Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Assen

De raad van de gemeente Assen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de:

Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Assen

 

 

Artikel I Wijziging verordening

A.

In hoofdstuk 2, afdeling 7 komt artikel 2:26 als volgt te luiden.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

B.

In hoofdstuk 2, afdeling 11, wordt na artikel 2:49 een nieuw artikel 2:49a toegevoegd en komt als volgt te luiden:

Artikel 2:49a Verbod zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verbonden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

C.

Hoofdstuk 2, afdeling 11, wordt na artikel 2:52 een nieuw artikel 2:52a toegevoegd en komt als volgt te luiden:

Artikel 2:52a Voerverbod dieren

  • 1.

    Het is verboden dieren te voeren in gebieden die door het college zijn aangewezen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet voor de eigenaar of de houder van dieren die deze hobbymatig of beroepsmatig houden.

 

D.

Wijziging Toelichting op de APV

Aan de toelichting van artikel 2:26 wordt toegevoegd:

Het tweede en derde lid zijn toegevoegd aan artikel 2:26. Het Openbaar Ministerie heeft bij de rechter civiele verboden gevraagd en gekregen tegen enkele motorclubs. Een groot aantal leden is gedurende een reeks van jaren betrokken bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Deze veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen deze ontwrichten. Ze vormen een wezenlijke aantasting van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Door de frequentie van de (criminele) gedragingen van een groot aantal leden van deze organisaties, en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als deze uitgaat, is sprake van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers.

Het is vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan.

Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen, is strafbaar gesteld in artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter onherroepelijk (definitief) is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog openstaan en niet zijn afgewikkeld, kan tegen dergelijk uiterlijk vertoon dus niet op grond van het Wetboek van Strafrecht handhavend worden opgetreden. Dit ondanks het feit dat een civielrechtelijk verbod al wel in werking kan zijn getreden middels uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de uitspraak.

Om toch te kunnen optreden tegen de aanwezigheid van dit uiterlijk vertoon in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een verbodsbepaling opgenomen in de APV. Deze bepaling houdt in dat het verboden is om bij evenementen zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of ontbonden is vanwege strijd met de openbare orde. Het kan bijvoorbeeld gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en andere aanduiding op motoren. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (derde lid).

Door strafbaarstelling in de APV kan daartegen handhavend worden opgetreden. Vanuit een oogpunt van openbare orde is het wenselijk om niet te wachten met het weren van zichtbare aanwezigheid van verboden/ontbonden organisaties uit de publieke ruime tot een onherroepelijk vonnis voorhanden is.

 

Na de toelichting op artikel 2:49 wordt de toelichting op artikel 2:49a toegevoegd en komt als volgt te luiden:

Zie hiervoor de toelichting op het tweede en derde lid van artikel 2:26.

In artikel 2:49a wordt een verbod ingesteld voor openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (tweede lid).

 

Na de toelichting op artikel 2:52 wordt de toelichting op artikel 2:52a toegevoegd en komt als volgt te luiden:

Artikel 2:52a Voerverbod dieren

Het voederverbod draagt bij aan een schone en gezonde stad, voor mensen en dieren. Het overmatig of verkeerd voeren van dieren is niet goed voor de dieren. Daarnaast trekken de overblijvende voedselresten dieren aan, die overlast kunnen geven. In het bijzonder geldt dit voor het voeren van stadsduiven. De locatie waar voer te vinden is, bepaalt bovendien de oriëntatie van stadsduiven en daarmee de locaties waar uitwerpselen zich kunnen ophopen of waar genesteld wordt. Het voerverbod in gebieden die door B&W zijn aangewezen geeft B&W de mogelijkheid om duurzaam de duiven te beheren. Dit beheer omvat de oriëntatie van de duiven door op slechts 1 plaats voer aan te bieden, de conditie van de duiven door goed voer te bieden, en de reproductie van de duiven door ze op 1, voorspelbare locatie te laten nestelen, waar eieren kunnen worden weggehaald. Daartoe wordt een duiventil ingezet. In vele gemeentes in binnen- en buitenland blijkt een duiventil in combinatie met een voerverbod succesvol om voor lange termijn de overlast te beperken en de duivenpopulatie in toom en in conditie te houden.

Het beheer van de duiven bevordert ook de volksgezondheid en de hygiëne. De hygiëne is gebaat bij het tegengaan van de verspreiding van mest van stadsduiven in het centrum. Het wordt voorzien dat het beheer leidt tot concentratie van duiven en daarmee van uitwerpselen op 1 locatie (direct nabij of in de duiventil), waar de mest verwijderd kan worden zonder dat daar hygiëneproblemen mee zijn.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2021

M.L.J. Out, voorzitter

J. de Jonge, griffier

Naar boven