Wijziging van de Algemeen plaatselijke verordening Brielle 2015 op grond van de motie lachgas, de Alcoholwet en overige wijzigingen

Er wordt op de volgende pagina’s een overzicht gegeven in de vorm van een ‘was’ en ‘wordt’ tabel. In de linker kolom staat het oude artikel in de rechter kolom het nieuwe artikel. In dit overzicht ziet u alle nieuwe en gewijzigde artikelen uit de APV Brielle 2015. De geel gearceerde onderdelen zijn gewijzigd. In enkele gevallen komt een artikel geheel te vervallen of wordt een artikel in zijn geheel toegevoegd.

Wijzigingen

 

Was

Wordt

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2.Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

3.De volgende evenementen worden onderscheiden:

a. categorie 0-evenement: kleinschalig evenement zonder noemenswaardig risico;

b. categorie A-evenement: evenement met laag risico, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving; c. categorie B-evenement: evenement met een verhoogd risico, waarbij sprake is van een verhoogde impact op de omgeving;

d. categorie C-evenement: risicovol evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de omgeving.

4.Onder evenementenoverzicht wordt verstaan de door het college jaarlijks vastgestelde kalender met categorie B en C evenementen voor het volgende - aankomende - evenementenjaar.

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2.Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

3.De volgende evenementen worden onderscheiden:

a. categorie 0-evenement: kleinschalig evenement zonder noemenswaardig risico;

b. categorie A-evenement: evenement met laag risico, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving; c. categorie B-evenement: evenement met een verhoogd risico, waarbij sprake is van een verhoogde impact op de omgeving;

d. categorie C-evenement: risicovol evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de omgeving.

4.Onder evenementenoverzicht wordt verstaan de door het college jaarlijks vastgestelde kalender met categorie B en C evenementen voor het volgende - aankomende - evenementenjaar.

Artikel 2:26 Ordelijkheid bij evenementen

1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

2. Het is verboden bij evenementen die zijn aangewezen als collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2 op het daartoe aangewezen evenemententerrein gebruik te maken van glaswerk op de weg en op het bij een horecabedrijf behorende terras.

3. Het is verboden voor bezoekers zich tijdens een evenement te gedragen of voorwerpen of stoffen mee te dragen of te voeren met het kennelijke doel de orde te verstoren.

4. De burgemeester kan nadere regels stellen, ter aanvulling c.q. uitwerking van het gestelde in lid 3.

5. Een ieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie, brandweer en toezichthouders, zoals genoemd in artikel 6.2, in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen

Artikel 2:26 Ordelijkheid bij evenementen

1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

2. Het is verboden bij evenementen die zijn aangewezen als collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2 op het daartoe aangewezen evenemententerrein gebruik te maken van glaswerk op de weg en op het bij een horecabedrijf behorende terras.

3. Het is verboden voor bezoekers zich tijdens een evenement te gedragen of voorwerpen of stoffen mee te dragen of te voeren met het kennelijke doel de orde te verstoren.

4. Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

5. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

6. De burgemeester kan nadere regels stellen, ter aanvulling c.q. uitwerking van het gestelde in lid 3.

7. Een ieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie, brandweer en toezichthouders, zoals genoemd in artikel 6.2, in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen

Afdeling 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET

Afdeling 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE ALCOHOLWET

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

a) de orde te verstoren;

b) zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

c) op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

a) de orde te verstoren;

b) zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

c) op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

d) Lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken of daartoe te verstrekken.

Artikel 2:34a Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

- alcoholhoudende drank,

- horecabedrijf,

- horecalocaliteit,

- inrichting,

- paracommerciële rechtspersoon,

- sterke drank,

- slijtersbedrijf en

- zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:34a Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

- alcoholhoudende drank,

- horecabedrijf,

- horecalocaliteit,

- inrichting,

- paracommerciële rechtspersoon,

- sterke drank,

- slijtersbedrijf en

- zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

1.Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.

2. Paracommerciële rechtspersonen, zoals bedoeld in artikel 2:34a lid 3 en 4 verstrekken alcoholhoudende drank tijdens ten hoogste:

a. 40 bijeenkomsten per jaar van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

3. De paracommerciële rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen vóór een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid hiervan melding aan de burgemeester.

Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

1.Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.

2. Paracommerciële rechtspersonen, zoals bedoeld in artikel 2:34a lid 3 en 4 verstrekken alcoholhoudende drank tijdens ten hoogste:

a. 12 bijeenkomsten per jaar van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

3. De paracommerciële rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen vóór een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid hiervan melding aan de burgemeester.

Artikel 2:34d Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken:

a. in inrichtingen:

1° waarin onderwijs wordt gegeven;

2° die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of –instellingen, met uitzondering van watersportverenigingen;

3° die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of –instellingen;

4° waarin, of in een onderdeel waarvan, uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verkocht.

2. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

3. De burgemeester kan, op schriftelijk verzoek, ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod.

Artikel 2:34d Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken:

a. in inrichtingen:

1° waarin onderwijs wordt gegeven;

2° die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of –instellingen, met uitzondering van watersportverenigingen;

3° die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of –instellingen;

4° waarin, of in een onderdeel waarvan, uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verkocht.

2. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

3. De burgemeester kan, op schriftelijk verzoek, ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod.

Artikel 2:34f Koppeling toegang aan leeftijden

1.Het is verboden personen jonger dan 16 jaar toe te laten in horecalokaliteiten en op terrassen die een voor die dag geldende ontheffing hebben van de sluitingstijden als bedoeld in artikel 2:29, derde lid.

2.De leeftijd van degene die wenst te worden toegelaten wordt bepaald op de in artikel 20, vierde lid, van de Drank- en Horecawet bedoelde wijze.

Artikel 2:34f Koppeling toegang aan leeftijden

1.Het is verboden personen jonger dan 16 jaar toe te laten in horecalokaliteiten en op terrassen die een voor die dag geldende ontheffing hebben van de sluitingstijden als bedoeld in artikel 2:29, derde lid.

2.De leeftijd van degene die wenst te worden toegelaten wordt bepaald op de in artikel 20, derde lid, van de Alcoholwet bedoelde wijze.

Artikel 2:34g Verbod happy hours

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Vervallen

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of al dan niet aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, met het kennelijke doel om deze daar te gaan gebruiken.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank en Horecawet;

b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet;

c. de duur van evenementen op het daartoe aangewezen evenemententerrein voor zover het evenement is aangewezen als een collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1.Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of al dan niet aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, met het kennelijke doel om deze daar te gaan gebruiken.

2.Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet;

c. de duur van evenementen op het daartoe aangewezen evenemententerrein voor zover het evenement is aangewezen als een collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2.

Geen huidige bepaling. Het artikel in de rechterkolom is nieuw.

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

1. Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare

orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

2. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

3. Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

Geen huidige bepaling. Het artikel in de rechterkolom is nieuw.

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

1. Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:74a Verzameling van personen in verband met drugs

1. Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen indien deze verzameling van personen verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.

2. Een ieder, die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te verwijderen.

Vervallen

Het artikel in de rechter kolom vervangt het huidige artikel 2:74a (zie hierboven)

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

1.De exploitant en de beheerder:

a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van

- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3.Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4.De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5.De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

1.De exploitant en de beheerder:

a. staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van

- bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3.Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4.De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5.De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 5:15 Ventverbod

1. Het is verboden te venten:

a. op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen; of

b. op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen dagen en uren.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.

3. Op de ontheffing bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

5. Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

Artikel 5:15 Ventverbod

1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 uur en 08.30 uur.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is het verboden te venten op nader door het college aan te wijzen wegen, dagen of uren. Bij de aanwijzing van wegen, dagen, of uren kan het college bepalen dat het verbod niet dan wel uitsluitend geldt voor het venten van producten of diensten die vallen in door deze aangewezen productcategorieën of categorieën van diensten.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

5. Het verbod bedoeld in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

Naar boven