Rechtspositieregeling Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam 2022

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van het presidium van 11 oktober 2021;

 

gelet op:

  • -

    artikel 81 0 en v van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 18 van Gemeenschappelijke regeling Ombudsman Metropool Amsterdam;

besluit:

 

vast te stellen:

 

De Rechtspositieregeling Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam 2022

Artikel 1 Procedure wijziging rechtspositie ombudsman

  • 1.

    Het presidium van de raad van de gemeente Amsterdam is namens de raad belast met het actueel houden van deze regeling.

  • 2.

    De raadsgriffier van de gemeente Amsterdam meldt aan het presidium en de ombudsman de wijzigingen van bepalingen uit de Personeelsregelingen Gemeente Amsterdam (PGA), evenals de wijzigingen in de regelingen, voorschriften en verordeningen ter uitvoering daarvan.

  • 3.

    Het presidium bepaalt wat de consequenties van de wijzigingen, bedoeld in lid 2, zouden moeten zijn voor deze regeling.

  • 4.

    Consequenties van deze wijzigingen die uitsluitend redactioneel van aard zijn, kunnen door het presidium direct in deze regeling worden doorgevoerd.

  • 5.

    De ombudsman kan, als hij van oordeel is dat de wijziging op grond van lid 4 niet redactioneel is, de raad om een uitspraak vragen.

  • 6.

    Als het presidium van oordeel is dat wijzigingen die substantiële consequenties zouden hebben voor de rechtspositie van de ombudsman, ook moeten worden doorgevoerd in deze regeling, legt het presidium de wijzigingen binnen twee maanden gemotiveerd aan de raad van de gemeente Amsterdam voor.

  • 7.

    Wijzigingen als bedoeld in lid 5 en 6 zijn niet dan na een daartoe strekkend besluit van de raad van de gemeente Amsterdam op de ombudsman van toepassing.

Artikel 2 Benoemingsakte

  • 1.

    Het vereiste voor aanstelling van artikel 2.11 van de PGA (verklaring omtrent gedrag) is op de te benoemen kandidaat-ombudsman van toepassing, tenzij de voordracht een herbenoeming betreft van de laatstelijk benoemde ombudsman.

  • 2.

    De benoeming vindt niet plaats als geen verklaring wordt afgegeven.

  • 3.

    Indien een kandidaat reiskosten heeft gemaakt ter zake van het gevolg geven aan een door of vanwege de raden uitgegane uitnodiging voor een gesprek, dan wel vanwege onderzoeken ter beoordeling van de geschiktheid voor het ambt, worden deze kosten vergoed overeenkomstig de sollicitatiecode van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement en Organisatieontwikkeling

  • 4.

    Aan de ombudsman wordt zo spoedig mogelijk een benoemingsakte uitgereikt, welke ten minste vermeldt:

    • a.

      naam, voornamen en geboortedatum;

    • b.

      de ingangsdatum van de benoeming;

    • c.

      de duur van zes jaar waarvoor de benoeming geldt.

    • d.

      de bezoldiging zoals bedoeld in artikel 3.

Artikel 3 Bezoldiging, individueel keuzebudget en overige individuele keuzemogelijkheden

  • 1.

    De ombudsman heeft aanspraak op bezoldiging met ingang van de datum waarop de benoeming ingaat.

  • 2.

    De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen betaalbaar gesteld.

  • 3.

    De hoogte van de bezoldiging van de ombudsman is vastgesteld op salarisschaal 17, als genoemd in Bijlage salaristabellen als bedoeld in artikel 3.3., derde lid, van de PGA, op basis van een 36-urige werkweek. Bij benoeming wordt de indeling binnen de salarisschaal door de raad van de gemeente Amsterdam nader vastgesteld.

  • 4.

    De ombudsman gaat jaarlijks naar de eerstvolgende periodiek in zijn salarisschaal tot het maximumbedrag van de salarisschaal is bereikt.

  • 5.

    De raad van de gemeente Amsterdam kan bij de beslissing waarbij de ombudsman op non-activiteit wordt gesteld, bepalen dat tijdens de duur van de non-activiteit geen bezoldiging of slechts een gedeelte van de bezoldiging wordt genoten, in het laatste geval onder aanwijzing van het gedeelte dat zal worden genoten.

  • 6.

    Indien de non-activiteit anders dan door ontslag is geëindigd, kan de raad van de gemeente Amsterdam beslissen, dat de niet genoten bezoldiging alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden uitbetaald, in het laatste geval onder aanwijzing van het gedeelte dat zal worden uitbetaald.

  • 7.

    De aanspraak op de bezoldiging eindigt met ingang van de dag:

    • a.

      van ontslag;

    • b.

      van opheffing van het ambt van ombudsman;

    • c.

      volgende op die waarop de termijn van benoeming is verstreken;

    • d.

      volgende op die waarop de ombudsman is overleden.

  • 8.

    De ombudsman heeft aanspraak op een individueel keuzebudget overeenkomstig artikel 4.2 van de PGA, en op de individuele keuzemogelijkheid bedoeld in artikel 4.7 van de PGA.

Artikel 4 Vakantie en verlof

  • 1.

    Ten aanzien van vakantie gelden voor de ombudsman de artikelen 6.1; 6.2; 6.5 eerste lid; 6.6.1 vijfde lid; 6.20 eerste tot en met vierde lid en 6.21 van de PGA, alsmede de artikelen 7:634 tweede lid (aanspraak op vakantie), 7:637 (vakantie tijdens ziekte) en 7:638 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Ten aanzien van verlof gelden voor de ombudsman de bepalingen:

    • a.

      artikel 6.6 PGA (feestdagen);

    • b.

      de artikelen 6.7 eerste en tweede lid (kortdurend zorgverlof); 6.8 (langdurig zorgverlof); 6.11 eerste, tweede en vierde lid (adoptie- en pleegzorgverlof), 6.12.1 (verlof bij huwelijk of geregistreerd partnerschap Amsterdam); 6.24 (verlof bij een overlijden); 6.23 uitgezonderd eerste lid onder b (calamiteitenverlof en ander kort verzuimverlof); 6.24, tweede lid; van de PGA, en artikel 4.1 (calamiteiten en ander kort verzuimverlof), afdeling 5.1 (kortdurend zorgverlof); artikelen 5.9 en 5.10; van de Wet arbeid en zorg alsmede artikel 7:635, eerste lid en onder f, van het Burgerlijk wetboek;

    • c.

      de artikelen 6.10 tweede, derde, vierde, vijfde, zevende en achtste lid (ouderschapsverlof); 6.10.1 eerste, tweede en derde lid (aanspraken ouderschapsverlof Amsterdam),van de PGA, alsmede de artikelen 6.2 (omvang verlof), 6.4 (leeftijd kind), 6.5 (meldingsverplichting) en 6.6 (intrekking of wijziging melding) van de Wet arbeid en zorg;

    • d.

      artikel 6.9, eerste lid, van de PGA en artikel 3.1 (zwangerschaps- en bevallingsverlof) van de Wet arbeid en zorg.

Artikel 5 Arbeidsongeschiktheid

  • 1.

    Bij arbeidsongeschiktheid zijn de volgende artikelen uit de PGA van overeenkomstige toepassing op de ombudsman: artikel 1.1 onder R; artikelen 7.1; 7.2; 7.3 eerste lid en tweede lid, vierde lid onder a, vijfde lid onder b; artikel 7.6; Bijlage 5C artikelen 7:27, 7.28, 7.28a en 7.28b.

    Artikel 18 van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 32, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de artikelen 7:628 tiende lid; 7:629 eerste, derde, vierde, vijfde en tiende lid; 7:658a eerste en vierde lid, 7:660 en 7:660a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de ombudsman.

    Tevens is het Verzuimprotocol van de gemeente Amsterdam van overeenkomstige toepassing op de ombudsman, met dien verstande dat de ombudsman arbeidsongeschiktheid en herstel meldt aan het presidium, alsmede aan een door het presidium aangewezen geneeskundige.

  • 2.

    Bij ontslag op grond van artikel 81q, derde lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet heeft de ombudsman recht op een suppletie overeenkomstig bijlage 6E van de PGA.

Artikel 6 Aansprakelijkheid

Vergoedingen van schade, door de ombudsman in de uitoefening van zijn ambt aan derden toegebracht, komen geheel voor rekening van de gemeente Amsterdam, voor zover de schade niet is te wijten aan opzet, grove schuld of grove nalatigheid van de ombudsman.

Artikel 7 Tegemoetkomingen

  • 1.

    Ten aanzien van tegemoetkomingen gelden voor de ombudsman de volgende bepalingen in de PGA:

    • a.

      de artikelen 3.24.1 (ziektekosten); 3.27 (hoge ziektekosten); 7.3 eerste en zesde lid (arbeidsongeschiktheid in en door de dienst);

    • b.

      artikel 3.21.1 (dienstreis) en artikel 3.22.1 tot en met 3.22.4 (woon-werkverkeer);

    • c.

      de artikelen 8.9.1 met uitzondering van het derde lid; 8.9.2 tot en met 8.9.4; (duurzame inzetbaarheid gemeente Amsterdam);

    • d.

      Het Amsterdams protocol voor Lief en Leed; met uitzondering van de zinsnede over ambtsjubileum;

    • e.

      artikel 10.20 PGA (overlijdensuitkering).

  • 2.

    Indien de ombudsman wordt ontslagen op een van de gronden als bedoeld in artikel 81q, derde lid, aanhef en onder a, c, d, e en f, van de Gemeentewet, kan hij door de raad van de gemeente Amsterdam worden verplicht de overeenkomstig artikel 3.26.2 van de PGA toegekende verhuiskostenvergoeding terug te betalen.

  • 3.

    De kosten gemaakt in verband met de in dit artikel genoemde tegemoetkomingen komen ten laste van het budget van het bureau van de ombudsman.

Artikel 8 Terugbetaling voorgeschoten onkosten

  • 1.

    Het presidium spreekt, aansluitend bij de regels van de PGA en andere regelingen en richtlijnen, met de ombudsman schriftelijk af welke eigen onkosten - aan de hand van declaraties - ten laste van het budget van de ombudsman mogen worden gebracht.

  • 2.

    De ombudsman overlegt met het presidium vooraf als er sprake is van onkosten die niet zijn voorzien in de afspraken gemaakt als gevolg van lid 1.

  • 3.

    Bij declaraties van reis- en verblijfskosten zijn de artikelen 11.7.2 (consumpties), 11.7.3 (maaltijd bij overwerk), 3.21.3 (binnenlandse dienstreis) en 3.21.4 (buitenlandse dienstreis) van de PGA van toepassing. Bij buitenlandse werkbezoeken mag geen partner worden meegenomen en de reis en het verblijf mogen niet verlengd worden vanwege privé-redenen.

  • 4.

    Declaraties worden binnen drie maanden na de gemaakte kosten ingediend bij de gemeentelijke directeur Rekenkamer, die controleert of de declaraties passen binnen de gemaakte afspraken.

  • 5.

    Een terugbetaling van de voorgeschoten onkosten op grond van deze regeling wordt alleen terugbetaald na overlegging van een betalingsbewijs van de gemaakte onkosten, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 6.

    Ten aanzien van alle gedeclareerde onkosten geldt een verplichting tot openbaarmaking. Een samenvatting van de declaraties wordt opgenomen in het jaarverslag.

Artikel 9 Bedrijfsmiddelen

  • 1.

    Op aanvraag wordt door het college aan de ombudsman voor de uitoefening van zijn ambt een personal computer met printer met scanfunctie, een laptop of een tablet, bijbehorende software en een smartphone in bruikleen ter beschikking gesteld. De voornoemde bedrijfsmiddelen worden verstrekt overeenkomstig de afspraken die hierover gelden binnen het onderdeel Bestuur en Organisatie van de gemeente Amsterdam.

  • 2.

    Ten aanzien van het gebruik van de in bruikleen gegeven bedrijfsmiddelen zijn de Kaderregeling voor het gebruik van bedrijfsmiddelen van de gemeente Amsterdam, alsmede de hierover binnen het onderdeel Bestuur en Organisatie van de gemeente Amsterdam geldende regels van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De ombudsman ondertekent voor de hem in bruikleen gegeven bedrijfsmiddelen een bruikleenovereenkomst met de gemeente Amsterdam.

  • 4.

    De in bruikleen gegeven bedrijfsmiddelen zijn eigendom van de gemeente Amsterdam en worden uitsluitend voor zakelijk gebruik ter beschikking gesteld aan de ombudsman.

  • 5.

    De kosten gemaakt in verband met de in dit artikel genoemde voorzieningen komen ten laste van het budget van het bureau van de ombudsman.

Artikel 10 Betaalbaarstelling

  • 1.

    De bezoldiging en de betalingen waarop de ombudsman recht heeft op grond van deze regeling worden - na inhouding van loonbelasting en premieheffingen - betaalbaar gesteld overeenkomstig artikel 3.2 van de PGA.

  • 2.

    Betaling van bezoldiging en andere geldelijke rechten vindt plaats op de rekening van de natuurlijke persoon die het ambt van ombudsman vervult of heeft vervuld.

  • 3.

    Voor zover de wet geen dwingende bepalingen geeft, kunnen geldelijke rechten slechts op verzoek van de natuurlijke persoon die het ambt van ombudsman vervult of heeft vervuld geheel of gedeeltelijk aan anderen betaalbaar worden gesteld.

Artikel 11 Herbenoeming en ontslag

  • 1.

    Behoudens bijzondere omstandigheden wordt ongevraagd ontslag niet verleend dan nadat de ombudsman in de gelegenheid is gesteld, desgewenst bijgestaan door een raadsman, door of vanwege de raad van de gemeente Amsterdam te worden gehoord.

  • 2.

    Indien het ambt van ombudsman wordt opgeheven of indien de ombudsman na afloop van de termijn waarvoor de benoeming geldt niet wordt herbenoemd, anders dan op zijn verzoek, wordt hem, indien hij recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en deze ook daadwerkelijk ontvangt, een uitkering toegekend overeenkomstig de artikelen 10.1 tot en met 10.9 van de PGA en hoofdstuk 10, paragraaf 3, van de PGA (reparatie-uitkering WW).

  • 3.

    De afdrachten voor de werkloosheidsvoorziening ingevolge de Werkloosheidswet en de uitkering volgens de bepalingen van de artikelen 10.1 tot en met 10.9 van de PGA en hoofdstuk 10, paragraaf 3, van de PGA worden verzorgd door de directie Personeel en Organisatie van de gemeente Amsterdam door inhouding op de bruto bezoldiging.

Artikel 12 Pensioen

  • 1.

    Ten aanzien van pensioenrechten en verzekering tegen invaliditeit is het ABP-pensioenreglement van toepassing.

  • 2.

    De directie Personeel en Organisatie van de gemeente Amsterdam zorgt voor afdracht van de door de ombudsman verschuldigde premies.

  • 3.

    De premies worden door de gemeente Amsterdam bij de ombudsman in rekening gebracht als hij geen recht heeft op bezoldiging.

Artikel 13 Nevenfuncties

  • 1.

    De betrekkingen die de ombudsman buiten zijn ambt vervult, worden door hem openbaar gemaakt met de vermelding of het gaat om bezoldigde of onbezoldigde werkzaamheden.

  • 2.

    De ombudsman informeert het presidium over betrekkingen die hij voornemens is buiten zijn ambt te gaan vervullen. Indien het presidium dat nodig acht worden de raden om advies gevraagd. Als aanvaarding van een betrekking op bezwaren bij de raden stuit, maken de raden dit zo spoedig mogelijk kenbaar.

Artikel 14 Verbod aannemen geld en geschenken / deelname in ondernemingen

  • 1.

    Artikel 8, eerste lid, onder e, van de Ambtenarenwet 2017 en regel 3.3 van de Gedragscode Gemeente Amsterdam inzake het aannemen van geschenken zijn van overeenkomstige toepassing op de ombudsman.

  • 2.

    Het is de ombudsman zonder toestemming van de raden niet toegestaan om deel te nemen in een onderneming die een bedrijf uitoefent dat in enig opzicht aan de beoordeling onderworpen is of onder toezicht staat van de deelnemende gemeenten.

Artikel 15 Verjaring rechten en terugvordering

  • 1.

    De in deze regeling omschreven aanspraken zijn niet meer opeisbaar vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarin deze voor het eerst realiseerbaar waren.

  • 2.

    Artikel 1.15 van de PGA met betrekking tot terugvordering of verrekening door de gemeente van teveel betaalde bedragen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Uitvoeringsvoorschriften

Elke regeling, voorschrift en verordening ter uitvoering van de in deze regeling van toepassing verklaarde bepalingen uit de PGA, is eveneens van toepassing op deze regeling.

Artikel 17 Nagelaten betrekkingen

Ten aanzien van de nagelaten betrekkingen van de ombudsman zijn de overeenkomstige bepalingen uit de PGA van toepassing.

Artikel 18 Uitvoeringslasten

Alle kosten voortvloeiende uit de rechtspositionele aanspraken van de ombudsman en gewezen ombudsman komen ten laste van het budget van het bureau van de ombudsman.

Artikel 19 Separate afspraken

Afspraken die aanvullend worden gemaakt met de ombudsman kunnen worden vastgelegd in een bijlage bij deze regeling.

Artikel 20 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze regeling niet of niet genoegzaam voorziet, beslist het presidium van de raad van de gemeente Amsterdam. Bij substantiële consequenties voor de rechtspositie van de ombudsman legt het presidium haar besluit binnen twee maanden gemotiveerd voor aan de raad van de gemeente Amsterdam, de ombudsman gehoord hebbend. De raden van de andere deelnemende gemeenten worden bij bovengenoemd besluit betrokken indien dit voor hen belangrijke financiële gevolgen heeft.

Artikel 21 Intrekking oude regeling

De Rechtspositieregeling van de Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam 2021 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt op 1 maart 2022 in werking.

Artikel 23 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Rechtspositieregeling van de Gezamenlijke Ombudsman Metropool Amsterdam 2022.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 1 december 2021.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting artikel 1 Procedure wijziging rechtspositie ombudsman

De verantwoordelijkheid voor het tijdig melden van wijzigingen in de PGA en de voorschriften ter uitvoering daarvan ligt bij de raadsgriffier van de gemeente Amsterdam. Het presidium bepaalt wat de consequenties zouden moeten zijn voor deze regeling (lid 3). Wijzigingen zijn soms van beperkte, uitsluitend redactionele betekenis. Het presidium kan die zelf doorvoeren (lid 4). Als er verdergaande veranderingsvoorstellen zijn of de ombudsman dat vindt van redactionele wijzigingen (lid 5), moet de raad worden betrokken bij wijzigingen (lid 6). Lid 7 benadrukt nog eens nadrukkelijk dat het uiteindelijk de raad van de gemeente Amsterdam is die beslist of de wijzigingen van de PGA ook vanaf dat moment voor de ombudsman gelden. Rechtspositionele aanspraken die in het nadeel zijn van de ombudsman kunnen in het algemeen niet met terugwerkende kracht worden gewijzigd.

 

Toelichting Artikel 8 Terugbetaling voorgeschoten onkosten

Bij het maken van afspraken (lid 1) zal in ieder geval aan de orde komen welke soorten onkosten ten laste van het budget van de ombudsman gebracht worden. Te denken valt aan eventuele reizen, cursussen, congresbezoek en de aanschaf en het gebruik van persoonlijke hulpmiddelen zoals mobiele telefoon en tablet voor zover passend bij de vervulling van het ambt van ombudsman. De hoogte van deze kosten worden begrensd door de vastgestelde begroting van dat jaar. De vergoede onkosten komen conform artikel 18 ten laste van het budget van de Ombudsman. Declaraties worden ingediend bij de gemeentelijke gemeentelijke directeur Rekenkamer, die achteraf controleert of de declaraties passen binnen de gemaakte afspraken.

Desgewenst kan de ombudsman zich over declaraties laten adviseren door de Businesscontroller van het centrale onderdeel Bestuur en Organisatie.

 

 

Naar boven