemeente Leudal. De locatie zal in overleg tussen de aanvrager en de marktmeester worden bepaald en worden getoetst op grond van de weigeringsgronden van de standplaatsen.
- 2.
Als een standplaats op particulier terrein ligt is toestemming van de eigenaar van de grond nodig.
- 3.
Een incidentele standplaats wordt ingenomen gedurende:
- -
- -
maximaal zeven dagen per week, en
- -
een maximale periode van zes maanden.
- 4.
Op de dag dat de weekmarkt plaatsvindt in de kernen Heythuysen en Haelen, wordt geen vaste en geen incidentele standplaatsvergunningen afgegeven in de kern waar de weekmarkt wordt gehouden.
- 5.
Tijdens de kermisdagen in de desbetreffende kern is het niet toegestaan om in de kern een incidentele standplaats in te nemen. Een uitzondering kan door de marktmeester worden gemaakt voor het innemen van een incidentele standplaats op het kermisterrein. Dit gebeurt in dat geval in overleg met de kermisstichting.
- 6.
In bijzondere gevallen kan door het college gemotiveerd worden afgeweken van de aangegeven locaties, tijdsduur voor een vaste of een incidentele standplaats en het verbod om een incidentele standplaats in te nemen tijdens de weekmarkt.
- 7.
Voor de oliebollenverkoop kan in afwijking van het derde lid, een incidentele standplaatsvergunning worden verleend voor een periode van maximaal drie maanden gedurende maximaal zeven dagen per week.
- 8.
In alle gevallen waarin de aangewezen locaties door tijdelijke veranderde omstandigheden niet meer voldoen, kan de marktmeester een andere geschikte locatie aanwijzen.
Artikel 2.3.6
Tijdblokken voor standplaatsen
- 1.
De vaste standplaats wordt ingenomen voor minimaal één dagdeel per week en maximaal één dag.
- 2.
De dagen en tijdstippen waarop de standplaatsen mogen worden ingenomen zijn gerelateerd aan de Winkeltijdenwet en de Av.
Artikel 2.3.7
Standplaatshouder
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon van minstens 18 jaar die een vergunningaanvraag heeft ingediend bij het college.
Artikel 2.3.8
Vergunning voor beperkte duur
- 1.
Bij de bepaling van de passende beperkte periode waarvoor de gevraagde standplaatsvergunning geldt, betrekt het college in ieder geval de terugverdientijd van de noodzakelijke investeringen.
- 2.
Bij de bepaling van de passende beperkte periode waarvoor de gevraagde standplaatsvergunning geldt, fungeert als leidraad het rapport ‘Schaarse vergunningen op de markt, een onderzoek naar de gevolgen’ van 2 augustus 2019 opgesteld in opdracht van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel.
- 3.
Van de aanvraag om een standplaatsvergunning maakt in ieder geval deel uit het bewijs van de investeringen die noodzakelijk zijn om de gevraagde standplaats te kunnen innemen.
Artikel 2.3.9
Overgangstermijn intrekken vergunning voor onbepaalde tijd
- 1.
De standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd wordt niet eerder ingetrokken dan het moment waarop de standplaatsvergunning zou zijn geëindigd als zij tot stand was gekomen aan de hand van het gestelde in artikel 2.3.8.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde overgangstermijn geldt alleen als de vergunninghouder kan aantonen dat hij bepaalde investeringen niet zou hebben gedaan als voor hem bekend was geweest dat de standplaatsvergunning voortaan voor beperkte tijd zou worden verleend.
Artikel 2.3.10
Persoonsgebonden vergunning
- 1.
De standplaatsvergunning is persoonsgebonden.
- 2.
De persoonlijke standplaatsvergunning is alleen overdraagbaar bij het overlijden van de standplaatsvergunninghouder. In dat geval kan het recht worden overgedragen aan de partner of een kind, als binnen één maand na het overlijden een verzoek hiertoe wordt ingediend bij het college.
Artikel 2.3.11
Vergunningverlening via loting
- 1.
Aanvragen voor standplaatsen worden openbaar kenbaar gemaakt door ten minste een bekendmaking in het Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
- 2.
Degenen die een vrij gekomen standplaats willen innemen moeten zich daarvoor bij de gemeente inschrijven voor een in de bekendmaking vermelde datum en op de wijze die eveneens in de bekendmaking wordt vermeld.
- 3.
Bij meer dan één gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt de standplaats toegewezen via loting door het Afdelingshoofd Ruimte in aanwezigheid van twee andere ambtenaren.
Artikel 2.3.12
Intrekken vergunning
- 1.
Aanvullend op de intrekkingsredenen als bedoeld in artikel 1.1.6 Av geldt dat de standplaatsvergunning eveneens kan worden ingetrokken als de standplaatsvergunninghouder gedurende zes achtereenvolgende dagdelen of gedurende zes dagdelen binnen een tijdvak van drie maanden, geen gebruik heeft gemaakt van de standplaats zonder geldige reden en zonder melding bij de marktmeester.
- 2.
Met achtereenvolgende dagdelen in het eerste lid wordt bedoeld de achtereenvolgende dagdelen waarvoor de standplaatsvergunning geldig is. De standplaats moet daadwerkelijk worden ingenomen.
Artikel 2.3.13
Informatieplicht vergunninghouder
In geval van ziekte of vakantie moet de standplaatsvergunninghouder de marktmeester hierover tijdig informeren en over de gevolgen daarvan wat betreft de uitvoering van de standplaatsvergunning.
Artikel 2.3.14
Kermis en evenementen
In geval van kermis en evenementen kan door de marktmeester worden besloten dat geen standplaats mag worden ingenomen op de aangewezen locatie. De marktmeester kan tevens besluiten dat de standplaats op een andere plaats moet worden ingenomen of dat geen standplaats wordt ingenomen vanwege gebrek aan ruimte.
Titel 3
Uitvoeringsregelingen
Hoofdstuk 3.1
Uitvoeringsregeling afvalstoffen
Artikel 3.1.1
Definities
In deze uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:
- -
Av: Algemene verordening gemeente Leudal.
Artikel 3.1.2
Aanwijzing inzameldiensten
- 1.
Als inzameldienst op grond van artikel 3.10.2.1, eerste lid Av wordt aangewezen:
- a.
Reinigingsdienst Maasland, gevestigd in Haelen;
- b.
- 2.
Als inzamelaar op grond van artikel 3.10.2.2, eerste lid Av worden aangewezen:
- a.
Papierhandel Peeters Recycling in Swalmen in samenwerking met de plaatselijke verenigingen voor de gescheiden inzameling van papier en karton dat afkomstig is van huishoudens;
- b.
verenigingen en particuliere inzamelaar gevestigd in de gemeente Leudal met een vergunning voor de gescheiden inzameling van oud ijzer.
Artikel 3.1.3
Afzonderlijke inzameling
De volgende omschrijvingen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen worden op grond van artikel 3.10.2.5, tweede lid Av vastgesteld:
- a.
asbest en asbesthoudend materiaal: afval waarin zich asbest bevindt;
- b.
autobanden: uitsluitend autobanden van personenauto’s met of zonder velgen;
- c.
blik (onderdeel PMD): lege blikken, conservenblikken, maar geen verfblikken;
- d.
bouw- en sloopafval: harde steenachtige materialen, zoals puin, gasbeton, dakpannen, serviesgoed, sloophout en isolatiematerialen;
- e.
dakleer: teer-, bitumen- en asfaltproducten;
- f.
drinkpakken (onderdeel PMD): kartonnen verpakkingen voor sap- en zuivelproducten;
- g.
elektrische en elektronische apparatuur: de producten zoals genoemd in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur;
- h.
(afgedankte) elektrische en elektronische apparatuur: de producten zoals genoemd in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ;
- i.
glas: wit en bont gescheiden eenmalige glasverpakkingen zoals flessen, potten en andere glazen verpakkingen, met uitzondering van vlakglas, (glas)keramiek, gloei- en spaarlampen, TL-lampen, nagellakflesjes, stenen kruiken, porselein, kristal, spiegels, kunststofflessen en kurken;
- j.
groente-, fruit- en tuinafval: dat deel van de huishoudelijke afvalstoffen dat van organische oorsprong is, beperkt is van omvang en apart wordt ingezameld;
- k.
grof huishoudelijk afval: volumineus of zwaar huishoudelijk afval dat door afmeting of gewicht niet in een inzamelmiddel of via een inzamelvoorziening voor inzameling kan worden aangeboden;
- l.
grof tuinafval: plantaardige of organische afvalstoffen door aard, samenstelling of omvang niet vallend onder gft-afval en vrijkomend bij de aanleg, het onderhoud of verwijdering van particulier groen, zoals grof loofafval, snoeihout en dergelijke, met uitzondering van bielzen, tuinhekken en tuinschuttingen;
- m.
huishoudelijk restafval: afval afkomstig van particuliere huishoudens, dat overblijft na scheiding in andere bestanddelen genoemd in artikel 3.10.2.5, tweede lid Av;
- n.
klein chemisch afval: huishoudelijke afvalstoffen zoals vermeld op de KCA-lijst van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;
- o.
kringloopgoederen: uit het huishouden afkomstige voorwerpen, apparaten en dergelijke die al dan niet na een kleine reparatie weer opnieuw kunnen worden gebruikt;
- p.
kunststof verpakkingsmateriaal (onderdeel PMD): verpakkingen van kunststof zoals bedoeld in de Raamovereenkomst verpakkingen;
- q.
matrassen: 1 of 2 persoons matrassen;
- r.
metaalschroot: materialen zoals schroot en andere metalen;
- s.
papier en karton: huishoudelijk oud papier en karton dat droog, schoon en niet vervuild is met andere afvalfracties, met uitzondering van drankenkartons voor zuivel en frisdranken, ordners en ringbanden met metaal en/of plastic onderdelen, geplastificeerd papier, sanitair papier, behang, vinyl en doorslagpapier;
- t.
textiel: kleding, lakens, dekens, handdoeken en dergelijke, schoeisel, grote lappen stof en gordijnen die schoon zijn, niet vervuild met andere afvalfracties en niet eerder gebruikt als bijvoorbeeld poets- of verflappen;
- u.
verduurzaamd hout: hout dat is geïmpregneerd, te herkennen aan groene of bruine kleur, zoals bielzen of tuinhout;
- v.
vlakglas: bestaande uit draadglas, spiegelglas en figuurglas.
Artikel 3.1.4
Frequentie van inzamelen
- 1.
Bij huishoudens die beschikken over een minicontainer, zamelt de inzameldienst huishoudelijk restafval ten minste één maal per vier weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel in.
- 2.
Bij huishoudens die beschikken over een minicontainer zamelt de inzameldienst groente-, fruit- en tuinafval ten minste één maal per twee weken afzonderlijk bij of nabij elk perceel in.
Artikel 3.1.5
Aanwijzing inzamelmiddelen en -voorzieningen
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av worden de volgende inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen aangewezen:
- A.
inzamelmiddelen voor:
- a.
restafval door of namens de gemeente verstrekte grijze minicontainer uitgevoerd in grijs en een verzamelcontainer ten behoeve van meer dan één huishouden;
- b.
groente-, fruit- en tuinafval een door of namens de gemeente verstrekte groene minicontainer en een verzamelcontainer ten behoeve van meer dan één huishouden;
- c.
klein chemisch afval door of namens de gemeente verstrekte milieubox.
- B.
inzamelvoorzieningen voor:
- a.
glas de door of namens de gemeente geplaatste glasbakken dan wel gerealiseerde ondergrondse voorzieningen;
- b.
restafval alsmede groente-, fruit- en tuinafval de door of namens de gemeente, in of nabij percelen, geplaatste bovengrondse of ondergrondse verzamelcontainer zoals vermeld in bijlage 5 van deze uitvoeringsregeling;
- c.
PMD de door of vanwege gemeente geplaatste bovengrondse of ondergrondse PMD-containers;
- d.
textiel en schoeisel de door of namens de gemeente geplaatste bovengrondse of ondergrondse textielcontainers;
- e.
de in artikel 4.1.3 Uitvoeringsregeling genoemde categorieën van huishoudelijke afvalstoffen, met uitzondering van groente- en fruitafval van de GFT fractie en huishoudelijk restafval, de milieuparken van de Reinigingsdienst Maasland, in Maasbracht (Lijnpad 9), Roggel (Bevelandstraat 1) en Montfort (Maasbrachterweg 3).
Artikel 3.1.6
Voor inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
- 1.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av worden de volgende regels voor het gebruik van de door of namens de gemeente verstrekte inzamelmiddelen voor groente-, fruit- en tuinafval alsmede restafval gesteld:
- a.
het beheer van de inzamelmiddelen die in bruikleen zijn verstrekt door of namens de gemeente, berust bij de Reinigingsdienst Maasland in Haelen;
- b.
de inzameldienst is bevoegd om de container te voorzien van een chip waarop staat vermeld: de afvalstroom waarvoor de container is bestemd, het volume van de container, de postcode, plaatsnaam, straatnaam en huisnummer;
- c.
als in het inzamelmiddel een binnenbak is geplaatst, is het verboden de binnenbak te verwijderen;
- d.
voor het beschadigen of verdwijnen van een door of namens de gemeente verstrekt inzamelmiddel is de gebruiker aansprakelijk, tenzij de gebruiker geen schuld daaraan heeft en dit aantoont via aangifte bij de politie;
- e.
de door of namens de gemeente verstrekte inzamelmiddelen behoren bij de woning;
- f.
de gebruiker van een perceel moet zich tot de Reinigingsdienst Maasland wenden:
- -
als bij een verhuizing naar een perceel geen of een kapot door of namens de gemeente verstrekt inzamelmiddel wordt aangetroffen;
- -
bij verdwijning, vermissing of beschadiging van een door of namens de gemeente verstrekt inzamelmiddel;
- g.
de inzamelmiddelen blijven eigendom van de verstrekker en worden bij normale slijtage voor haar rekening technisch onderhouden;
- h.
de gebruiker is verantwoordelijk voor het gebruik en het onderhoud van de in bruikleen ontvangen inzamelmiddelen alsof deze diens eigendom zijn;
- i.
de gebruiker is verplicht de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen zodanig te gebruiken dat deze geen overlast voor derden veroorzaken;
- j.
de inzamelmiddelen mogen niet voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor deze zijn verstrekt;
- k.
de gebruiker moet bij verhuizing, de inzamelmiddelen compleet, onbeschadigd, schoon en leeg bij het desbetreffende perceel achter laten;
- l.
de verstrekte inzamelmiddelen voor rest- en gft-afval mogen alleen worden gereinigd met toegelaten reinigingsmiddelen, bijvoorbeeld groene zeep, soda en water;
- m.
het GFT-afval en het restafval in de container mag niet zodanig worden verdicht of in de container zijn geplaatst, dat het leeg maken volgens de gebruikelijke werkwijze van de inzameldienst bij leeg maken, niet mogelijk is;
- n.
het GFT-afval en het restafval in een door of namens de gemeente op of nabij geplaatste container, moet worden overgedragen of voor inzameling aangeboden als het bestuursorgaan daartoe aanleiding ziet op grond van onredelijke stankhinder bij omwonenden of om andere milieu hygiënische redenen.
- 2.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av stelt het college de volgende regels omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen, met uitzondering van klein chemisch afval, moeten worden aangeboden:
- a.
het voor inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in de verstrekte minicontainer moet ordelijk gebeuren door het plaatsen van de minicontainer op het voetpad, kortbij de in de gemeente geregistreerde huisaansluitingen zo dicht mogelijk bij de rijweg. Als een voetpad ontbreekt, dan moet de minicontainer aan de kant van de openbare weg, dan wel op een inzamel- of clusterplaats worden gezet. Het plaatsen van de minicontainer mag voetgangers- en overig verkeer niet hinderen, of gevaar dan wel schade veroorzaken. Daarbij moeten de aanwijzingen van de inzameldienst medewerkers worden opgevolgd;
- b.
het inzamelmiddel wordt op de openbare weg aangeboden, tenzij voor een andere plaats vergunning door het college is verleend;
- c.
bij gebruik van het inzamelmiddel moet dit zijn geplaatst zoals de Reinigingsdienst Maasland in een bewonersbrief heeft aangegeven;
- d.
inzamelmiddelen moeten goed gesloten zijn en inzamelingvoorzieningen moeten na gebruik goed worden gesloten;
- e.
uit de inzamelmiddelen en de inzamelvoorzieningen mag geen huishoudelijk afval steken;
- f.
afvalstoffen die ten onrechte of op een onjuiste wijze zijn aangeboden en na inzameling daardoor in de container zijn achtergebleven, moeten onmiddellijk door de aanbieder uit de container te worden verwijderd;
- g.
het gewicht van de hoeveelheid afvalstoffen en het eigen gewicht van de leeg te maken container tezamen, mag in zijn totaliteit niet meer zijn dan 75 kilogram;
- h.
het gewicht van de aangeboden hoeveelheid huishoudelijk klein chemisch afval (kca) mag per inzameling en aanbieding niet meer zijn dan 50 kg;
- i.
de milieuparken van de Reinigingsdienst Maasland worden aangewezen als brengdepot waar de afvalstoffen als vermeld in artikel 3.10.2.5, tweede lid Av kunnen worden achter gelaten;
- j.
bij de afgifte van afvalstoffen bij de milieuparken van de Reinigingsdienst Maasland zijn de acceptatievoorwaarden van Reinigingsdienst Maasland van toepassing;
- k.
de ontdoener van afvalstoffen moet zich bij de milieuparken van de Reinigingsdienst Maasland kunnen legitimeren;
- l.
de inzameling van grof huishoudelijk afval vindt op afroep en tegen betaling plaats. De aanbieder moet voor deze inzameling op afroep, een afspraak maken met de inzameldienst/inzamelaar;
- m.
het grof huishoudelijk afval moet op de afgesproken dag en tijd op een voor het inzamelmaterieel goed bereikbare plaats bij de woning klaar staan;
- n.
het grof huishoudelijk afval mag niet langer zijn dan 2 meter, geen grotere inhoud hebben dan 1 m³ en geen hoger gewicht dan 35 kilogram per stuk. Meubilair en ander huisraad is uitgezonderd van deze maximale afmetingen, volume en gewicht.
- 3.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av stelt het college de volgende regels omtrent het gebruik van de door of namens de gemeente verstrekte verzamelvoorziening voor GFT- en restafval en de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden bij een verzamelvoorziening:
- a.
een inzamelvoorziening voor GFT-afval voor een groep percelen mag alleen worden gebruikt door personen die een aanslag voor betaling van afvalstoffenheffing ontvangen als bedoeld in de “Verordening afvalstoffenheffing Leudal” en aan wie geen individueel inzamelmiddel voor het gescheiden aanbieden van groente-, fruit- en tuinafval is verstrekt;
- b.
alleen groente-, fruit- en tuinafval alsmede restafval mogen worden aangeboden. GFT-afval mag alleen in een hiervoor bestemde bovengrondse inzamelvoorziening worden aangeboden en restafval alleen in een hiervoor bestemde ondergrondse inzamelvoorziening;
- c.
de afvalstoffen moeten in een goed gesloten zak, van maximaal 60 liter, in de inzamelvoorziening worden geplaatst;
- d.
de inzamelvoorziening wordt na gebruik gesloten;
- e.
afvalstoffen mogen niet op of naast de inzamelvoorziening worden geplaatst.
- 4.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av gelden de volgende regels voor het gebruik van het door of namens de gemeente verstrekte inzamelmiddel voor klein chemisch afval (kca):
- a.
kca mag uitsluitend in de door of namens de gemeente verstrekte milieubox worden aangeboden bij de chemokar of de milieustraten van de Reinigingsdienst Maasland;
- b.
kca moet zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking worden aangeboden;
- c.
als het kca niet in de oorspronkelijke verpakking wordt aangeboden, geeft de aanbieder aan de inzamelaar aan wat voor afval het betreft of waarvan het afkomstig is;
- d.
kca-producten mogen niet met elkaar gemengd worden aangeboden;
- e.
de milieubox mag niet onbeheerd op of aan de weg worden aangeboden maar uitsluitend persoonlijk worden overhandigd aan medewerkers van de milieustraat of de chemocar;
- f.
de gebruiker of bewoner moet bij verhuizing de milieubox onbeschadigd, schoon en leeg bij het desbetreffende perceel achter laten.
- 5.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av bepaalt het college dat:
- a.
textiel moet droog en schoon worden aangeboden in de daarvoor bestemde en door of namens de gemeente dan wel de Reinigingsdienst Maasland geplaatste textielcontainers, bij voorkeur in een afgesloten plastic zak en schoenen per paar aan elkaar gebonden;
- b.
glas, leeg (wit en bont gescheiden) en vrij van vervuiling moet worden aangeboden in de daarvoor bestemde en door of namens de gemeente dan wel de Rijksdienst Maasland geplaatste bovengrondse of ondergrondse glascontainer;
- c.
PMD moet leeg, in doorzichtige zakken worden aangeboden in de daarvoor bestemde en door of namens de gemeente dan wel de Rijksdienst Maasland geplaatste bovengrondse of ondergrondse PMD-container;
- d.
oud papier en karton, droog, schoon, scheurbaar en gebundeld met touw of in kartonnen dozen, moet in handzame hoeveelheden van maximaal 25 kg worden aangeboden.
- 6.
Op grond van artikel 3.10.2.8, eerste lid Av kunnen oud papier en karton, grof huishoudelijk afval, kringloopgoederen alsmede grote elektrische en elektronische apparaten zonder inzamelmiddel maar wel gescheiden voor inzameling worden aangeboden.
Artikel 3.1.7
Tijdstip van aanbieden
Op grond van artikel 3.10.2.7 Av worden de volgende regels gesteld omtrent de dagen en tijden waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen voor inzameling mogen worden aangeboden:
- a.
inzamelmiddelen mogen niet eerder worden aangeboden dan vanaf 22.00 uur op de dag voorafgaande aan de inzameldag en moeten uiterlijk 6.00 uur zijn aangeboden op de vastgestelde inzameldag, zoals aangegeven in de afvalkalender en/of app “AfvalWijzer” en www.mijnafvalwijzer.nl.;
- b.
de inzamelmiddelen moeten zo spoedig mogelijk na het leeg maken door de inzameldienst, in ieder geval uiterlijk aan het einde van de vastgestelde inzameldag, uit de openbare ruimte zijn verwijderd;
- c.
van de milieuparken van de Reinigingsdienst Maasland kan gebruik worden gemaakt binnen de door Reinigingsdienst Maasland vastgestelde dagen en tijdstippen;
- d.
de inzamelvoorzieningen voor glas, textiel, PMD, GFT-afval en restafval als bedoeld in artikel 3.10.2.8 Av mogen alleen worden gebruikt tussen 08.00 uur en 22.00 uur;
- e.
grof huishoudelijk afval alsmede elektrische en elektronische apparatuur worden op afroep ingezameld. Deze categorieën mogen slechts worden aangeboden op het afgesproken tijdstip.
Artikel 3.1.8
In bijzondere gevallen voor inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Als het voor de inzameldienst door werkzaamheden niet mogelijk is om de normale inzamelplaatsen te bereiken, kunnen op grond van artikel 3.10.2.8 Av door de Reinigingsdienst Maasland in overleg met de gemeente voor de duur van de werkzaamheden tijdelijke inzamelplaatsen worden aangewezen. Deze worden bekendgemaakt via de gebruikelijke kanalen van gemeente en de Reinigingsdienst Maasland.
Artikel 3.1.9
Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Op grond van artikel 3.10.3.2, tweede lid Av bepaalt het college dat vrijstelling wordt verleend voor het gescheiden aanbieden van bedrijfsafvalstoffen in het kader van afvalpreventie en afvalscheiding voor scholen, gemeenschapshuizen of (sport)verenigingen die deelnemen aan een pilotproject in dat kader.
Hoofdstuk 3.2
Uitvoeringsregeling Av parkeerverbod grote voertuigen
Artikel 3.2.1
Gebieden met parkeerverbod voor grote voertuigen
- 1.
Een parkeerverbod voor grote voertuigen geldt voor:
- a.
de bebouwde kom van de kernen van Leudal geldt een parkeerverbod voor grote voertuigen; en
- b.
de gebieden:
- i.
“Bevelanden” in Heythuysen, en
- ii.
het gebied ten zuiden van het spoor in Haelen,
zoals weergegeven in bijlage 3.
- 2.
Het parkeerverbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:
- a.
- b.
de locaties:
- i.
Kloosterstraat in Heythuysen;
- ii.
Platanenweg in Ittervoort;
- iii.
- iv.
- v.
het terrein aan de Jacobusstraat in Hunsel,
zoals weergegeven in bijlage 3.
- 3.
Het parkeerverbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor de categorieën:
- a.
voertuigen die zijn betrokken bij uitvoering van infrastructurele werken en bij bouwwerkzaamheden, voor zover deze voertuigen in de onmiddellijke nabijheid van het werk worden geparkeerd;
- b.
chauffeurs die een schriftelijke medische verklaring kunnen overleggen, waaruit blijkt dat een parkeerverbod de betrokken chauffeur in moeilijkheden zou brengen;
- c.
- d.
voertuigen van kermisexploitanten, markten, en dergelijke;
- e.
voertuigen van politie, brandweer en ambulance;
- f.
voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor bijzondere transporten of anderszins zodanig afwijken dat bijzondere eisen aan de parkeerplaats moeten worden gesteld;
- g.
lijnbussen en bussen die schoolvervoer faciliteren.
Hoofdstuk 3.3
Uitvoeringsregeling aanlegsteiger Neer
Artikel 3.3.1
Aanmeerregels aanlegsteiger
Maximaal één vaartuig mag de aanlegsteiger in Neer tegelijkertijd gebruiken. Daarbij geldt tevens dat:
- a.
het cruiseschip maximaal 70 meter is;b. het cruiseschip maximaal zeven dagen aaneengesloten aangemeerd is en vervolgens minstens twee dagen niet, en
- b.
de eigenaar kapitein van het cruiseschip de huisregels moeten naleven van de beheerder van de aanlegsteiger.
Hoofdstuk 3.4
Gebiedsaanwijzing verboden drankgebruik
Artikel 3.4.1
Gebiedsaanwijzing centrum Heythuysen
- 1.
Als gebied waarin het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende dranken bij zich te hebben wordt het centrum van de kern Heythuysen aangewezen. Onder centrum van de kern Heythuysen worden de volgende openbare plaatsen en straten begrepen:
- -
het speeltuintje aan de Schoolstraat;
- -
het parkje gelegen aan de Vlasstraat;
- -
de parkeerplaats en het marktterrein achter het oude gemeentehuis;
- -
- -
de Walk tot aan de rotonde bij het gemeentehuis;
- -
de Sint Antoniusstraat tot aan de Zadelmakerslaan;
zoals aangegeven op de in bijlage 4 opgenomen kaart.
- 2.
Deze aanwijzing geldt niet voor:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet;
- c.
tijdens de oudejaarsavond, de nieuwjaarsnacht, de carnavalsdagen en de kermisdagen.
Artikel 4.1
Intrekking regelingen
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt de volgende regelgeving ingetrokken:
- -
Nadere regels ten behoeve van het plaatsen van sandwich- en/of driehoeksborden en het ophangen van spandoeken;
- -
Beleidsnotitie geluidsapparatuur ter voorkoming van schade aan vruchten en gewassen Gemeente Leudal: juni 2008;
- -
Beleidsnota Stoken vuur in de open lucht;
- -
Beleidsregels voor terrassen gemeente Leudal;
- -
Beleidsregels verlengde sluitingstijden horecabedrijven gemeente Leudal;
- -
Uitvoeringsbesluit afvalstoffenverordening Leudal 2018;
- -
Uitvoeringsbesluit APV Parkeerverbod grote voertuigen;
- -
Uitvoeringsbesluit APV Uitbreiding Parkeerverbod grote voertuigen;
- -
Besluit nadere regels Aanlegsteiger Neer;
- -
Gebiedsaanwijzing verboden drankgebruik centrum kern Heythuysen;
- -
Standplaatsenbeleid gemeente Leudal (2020)
Artikel 4.2
Inwerkingtreding
- 1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
- 2.
Dit besluit kan worden aangehaald als “Uitvoeringsregels Algemene verordening gemeente Leudal”.
Bijlage 1
behorende bij Hoofdstuk 1.1
Overzichtlijst van straten waar sandwich- en/of driehoeksborden geplaatst mogen worden in de kernen van de gemeente Leudal.
Alleen rondom de op deze stratenlijst vermelde lichtmastnummers mogen sandwich- en/of driehoeksborden worden geplaatst.
Kern Baexem
Mgr. Kierkelsplein
Lichtmastnummers Mgr. Kierkelsplein: 1737, 1739, 1741
Kern Buggenum
Berikstraat binnen de bebouwde kom aan de bermzijde.
Lichtmastnummers: Berikstraat: 1164, 6202, 6199, 6198
Dorpstraat binnen de bebouwde kom aan de bermzijde.
Lichtmastnummers: Dorpsstraat: 1155,627
Kern Ell
Swartbroekstraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers:Swartbroekstraat: 589
Scheijmansplein
Lichtmastnummers: Scheijmansplein: 276, 824
Kern Grathem
Brugstraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Brugstraat: 6
Lindestraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Lindestraat: 289, 287
Kern Haelen
Roggelseweg binnen de bebouwde kom, vanaf zwembad tot Kraaiakkerweg.
Lichtmastnummers: Roggelseweg: 704, 710, 708, 159, 156, 121, 333
Grote Kampweg, vanaf Roggelseweg tot aan de Beek.
Lichtmastnummers: Grote Kampweg: 753, 1050, 720, 719, 1072, 718, 1071, 717, 1070, 716, 1069, 715, 1068, 714
Kern Haler
Isidoorstraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Isidoorstraat: 204
Kern Heibloem
Pater van Donstraat binnen bebouwde kom tot aan St. Isidoorstraat.
Lichtmastnummers: Pater van Donstraat: 2068, 2063
Kern Heythuysen
Noorderbaan binnen de bebouwde kom met uitzondering van de rotondes.
Lichtmastnummers: Noorderbaan: 2435, 2401, 2402, 2403, 2404, 2405, 2406, 2407, 2408, 2409, 2410, 2411, 2412, 2413, 2414, 2415, 2416, 2418, 2419, 2420, 2421, 2422, 2425, 2426, 2427, 2428
Leveroyseweg binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers Leveryoseweg: 738, 2400
Kern Horn
Beegderweg binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Beegderweg: 393, 388, 382, 381
Halerweg binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummer: 497, 501
Rijksweg binnen de bebouwde kom, vanaf Kerkpad en met uitzondering van de rotonde.
Lichtmastnummers: Rijksweg: 1428, 1429, 1430, 1583, 293, 292, 297, 1563
Kern Hunsel
Kallestraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Kallestraat: 23
Kern Ittervoort
Brigittastraat binnen de bebouwde kom, met uitzondering van kruispunt Brigittastraat/Margarethastraat.
Lichtmastnummers: Brigittastraat: 656
Margarethastraat binnen de bebouwde kom, met uitzondering van kruispunt Brigittastraat tot verkeerslichten Napoleonsweg.
Lichtmastnummers: Margarethastraat: 77, 933, 1010, 934
Kern Kelpen-Oler
Grathemerweg binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Grathemerweg: 172, 2273
Kern Neer
Maasweg binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Maasweg: 2076, 2077, 324, 707, 708, 709, 710
Heldensweg vanaf verkeerslichten tot aan bedrijventerrein.
Lichtmastnummers: Heldenseweg: 2019
Kern Neeritter
Ringstraat binnen de bebouwde kom.
Lichtmastnummers: Ringstraat: 6650, 6651
Krekelbergplein
Lichtmastnummers: Krekelbergplein: 698, 697, 689, 687
Kern Nunhem
Burg. Peetersstraat
Lichtmastnummers: Burgemeester Peetersstraat: 1111, 1109, 1108, 178
Plein in het centrum
Lichtmastnummers: 3 lichtmasten zonder nummer (plein aan de Molenbergstraat).
Kern Roggel
Berkenlaan, van Molenweg tot aan Mortel, alleen aan de bermzijde.
Lichtmastnummers: Berkenlaan: 6389, 6390, 6391, 6392, 6372, 909