Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2022

De Raad van de gemeente Uden;

 

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 2 november 2021;

 

gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, onderdeel h Gemeentewet en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2022

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, onderdeel I, van de Wet op de Huurtoeslag;

  • b.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de Huurtoeslag;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats met toebehoren, waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3. Belastingplicht

Het recht, als bedoeld in artikel 2, wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4. Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en tarief

Het recht als bedoeld in artikel 2, bedraagt per standplaats per maand of gedeelte daarvan voor:

- woonwagenkamp Berkendonk € 139,50;

Artikel 6. Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld

Het recht, als bedoeld in artikel 2, wordt verschuldigd op het moment dat een standplaats wordt ingenomen.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet het recht worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 9. Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10. Nadere regels door het College van burgemeester en wethouders

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De Verordening staangeld Uden 2021 van 17 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening staangeld Uden 2022'.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 december 2021

De Raad voornoemd

de griffier

drs. G.J. de Graaf

de burgemeester

drs. H.A.G. Hellegers

Naar boven