Gemeenteblad van Maassluis
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maassluis | Gemeenteblad 2021, 465923 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maassluis | Gemeenteblad 2021, 465923 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Rogplus
Hoofdstuk II Doelstelling en bevoegdheden/taken
Deze regeling is door de colleges getroffen voor een kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering van in ieder geval de voorzieningen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en - vanaf 1 januari 2023 - de Jeugdwet, dan wel voor andere taken in het sociaal domein die de colleges, met instemming van de raden, delegeren aan Rogplus.
Artikel 4 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
Hoofdstuk III Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van de leden van het algemeen bestuur daarom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. De vergadering vindt plaats binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek.
Artikel 9 Informatie en verantwoording
Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Het algemeen bestuur informeert de raden actief in die gevallen waarin de eigen colleges dat ook doen en wel op de wijze die gebruikelijk is in de onderscheiden gemeenten.
Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien tenminste één lid van het dagelijks bestuur hierom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek plaats.
Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste twee derde van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Hoofdstuk VI Gemeenschappelijke adviescommissie
Op voorstel van de raden van de gemeenten gezamenlijk stelt het algemeen bestuur een gemeenschappelijke adviescommissie in die het algemeen bestuur van advies kan voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling kan voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.
Hoofdstuk VIII Financiële bepalingen
Artikel 19 Begroting openbaar lichaam
Het dagelijks bestuur stelt elk jaar, met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen van het openbaar lichaam, een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op voor het komend dienstjaar van het openbaar lichaam, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. Tevens stelt hij elk jaar een meerjarenbegroting op.
De raden van gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de concept begroting naar voren brengen en wel binnen twaalf weken na ontvangst van de concept begroting. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de concept begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Het dagelijks bestuur stelt elk jaar uiterlijk op 15 april de rekening van baten en lasten van het voorgaande jaar op met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen en nadere regels van Rogplus. Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter controle naar de accountant, met het verzoek uiterlijk op 15 juni het controlerapport uit te brengen.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatie- en archiefbescheiden van het lichaam overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen archiefregeling, onverminderd het bepaalde in de Archiefwet en de Wet bescherming persoonsgegevens. De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de colleges gedelegeerde taken berust bij de gemeenten.
Hoofdstuk XII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De raden van de gemeenten kunnen bij de colleges binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp hun zienswijze over het voorgenomen besluit tot toetreding naar voren brengen. Indien de raden geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vorige lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Te allen tijde kan een gemeente besluiten uit deze regeling te treden. Uittreding dient te geschieden bij besluit van het college. De uittreding treedt in werking aan het eind van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het uittredingsbesluit ter kennis is gebracht van het algemeen bestuur of eventueel op een later tijdstip indien een geschil over de uittreding aan de orde is.
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden betaald. Deze toe te rekenen kosten dienen te worden vastgesteld op basis van een advies van een externe accountant en bevatten in ieder geval de volgende elementen:
Het algemeen bestuur stelt in overleg met de uittredende gemeente en in overeenstemming met de regels genoemd in het tweede lid van dit artikel, ten minste zes maanden voor het tijdstip van uittreding een ontwerp regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Daarbij kan overeengekomen worden dat de uittredende gemeente bepaalde verplichtingen ten opzichte van derden overneemt, ten einde de kosten van uittreding als bedoeld in het tweede lid te beperken. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geacht te bestaan.
De raden van de gemeenten kunnen bij de colleges binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp hun zienswijze over het voorgenomen besluit tot uittreding naar voren brengen. Indien de raden geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
De raden van de gemeenten kunnen bij de colleges binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp hun zienswijze over het voorgenomen besluit tot wijziging naar voren brengen. Indien de raden geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vorige lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
TOELICHTING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OPENBAAR LICHAAM ROGPLUS
De gemeenschappelijke regeling Rogplus heeft een algemene toelichting waarin de structuur van de organisatie, de overgedragen bevoegdheden en de verantwoordingsrelaties worden toegelicht.
Daarnaast wordt ingegaan op de rol van de gemeenteraad. De artikelen sluiten zoveel mogelijk aan bij de Wet gemeenschappelijke regelingen (‘Wgr’) en hebben geen aparte toelichting.
1. De structuur van de organisatie
De samenwerking tussen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam en heeft de volgende organisatiestructuur, algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.
De gemeenschappelijke regeling Rogplus is een collegeregeling, er zijn uitsluitend collegebevoegdheden gemandateerd. Bij een collegeregeling worden de leden van het algemeen bestuur gekozen door en uit de colleges (art. 13 lid 6 Wgr). Zij vertegenwoordigen de colleges in het algemeen bestuur en worden geacht het eigen belang van de deelnemer te behartigen Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van het algemeen bestuur. In de GR Rogplus bestaat het algemeen bestuur uit de zes wethouders. De colleges van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam benoemen ieder twee leden en twee plaatsvervangende leden.
In het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem.
Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden. De leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. Een lid van het dagelijks bestuur is derhalve ook lid van het algemeen bestuur en heeft in feite twee petten op; als van het algemeen bestuur behartigt hij/zij de belangen van de eigen gemeenteraad (opdrachtgeverschap) en als lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigt hij/zij het algemeen bestuur en wordt hij/zij geacht de belangen van de GR te dienen (opdrachtgeverschap.
De voorzitter van het openbaar lichaam is een zelfstandig bestuursorgaan, zoals ook de burgemeester dat is binnen de gemeente. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen (art. 13 Wgr). Door de toevoeging ‘en uit’ blijkt dat de voorzitter dus altijd een lid van het algemeen bestuur moet zijn. Een externe voorzitter is niet mogelijk. Anders dan de burgemeester ten opzichte van de raad, is de voorzitter van het openbaar lichaam een volledig stemrecht hebbend lid van het algemeen bestuur. De voorzitter van het openbaar lichaam is ook voorzitter van het algemeen bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). Hij heeft binnen het algemeen bestuur een dubbelrol.
Tenslotte is de voorzitter van het algemeen bestuur ook voorzitter van het dagelijks bestuur (artikel 15 lid 2). In de GR is vastgelegd dat de voorzitter ieder jaar rouleert: ieder jaar komt een voorzitter uit een andere MVS-gemeente.
Om een effectieve en efficiënte werkwijze van de GR te bevorderen worden uitvoeringstaken van de colleges op het gebied van de Wmo 2015 en – vanaf 1 januari 2023 - alle vormen van jeugdhulp uitgezonderd het Landelijk Transitie Arrangement (LTA), Gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis gedelegeerd naar OL Rogplus. De verantwoordelijkheid voor deze taken komt te liggen bij het bestuur van Rogplus. De colleges kunnen besluiten het delegatiebesluit in te trekken en sturen op de uitvoering door middel van beleidsregels. De raden behouden hun kaderstellende bevoegdheden door het vaststellen van het strategisch beleid en verordeningen inzake de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Bij een collegeregeling leggen de leden van het algemeen bestuur verantwoording af aan het college dat hem of haar heeft benoemd. Het algemeen bestuur als entiteit kan niet ter verantwoording worden geroepen door colleges en raden.
Het algemeen bestuur heeft een inlichtingenplicht aan alle colleges en raden, passief en actief. Het algemeen bestuur informeert de raden actief in die gevallen waarin de eigen colleges dat ook doen en wel op de wijze die gebruikelijk is in de onderscheiden gemeenten.
Leden van het algemeen bestuur worden benoemd door de colleges van de deelnemende gemeenten. Een lid van het algemeen bestuur kaan uitsluitend worden ontslagen door het college dat hem of haar heeft benoemd.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur. Er geldt voor leden van het dagelijks
bestuur uitsluitend een verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur moet het algemeen bestuur daarnaast alle inlichtingen verschaffen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft.
Leden van het dagelijks bestuur worden door en uit het algemeen bestuur benoemd. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan indien dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.
4. De rol van de gemeenteraden
De GR is een collegeregeling waarin het college zijn bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam heeft gedelegeerd. De colleges sturen door middel van beleidsregels.
Doordat het een collegeregeling betreft behouden de raden hun kaderstellende bevoegdheden. Het vaststellen van het strategisch beleid en van verordeningen blijft een bevoegdheid van de raad.
Om de raden bij het samenwerkingsverband te betrekken is in de Wgr een verplichte voorhangprocedure of zienswijzenprocedure opgenomen. Het dagelijks bestuur biedt in februari de raden een kadernota aan. Deze wordt uiterlijk op 15 april gevolgd door een concept begroting. De raden kunnen binnen een termijn van twaalf weken na ontvangst van de concept begroting een zienswijze presenteren aan het dagelijks bestuur. Het is aan het dagelijks bestuur om te bepalen of en in hoeverre de zienswijzen van de raden worden verwerkt in de begroting die aan het algemeen bestuur wordt verzonden en door deze wordt vastgesteld.
Toestemming en zienswijzeprocedure
Uit artikel 1 tweede lid van de Wgr volgt dat de raden van de deelnemende gemeenten toestemming moeten verlenen voor het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Ook voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling is toestemming van de betrokken gemeenteraden vereist. Dit volgt uit artikel 1 derde lid van de Wgr.
Ter versterking van de democratische legitimiteit is in GR bepaald dat in geval van het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit de GR net als bij de begroting een zienswijzeprocedure wordt gevolgd. Hiermee wordt ook vooruitgelopen op een wijziging van de Wgr die naar verwachting volgend jaar in werking zal treden. In de genoemde situaties kunnen de gemeenteraden bij de colleges binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp voor toetreden, wijzigen en uittreden hun zienswijze over het voorgenomen besluit tot wijziging naar voren brengen. Indien de raden geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
Gemeenschappelijke adviescommissie
De gewijzigde Wgr introduceert de figuur van een gemeenschappelijke adviescommissie (in de gemeenschappelijke regeling opgenomen in artikel 17). Als de raden van de gemeenten die deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling deelnemen het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling (in casu OL Rogplus) voorstellen een gemeenschappelijke adviescommissie in te stellen moet het algemeen bestuur daar gehoor aan geven. Een voorstel kan uitsluitend door alle raden worden ingediend. Als één raad het voorstel niet onderschrijft kan geen gemeenschappelijke adviescommissie worden ingesteld. Overigens kan een gemeenteraad het voorstel ondersteunen, maar geen leden uit de eigen raad afvaardigen naar de commissie. De raden kiezen zelf de leden van de commissie. Zij opereren zonder last of ruggespraak. Als een individuele raad van mening is dat zijn raadslid de lokale belangen onvoldoende behartigt kan hij een voordracht doen aan het bestuur van het openbaar lichaam om het betreffende raadslid te vervangen.
Met de gemeenschappelijke adviescommissie wordt beoogd dat de raden in een vroegtijdig stadium kunnen worden betrokken bij voorgenomen besluiten door het bestuur van de regeling. Zij fungeert daarmee als ‘vooruitgeschoven post’ van de gemeenschappelijke raden. De gemeenschappelijke adviescommissie kan het bestuur van een openbaar lichaam adviseren omtrent voorgenomen besluiten, zelf aandacht voor een onderwerp kunnen vragen en (gezamenlijke) standpunten van de raden van de deelnemende gemeenten op het punt van de regeling voorbereiden en daaromtrent adviseren. Daarmee kunnen de raden eerder en nauwer betrokken worden dan op dit moment het geval is. Er is geen sprake van delegatie van bevoegdheden aan de gemeenschappelijke adviescommissie. Uiteindelijk blijven de raden beslissingsbevoegd over in te dienen zienswijzen. Indien de gemeenschappelijke adviescommissie een advies uitbrengt voor een zienswijzeprocedure en een gemeenteraad is het niet eens met dit advies, behoudt de laatste het recht om zelf een zienswijze aan de gemeenschappelijke regeling (in casu OL Rogplus) aan te bieden.
De instelling van deze commissie vindt plaats door het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling (in casu OL Rogplus) omdat de gemeenschappelijke adviescommissie onderdeel van de regeling is en daardoor bij de organisatie van het samenwerkingsverband hoort en niet bij de gemeentelijke organisatie. Daarbij regelt het algemeen bestuur een aantal zaken met betrekking tot het functioneren van de commissie, na de raden de gelegenheid geboden te hebben hun wensen hieromtrent naar voren te brengen, omdat de gemeenschappelijke adviescommissie die niet voor zichzelf kan regelen voordat zij begonnen is. Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam wordt geacht binnen een redelijke termijn na indiening van het voorstel door de raden van de deelnemende gemeenten de gemeenschappelijke adviescommissie in te stellen.
In de GR is in artikel 30 bepaald dat de GR eens in de vier jaar wordt geëvalueerd. De evaluatie ziet in ieder geval toe op:
De uitkomsten van de evaluatie worden neergelegd in een evaluatierapport dat wordt besproken met de colleges en de raden.
Enquêterecht gemeenteraden bij gemeenschappelijke regelingen
Op grond van het nieuwe artikel 155g Gemeentewet artikel kan de gemeenteraad tezamen met de andere gemeenteraden van de deelnemende gemeenten op voorstel van een van de gemeenteraden van de
deelnemende gemeenten aan een gemeenschappelijke regeling een onderzoek instellen naar het door een openbaar lichaam als Rogplus gevoerde bestuur. Alle betrokken gemeenteraden dienen met het voorstel in te stemmen. Is dit niet het geval dan blijft een enquête achterwege. Gezien het feit dat het enquêterecht bedoeld is als onderzoeksinstrument en controlemiddel van de raad richting het collegebestuur, kan het gemeenschappelijke enquêterecht enkel worden ingesteld door gemeenteraden van deelnemende gemeenten aan een collegeregeling, zoals bij Rogplus het geval is.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de gemeenteraden gezamenlijk in te stellen gemeenschappelijke onderzoekscommissie. De onderzoekscommissie wordt vormgegeven door het instellen van een gemeenschappelijk orgaan. De gemeenschappelijke onderzoekscommissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. In de regeling waarmee de gemeenschappelijke onderzoekscommissie wordt ingesteld worden nadere regels met betrekking tot het onderzoek gesteld waarbij in ieder geval een regeling dient te worden opgenomen met betrekking tot de ambtelijke bijstand die aan de onderzoekscommissie wordt verschaft, waarmee de onafhankelijkheid van de bijstand die wordt verleend dient te worden gewaarborgd.
De raden van de gemeenten kunnen de door hen ingestelde rekenkamer verzoeken een onderzoek te verrichten (artikel 184 lid 1 onder a Gemeentewet) bij het openbaar lichaam.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-465923.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.