Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 451997 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2021, 451997 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot wijziging van de Verordening op de zorg voor de jeugd Amsterdam 2021
De raad van de gemeente Amsterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2021;
gelet op artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1. van de Jeugdwet;
Vast te stellen de navolgende Verordening tot wijziging van de Verordening op de zorg voor de jeugd Amsterdam 2021 in verband met het integreren specialistische- en hoogspecialistische jeugdhulp en enkele technische wijzigingen:
artikel 3.3 (nieuw), eerste lid , komt te luiden:
In aanvulling op het aanbod specialistische jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.1 draagt het college in bijzondere gevallen zorg voor de bekostiging van jeugdhulp die niet geboden wordt door aanbieders van specialistische jeugdhulp die door de gemeente Amsterdam zijn gecontracteerd;
artikel 3.4 (nieuw), komt te luiden:
Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist – niet zijnde een professional van het lokale team - conform artikel 2.6 eerste lid onderdeel e van de wet verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp waarbij er een ondersteuningsvraag is op meerdere levensgebieden, wordt de individuele voorziening ingezet op grond van het signaal van de betrokken jeugdhulpaanbieder dat er een integraal plan is opgesteld en hierin de ondersteuningsbehoeften op de verschillende levensgebieden voldoende in kaart zijn gebracht om een effectieve uitvoering van de jeugdhulp mogelijk te maken.
Wanneer een zorgteam van een speciaal onderwijslocatie de inzet van specialistische jeugdhulp in de vorm van ambulante jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige nodig acht, wordt de individuele voorziening ingezet op grond van het verzoek om een zorgtoewijzing van de betrokken jeugdhulpaanbieder voor specialistische jeugdhulp.
artikel 3.5 (nieuw), zevende lid, komt te luiden:
Het ondertekende integraal plan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische jeugdhulp, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het lokale team, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving;
artikel 3.9,eerste lid, komt te luiden:
Indien de jeugdige en/of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.4 gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de door gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend achten, kunnen zij een persoonsgebonden budget aanvragen;
artikel 3.13 (nieuw), derde lid, komt te luiden:
Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget;
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 1 december 2021.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Jolien Houtman
artikel 1.1, onder ‘buurtteam’, komt te luiden:
De Ouder- en Kindteams werken samen met de in 2021 nieuw te vormen buurtteams. Het Ouder- en Kindteam en de buurtteams ondersteunen Amsterdammers op verschillende leefgebieden, waarbij de Ouder- en Kindteams (of in Weesp het Wijkteam) verantwoordelijk zijn voor de inzet van specialistische jeugdhulp.
in artikel 1.1, komt te vervallen:
Hoogspecialistische jeugdhulp: In de verordening wordt als het gaat om niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoogspecialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is vooral gelegen in de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoogspecialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders, die vaak bovenregionaal of zelfs landelijk werken. De kosten van de trajecten voor hoogspecialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp (zie hieronder).
artikel 1.1, onder ‘Integraal plan’, komt te luiden:
Het integraal plan is de weerslag van het gesprek dat de jeugdige en/of zijn ouders voeren met de betrokken professional van het lokale team (of huisarts, jeugdarts of medisch specialist), de jeugdhulpverlener en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders over de hulpvraag. Het integraal plan bundelt hulpvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen. Denk hierbij aan hulp voor een van de ouder(s), broertjes en/of zusjes met een hulpvraag, schuldproblematiek, huisvestingsproblematiek en zo verder. Deze context is van belang bij het bepalen van de hulpvraag voor het kind.
Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische jeugdhulp nodig is, wordt ook dit in het integraal plan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het integraal plan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het hulpverleningstraject (zie verder de toelichting bij artikel 3.5 vierde lid). Het integraal plan kan echter ook gebruikt worden wanneer specialistische jeugdhulp (nog) niet nodig is en het lokale team bijvoorbeeld zelf met de jeugdige en zijn ouders aan de slag gaat.
Er zijn diverse soorten plannen in de Jeugdwet. Hieronder worden de belangrijkste toegelicht, te weten het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak ook behandelplan genoemd), het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling en het familiegroepsplan van het gezin – die alle in de Jeugdwet zelf verankerd zijn.
Het familiegroepsplan is het plan opgesteld door de jeugdige en zijn ouders dat in principe zonder betrokkenheid van hulpverleners (lokale team, jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling) wordt opgesteld. Hulpverleners kunnen wel informatie inbrengen voor het familiegroepsplan en voorwaarden voor veiligheid stellen.
in artikel 1.1 komt te vervallen:
Intensiteit: Er worden diverse ondersteuningsprofielen onderscheiden (zie hieronder). Binnen de specialistische jeugdhulp kent elk ondersteuningsprofiel vervolgens een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden (vastgelegd in de nadere regels) vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief en duurzaam licht en duurzaam zwaar. Bij de eerste twee intensiteiten wordt gewerkt met een vaste trajectprijs, bij de laatste twee met een vaste maandprijs.
artikel 1.1, onder ‘Lokaal team’, komt te luiden:
De term ‘lokaal team’ heeft in deze verordening betrekking op de Ouder- en Kindteams, het wijkteam Weesp en de uitvoerders van intensieve vrijwillige zorg. Deze voorzieningen staan beschreven in hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen (zie verdere toelichting onder betreffende artikelen hieronder). Zij worden in deze verordening samengevat onder de overkoepelende term ‘lokaal team’, omdat zij dezelfde bevoegdheden hebben in het kader van verlenen van individuele jeugdhulpvoorzieningen in het vrijwillig kader.
in artikel 1.1, komt te vervallen:
Ondersteuningsprofiel: het ondersteuningsprofiel probeert de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in te delen naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het integraal plan (zie hierboven) is bedoel om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt de hulpvraag altijd gecategoriseerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteuningsprofiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.
artikel 1.1, onder ‘Specialistische jeugdhulp’, komt te luiden:
Specialistische jeugdhulp is een individuele voorzieningen voor jeugdhulp, zoals bedoeld in artikel 3.1. Specialistische jeugdhulp ziet op alle vormen van individuele voorzieningen. In de verordening wordt hier geen onderscheid in gemaakt. De gemeente heeft de jeugdhulp wel ingekocht via verschillende contracten met daarbij behorende administratieve afspraken.
in artikel 1.1, komt te vervallen:
Zorgvorm: de hoogspecialistische jeugdhulp is nader onderverdeeld in zeven zorgvormen. Het besluit tot het verlenen van hoogspecialistische jeugdhulp wordt genomen in termen van toegang tot een van de zeven zorgvormen. De zorgvormen komen overeen met de jeugdhulpvormen zoals vastgelegd in de Regeling Jeugdwet in het kader van de beleidsinformatie Jeugd (gegevensaanlevering door instellingen bij CBS).
artikel 1.2, eerste lid, onder ‘…in Amsterdam’, komt te luiden:
De gemeente Amsterdam is alleen verantwoordelijk om voorzieningen te treffen voor jeugdigen en hun ouders die in Amsterdam hun woonplaats hebben. Voor het woonplaatsbeginsel geldt de bepalingen in de wet.
Het woonplaatsbeginsel is per 1 januari 2022 gewijzigd. Vanaf dat moment is de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP) het uitgangspunt voor jeugdhulp zonder verblijf. Dit zorgt voor meer eenvoud en duidelijkheid. Bij jeugdhulp met verblijf is het uitgangspunt dat als woonplaats geldt de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf zijn woonadres in de zin van de Wet basisregistratie personen had. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus verantwoordelijk voor de jeugdige en voor de kosten van de jeugdhulp voor deze jeugdige.
artikel 1.2, tweede lid, komt te luiden:
Met dit lid is bepaald dat ook jeugdigen die in Amsterdam op school zitten, maar in een andere gemeente hun woonplaats hebben, tot de doelgroep horen, maar alleen in zoverre het gaat om het aanbod verzorgd in het kader van de basisvoorzieningen Jeugd(welzijn), de Ouder- en Kindteams en opvoed- en opgroeiondersteuning. Deze keuze is gemaakt, omdat we het niet wenselijk achten dat bepaalde groepen leerlingen (en hun ouders) van dit aanbod zouden moeten worden uitgezonderd. Het gaat overigens niet alleen om groepsaanbod, maar ook om individuele contactmomenten, bijvoorbeeld van de Ouder- en Kindteams.
Wanneer een professional van een Ouder- en Kindteam of het wijkteam Weesp meent dat voor een jeugdige een individuele voorziening nodig is dan zal de professional de jeugdige en zijn ouders verwijzen naar zorg binnen de gemeente waar zij woonachtig zijn. Het is dan ook aan die gemeente om een individuele voorziening toe te kennen. Amsterdam maakt met de regiogemeenten afspraken over de afstemming in deze gevallen (en ook over de overdracht bij een verhuizing).
De Ouder- en Kindteams vormen multidisciplinaire teams waarin professionals met elkaar samenwerken. Kernfunctionarissen zijn de ouder- en kindadviseur (een generalistische functionaris met een hbo-opleiding op het terrein van pedagogiek of maatschappelijk werk), de jeugdverpleegkundige, de jeugdarts en de jeugdpsycholoog (kinder- en jeugdpsycholoog / GZ-psycholoog / orthopedagoog generalist). De grootte van het Ouder- en Kindteam en de precieze samenstelling verschilt naar de populatie en behoefte in het gebied / op de scholen.
De jeugdgezondheidszorg zoals die in Amsterdam uitgevoerd wordt door de GGD Amsterdam en de Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra (SAG), maakt integraal onderdeel uit van de Ouder- en Kindteams. Het landelijk vastgestelde basispakket jeugdgezondheidszorg valt onder de Wet publieke gezondheid. Het maatwerk deel onder de Jeugdwet. Beide onderdelen worden uitgevoerd vanuit de Ouder- en Kindteams.
artikel 2.2, tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
De Ouder- en Kindteams bieden ook zelf jeugdhulp. Als het nodig is verwijzen ze door naar specialistische jeugdhulp. De Ouder- en Kindteams en de jeugdhulpaanbieder zijn complementair aan elkaar als het gaat om het bieden van jeugdhulp en werken hierin samen.
artikel 2.2, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
Zorgcoördinatie is een lastig begrip in de hulpverlening. De regie ligt allereerst bij de jeugdige en zijn ouders zelf. Daarnaast zal de verantwoordelijkheid om zorg te coördineren in de regel bij de hulpverlener liggen die het meest intensief bij de ondersteuning van de jeugdige en zijn ouders betrokken is. Als er sprake is van specialistische jeugdhulp heeft de jeugdhulpaanbieder in de regel deze taak. In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld wanneer naast jeugdhulp ook veel andere zorg geboden wordt) kan het Ouder- en Kindteam de coördinatie (tijdelijk) op zich te nemen. Als de veiligheid van het kind in het geding is kan de regie van de ouders – op aanwijzing van de rechter – (gedeeltelijk) overgenomen worden door een gecertificeerde instelling.
artikel 2.2, derde lid, komt te luiden:
Gekwalificeerde professionals van het Ouder- en Kindteam of het Wijkteam Weesp die opgenomen zijn in een beroepsregister (BIG-register of Kwaliteitsregister Jeugd) worden gemandateerd om namens het college besluiten te nemen voor het toekennen (of weigeren) van specialistische jeugdhulp. Voor de duidelijkheid wordt deze belangrijke taak van de Ouder- en Kindteams toch hier in de door de gemeenteraad vast te stellen verordening opgenomen.
artikel 2.4 (nieuw), komt te luiden:
De gecertificeerde instellingen die in Amsterdam de jeugdbescherming en -reclassering uitvoeren mogen in opdracht van het college ook gezinnen begeleiden zonder dat er sprake is van een kinderbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel. In die gevallen wordt gesproken van intensieve vrijwillige zorg. In de meeste gevallen zal een lokaal team in goed overleg met de jeugdige en zijn ouders een gezin aanmelden bij de gecertificeerde instelling. Ook een melding bij Veilig Thuis kan aanleiding zijn om een gezin in contact te brengen met en gecertificeerde instelling. De intensieve vrijwillige zorg is altijd vrijwillig. De gecertificeerde instellingen worden gemandateerd om in het kader intensieve vrijwillige zorg ook besluiten te nemen over de inzet van specialistische jeugdhulp. In die zin worden zij dus op één lijn gesteld met de Ouder- en Kindteams en het wijkteam.
artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
Specialistische jeugdhulp wordt voor een groot gedeelte ambulant gegeven. Dat wil zeggen dat de jeugdhulpverlener met de jeugdige en of zijn ouders op de locatie van de aanbieder, thuis of op school ondersteuning biedt, kortom in het netwerk van de jeugdige.
In bijzondere gevallen kan het nodig zijn om een niet door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder in te schakelen om specialistische jeugdhulp te bieden aan een jeugdige en zijn ouders. Feitelijk gaat het dan niet om andersoortige jeugdhulp dan beschreven in artikel 3.1 (specialistische jeugdhulp). In die gevallen kan de gemeente echter niet dezelfde eisen stellen aan de toegangsprocedure zoals beschreven in paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van deze verordening en de nadere regels die daarop gebaseerd zijn. In dit artikel 3.3 worden vier situaties weergegeven waarin de gemeente kan besluiten tot inzet van jeugdhulp door een niet gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. In artikel 3.8 wordt de toegang hiertoe apart beschreven.
artikel 3.4 (nieuw), komt te luiden:
Paragraaf 2 gaat over de toegang naar de specialistische jeugdhulp. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van specialistische jeugdhulp bedoeld zoals weergegeven in respectievelijk artikel 3.1. NB de term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen (hoofdstuk 2). Vandaar de verduidelijking hier.
Derde lid, onderdeel a: artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp
Huisarts, jeugdarts en medisch specialist hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen tot alle jeugdhulp. Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp is dat de afstemming met een lokaal team niet nodig is als er geen sprake is van een hulpvraag op meerdere levensgebieden. Een arts kan dan zonder betrokkenheid van een lokaal team naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met het lokale team (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing). NB jeugdartsen van het Ouder- en Kindteam voeren wel gewoon als professional van een lokaal team het gesprek met de jeugdige en zijn/haar ouders en leggen afspraken vast in een integraal plan.
Derde lid, onderdeel b: crisissituaties
In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van specialistische jeugdhulp tot een integraal plan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met het lokale team heeft plaatsgevonden en een integraal plan is opgesteld. NB het gaat dan om kortdurende inzet. Wanneer daarna langdurig specialistische jeugdhulp nodig is, dient alsnog een integraal plan opgesteld te worden.
Vijfde lid, artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp
Voor specialistische jeugdhulp waar sprake is van een hulpvraag op meerdere levensgebieden wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing – een integraal plan nodig is. Het gaat in die gevallen immers bijna altijd om hoogcomplexe en veelomvattende / meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. Het plan kan ook door de jeugdhulpaanbieder worden opgesteld. Waar nodig wordt het lokale team betrokken. Het signaal betreft in de praktijk het bericht in het berichtenverkeer.
Voor sommige specialistische jeugdhulp die niet bestaat uit een diagnose- of behandeltraject, maar een langdurig begeleidingstraject (in de regel vanwege de ernstige beperkingen van het kind) kan het gewenst zijn dat het lokale team namens college periodiek herbeoordeelt of en zo ja welke voortzetting van hulp nodig is. De regels hierover liggen niet vast in de verordening zelf maar in de nadere regels.
Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen lokaal team en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders én professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn, of hoe vaak en hoe lang de gesprekken gevoerd worden. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang.
In het belang van efficiënte en doeltreffende jeugdhulp vindt er bij specialistische jeugdhulp overleg plaats tussen het lokale team en de jeugdhulpaanbieder. Op deze manier is er sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en warme overdracht tussen verwijzer en aanbieder. Vanzelfsprekend worden de jeugdige en ouders hierbij betrokken. De manier van afstemming kan verschillen en is afhankelijk van de benodigde jeugdhulp.
Het kan voorkomen dat een ouder of jeugdige al zelf een familiegroepsplan heeft opgesteld voordat hij/zij binnenkomt bij het lokale team. In dat geval wordt dit plan als uitgangspunt genomen voor het gesprek. Het is dus niet zo dat op basis van het familiegroepsplan alleen besloten wordt tot de inzet van specialistische jeugdhulp.
Ook de inhoud van het integraal plan is in de verordening niet in detail beschreven. Wel dát de uitkomsten van het gesprek altijd in het integraal plan vastgelegd worden. De wederzijdse ondertekening is vooral bedoeld om het karakter van het integraal plan als gezamenlijk plan te bekrachtigen en zeker niet om het karakter van een privaatrechtelijk overeenkomst te geven. De ondertekening is de gebruikelijke manier waarop de instemming wordt vastgelegd. In bijzonder gevallen kan de instemming ook op een andere manier gegeven worden, wel moet deze altijd ondubbelzinnig zijn en worden vastgelegd. NB het besluit tot inzet van specialistische jeugdhulp wordt toegevoegd aan het integraal plan, maar is juridisch gezien een eenzijdige, publiekrechtelijke, beslissing van het college (de facto de gemandateerde professional van het lokale team). Het besluit wordt wel genomen op grond van het integraal plan.
In het integraal plan worden doelen (beoogde resultaten) geformuleerd: wanneer worden door wie welke resultaten behaald. De jeugdige en/zijn ouders kunnen in het integraal plan afspraken maken om na een bepaalde tijd de resultaten met het lokale team, de eventueel betrokken jeugdhulpaanbieders en/of anderen te bespreken en zo het integraal plan te evalueren. NB de jeugdhulpaanbieder is zelf verantwoordelijk voor de evaluatie van het opgestelde hulpverleningsplan en daarin opgenomen behandeldoelen. Wel kan met het lokale team samen bekeken worden hoe de in het integraal plan geformuleerde beoogde resultaten zich verhouden tot de behaalde resultaten op de later in het hulpverleningsplan geformuleerde doelen.
Het (ondertekende) integraal plan kan worden opgeslagen door het lokale team als onderbouwing en toelichting op het besluit om te komen tot de inzet van specialistische jeugdhulp, dan wel dat het in de vorm van een gespreksverslag of eigen ondertekende documentatie van het lokale team gebeurt die deze inhoud weergeeft. Het integraal plan blijft eigendom van het gezin en kan ook na toekenning aangepast en bijgesteld worden.
Het integraal plan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Als er tot de inzet van specialistische jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie en afspraken en doelen (beoogde resultaten) zoals vastgelegd in het integraal plan. De relevante informatie uit het integraal plan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door het lokale team aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor.
Natuurlijk gelden bij het delen van het integraal plan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf (zie § 7.3 rond dossiervorming). Ouders worden niet gedwongen privacygevoelige informatie te delen. Het is aan de ouders om in samenspraak met het lokale team (of arts) te bepalen welke informatie in het integraal plan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders aan de ene kant en het lokaal team (of arts) aan de andere kant over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van het kind tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal. In de privacy protocollen van de uitvoerders (lokale teams) zal hieraan aandacht besteed worden.
Bij niet gecontracteerd aanbod neemt het college een besluit tot inzet van jeugdhulp door een niet gecontracteerde aanbieder op basis van een aanvraag van het lokale team of een andere bevoegde professional (bijvoorbeeld arts of gecertificeerde instelling). De gemeente heeft hiervoor een aanvraagformulier en procedure opgesteld, die niet vastliggen in de verordening zelf.
Bij het landelijke aanbod liggen afspraken over de toegang vast in de landelijke raamcontracten. Deze afspraken komen erop neer dat de betreffende jeugdhulpaanbieder de cliënt accepteert op basis van een verwijzing (van arts of andere bevoegde professional) en de aanbieder de gemeente na het opstellen van een hulpverleningsplan op de hoogte stelt van de start zorg. Deze jeugdhulpaanbieders hoeven dus niet te wachten met het starten van de zorg totdat het college een besluit heeft genomen.
Van formele hulp is, kortweg, sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een jeugdhulpaanbieder of door een zelfstandige jeugdhulpverlener (ZZP-er). Van formele hulp is ook sprake als de hulpverlener een BIG of SKJ-registratie heeft. Hierop geldt één (belangrijke) uitzondering en dat is wanneer de hulpverlener een bloed- of aanverwant is in de 1e of 2e graad van de budgethouder. Overigens kunnen niet alle professionals (zoals vrijgevestigde vaktherapeuten) binnen de jeugdhulp zich registeren bij het SKJ.
In dit lid is opgenomen dat de bedragen in het tweede lid jaarlijks worden geïndexeerd. Omdat de consumentenprijsindex (cpi) pas lopende het jaar bekend is, wordt gekeken naar de cpi van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar. Voor de indexatie van het jaar 2022 geldt dus de consumentenprijsindex van 2020.
In dit lid is opgenomen dat de informele hulpverlener beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG). Uitzondering hierop is als de informele hulpverlener een ouder is, zoals bedoeld in de Jeugdwet. De verlener van informele hulp is verplicht de VOG desgevraagd te overhandigen aan het lokale team.
De Jeugdwet maakt voor de geldigheid van de VOG onderscheid tussen wel en niet onder een rechtspersoon werkende jeugdhulpverleners. De Jeugdwet bepaalt dat voor niet onder een rechtspersoon werkende jeugdhulpaanbieders (en vertrouwenspersonen) de VOG niet ouder mag zijn dan drie jaar. De gedachte die daar achter zit is de volgende:
Lid 4 (art. 4.1.6) regelt dat ook een jeugdhulpaanbieder die solistisch jeugdhulp verleent, dient te beschikken over een VOG van zichzelf. Het lijkt niet nodig om voor te schrijven dat een jeugdhulpaanbieder die solistisch jeugdhulp verleent de VOG steeds ongevraagd moet tonen aan elke jeugdige of ouder aan wie hij jeugdhulp verleent. Wel kan een jeugdige of ouder, bijv. bij de keuze voor een zzp’er, naar de VOG vragen en dan zal de zzp’er hem uiteraard een VOG moeten kunnen tonen. Het zou te ver gaan van de solistisch werkende jeugdhulpaanbieder te verlangen dat hij bij iedere nieuwe opdracht die hij aanneemt, een nieuwe VOG aanvraagt en anderzijds moet worden voorkomen dat de VOG veroudert zonder dat er iemand is die zich vergewist van de geschiktheid van de zzp’er voor zijn werk. Om die reden is opgenomen dat de VOG niet ouder mag zijn dan drie jaar.
Voor rechtspersonen geldt dat de VOG vóór aanvang van de werkzaamheden in bezit moet zijn van de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling. De VOG mag daarom op het moment dat de betrokkene gaat werken voor de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling niet ouder zijn dan drie maanden.
Het is van belang dat jeugdigen en ouders zich bewust zijn van de rechten, maar ook de plichten die verbonden zijn aan een jeugdhulpvoorziening. Denk bijvoorbeeld aan de plicht om het college op de hoogte te houden van alle relevante feiten en omstandigheden (informatieplicht, zie artikel 3.13 lid 1 van deze verordening). Of de regels rondom verantwoording van een Pgb. Het college moet de jeugdige en ouders hierover informeren en ook uitleggen welke mogelijke consequenties het kan hebben als men zich niet houdt aan deze verplichtingen.
In dit lid wordt gedoeld op de specialistische jeugdhulp die voorheen viel onder de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. Deze zorg valt vanaf de achttiende verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen aan zorgaanbieders eisen met betrekking tot de toegang. Zo moet er een rechtmatige verwijzer zijn in de vorm van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het Ouder- en Kindteam of het wijkteam kan voor een dergelijke verwijzing zorgen, of door contact op te (laten) nemen met de huisarts, of door de jeugdarts een verwijzing te laten schrijven.
Wanneer jeugdigen levenslang en levensbreed zorg nodig hebben vallen zij onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Bij kinderen is dit echter nog niet altijd makkelijk vast te stellen, omdat zij nog volop in ontwikkeling zijn. De lokale teams, en dan met name de Ouder- en Kindteams en het wijkteam, ondersteunen de jeugdige en zijn ouders, zo nodig, bij de aanvraag bij het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ), die over toegang tot de langdurige zorg gaat.
In artikel 2.7 eerste lid van de Jeugdwet staat: “Het college treedt bij het treffen van een individuele voorziening zo nodig in overleg met het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, waar de jeugdige schoolgaand is.” In Amsterdam is ervoor gekozen om aan elk zorgteam het Ouder- en Kindteam te verbinden. De ondersteuning gebeurt natuurlijk altijd in overleg met (en in bijzijn van) de jeugdige en zijn ouders. Het zorgteam kijkt samen met de ouders en jeugdige welke ondersteuning nodig is, zowel binnen de school als in de thuis- en gezinssituatie. Het Ouder- en Kindteam of het wijkteam besluit - in overleg met het zorgteam en ouders en jeugdige - welke ondersteuning noodzakelijk is.
De leerplichtambtenaren van gemeente zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de Leerplichtwet. Problemen van jeugdigen uiten zich niet zelden in de vorm van (langdurig of frequent) schoolverzuim of voortijdig schoolverlaten. Afstemming tussen leerplichtambtenaar, school én professional van het Ouder- en Kindteam/wijkteam Weesp is in dergelijke gevallen van groot belang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-451997.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.