Gemeenschappelijke Regeling Reinigingsbedrijf Midden Nederland (RMN)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Baarn, Bunnik, IJsselstein, Nieuwegein, Soest en Zeist, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft:

 

overwegende,

 

Dat de gemeenten Baarn, Bunnik, IJsselstein, Nieuwegein, Soest en Zeist deelnemer zijn in de gemeenschappelijke regeling AVU, die onder andere tot taak heeft het aangaan van overeenkomsten voor be- en verwerken van huishoudelijke afvalstoffen;

 

Dat schaalvergroting op het terrein van het inzamelen en bewerken van afvalstoffen en het reinigen van de openbare ruimten en daarmee samenhangende taken noodzakelijk is;

 

Dat samenwerking ter behartiging van de belangen van het op milieuhygiënisch verantwoorde wijze inzamelen en bewerken van afvalstoffen gewenst is;

 

Dat de gemeenten Baarn, IJsselstein, Nieuwegein, Soest en Zeist met het oog daarop de gemeenschappelijke regeling RMN in stand houden;

 

Dat de gemeente Bunnik voorgaande overwegingen onderschrijft en om die reden op 1 januari 2016 toe is getreden tot de gemeenschappelijke regeling RMN;

 

Dat het streven erop is gericht deelname van meer gemeenten in de regio Utrecht aan de gemeenschappelijke regeling RMN te bevorderen en daartoe de mogelijkheden actief te onderzoeken;

 

Dat er deelnemende gemeenten zijn die naast de reguliere basistaken van afvalinzameling en reiniging meer taken op het gebied van het beheer van de openbare ruimte aan het Reinigingsbedrijf Midden Nederland willen inbesteden;

 

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Baarn van

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Bunnik van

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente IJsselstein van

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein van

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Soest van

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van de gemeente Zeist van

 

Besluiten:

De hierna volgende gemeenschappelijke regeling genaamd: gemeenschappelijke regeling Reinigingsbedrijf Midden Nederland, handelend onder de naam RMN, te wijzigen en als volgt vast te stellen

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1  

De regeling verstaat onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Reinigingsbedrijf Midden Nederland;

  • b.

    het lichaam: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam RMN als bedoeld in artikel 2 van de regeling en artikel 8 van de wet;

  • c.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

  • d.

    de deelnemers: de rechtspersonen achter de aan de regeling deelnemende bestuursorganen, te weten de gemeenten Baarn, Bunnik, IJsselstein, Nieuwegein, Soest en Zeist;

  • e.

    het gebied: het gebied gelegen binnen de gemeentegrenzen van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • f.

    uitvoeringsorganisatie: organisatie die belast is met de inzamelbewerkings-, reinigings- en transportactiviteiten en die hiervan de administratie verzorgt;

  • g.

    afvalstoffen: afvalstoffen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer;

  • h.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

  • i.

    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • j.

    derde: een, niet aan de regeling deelnemend, overheidslichaam

  • k.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het lichaam;

  • l.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het lichaam; en

  • m.

    voorzitter: de voorzitter van het lichaam.

Artikel 2  

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Reinigingsbedrijf Midden Nederland, hierna te noemen RMN.

  • 2.

    Het lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd te Soest.

     

Het doel van het lichaam

Artikel 3  

Het lichaam heeft tot doel het realiseren van een effectieve, efficiënte en kwalitatief hoogwaardig en klantvriendelijke uitvoering van afvalbeheer en beheer van de openbare ruimte, waaronder reinigingstaken voor haar deelnemers.

 

Taken van het lichaam

Artikel 4  

  • 1.

    Het lichaam voert de taken voor de deelnemende gemeenten uit in de vorm van basistaken en additionele taken.

  • 2.

    Het lichaam voert de volgende basistaken uit voor alle deelnemende gemeenten:

    • a.

      afvalbeheer (inzameling en beheer milieustraten);

    • b.

      straatreiniging (o.a. mechanisch vegen, handmatig vegen, verwijderen zwerfafval op verhardingen, onkruidbestrijding verhardingen, verwijderen hondenpoep op hondenuitlaat plekken, legen straatprullenbakken);

    • c.

      kolkenreiniging;

    • d.

      gladheidbestijding;

    • e.

      ongediertebestrijding; en

    • f.

      beleidsadvisering en voorlichting.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid worden de op 1 juli 2015 bestaande uitzonderingen op de in het eerste lid genoemde basistaken, voor zover vastgelegd in de dienstverleningsovereenkomst tussen het lichaam en de betreffende gemeente, gerespecteerd.

  • 4.

    Het lichaam kan onder meer de volgende additionele taken uitvoeren, waaronder, maar niet uitsluitend:

    • a.

      groenbeheer (zwerfafval verwijderen in groen, schoffelen, maaien, snoeien en opstellen en uitvoeren beheerplannen) 

    • b.

      klein civieltechnisch (onderhoud, beheer en instandhouding van straatmeubilair, borden, herstel bestrating),

    • c.

      onderhoud groen op sportcomplexen en onderhoud groen op begraafplaatsen

    • d.

      overige werkzaamheden (o.a. graffiti en kauwgom verwijderen);

    • e.

      inzet op basis van oproep (geen planning);

Dienstverlening

Artikel 5  

  • 1.

    Het algemeen bestuur legt de nadere uitwerking van de basistaken en de additionele taken, alsmede de uitgangspunten en voorwaarden voor de uitvoering en financiering van deze beide soorten taken vast in het dienstverleningshandvest.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een model dienstverleningsovereenkomst vast met de concrete voorwaarden voor dienstverlening door het lichaam. In het model dienstverleningsovereenkomst wordt het dienstverleningshandvest, bedoeld in het eerste lid, van toepassing verklaard.

  • 3.

    Het lichaam sluit met elke deelnemende gemeente een dienstverleningsovereenkomst op basis van het model, bedoeld in het tweede lid, voor de basistaken en eventuele additionele taken, bedoeld in artikel 4, die de deelnemende gemeente afneemt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit op voorstel van het dagelijks bestuur over een verzoek van een derde om voor haar een (deel-)taak uit te voeren.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat het lichaam het merendeel van zijn taken, als bedoeld in geldende wet en regelgeving, uitvoert voor de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk II Inrichting, samenstelling en werkwijze bestuur

 

Bestuursorganen

Artikel 6  

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

  • 3.

    De voorzitter is naast voorzitter van het algemeen bestuur tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

     

Het algemeen bestuur

Artikel 7

  • 1.

    De colleges van de deelnemende gemeenten benoemen elk uit hun midden één lid en één plaatsvervangend lid voor het algemeen bestuur.

  • 2.

    De leden worden benoemd voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de leden van de colleges.

  • 3.

    De benoeming van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de vergadering van de colleges der deelnemende gemeenten, zo spoedig mogelijk na het van kracht worden van deze regeling.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de colleges van de deelnemende gemeenten aftreden.

  • 5.

    In de plaatsen van leden die door ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen wordt binnen drie maanden voorzien door het college van de betreffende gemeente.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede het college die hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte.

  • 7.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt lid te zijn van het college van burgemeester en wethouders waardoor men krachtens het bepaalde in lid 1 is benoemd.

Artikel 8  

  • 1.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer eenvijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6.

    Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de wet van toepassing.

  • 7.

    Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen, besluiten of stemmen, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 8.

    Over de begroting en over de rekening kan het algemeen bestuur slechts beraadslagen en/of een besluit nemen in een openbare vergadering.

Artikel 9  

  • 1.

    De deelnemers aan de Regeling beschikken over enkelvoudig stemrecht.

  • 2.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt, met uitzondering van het bepaalde in het derde lid van dit artikel, de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.

  • 3.

    De navolgende besluiten kunnen slechts worden genomen met een tweederde meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste het volledige algemeen bestuur vertegenwoordigd is:

    • -

      besluiten tot het vaststellen van een financiële regeling verband houdende met het intreden in en het uittreden uit de regeling;

    • -

      besluiten tot het vaststellen van een procedure voor het aanstellen van een externe deskundige als bedoeld in artikel 32 van de Regeling;

    • -

      besluiten tot het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • -

      besluiten tot het vaststellen van de jaarrekening;

    • -

      besluiten tot het vaststellen en wijzigen van het beleidsplan;

    • -

      het vaststellen van een liquidatieplan in geval van beëindiging van de gemeenschappelijke regeling;

    • -

      besluiten inzake de toepassing van artikel 10a, lid 2, van de wet.

Het dagelijks bestuur

Artikel 10  

Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur een reglement van orde vast voor zijn werkzaamheden.

Artikel 11  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter alsmede tenminste twee overige leden, daarbij in acht nemend dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.

  • 2.

    De leden zoals bedoeld in het eerste lid worden uit en door het algemeen bestuur benoemd.

  • 3.

    Het bestuur kan zich in het algemeen laten bijstaan door externe deskundigen.

Artikel 12  

  • 1.

    De in artikel 11.2. bedoelde leden worden benoemd in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 2.

    Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur van de in artikel 11.2. bedoelde leden loopt parallel met dat van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het lidmaatschap van de in artikel 11.2. bedoelde leden van het dagelijks bestuur eindigt indien men ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze(n) niet meer het vertrouwen van de meerderheid van het algemeen bestuur genieten.

  • 7.

    Het benoemen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen door ontslag, overlijden of om andere redenen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

  • 8.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hem in het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

  • 9.

    Op het lidmaatschap van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 20 van de wet overeenkomstig van toepassing.

Artikel 13  

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en voor andere werkzaamheden en zendt dit aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden besloten indien ten minste drie (inclusief de voorzitter) van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordig is.

  • Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid heeft de voorzitter twee stemmen als na stemming blijkt dat de stemmen staken. De stem van de voorzitter is daarmee doorslaggevend.

     

De voorzitter

Artikel 14  

  • 1.

    Voor de eerste zittingsperiode wijst het algemeen bestuur uit hun midden een voorzitter aan. De zittingsperiode is gelijk aan de zittingsperiode van de gemeentelijke colleges.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een roulatieschema voor het voorzitterschap op waarbij elke deelnemende gemeente bij toerbeurt de voorzitter levert. Met het roulatieschema dienen alle aan de regeling deelnemende colleges in te stemmen.

  • 3.

    Voor de eerste zittingsperiode wijst het algemeen bestuur uit hun midden een vervangend voorzitter aan. De zittingsperiode is gelijk aan de zittingsperiode van de gemeentelijke colleges.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt een roulatieschema voor het vervangend voorzitterschap op waarbij elke deelnemende gemeente bij toerbeurt de vervangend voorzitter levert. Het roulatieschema wordt aan alle, aan de regeling deelnemende colleges, ter kennisname gezonden.

  • 5.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 6.

    De voorzitter ondertekent alle stukken die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 7.

    Hij draagt zorg voor de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Hij vertegenwoordigt het lichaam in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen; met betrekking tot de in de leden 5 en 6 van dit artikel bedoelde taken, kan hij de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen.

  • 9.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kunnen ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde beleid.

  • 10.

    Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem (zoals in art. 13 lid 5).

     

De secretarisdirecteur

Artikel 15  

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft een secretarisdirecteur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist over de benoeming en het ontslag van de secretarisdirecteur.

  • 3.

    Voor de benoeming van de secretarisdirecteur wordt door het dagelijks bestuur een voordracht opgemaakt.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de arbeidsvoorwaarden van de secretarisdirecteur vast en stelt het algemeen bestuur hiervan in kennis.

Artikel 16  

  • 1.

    De secretarisdirecteur heeft tot taak het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies in hun opgedragen taken ter zijde te staan.

  • 2.

    Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretarisdirecteur mede ondertekend.

  • 3.

    De secretarisdirecteur is belast met de dagelijkse leiding van de uitvoeringsorganisatie, waarvoor hij de verantwoording draagt.

  • 4.

    De secretarisdirecteur is verantwoordelijk voor het opmaken van de notulen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk III Taken en bevoegdheden van het lichaam

 

Bevoegdhedenverdeling

Artikel 17  

  • 1.

    Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 3 en 4 genoemde doelen en taken berust bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheid die niet krachtens deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter is opgedragen.

  • 2.

    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot het:

    • a.

      opstellen van de jaarlijkse kadernota

    • b.

      vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

    • c.

      vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • d.

      vaststellen van de jaarrekening,

    • e.

      vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking;

    • f.

      vaststellen van de controleverordening;

    • g.

      vaststellen van het treasurystatuut;

    • h.

      vaststellen van het dienstverleningshandvest, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid;

    • i.

      vaststellen van de model dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in artikel 5, derde lid;

    • j.

      opstellen van voorwaarden voor toetreding;

    • k.

      besluiten over toetreding en uittreding van (andere) deelnemers; en

    • l.

      oprichten van, het mede oprichten van en het deelnemen in bedrijven.

  • 3.

    Voor zover de bevoegdheid in het eerste lid, onder k, het oprichten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen behelst, besluit het algemeen bestuur hiertoe indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen publiek belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

Artikel 18  

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    De instelling van commissies, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van commissies, geschieden overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 en 25 van de wet.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan verordeningen vaststellen.

Artikel 19  

  • 1.

    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het dagelijks bestuur onder meer belast met en bevoegd tot:

    • a.

      dagelijkse bestuursaangelegenheden, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan, dit met uitzondering van de secretaris-directeur;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 17, derde lid, juncto 31a van de wet;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het toezicht op het beheren van de financiën en eigendommen van het lichaam;

    • h.

      het opstellen/aanpassen van een instructie voor de secretaris-directeur; en

    • i.

      het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden en andere instellingen, diensten en personen waarmee contact voor het lichaam van belang is.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

     

Informatie, verantwoording en terugroeping

Artikel 20  

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het tweede lid bepaalde.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

Artikel 21  

Het college dat een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft benoemd, heeft de bevoegdheid dit door hem benoemde lid te ontslaan indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

Artikel 22  

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur en de voorzitter geven elk, voor zover het hun bevoegdheid betreft, op de in de gemeente gebruikelijke wijze aan de colleges van de deelnemende gemeenten, desgevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid nodig is.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft benoemd alle inlichtingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze, die door dit orgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft benoemd, voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    De wijze waarop inlichtingen worden verstrekt dan wel verantwoording voor het gevoerde beleid dient te worden afgelegd, wordt nader geregeld in het reglement van orde als bedoeld in artikel 10.

  • 5.

    Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de deelnemende gemeente waar het betreffende lid vandaan komt.

     

Rechtspositie van het personeel

Artikel 23  

  • 1.

    Op het personeel in dienst van het lichaam is de CAO SGO van toepassing.

  • 2.

    Op grond van specifieke bedrijfssituaties kunnen met inachtneming van wettelijke regelingen, afwijkende regelingen worden vastgesteld.

Hoofdstuk IV Financiële bepalingen

 

De begroting en rekening van het lichaam

Artikel 24  

  • 1.

    Het boekjaar van het lichaam is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten dragen alle kosten voor de basistaken en voor zover van toepassing additionele taken waarin zij participeren.

  • 3.

    In de dienstverleningsovereenkomst wordt bepaald hoe om wordt gegaan met overbesteding dan wel onderbesteding bij basistaken en additionele taken.

  • 4.

    Voor elke additionele taak geldt dat deze uitsluitend voor rekening en risico wordt uitgevoerd van de deelnemende gemeente die deze taak afneemt. Voor zover financiële tekorten optreden als gevolg van uitvoering resp. beëindiging van een additionele taak komen deze volledig ten laste van de deelnemende gemeente die die betreffende additionele taak afneemt resp. heeft afgenomen. Van enige financiële of overige aansprakelijkheid ter zake van de uitvoering van additionele taken worden gevrijwaard:

    • De deelnemende gemeenten die de betreffende additionele taak niet afnemen

    • Het lichaam, tenzij het financieel tekort te wijten is aan nalatigheid in de bedrijfsvoering van het lichaam

    • De deelnemende gemeenten die de betreffende additionele taak wel afnemen, maar het financieel tekort niet heeft veroorzaakt.

  • Een en ander wordt opgenomen in het dienstverleningshandvest en geldt zodoende voor alle dienstverleningsovereenkomsten.

  • 5.

    Het algemeen bestuur legt de wijze waarop de kosten, bedoeld in het tweede lid, worden toebedeeld en overige financieringsafspraken, vast in het dienstverleningshandvest, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid en de dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in artikel 5, derde lid.

Artikel 25  

  • 1.

    De begroting met het bijbehorende beleidsplan van het lichaam wordt jaarlijks voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, de algemene en financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op van baten en lasten, de investerings- en financieringsstaat voor het volgende boekjaar en de meerjarenraming voor ten minste drie daarop volgende kalenderjaren en zendt deze vergezeld van een memorie van toelichting, acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 5.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6.

    Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur binnen twee weken, doch uiterlijk voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten en de raden der deelnemende gemeenten die ter zake gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

Artikel 26  

  • 1.

    Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel kunnen geen uitgaven worden gedaan welke niet bij de vastgestelde begroting of bij een vastgestelde begrotingswijziging zijn geraamd.

  • 2.

    Artikel 25, tweede, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere deelnemende gemeenten in de kosten, bedoeld in artikel 24.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan echter in buitengewone gevallen van dringende spoed besluiten tot het doen van zodanige uitgaven, mits het bestuur het daartoe te nemen besluit met redenen omkleedt en dit terstond aan de raden der deelnemende gemeenten inzendt. Het algemeen bestuur wijst daarbij tevens de middelen tot dekking aan.

Artikel 27  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de rekening over het afgelopen jaar vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft de voorlopige jaarrekening, inclusief rapport van bevindingen van de contolerende accountant, voor zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 15 juli, na de vaststelling van de rekening door het algemeen bestuur, de rekening vergezeld van de daarbij behorende verantwoording alsmede van een verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid, opgemaakt door een buiten het lichaam staande deskundige, ter kennisneming toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

Artikel 28  

Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, de inrichting van de begroting, de rekening, de boekhouding en de controle en brengt deze ter kennis van de colleges der deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

 

Waarborg/aflossing van rente c.q. geldlening

Artikel 29  

  • 1.

    Elk der deelnemende gemeenten waarborgt de betaling der renten en aflossing van de door het lichaam te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden naar rato van de ingebrachte omzet, exclusief verwerkingskosten.

  • 2.

    Indien uit het vorige lid bepaalde voor de deelnemende gemeenten betalingen voortvloeien, zullen deze door de deelnemende gemeenten onderling worden verrekend.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Hoofdstuk V Archief

Artikel 30  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de informatieobjecten van de bij deze regeling ingestelde organen overeenkomstig in een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling (informatieverordening), welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de informatieobjecten een voorziening getroffen.

  • 2.

    De secretarisdirecteur is belast met het beheer van de informatieobjecten, voor zover deze informatieobjecten niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    De aangewezen archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de informatieobjecten, voor zover deze informatieobjecten niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 lid 1, 13 van de Archiefwet 1995 en artikel 9 van het Archiefbesluit 1995 over te brengen informatieobjecten van de in deze regeling genoemde organen naar de aangewezen archiefbewaarplaats. De overgebrachte informatieobjecten worden beheerd door de aangewezen archivaris. Het dagelijks bestuur blijft zorgdrager van de overgebrachte informatieobjecten.

VII Hoofdstuk Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31  

  • 1.

    Een college van een niet deelnemende gemeente kan een verzoek tot toetreding indienen bij het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogde toetreder, het algemeen bestuur en ten minste twee derde van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet daartoe besluiten.

  • 4.

    De toetreding gaat in zodra opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de wet heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, voordat over de toetreding wordt besloten.

Artikel 32  

  • 1.

    Het college van de deelnemende gemeente dat voornemens is uit te treden, maakt dit kenbaar aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges.

  • 2.

    De uittredende gemeente dient de andere deelnemende gemeenten te compenseren voor de verliezen die laatstgenoemden lijden door het uittreden.

  • 3.

    De hoogte van de financiële compensatie wordt berekend conform de bij het Dienstverleningshandvest vastgestelde bijlage; Kostenallocatiemodel, tarievenbeleid en desintegratieregeling RMN.

  • 4.

    De compensatie wordt in een periode van vijf jaar afgebouwd.

  • 5.

    Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het derde lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.

  • 6.

    De uittreding geschiedt per 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin toestemming van het algemeen bestuur is verkregen.

Artikel 33  

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd indien de colleges van burgemeester en wethouders van ten minste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten hiertoe besluiten, onverminderd artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur of ten minste twee colleges van deelnemende gemeenten kunnen voorstellen tot wijziging indienen bij het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt deze onverwijld door aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

Artikel 34  

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van ten minste tweederde der deelnemende gemeenten, onverminderd artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.

  • 2.

    In geval van beëindiging, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het liquidatieplan (omvattende een sociaal plan) voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35  

Het college van de gemeente Soest zendt de regeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 36  

  • 1.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Deze gewijzigde regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 3.

    Het college van de gemeente Soest maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend en zorgt voor kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37  

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen; van deze besluiten wordt mededeling gedaan aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

Artikel 38  

Deze regeling wordt aangehaald onder de titel “gemeenschappelijke regeling Reinigingsbedrijf Midden Nederland”.

Gemeente Baarn

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Baarn in de vergadering van

de secretaris

de burgemeester

Gemeente Bunnik

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Bunnik in de vergadering van

de secretaris

de burgemeester

Gemeente IJsselstein

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente IJsselstein in de vergadering van

de secretaris

de burgemeester

Gemeente Nieuwegein

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Nieuwegein in de vergadering van

de secretaris

de burgemeester

Gemeente Soest

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Soest in de vergadering van

de secretari

de burgemeester

Gemeente Zeist

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Zeist in de vergadering van

de secretaris

de burgemeester

Naar boven