Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2021.2

De raad van de gemeente Tilburg;

 

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op artikel 149 Gemeentewet;

Besluit

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2021.2

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    De inleidende paragraaf komt te luiden:

     

    De raad van de gemeente Tilburg;

     

    • -

      gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

    • -

      gelet op artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a Gemeentewet, artikelen 3 en 4 Wet openbare manifestaties, artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d Alcoholwet, artikel 5.13 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 30c tweede lid Wet op de kansspelen, artikel 2a Wegenverkeerswet 1994,

  • B.

    Artikel 1 en de toelichting op dit artikel komen te luiden:

     

    Artikel 1.

    Begripsomschrijvingen.

     

    • A.

      Weg:

       

      • 1.

        de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 2.

        de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

      • 3.

        de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

      • 4.

        andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

    • B.

      Rechthebbende: eenieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

    • C.

      Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van trams en kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen.

    • D.

      Woonschepen: schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.

    • E.

      Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

    • F.

      Gebouw: elke bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

    • G.

      Vee: eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.

    • H.

      Pluimvee: klein- en pluimvee, eenden en ganzen.

    • I.

      Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen en diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

    • J.

      Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan Gedeputeerde Staten bij hun desbetreffende besluit de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de Wegenwet.

    • K.

      Openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.

    • L.

      Parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • M.

      Bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • Toelichting

    Artikel 1

    Begripsomschrijvingen

     

    • A.

      Weg

       

      Een aantal van de in deze verordening opgenomen bepalingen, heeft betrekking op (verboden) gedragingen "op of aan de weg". De omschrijving van "weg" is ruimer dan die van de Wegenwet en die van de Wegenverkeerswet 1994 (en die van de verschillende provinciale wegenreglementen). Te onderscheiden zijn de volgende definities van het begrip "weg":

       

      De "(Openbare) weg" in de zin van de Wegenwet: een begrip dat de wetgever heeft gecreëerd in verband met de verkeersbehoefte;

       

      de "weg" in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), te weten de voor het openbaar verkeer openstaande weg: een begrip ontstaan als gevolg van de noodzaak om met betrekking tot de verkeersveiligheid en het in stand houden van de weg, in te grijpen;

       

      de voor het publiek toegankelijke open plaatsen: een begrip dat - onder uiteenlopende formuleringen- voorkomt in verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en in de algemene plaatselijke verordeningen. De volgorde is die van eng naar ruim: "openbare wegen" zijn ook "wegen die voor het openbaar verkeer open staan", maar niet alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen zijn openbaar. Tot de "voor het publiek toegankelijke plaatsen" kunnen de "openbare wegen" en de overige" voor het openbaar verkeer openstaande wegen" gerekend worden, maar het begrip is daarmee niet uitgeput.

       

      Het begrip “weg” in de APV komt het meest overeen met het hiervoor onder c beschreven begrip, zij het dat het nog iets ruimer is. Daaronder vallen ook voor het publiek toegankelijke trappen, portieken e.d. die toegang geven tot voor bewoning bestemde ruimten, voor zover deze trappen etc. niet afsluitbaar zijn. Andere trappen, portieken, galerijen e.d. vallen ook onder het begrip weg, ongeacht of deze afsluitbaar zijn, maar alleen op het moment dat ze niet afgesloten zijn. Daarbij moet b.v. gedacht worden aan afsluitbare winkelpassages. Gedurende de tijd, dat deze niet daadwerkelijk afgesloten zijn, maken zij deel uit van de weg als bedoeld in de APV en zijn dus tal van bepalingen uit de APV van toepassing.

    • B.

      Rechthebbende

       

      Het gaat hier om de rechthebbende naar burgerlijk recht. Veelal is dat de eigenaar en/of huurder van een goed.

    • C.

      Voertuig

       

      In artikel 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV 1990) worden als voertuigen genoemd: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.

    • E.

      Bouwwerk

       

      Deze omschrijving is ontleend aan artikel 1 van de (Model)Bouwverordening.

    • F.

      Gebouw

       

      Deze omschrijving is ontleend aan artikel 1, onder c, van de Woningwet.

    • I.

      Handelsreclame

      Dit begrip is van belang, omdat artikel 7 van de Grondwet, dat de vrijheid van meningsuiting garandeert, niet van toepassing is op handelsreclame. Het begrip komt o.a. terug in artikel 114 APV.

    • K.

      Openbare plaats

       

      Hiervoor is aangehaakt bij de Wom. Artikel 1, eerste lid, van de Wom bepaalt wat een openbare plaats is, namelijk een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek. Deze definitie kent dus twee criteria. Ten eerste moet de plaats open staan voor het publiek. Dat wil volgens de MvT zeggen “dat in beginsel eenieder vrij is om er te komen, te vertoeven en te gaan; dit houdt in dat het verblijf op die plaats niet door de gerechtigde aan een bepaald doel gebonden mag zijn (...). Dat de plaats "open staat" betekent verder dat geen sprake is van een meldingsplicht, de eis van voorafgaand verlof, of de heffing van een toegangsprijs voor het betreden van de plaats”. Op grond hiervan zijn bijvoorbeeld stadions, postkantoren, warenhuizen, restaurants, musea, ziekenhuizen en kerken geen ‘openbare plaatsen’. Ook de hal van het gemeentehuis valt buiten het begrip ‘openbare plaats’. Het tweede criterium is dat het open staan van de plaats moet zijn gebaseerd op bestemming of vast gebruik. “De bestemming ziet op het karakter dat door de gerechtigde aan de plaats is gegeven blijkens een besluit of blijkens de uit de inrichting van de plaats sprekende bedoeling. Een openbare plaats krachtens vast gebruik ontstaat wanneer de plaats gedurende zekere tijd wordt gebruikt als had deze die bestemming, en de rechthebbende deze feitelijke toestand gedoogt”, aldus de MvT (Kamerstukken II 1985/86, 19 427, nr. 3, p. 16).

       

      Voorbeelden van openbare plaatsen in de zin van artikel 1, eerste lid, van de Wom zijn: openbare wegen, plantsoenen, speelweiden en parken en vrij toegankelijke gedeelten van overdekte passages, van winkelgalerijen, van stationshallen en van vliegvelden, openbare waterwegen en recreatieplassen. Omdat de definitie van het begrip ‘openbare plaats’ ook een aantal ’besloten plaatsen’ als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet kan omvatten, is in artikel 1, tweede lid, van de Wom expliciet aangegeven dat onder een openbare plaats niet wordt begrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet (Kamerstukken II 1986/87, 19 427, nr. 5, p. 11-13 en nr. 6).

  • C.

    Artikel 5 en de toelichting op dit artikel komen te luiden:

     

    Artikel 5.

    Persoonlijke karakter van vergunning of ontheffing.

    • 1.

      De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

    • 2.

      De volgende vergunningen zijn niet persoonsgebonden:

      • een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 114a;

      • een vergunning als bedoeld in artikel 92.

  • Toelichting

    De beantwoording van de vraag of een vergunning of ontheffing overgaat op een rechtsopvolger, hangt af van het persoonlijk of zakelijk karakter van die vergunning of ontheffing. Persoonlijk wordt de vergunning genoemd, indien de mogelijkheid van verkrijging uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager (diens persoonlijke kwaliteiten, zoals het bezit van een diploma of een bewijs van onbesproken levensgedrag). De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleend hiertoe de mogelijkheid biedt. Zakelijk daarentegen is de vergunning die afhangt van en gebonden is aan het object waarop zij betrekking heeft en waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager geen rol spelen. Anders gezegd: de zakelijke vergunning is niet gebonden aan de persoon, maar aan de hoedanigheid van eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde. Het kan ook een andere hoedanigheid zijn, bijvoorbeeld die van gebruiker of ondernemer.

    De zakelijke vergunning gaat in beginsel over krachtens rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel op de opvolger in diens hoedanigheid van eigenaar, zakelijk gerechtigde, ondernemer enz. Uitgangspunt in de APV is de persoonsgebondenheid van de vergunning. Overigens kan een vergunning wel degelijk een zakelijk karakter hebben, ook al staat de vergunning op naam van een persoon. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de Omgevingsvergunning van artikel 114a APV en de aflevergunning consumentenvuurwerk uit artikel 92 APV van een zakelijk karakter heeft.

  • D.

    Artikel 21 wordt ingetrokken.

  • E.

    Artikel 74 en de toelichting op dit artikel komen te luiden:

     

    Artikel 74.

    Straatartiesten

    • 1.

      Het is verboden op een door de burgemeester aangewezen openbare plaats en tijd als straatartiest op te treden.

    • 2.

      Het is verboden op een andere dan de bij het eerste lid aangewezen openbare plaats en tijd voor het publiek als straatartiest op te treden als:

      • a.

        dit optreden plaatsvindt tussen 18.00 uur en 11.00 uur.

      • b.

        dit optreden langer duurt dan een half uur op dezelfde plaats;

      • c.

        dit optreden plaatsvindt in geheel of gedeeltelijk overdekte ruimten;

      • d.

        tijdens het optreden voorwerpen worden geplaatst waardoor het verkeer wordt gehinderd;

      • e.

        binnen vierentwintig uur meer dan twee keer binnen een cirkel met een straal van vijftig meter wordt opgetreden.

    • 3.

      In afwijking van het tweede lid aanhef en sub a geldt het verbod niet op donderdag en vrijdag tussen 18.00 uur en 21.00 uur. Daarnaast geldt het verbod niet in het horecaconcentratiegebied als bedoeld in artikel 31, eerste lid, sub c van deze verordening op zaterdag en zondag tussen 18.00 en 21.00.

       

      Toelichting

      Het optreden als straatartiest is in beginsel toegestaan. Omwille van de leefbaarheid en functionaliteit van winkelgebieden is er een aantal beperkende regels (lid 2 en lid 3) voor de straatartiesten. Deze regels beperken datgene dat objectief als overlast wordt ervaren.

      In lid 1 is een bevoegdheid aan de burgemeester gegeven om een plaats aan te wijzen waar, of tijd vast te stellen waarop, het optreden als straatartiest niet is toegestaan.

  • F.

    Artikel 76 en de toelichting op dit artikel komen te luiden:

     

    Artikel 76.

    Neerzetten van fietsen en dergelijke.

     

    • 1.

      Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan, indien daarmee hinder of gevaar voor het verkeer ontstaat of als daardoor anderszins overlast veroorzaakt kan worden.

    • 2.

      Het is verboden fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen.

    • 3.

      Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud zijn of die in een verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan.

    • 4.

      Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen of voor een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.

  • Toelichting

    Het eerste lid verbiedt het neerzetten van fietsen wanneer daardoor hinder of gevaar ontstaat ten aanzien van het overige verkeer of als daardoor overlast kan ontstaan. De overlast is niet alleen gericht tegen een verkeersdeelnemer.

    Op grond van het tweede lid kan het college plaatsen aanwijzen, waar het verboden is fietsen te stallen buiten de aanwezige stallingsvoorzieningen. Reden voor een dergelijke aanwijzing kan o.a. gelegen zijn het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente en/of het voorkomen van overlast.

    Het college heeft delen van de stad aangewezen als een gebied in de zin van het tweede lid.

    Het vierde lid verbiedt het neerzetten van fietsen en bromfietsen tegen panden, terwijl de eigenaar heeft aangegeven dat dit niet gewenst is of waardoor de toegang tot het gebouw wordt gehinderd. Dit geeft vaak aanleiding tot klachten.

  • G

    De toelichting op artikel 83 komt te luiden:

     

    Een van de oorzaken van overlast van duiven of watervogels is het grote voedselaanbod dat voor deze vogels beschikbaar is. Dit aanbod wordt nog vergroot doordat burgers deze vogels regelmatig voederen. Het gevolg hiervan is de toename van het aantal vogels in een bepaald gebied en een verstoring van het biologisch evenwicht in dat gebied met alle gevolgen van dien.

  • H.

    Artikel 111 komt te luiden:

     

    Artikel 111.

    Natuurlijke behoefte doen

     

    Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

  • I.

    Artikel 116 komt te luiden:

     

    Artikel 116.

    Begripsomschrijvingen.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

     

    • a.

      weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:

       

      • 1.

        treinen en trams;

      • 2.

        fietsen en bromfietsen;

      • 3.

        invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

      • 4.

        kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen, rolstoelen;

    • c.

      deelvoertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van personenauto's, die op een openbare plaats ter beschikking worden gesteld om, al dan niet tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden, herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruikt te worden op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke en rechtspersonen en/of een of meerdere aanbieder(s).

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking daags na haar bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 november 2021.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven