Verordening tot 11e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013

 

De raad van de gemeente Vlissingen;

 

gezien het voorstel van het college van 23 november 2021;

 

gezien de Alcoholwet en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de ‘Verordening tot 11e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013’.

 

 

Artikel I

 

De Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013 wordt gewijzigd als volgt.

 

A. Artikel 2:23, lid 2, sub a en sub b worden als volgt gewijzigd:

 

a. gevelterras: terrassen grenzend aan de gevel van een openbare inrichting waarin een horecabedrijf geëxploiteerd wordt;

b. overige terrassen: alle terrassen niet grenzend aan de gevel van een openbare inrichting.

 

B. Artikel 2:23, lid 4, sub a, eerste aandachtstreepje wordt als volgt gewijzigd:

 

- het horecabedrijf, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet;

 

C. Artikel 2:24, lid 2, sub a wordt als volgt gewijzigd:

 

a. De vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

 

D. Artikel 2:24, lid 2, sub c wordt als volgt gewijzigd:

 

c. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

 

E. Artikel 2:24, lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

5. De burgemeester weigert een vergunning voor het exploiteren van een openbare inrichting, waarin alcoholhoudende dranken worden verkocht, indien de houder van de openbare inrichting niet in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet.

 

F. Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:25 Terrassen

1. Het is de exploitant van een openbare inrichting, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2:24 juncto artikel 2:26 niet is vereist, verboden zonder vergunning van de burgemeester een terras in gebruik te nemen.

2. De burgemeester weigert een vergunning voor de ingebruikneming van een terras indien de exploitant van de openbare inrichting niet in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:24, tenzij deze ingevolge artikel 2:26 niet is vereist.

3. Een vergunning voor een gevelterras geldt voor het hele jaar. Een vergunning voor de overige terrassen geldt alleen voor de periode 1 maart tot 31 oktober. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester de overige terrassen (niet zijnde gevelterrassen) tijdens de sluitingsperiode (winterstop) voor bezoekers geopend te hebben dan wel ter plaatse aanwezig te hebben.

4. De burgemeester kan voor overige terrassen alsnog vergunning verlenen ten tijde van de winterstop. Dit kan in gevallen wanneer er sprake is van een speciaal winterterras.

5. Onverminderd het gestelde in het tweede lid, kan de burgemeester de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een openbare inrichting horende terrassen weigeren indien:

a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

b. dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

c. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

d. deze liggen onder het beluifelde gedeelte van de Walstraat, Kleine Markt of Oude Markt.

6. Dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Zeeland 1994.

7. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

G. Artikel 2:34 wordt in zijn geheel gewijzigd en luidt als volgt:

 

Artikel 2:34 Inrichtingseisen

1. Een openbare inrichting waarin geen alcoholhoudende drank wordt verkocht, dient ten minste te voldoen aan de eisen zoals vermeld in de Alcoholwet, Alcoholregeling en het Bouwbesluit 2012.

2. Een openbare inrichting waarin geen alcoholhoudende drank wordt verkocht en waar tegen vergoeding voor gebruik elders dan ter plaatse uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verstrekt die in dezelfde inrichting worden bereid, dient te beschikken over een voor het publiek toegankelijke ruimte met een nuttige vloeroppervlakte van ten minste 15m².

3. Een openbare inrichting, waarin geen alcoholhoudende drank wordt verkocht, dient ten minste te voldoen aan dezelfde eisen voor mechanische ventilatie als waar een horecabedrijf waar alcoholhoudende dranken worden verkocht aan moet voldoen.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

 

H. Afdeling 8a. wordt als volgt gewijzigd:

De titel ‘Afdeling Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de drank- en horecawet’ komt na artikel 2:34 en voor artikel 2:34a te staan. Deze afdeling komt als volgt te luiden:

 

Afdeling 8a. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet

 

I. Artikel 2:35 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:35 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit artikel 1 van de Alcoholwet zijn op deze afdeling van toepassing.

 

J. Artikel 2:38 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2:38 Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning van de Alcoholwet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank een en ander in aanvulling op artikel 2:34a.

 

K. Na artikel 2:38 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt als volgt:

 

Artikel 2:38a Proeverijen in slijtersbedrijven

De burgemeester kan vrijstelling verlenen van het verbod in artikel 14, lid 1 van de Alcoholwet, ten behoeve van proeverijen in een slijtersbedrijf. Proeverijen moeten voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in art. 6.1 van het Alcoholbesluit.

 

L. Artikel 2:51, lid 2, sub b wordt als volgt gewijzigd:

 

b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waar¬voor een ontheffing geldt krachtens artikel 35, tweede lid, van de Alcoholwet.

 

M. Artikel 3:7, lid 1, sub i onder 1° wordt als volgt gewijzigd:

 

1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening;

 

N. Artikel 6:2 lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast:

a. de ambtenaren bouw- en woningtoezicht;

b. de inspecteurs handhaving milieu;

c. de toezichthouder integrale handhaving;

d. de toezichthouder gebruik openbare ruimte en sportaccommodaties;

e. de evenementencoördinator;

f. de technisch beleidsmedewerker milieu;

g. de coördinator beheer badstrand;

h. de havenmeester;

i. de buitengewoon opsporingsambtenaren van het handhavingsteam Vlissingen;

j. de buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente Schouwen-Duiveland, Middelburg,

Veere, van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland en van het Waterschap Scheldestromen;

k. artsen en SOA-verpleegkundigen voor zover het toezicht betreft op (volks)gezondheid

en hygiëne als bedoeld in hoofdstuk 3.

l. de buitengewoon opsporingsambtenaren van Staatsbosbeheer.

 

 

Artikel II

 

Deze verordening wordt aangehaald als “de 11e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Vlissingen 2013” en treedt 10 dagen na bekendmaking in het elektronische gemeenteblad van de gemeente Vlissingen in werking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2021.

De raad voornoemd,

de griffier,

mr. F. Vermeulen

de voorzitter,

drs. A.R.B. van den Tillaar

Naar boven