Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent het voorkomen en beperken van geluidshinder (Beleidsregel geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot)

Burgemeesters en wethouders van Oirschot,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 4:5b, 4:5c, 4:5d, 4:5e en 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot 2021;

gelet op de functie van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot 2021 als vangnetartikel met de bedoeling te voorzien in een directe handhavingstitel voor incidentele of onvoorziene situaties die geluidshinder geven en als basis voor geluidbeleid voor verschillende lokale vergunningen of ontheffingen;

besluiten vast te stellen:

Beleidsregel geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot.

Artikel 1 Definities

  • Antihagelkanon: een installatie waarin gassen worden gemengd en tot ontbranding worden gebracht met als doel het opwekken van een schokgolf. Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van gassen wordt het antihagelkanon gelijk gesteld met een knalapparaat;

  • Bijzondere situatie: er is sprake van een bijzondere situatie als er sprake is van een technische noodzaak en/of een maatschappelijke noodzaak.

  • Erf/erven: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

  • Hobbymatige werkzaamheden: werkzaamheden die in het kader van een hobby worden uitgevoerd, zoals hout- of metaalbewerking met gereedschappen, waarbij geen winstoogmerk bestaat en er geen sprake is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer;

  • Inrichting: een inrichting in de zin van artikel 1 van de Wet milieubeheer;

  • Knalapparaat: apparaten waarmee door een forse geluidsproductie vogels worden verjaagd;

Voor de overige definities wordt aangesloten bij wat de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer of de Algemene Plaatselijke Verordening daaronder verstaat.

Artikel 2 Wijze van meten

Metingen worden verricht op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) over een periode van 1 tot 30 minuten, met een maximaal geluidniveau (piek, LAmax). Metingen worden in principe uitgevoerd op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten, op 1,5 meter meethoogte. Als er binnen een afstand van 50 meter van een geluid producerende voorziening (openlucht) geen geluidsgevoelige objecten zijn gesitueerd dan worden de metingen verricht op een afstand van 50 meter. De metingen moeten uitgevoerd worden conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai”. Bij de beoordeling wordt geen strafcorrectie voor muziekgeluid, bedrijfsduurcorrectie en meteocorrectie toegepast. Voor de beoordeling van de in de diverse artikelen van deze beleidsregel opgenomen geluidniveaus wordt aangesloten bij deze wijze van meten.

Artikel 3 Toepassingsbereik

Het op evenementen, als bedoeld in de artikelen 2:24 en 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening, te produceren geluid valt buiten de werking van deze beleidsregel. Wanneer in situaties wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening is de beleidsregel ook niet van toepassing.

Artikel 4 Privéfeesten en -bijeenkomsten

  • 1.

    Tijdens privéfeesten of -bijeenkomsten in tuinen of op erven, ongeacht of het plaatsvindt in de openlucht, onder een overkapping of in een tent, mag zonder ontheffing op basis van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening per adres gedurende 1 dag/avond/nacht per kalenderjaar het LAr,LT tussen 10.00 en 01.00 uur niet hoger zijn dan 70 dB(A) en 85 dB(C). Tussen 01.00 en 10.00 uur mag het LAr,LT niet hoger zijn dan 40 dB(A) en 55 dB(C).

  • 2.

    Wanneer niet aan het in het eerste lid genoemde aantal van 1 dag/avond/nacht kan worden voldaan moet een ontheffing op basis van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening worden aangevraagd. Met een ontheffing blijven dezelfde geluidsnormen gelden. Aan de ontheffing worden aanvullende voorschriften verbonden om overlast voor de omgeving te beperken. In het geval van het verlenen van een ontheffing moet de initiatiefnemer/aanvrager direct omwonenden minimaal 1 week voor gebruikmaking van de ontheffing schriftelijk op de hoogte brengen van de overlast veroorzakende activiteiten. Daarbij wordt aangegeven waaruit de overlast kan bestaan en hoe lang de overlast wordt verwacht.

Artikel 5 Muziek in tuinen of op erven

(Achtergrond)muziek in tuinen of op erven is toegestaan tussen 07.00 en 23.00 uur. Het LAr,LT mag dan niet hoger zijn dan 40 dB(A) en 55 dB(C). Tussen 23.00 en 07.00 uur is dus geen (achtergrond)muziek toegestaan.

Artikel 6 Uitvoeren hobbymatige werkzaamheden

Bij het uitvoeren van hobbymatige werkzaamheden mag het LAr,LT tussen 07.00 en 19.00 uur niet hoger zijn dan 50 dB(A) en het LAmax niet hoger dan 70 dB(A), tussen 19.00 en 23.00 uur niet hoger dan een LAr,LT van 45 dB(A) en een LAmax van 65 dB(A) en tussen 23.00 en 07.00 uur niet hoger dan een LAr,LT van 40 dB(A) en een LAmax van 60 dB(A).

Artikel 7 Muziek in winkelstraten

(Achtergrond)muziek in winkelstraten is toegestaan tussen 07.00 en 21.00 uur. Het LAr,LT mag dan niet hoger zijn dan 40 dB(A) en 55 dB(C). Tussen 21.00 en 07.00 uur is dus geen (achtergrond)muziek toegestaan.

Artikel 8 Bouwlawaai niet bedrijfsmatige uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden

  • 1.

    Voor niet bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden mag voor maximaal 5 avonden/nachten achtereenvolgens het LAr,LT tussen 19.00 en 23.00 uur niet hoger zijn dan 45 dB(A) en het LAmax niet hoger dan 65 dB(A) en mag het LAr,LT tussen 23.00 en 07.00 uur niet hoger zijn dan 40 dB(A) met een LAmax niet hoger dan 60 dB(A) . Op zon- en feestdagen is tussen 07.00 uur en 19.00 uur het LAr,LT niet hoger dan 50 dB(A) met een LAmax niet hoger dan 70 dB(A).

  • 2.

    Wanneer niet aan de in het eerste lid genoemde geluidsnormen kan worden voldaan moet een ontheffing worden aangevraagd.

  • 3.

    Een ontheffing wordt uitsluitend in bijzondere situaties verleend.

  • 4.

    In het geval van het verlenen van een ontheffing moet de initiatiefnemer/aanvrager direct omwonenden minimaal 1 week voor gebruikmaking van de ontheffing schriftelijk op de hoogte brengen van de overlast veroorzakende werkzaamheden. Daarbij wordt aangegeven waaruit de overlast kan bestaan en hoe lang de overlast wordt verwacht.

  • 5.

    De initiatiefnemer/aanvrager maakt gebruik van de akoestisch best beschikbare technieken en de meest gunstige werkwijze.

  • 6.

    Bouwlawaai op werkdagen tussen 07.00 en 19.00 uur en op zaterdag valt buiten de werking van deze beleidsregel. Hierop is het Bouwbesluit 2012 van toepassing. Wanneer niet aan de in het Bouwbesluit opgenomen dagwaarde of maximale blootstellingsduur voldaan kan worden is alsnog een ontheffing nodig.

  • 7.

    Werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd vanwege het oplossen van een calamiteit vallen buiten de werking van deze beleidsregel. Hierop is het aanvragen van een ontheffing dan ook niet aan de orde.

Artikel 9 Bouwlawaai bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden en wegwerkzaamheden

  • 1.

    Wanneer bedrijfsmatige uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden en wegwerkzaamheden de dagwaarden of de maximale blootstellingsduur uit het Bouwbesluit overschrijden is een ontheffing op basis van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. Ook is een ontheffing nodig voor het uitvoeren van bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden en wegwerkzaamheden tussen 19.00 en 07.00 uur en op zon- en feestdagen.

  • 2.

    Aan de ontheffing worden geluidsnormen verbonden. Door de bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden en wegwerkzaamheden mag het LAr,LT,:

    • a.

      bij maximaal 5 dagen/avonden/nachten achtereenvolgens niet hoger zijn dan 65 dB(A), met een LAmax niet hoger dan 85 dB(A);

    • b.

      vanaf de zesde achtereenvolgende dag/avond/nacht niet hoger zijn dan 60 dB(A), met een LAmax niet hoger dan 80 dB(A);

    • c.

      vanaf de elfde achtereenvolgende dag/avond/nacht niet hoger zijn dan 55 dB(A), met een LAmax niet hoger dan 75 dB(A); en

    • d.

      vanaf de veertiende dag/nacht/avond of wanneer er sprake is van een onbeperkt aantal avonden/nachten niet hoger zijn dan 45 dB(A), met een LAmax niet hoger dan 65 dB(A).

  • 3.

    Een ontheffing wordt uitsluitend in bijzondere situaties verleend.

  • 4.

    De initiatiefnemer/aanvrager, welke beschikt over een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, brengt direct omwonenden minimaal 1 week voor gebruikmaking van de ontheffing schriftelijk op de hoogte van de overlast veroorzakende werkzaamheden. Daarbij wordt aangegeven waaruit de overlast kan bestaan en hoe lang de overlast wordt verwacht.

  • 5.

    De initiatiefnemer/aanvrager maakt gebruik van de akoestisch best beschikbare technieken en de meest gunstige werkwijze. Ter onderbouwing dat de geluidsnormen gehaald worden moet bij de aanvraag om ontheffing een akoestisch onderzoek worden toegevoegd.

  • 6.

    Werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd vanwege het oplossen van een calamiteit vallen buiten de werking van deze beleidsregel. Hierop is het aanvragen van een ontheffing dan ook niet aan de orde.

Artikel 10 Knalapparatuur

  • 1.

    Als een knalapparaat onderdeel is van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer valt het onder de regels van die inrichting.

  • 2.

    Wanneer geen sprake is van de in het eerste lid genoemde situatie mag het LAmax afkomstig van een knapapparaat tussen 07.00 en 19.00 uur niet hoger zijn dan 70 dB(A), tussen 19.00 en 23.00 uur niet hoger dan 65 dB(A) en tussen 23.00 en 07.00 uur niet hoger dan 60 dB(A).

  • 3.

    Antihagelkanonnen, welke in het Besluit omgevingsrecht aangewezen zijn als milieurelevante en vergunningplichtige inrichtingen, vallen niet onder de werking van deze beleidsregel.

Artikel 11 Dieren

Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt. Wanneer geluidhinder wordt ervaren moet degene die hinder ervaart bijhouden wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt. Het is vervolgens ter beoordeling van het college of er sprake is van ongeoorloofde, onrechtmatige geluidshinder. Of de hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, ernst, duur en de omvang van de hinder en de daardoor veroorzaakte ‘schade’.

Artikel 12 Motorvoertuigen en bromfietsen

Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat. Wanneer geluidhinder wordt ervaren moet degene die hinder ervaart bijhouden wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt. Het is vervolgens ter beoordeling van het college of er sprake is van ongeoorloofde, onrechtmatige geluidshinder. Of de hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, ernst, duur en de omvang van de hinder en de daardoor veroorzaakte ‘schade’.

Artikel 13 Vrachtauto’s

Het is verboden buiten een inrichting een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Voor wat acceptabel is tussen 23.00 en 07.00 uur aan geluidproductie bij deze laad- en losactiviteiten wordt aangesloten bij de LAr,LT normen uit artikel 2.17 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, derhalve 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur, 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur. In de dagperiode tussen 07.00 en 19.00 uur wordt het laden en lossen niet getoetst aan LAmax. Tussen 19.00 en 23.00 uur bedraagt het LAmax niet meer dan 65 dB(A) en tussen 23.00 en 07.00 uur niet meer dan 60 dB(A).

Artikel 14 Overig

  • 1.

    Het LAr,LT voor tijdelijke activiteiten of werkzaamheden is voor niet elders in de beleidsregel genoemde vormen van geluidproductie niet hoger dan 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur, 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur en 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.

  • 2.

    Behoudens elders in deze beleidsregel genoemde vormen van geluidproductie is het plaatsen van permanent aanwezige toestellen en/of het uitvoeren van permanente activiteiten die geluidsoverlast veroorzaken dan wel kunnen veroorzaken voor de omgeving niet toegestaan.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Onder bijzondere omstandigheden kan gemotiveerd van deze beleidsregel af worden geweken. Ook kunnen bij bijzondere omstandigheden nadere voorschriften opgenomen worden in een ontheffing.

Artikel 16 Klachten

Bij klachten van omwonenden moet door de omwonende aangegeven worden waaruit de hinder bestaat. Dit kan gedaan worden door het bijhouden van wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

Artikel 18 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot’.

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Oirschot op 2 februari 2021.

de secretaris (wnd),

Saskia Willems-van Ulden

de burgemeester,

Judith Keijzers-Verschelling

Toelichting op de Beleidsregel geluid in de Algemene Plaatselijke Verordening Oirschot

A. Algemeen

Inleiding

Op basis van verschillende artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het mogelijk om (ernstige) vormen van geluidhinder voor de omgeving te voorkomen dan wel als daar sprake van is te verminderen. Dat geldt voor geluidhinder vanwege (bouw)werkzaamheden in de woonomgeving en de daarbij gebruikte bouwmachines, maar ook voor veel andere vormen van geluidhinder. Te denken valt aan (achtergrond)muziek in winkelstraten of in tuinen, feesten in de tuin, lawaaiige hobby’s, het gebruik van knalapparatuur voor het verjagen van vogels, het houden van dieren enzovoorts. Het ervaren van geluidhinder kan effect hebben op de gezondheid. De mate waarin hinder wordt ervaren is afhankelijk van de soort geluidsbron, het geluidsniveau en de persoon die aan het geluid wordt blootgesteld. Ook de (persoonlijke) omstandigheden waaronder hinder wordt ervaren kunnen van belang zijn. Maar ook als geluidhinder niet (direct) tot gezondheidsklachten leidt is een te hoog geluidniveau in de woon- en leefomgeving niet prettig. Het tast het woongenot aan, maar een zeker mate van geluidhinder moet wel als onvermijdelijk worden aanvaard. Voor de gemeente is het wel belangrijk dat alle inwoners kunnen genieten van een goede woon- en leefomgeving. Dat is natuurlijk van meerdere aspecten afhankelijk, maar wordt voor deze beleidsregel beperkt tot het aspect geluid.

 

Wettelijk kader

Europese regelgeving

De Regeling geluidemissie buitenmaterieel is gebaseerd op de Europese regeling "Materieel voor gebruik buitenshuis". Deze regeling stelt eisen aan de bronsterkte (geluidvermogen) van bouwmachines, zoals sloophamers, torenkranen, motorcompressoren en diverse grondverzetmachines. Deze eisen hebben betrekking op de toelating van het materieel. Een bouwmachine moet voldoen aan deze eisen anders mag ze niet verhandeld worden of worden gebruikt. De keuring geeft geen garantie tot het voorkomen van hinder bij omwonenden, want na de typegoedkeuring kunnen modificaties aan het materieel zijn aangebracht. De eisen uit de regeling kunnen gebruikt worden bij de bepaling van de mate van hinder. Tevens kan de factor tijd bij het ervaren van hinder een belangrijke rol spelen.

 

Activiteitenbesluit milieubeheer

Een horeca-inrichting type A of type B, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de APV, kan in verband met een incidentele of collectieve festiviteit gebruik maken van de ontheffingsmogelijkheid in artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De geluidsnormen in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:6 APV gelden niet voor door het college aangewezen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aangewezen dagen. Tijdens incidentele festiviteiten en collectieve festiviteiten gelden de geluidsvoorschriften uit de artikelen 4:2 en 4:3 van de APV. De beleidsregel is hierop niet van toepassing.

 

Bouwbesluit

Op grond van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te (ver)bouwen. De aanvrager vertrekt gegevens en bescheiden over het voorkomen van hinder tijdens het bouwen. Hierbij is niet expliciet een akoestisch rapport genoemd. Met deze gegevens beoordeelt de gemeente of het aannemelijk is dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften uit artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012. Als dit niet aannemelijk is kan de omgevingsvergunning op basis de Wabo worden geweigerd. Er is niet altijd een omgevingsvergunning nodig, bijvoorbeeld voor het bouwen van een dakkapel. De voorschriften uit artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 zijn echter wel altijd van toepassing.

 

Op grond van artikel 8.3 eerste lid van het uit Bouwbesluit moeten bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen (en op zaterdag) tussen 7.00 uur en 19.00 uur. In het tweede lid van artikel 8.3 zijn geluidsnormen voor deze periode opgenomen gekoppeld aan een daarbij behorende maximale blootstellingsduur. Bouw- of sloopwerkzaamheden die een daggemiddeld equivalent geluidniveau veroorzaken van maximaal 60 dB(A) op de gevel van een aangrenzend gebouw kunnen in principe altijd worden uitgevoerd. Daarbij mogen echter niet de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen gemiddelde geluidsniveaus per dag (dagwaarden) en de bij deze gemiddelden behorende maximale blootstellingsduur worden overschreden. Naarmate meer geluidshinder wordt veroorzaakt, des te minder dagen mag de geluidshinder zich voordoen. In principe mag in totaal niet langer dan 50 dagen meer dan gemiddeld 60 dB(A) geluid per dag worden geproduceerd en is een dagwaarde van meer dan 80 dB(A) niet toegestaan. De gemeente kan door het verlenen van ontheffing afwijking van deze voorschriften toestaan. Met deze beleidsregel worden voorwaarden gesteld wanneer de ontheffing verleend kan worden. Met een ontheffing is het dan mogelijk in de avond- en nachtperiode (19.00 – 07.00 uur) te werken en kunnen afwijkende geluidsnormen gelden. Er moet bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden altijd gebruik gemaakt worden van de best beschikbare stille technieken, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare kosten en baten van de maatregelen.

 

Circulaire bouwlawaai

De circulaire bouwlawaai 2010 is een richtlijn die kan worden toegepast als handvat bij het toetsen van alle soorten bouwlawaai. Het beoordelingskader van de circulaire bouwlawaai 2010 voorziet niet in alle situaties, zoals activiteiten die een dagwaarde van meer dan 80 dB(A) bij een gevoelig object veroorzaken, of activiteiten in de avond- en nacht. Voor deze situaties wordt na een goede afweging met maatwerk naar specifieke oplossingen gezocht. Per geval moet worden beoordeeld of de ontheffing inderdaad moet worden afgegeven. Mogelijk is dat niet nodig door het toepassen van andere stille technieken.

 

APV

In de APV zijn in verschillende hoofdstukken aspecten over geluid opgenomen. In hoofdstuk 2 van de APV zijn bepalingen opgenomen over evenementen in het kader van de openbare orde (buiten toepassingsbereik van deze beleidsregel). In hoofdstuk 4 van de APV zijn bepalingen over geluid opgenomen met als doel het milieu en de (volks)gezondheid te beschermen. Het gaat dan om de artikelen 4:2 (collectieve festiviteiten), 4:3 (incidentele festiviteiten), 4:5b (geluidhinder in de openlucht), 4:5c (geluidhinder door dieren), 4:5d (geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen, 4:5e (geluidhinder door vrachtauto’s), 4:5f (routering) en en 4:6 (overige geluidhinder). Deze beleidsregel geeft een uitwerking voor de artikelen 4:5b, 4:5c, 4:5d, 4:5e en 4:6. In de APV is namelijk niet gedefinieerd wanneer er sprake is van ‘overlast’. Die definiëring wordt met deze beleidsregel wel gegeven.

 

Doel

Om objectiveerbaar te maken of er sprake is van (onrechtmatige) hinder of overlast wat kan leiden tot gezondheidsklachten of zorgt voor een minder prettige leefomgeving en dit ook te kunnen toetsen is het zinvol om beleid te hebben. Deze beleidsregel is hiervoor opgesteld. Hiermee worden niet alle vormen van geluidhinder voorkomen, maar wordt het wel gereguleerd.

 

B. Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Definities

In dit artikel zijn enkele definities gegeven van zaken die voorkomen in de beleidsregel. In de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de APV zijn voor wat betreft geluidsaspecten ook definities opgenomen. Voor de daarin opgenomen definities wordt in deze beleidsregel daarbij aangesloten.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Geluid kan op veel verschillende manieren gemeten worden. Voor het meten op basis van deze beleidsregel wordt gekeken naar het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT). De duur van de meting kan verschillen per activiteit/omstandigheid, maar ligt altijd binnen een periode van 1 tot 30 minuten. Metingen worden in principe uitgevoerd op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten, op 1,5 meter meethoogte. Als er binnen een afstand van 50 meter van een geluid producerende voorziening (openlucht) geen geluidsgevoelige objecten zijn gesitueerd dan worden de metingen verricht op een afstand van 50 meter. De metingen moeten uitgevoerd worden conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai”. Bij de beoordeling wordt geen strafcorrectie voor muziekgeluid, bedrijfsduurcorrectie en meteocorrectie toegepast.

 

Artikel 3 Toepassingsbereik

Op geluid op evenementen evenals op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit 2012 of de Provinciale milieuverordening is de beleidsregel niet van toepassing.

 

Artikel 4 Privéfeesten en -bijeenkomsten

Wanneer er iets te vieren valt en daar is thuis de plek voor in de tuin of op het erf moet deze feestjes (of bijeenkomsten) mogelijk zijn. Maar bij een feest hoort ook (veel) geluid. Dat is voor de omwonenden niet prettig. Om te voorkomen dat er wekelijks privéfeesten of -bijeenkomsten gehouden worden in dezelfde tuin of op hetzelfde erf en omwonenden daar dus vaak last van hebben is het toegestaan om per adres 1 feest/bijeenkomst per jaar te organiseren in de tuin of op het erf zonder dat daarbij sprake is van geluidhinder in de zin van de APV en er dus strijd zou zijn met de bepalingen uit de APV. Bij meerdere feesten/bijeenkomsten per jaar op hetzelfde adres zijn wel mogelijk, maar dan is daarvoor een ontheffing op basis van de APV nodig. Wanneer een ontheffing wordt verleend is er sprake van aanvullende voorschriften. Zo moeten direct omwonenden schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de overlast veroorzakende activiteiten.

 

Wanneer niet aan de normen voor het ene feest/bijeenkomst per jaar of de normen uit de ontheffing wordt voldaan of er voor een tweede of meerdere keren organiseren van een feest/bijeenkomst geen ontheffing is verleend kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 5 Muziek in tuinen of op erven

Van een keer een radio (hard) aan in een achtertuin zal niemand overlast ervaren, maar als dat langere periodes aan een stuk plaats vindt of de radio steeds erg hard staat kan het (zeer) vervelend worden en dus voor geluidshinder zorgen. Om de buren te ‘beschermen’ wordt een geluidsniveau verbonden aan de radio in de tuin. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 6 Uitvoeren hobbymatige werkzaamheden

Dag na dag of avond na avond (hard) geluid vanuit het bijgebouw van de buren als gevolg van de hobbymatige werkzaamheden van de buren kan voor geluidshinder zorgen. Om de buren te ‘beschermen’ wordt ook hieraan een geluidsniveau verbonden. Geluid als gevolg van werkzaamheden binnen inrichtingen wordt geregeld in artikel 2.17 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor hobbymatige werkzaamheden gelden de daarin opgenomen normen niet. Maar via deze beleidsregel wordt wel aansluiting gezocht bij deze normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 7 Muziek in winkelstraten

Centrale muziek in een winkelstraat moet niet te hard staan voor de bezoekers van de winkelstraat, maar ook niet voor de bewoners en winkelmedewerkers in die winkelstraat. Om te zorgen dat het uitsluitend een achtergrondgeluid is, tijdens de openingstijden van de winkels, zijn geluidsnormen opgenomen. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 8 Bouwlawaai niet bedrijfsmatige uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden

Voor lawaai als gevolg van het uitvoeren van (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden regelt het Bouwbesluit 2012 in artikel 8.3 de geluidsnormen voor de periode tussen 07.00 en 19.00 uur op werkdagen en op zaterdagen. Het maakt daarbij niet uit of die werkzaamheden bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig worden uitgevoerd. Voor de periode tussen 19.00 en 07.00 uur en op zon- en feestdagen regelt dit artikel uit het Bouwbesluit 2012 echter niets. Het geluid wat in deze periode wordt gemaakt als gevolg van het uitvoeren van (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden valt onder de werking van de APV. Ook als de maximale dagwaarde of de maximale blootstellingsduur uit artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 niet toereikend zijn is de APV van toepassing. De APV geeft echter geen geluidsnormen, maar stelt alleen in het algemeen dat geen geluidhinder mag worden veroorzaakt. Om te objectiveren wanneer er sprake is van geluidhinder zijn in artikel 5 van de beleidsregel wel geluidsnormen opgenomen. Als voldaan wordt aan de hierin opgenomen geluidsnormen wordt voldaan aan de bepalingen uit de APV. Wanneer de normen niet toereikend zijn kan ontheffing worden verleend. Een ontheffing wordt slechts in bijzondere situaties verleend. Wanneer een ontheffing wordt verleend is er sprake van aanvullende voorschriften. Zo moeten direct omwonenden schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de overlast veroorzakende activiteiten en moet gebruik worden gemaakt van de akoestisch best beschikbare technieken en de meest gunstige werkwijze. Ontheffing voor het verlengen van het aantal avonden/nachten waarin achtereenvolgens gewerkt mag worden wordt voor niet bedrijfsmatige (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden niet verleend.

 

In het geval van het verhelpen van een calamiteit is er geen tijd om een ontheffing aan te vragen, ook al kunnen die werkzaamheden (kortstondig) meer geluid produceren dan op basis van de in artikel 5 van deze beleidsregel opgenomen geluidsnormen is toegestaan. Omdat een calamiteit snel verholpen moet worden vallen de werkzaamheden daarvoor buiten de werking van deze beleidsregel en is een ontheffing ook niet aan de orde.

 

Artikel 9 Bouwlawaai bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden en wegwerkzaamheden

Voor lawaai als gevolg van het uitvoeren van (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden regelt het Bouwbesluit 2012 in artikel 8.3 de geluidsnormen voor de periode tussen 07.00 en 19.00 uur op werkdagen en op zaterdagen. Het maakt daarbij niet uit of die werkzaamheden bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig worden uitgevoerd. Voor de periode tussen 19.00 en 07.00 uur en op zon- en feestdagen regelt dit artikel uit het Bouwbesluit 2012 echter niets. Het geluid wat in deze periode wordt gemaakt als gevolg van het uitvoeren van (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden valt onder de werking van de APV. Ook als de maximale dagwaarde of de maximale blootstellingsduur uit artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 niet toereikend zijn is de APV van toepassing. De APV geeft echter geen geluidsnormen, maar stelt alleen in het algemeen dat geen geluidhinder mag worden veroorzaakt. Om te objectiveren wanneer er sprake is van geluidhinder zijn in artikel 6 van de beleidsregel wel geluidsnormen opgenomen. Om gebruik te kunnen maken van deze (hogere) geluidsnormen of van een langere blootstellingsduur is altijd een ontheffing nodig. Als voldaan wordt aan de in de ontheffing opgenomen geluidsnormen of blootstellingsduur, wordt voldaan aan de bepalingen uit de APV. Een ontheffing wordt slechts in bijzondere situaties verleend. Wanneer een ontheffing wordt verleend is er sprake van aanvullende voorschriften. Zo moeten direct omwonenden schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de overlast veroorzakende activiteiten en moet gebruik worden gemaakt van de akoestisch best beschikbare technieken en de meest gunstige werkwijze. Extra ten opzichte van niet bedrijfsmatig uitgevoerde (ver)bouw- en sloopwerkzaamheden is dat ter onderbouwing dat de hogere geluidsnormen toereikend zijn bij de aanvraag om ontheffing een akoestisch onderzoek moet worden toegevoegd.

 

In het geval van het verhelpen van een calamiteit is er geen tijd om een ontheffing aan te vragen, ook al kunnen die werkzaamheden (kortstondig) meer geluid produceren dan op basis van de in artikel 5 van deze beleidsregel opgenomen geluidsnormen is toegestaan. Omdat een calamiteit snel verholpen moet worden vallen de werkzaamheden daarvoor buiten de werking van deze beleidsregel en is een ontheffing ook niet aan de orde.

 

Artikel 10 Knalapparatuur

Knalapparatuur als onderdeel van een inrichting vallen onder de regels van die inrichting en dus buiten de werking van deze beleidsregel. Ook antihagelkanonnen, welke in het Besluit omgevingsrecht aangewezen zijn als milieurelevante en vergunningplichtige inrichtingen, vallen niet onder de werking van deze beleidsregel. Als knalapparatuur buiten een inrichting wordt geplaatst is deze beleidsregel wel van toepassing. De maximale geluidproductie van dergelijke apparatuur is opgenomen in artikel 10 van deze beleidsregel. Omdat dergelijke apparatuur alleen een kortstondig geluid produceert is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet aan de orde. Alleen het maximale geluidsniveau (piek) wordt gemeten. Voor het maximale geluidsniveau wordt aangesloten bij de LAmax normen uit artikel 2.17 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 11 Dieren

Op basis van de APV moet degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt. Er zijn veel verschillende situaties op veel verschillende locaties mogelijk waar dieren zodanig worden gehouden dat het geluidhinder kan veroorzaken. In de ‘Aanwijzingsbesluit houden van hinderlijke en schadelijke dieren’ zijn maximale aantallen van te houden dieren opgenomen. Daarmee wordt al voorkomen dat er (te)veel dieren nabij woningen worden gehouden en daardoor dus geluidhinder kan ontstaan.

 

Gelet op diversiteit en situaties en locaties is het ook niet mogelijk hiervoor algemene geluidsnormen op te nemen. Daarom is voor dit artikel gekozen om op te schrijven hoe met klachten op dit vlak wordt omgegaan. Degene die hinder ervaart moet bijhouden waar de hinder uit bestaat. Er moet worden bijgehouden wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt. Deze gegevens kan de gemeente vervolgens gebruiken bij de beoordeling om na te gaan of er sprake is van ongeoorloofde, onrechtmatige geluidshinder Of de hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, ernst, duur en de omvang van de hinder en de daardoor veroorzaakte ‘schade’. Maximale geluidsnormen voor het houden van dieren zijn dus niet opgenomen in deze beleidsregel.

 

Artikel 12 Motorvoertuigen en bromfietsen

Op basis van de APV is het verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat. Er zijn veel verschillende situaties op veel verschillende locaties mogelijk waar met een motorvoertuig of bromfiets zodanig wordt gereden dat het geluidhinder kan veroorzaken. Het is daarom niet mogelijk hiervoor algemene geluidsnormen op te nemen. Dat is namelijk erf afhankelijk van de situatie en locatie. Daarom is voor dit artikel gekozen om op te schrijven hoe met klachten op dit vlak wordt omgegaan. Degene die hinder ervaart moet bijhouden waar de hinder uit bestaat. Er moet worden bijgehouden wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt. Deze gegevens kan de gemeente vervolgens gebruiken bij de beoordeling om na te gaan of er sprake is van ongeoorloofde, onrechtmatige geluidshinder Of de hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, ernst, duur en de omvang van de hinder en de daardoor veroorzaakte ‘schade’. Maximale geluidsnormen voor het rijden met een motorvoertuig of bromfiets zijn dus niet opgenomen in deze beleidsregel.

 

Artikel 13 Vrachtauto’s

Het laden en lossen met vrachtauto’s binnen inrichtingen is geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Op het laden en lossen is het Activiteitenbesluit milieubeheer echter niet van toepassing. De APV regelt in het algemeen dat laden en lossen zodanig moet plaatsvinden dat er geen geluidhinder wordt veroorzaakt. Omdat het zowel in het Activiteitenbesluit milieubeheer als de APV gaat om laad- en losactiviteiten wordt voor wat betreft de APV aangesloten bij de LAr,LT normen uit artikel 2.17 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor wat acceptabel is aan geluidproductie bij dergelijke activiteiten buiten inrichtingen. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV. De LAmax norm uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is niet van toepassing op de laad- en losactiviteiten buiten inrichtingen, zoals dat ook niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten binnen inrichtingen.

 

Artikel 14 Overig

Niet alle vormen van geluid(hinder) zijn omschreven in deze beleidsregel of wordt voorzien via andere wet- en regelgeving. Het zal hierbij voornamelijk gaan om incidentele gevallen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan een vrachtwagens die koelaggregaten laten draaien, het bespelen van muziekinstrumenten, het gebruiken van elektroakoestische apparatuur, het gebruiken van geluid producerende recreatietoestellen. Om die reden is deze vangnetbepaling opgenomen. Het geluidsniveau is gelijk aan het avond- en nachtniveau uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Wanneer niet aan deze normen wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van geluidhinder en is er daarmee sprake van strijd met de bepalingen uit de APV.

 

Artikel 15 Hardheidsclausule

Op basis van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht moet het bestuursorgaan handelen overeenkomstig de beleidsregel. Hiervan kan worden afgeweken als dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In die gevallen kan gemotiveerd van de beleidsregel worden afgeweken of kunnen nadere voorschriften opgenomen worden in een ontheffing.

 

Artikel 16 Klachten

Als omwonenden geluidsklachten hebben moet nader gespecificeerd worden waaruit die hinder bestaat. Dit kan gedaan worden door het bijhouden van wanneer, hoelang en in welke vorm de hinder plaatsvindt. Als dat niet duidelijk is kan de gemeente niet beoordelen of er sprake is van het niet voldoen aan de in deze beleidsregel en/of in een ontheffing op basis van artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen geluidsnormen.

Naar boven