Gemeenteblad van Veenendaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veenendaal | Gemeenteblad 2021, 440333 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Veenendaal | Gemeenteblad 2021, 440333 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent het sociaal domein (Integrale verordening sociaal domein Veenendaal)
[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 31 mei 2021 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2021, 149039.]
Op 23 januari 2020 heeft de gemeente Veenendaal haar visie op het sociaal domein, de betekenis van begrippen en de uitgangspunten voor de manier van werken vastgelegd in het Integraal beleidskader (IBK) sociaal domen 2020-2023 ‘Sterker door verbinding’. Werken vanuit deze visie vraagt om het bij elkaar brengen van de wettelijke kaders van het sociaal domein. In deze integrale verordening zijn de tien huidige verordeningen samengevoegd tot één integrale verordening.
Eén integrale verordening die als kompas dient voor de inwoners en de professional (gemeente/medewerkers). Bij een domein overstijgende ondersteuningsvraag kan er nu één verordening worden gebruikt. Het werken vanuit de visie van het IBK wordt hierdoor makkelijker.
Dit inleidende hoofdstuk geeft een korte weergave van het IBK en kan gebruikt worden als eerste toetsing bij een ondersteuningsvraag. De rest van de verordening geeft de wettelijke kaders, ook wel de toetsingscriteria, waarmee een ondersteuningsvraag van een inwoner beantwoord kan worden.
De Integrale verordening sociaal domein Veenendaal is gebaseerd op de volgende wetten:
Leidende principes uit het IBK
In het IBK staat een uitgebreide omschrijving van de visie en uitgangspunten die Veenendaal hanteert. Hieruit is een aantal principes gehaald die als leidraad worden gebruikt bij een ondersteuningsvraag. Dit zijn:
Normaliseren: Ieder leven kent zijn hobbels. Als inwoners om ondersteuning vragen, gaan we in gesprek met inwoners over hun eigen mogelijkheden/ eigen kracht en het netwerk om de inwoner heen. Als er ondersteuning nodig is dan kijken we hoe deze zo licht en kort mogelijk kan worden ingezet met als doel het herstel van het ‘normale leven’.
Passende ondersteuning: Samen met de inwoner wordt gekeken naar welke ondersteuning passend is om dagelijks leven vorm te geven en wie erbij betrokken kan worden. Wat passende ondersteuning is, kan per persoon, situatie en moment veranderen, maar valt binnen deze wettelijke kaders. Het uitgangspunt bij passende ondersteuning is zo licht mogelijk als het kan en zo zwaar als nodig is, zodat de persoon terug kan naar zo zelfstandig mogelijk dagelijks leven.
Basis is op orde: Met de basis op orde bedoelen wij dat er een inkomen is, er geen schulden zijn ofwel een regeling voor schulden loopt en dat er huisvesting is. Wij kijken met de inwoner wat de situatie is en wat nodig is om het dagelijks functioneren te verbeteren. Bij het intakegesprek wordt gekeken wat de behoefte is en of de basis eventueel verstevigd dient te worden. Immers, het hebben van een goede basis versterkt het succes van andere ondersteuning.
We voeren regie op de resultaten van ondersteuning: We blijven actief monitoren of de ingezette hulp werkt. We gaan daarbij zoveel mogelijk uit van een tijdelijke ondersteuning, gericht op het toegroeien naar - of bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid/ de eigen kracht. We kiezen voor een vorm van ondersteuning die naar verwachting een langdurig effect heeft. We blijven daarbij sturen op de doelen die gewenst zijn. Wordt het resultaat niet behaald of blijkt gaandeweg dat de inzet niet passend is, dan kan de inzet van hulp en doelen aangepast worden.
Toegang: de stappen/volgordelijkheid tot passende ondersteuning
Wanneer een inwoner met een hulpvraag bij een loket aanklopt, wordt samen gekeken naar wat de aanleiding is, wat er goed gaat, wat er minder goed gaat, wat voor de inwoner belangrijk is om aan de situatie te verbeteren en waaraan behoefte is. Vervolgens wordt samen naar een oplossing gezocht. Doel van deze werkwijze is om de mogelijkheden te verkennen om ondersteuning zo licht en dicht mogelijk bij het leven van de inwoner te organiseren. Uiteraard hoeft die volgordelijkheid niet doorlopen te worden wanneer er urgente ondersteuning nodig is.
Artikel 1.1.1 Algemene Definities
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
eigen kracht: de mogelijkheid van de inwoner om zelf (een deel van) het probleem op te lossen, al dan niet met de gebruikelijke hulp, of hulp van andere personen uit de naaste omgeving. Ook als professionele hulp ondersteuning wordt ingezet om het probleem op te lossen zal sprake zijn van eigen kracht;
ingezetene of inwoner: een natuurlijke persoon die zijn woonstede heeft in Veenendaal. Dit kan ook een ex-gedetineerde betreffen van wie duidelijk is dat hij zijn woonstede heeft in Veenendaal, althans voor zover niet blijkt dat hij door zijn wil en daden zijn woonstede in Veenendaal heeft willen opgeven (zie artikelen 1:10 en 1:11 BW);
2. MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
2.1 Maatschappelijke ondersteuning
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
niet-professionele dienstverlener/ niet-professional: is iemand die binnen het eigen sociale netwerk, aan een ouder of familielid zorg levert, die niet hoeft te voldoen aan de voorwaarden en kwaliteitseisen zoals die door de gemeente aan de aanbieders van zorg in natura worden gesteld. Ook als diegene hiervoor gediplomeerd, BIG-geregistreerd is, of ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel;
Artikel 2.1.2 Melding ondersteuningsvraag
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Zorgaanbieders zijn gemachtigd, indien nodig, tijdelijk ondersteuning in te zetten voor de melding waarbij de zorgaanbieder binnen 24 uur de bevoegd ambtenaar op de hoogte stelt van de inzet.
Het college onderzoekt in een gesprek met de melder, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met mantelzorger(s) en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden voor de cliënt om op eigen kracht met gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk, het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten, algemeen gebruikelijke voorzieningen of met algemene voorzieningen de zelfredzaamheid of de participatie te handhaven of te verbeteren, zodat de cliënt zo min mogelijk een beroep hoeft te doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de ondersteuningsvraag. Het college betrekt de cliënt en zijn eventuele vertegenwoordiger of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan.
Artikel 2.1.10 Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, of door gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen of andere voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het door het college ingesteld onderzoek zoals verwoord in artikel 2.3.2 van de Wmo, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven; en
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het door het college ingesteld onderzoek zoals verwoord in artikel 2.3.2 van de Wmo, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 2.1.14 Regels voor een pgb
De hoogte van een pgb, met uitzondering van een pgb voor beschermd wonen, wordt:
vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet:
dat het pgb redelijkerwijs toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van een professionele dienstverlener te betrekken waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten en het gestelde in sub b. onder i en ii ; en,
berekend op basis van een prijs of tarief:
voor een dienst, geleverd door een professionele dienstverlener, op maximaal 85% van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura, of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura;
Voor een aantal voorzieningen geldt in aanvulling op bovenstaande leden voor het pgb het volgende:
wordt de vergoeding voor instandhoudingkosten (onderhoud, reparatie en accessoires), gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud van de vervoersvoorziening over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar vóór de toekenning van de voorziening, mocht deze voorziening niet zijn meegenomen in de aanbesteding;
Artikel 2.1.15 Regels pgb Beschermd Wonen
De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt:
vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet:
dat het PGB redelijkerwijs toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten of andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van een professionele dienstverlener te betrekken waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten en het gestelde in sub b.;
berekend op basis van een prijs of tarief zijnde maximaal 90% van het uurtarief van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
Artikel 2.1.17 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo
Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 2.1.18 Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo.
Artikel 2.1.19 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en PGB’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 2.1.20 Voorzieningen waarvoor de bijdrage geldt
De hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een of meerdere van de voorzieningen in de voorgaande leden genoemd tezamen bedraagt, onverminderd artikel 2.1.4 derde lid juncto 2.1.4a, vierde lid van de Wmo € 19,- per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten waarvan beide partners pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt tezamen.
Artikel 2.1.22 - Kwaliteitseisen gesteld aan hulpmiddelen en aanpassingen ingekocht met een persoonsgebonden budget
De kwaliteitseisen gesteld aan met het pgb ingekochte hulpmiddelen en aanpassingen, geleverd door een professionele dienstverlener, zijn gelijk aan de kwaliteitseisen die worden gesteld aan de gecontracteerde zorgaanbieders.
Artikel 2.1.23 Kwaliteitseisen gesteld aan diensten ingekocht met een pgb
Artikel 2.1.24 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
Artikel 2.1.26 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het college legt in nadere regels vast waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Artikel 2.1.29 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
3.1 Toeleiding en toegang Jeugdhulp
Artikel 3.1.5 Ontvangstbevestiging en vooronderzoek
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk in overleg een afspraak voor een gesprek met de jeugdige of zijn ouders. Hierbij brengt het college de jeugdige of zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid:
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Artikel 3.1.12 Regels voor pgb
wordt berekend op basis van een tarief of prijs:
op 85% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura, als het noodzakelijk is om:
Wanneer na zorgvuldige analyse van de situatie de conclusie wordt getrokken dat het mogelijk en wenselijk is om een aanbieder in te zetten die niet volgens de voor jeugdhulp gebruikelijke kwaliteitsstandaarden werkt maar wel voldoet aan het gestelde in lid 2 sub b. bedraagt het pgb niet meer dan 63,75% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
Artikel 3.1.13 Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jw.
Artikel 3.1.14 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jw.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jw doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
Indien het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 3.1.15 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 3.1.16 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door jeugdhulpaanbieders te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
Artikel 3.1.17 Betrekken van inwoners bij het beleid
Het college stelt jeugdigen of ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 4.1.3 Algemene bepalingen over voorzieningen
Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
Voorafgaand aan de proefplaatsing worden in een schriftelijke overeenkomst tussen college en de werkgever in ieder geval afspraken gemaakt over:
een intentieverklaring dat de werkgever de persoon, bij gebleken geschiktheid, na de proefplaatsing een dienstverband van minimaal zes maanden aanbiedt voor minimaal het aantal uren dat voor de proefplaatsing is overeengekomen, tenzij tijdens de proefplaatsing blijkt dat de uren in het belang van de persoon verlaagd moet worden;
Een proefplaatsing kan niet worden aangeboden indien de persoon eerder bij de betreffende werkgever, organisatie of inlener heeft gewerkt of stage heeft gelopen in dezelfde of vergelijkbare functie, tenzij er sprake is van gewijzigde omstandigheden die naar het oordeel van het college een proefplaatsing rechtvaardigen.
Artikel 4.1.9 Participatievoorziening beschut werk
Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Pw, daarnaast de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:
Artikel 4.1.10 Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep als het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:
Artikel 4.1.11 Persoonlijke ondersteuning
Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.
Artikel 4.1.13 Uitstroompremie
Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid.
4.3 Individuele inkomenstoeslag
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Pw, en de algemene bijstand met dien verstande dat voor de zinsnede 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan' moet worden gelezen 'de referteperiode'. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de Pw, voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag als inkomen gezien;
Artikel 4.3.2 lndienen van een verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Pw, wordt ingediend via een door het college vastgesteld formulier.
Artikel 4.3.3 Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Pw als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen in elke maand niet hoger is dan de 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 4.3.4 Hoogte individuele inkomenstoeslag
Als een van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Pw, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
4.4 Tegenprestatie Participatiewet
Artikel 4.4.2 Inhoud van een tegenprestatie
In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kind : een persoon jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of gehuwde ouders, die ingeschreven staat in de gemeente Veenendaal in de Basisregistratie personen, kinderbijslag op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt betaald of zal worden betaald vanaf het eerstvolgende kwartaal of het pleegkind jonger dan 18 jaar waarvoor een pleegvergoeding wordt ontvangen op grond van artikel 5.3, lid 1, van de Jw;
Artikel 4.5.3 Inhoud vergoedingen
De vergoedingen als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, bestaan uit regelingen voor:
Artikel 4.5.7 Identiteitsbewijs
Indien een inwoner een paspoort wenst aan te schaffen in plaats van een ID-kaart, kan hij een vergoeding krijgen voor het verlengen of aanvragen van een paspoort ter hoogte van de kosten van het aanschaffen of verlengen van een ID-kaart. De aanvullende kosten kunnen worden voldaan vanuit het Doe mee-budget uit artikel 4.5.5.
Artikel 4.5.9 Schoolkosten middelbare school
Artikel 4.5.16 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze paragraaf of de daarop gebaseerde regels voor zover dit naar het oordeel van het college onredelijke gevolgen heeft voor de aanvrager gezien de doelstelling van deze paragraaf.
4.6 Regionale Cliëntenparticipatie Werk en Inkomen
Artikel 4.6.2 Taak Cliëntenraad
Tot de onder lid 1 genoemde onderwerpen behoren geen klachten, bezwaarschriften of andere zaken, die op individuele cliënten betrekking hebben, maar wel de hiervoor gehanteerde procedures, regelingen, richtlijnen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd. Niet kan worden geadviseerd inzake het personeels- en organisatiebeleid van de gemeente.
Uitgangspunt is dat de Cliëntenraad tenminste twee weken de tijd heeft om een advies op te stellen. Zoveel mogelijk houdt het college daarbij rekening met de vergaderingen van de Cliëntenraad, zodat toelichting kan worden gegeven op het voorgenomen besluit. De Cliëntenraad geeft in ieder geval binnen zes weken een reactie op een gevraagd advies van het college.
Artikel 4.6.11 Regionale samenwerking
De gemeenten Veenendaal, Rhenen en Renswoude werken op basis van een dienstverleningsovereenkomst samen. De dienstverleningsovereenkomst omvat de beleidsvoorbereiding en uitvoering van taken van de Pw en aanverwante regelingen. De gemeente Veenendaal is verantwoordelijk voor (algemene) beleidsvoorbereiding en uitvoering.
4.7 Afstemming Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ
Artikel 4.7.2 Het besluit tot opleggen van een verlaging
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel 9a, twaalfde lid en artikel 18, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, van de Pw, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ worden in ieder geval vermeld:
Artikel 4.7.5 Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging
Een verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Pw over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.
Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd als belanghebbende binnen de termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, opnieuw een uitkering ontvangt.
Artikel 4.7.7 Gedragingen Participatiewet
Gedragingen van een belanghebbende waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9 en 55 van de Pw niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
tweede categorie:1°. het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Pw;2°. het onvoldoende nakomen van verplichtingen, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Pw, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Pw;3°. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Pw niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Pw;4°. het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Pw;5.derde categorie: het niet of onvoldoende nakomen van de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Pw.
Artikel 4.7.7a Niet meewerken aan taaltoets
Als een belanghebbende niet meewerkt aan het afleggen van de taaltoets als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de Pw, wordt een verlaging opgelegd van:
Artikel 4.7.8 Gedragingen IOAW en IOAZ
Gedragingen van een belanghebbende waardoor een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW of artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW en de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Artikel 4.7.9 Hoogte en duur van de verlaging
De verlaging, bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 4.7.7 en 4.7.8, wordt vastgesteld op:
Artikel 4.7.10 Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100 procent van de bijstandsnorm gedurende:
Artikel 4.7.12 Herziening verlaging op verzoek belanghebbende
Het college kan op verzoek van belanghebbende de verlaging van de uitkering herzien zodra
uit houding en gedragingen van belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de geüniformeerde arbeidsverplichtingen zoals bedoeld in artikel 18 lid 4 van de Pw nakomt.
Artikel 4.7.13 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand is verleend voor het vrijwillige eigen risico in de zorgverzekering, wordt een verlaging opgelegd ter hoogte van 100 procent over de daarvoor verleende bijzondere bijstand wegens het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Artikel 4.7.14 Verlaging bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete
Indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, wordt een verlaging opgelegd van 100 procent van de bijstandsnorm gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de ingangsdatum van de uitkering.
Artikel 4.7.15 Zeer ernstige misdragingen
Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Pw als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die Pw, tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de IOAW als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet of tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de IOAZ als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet, wordt een verlaging opgelegd van:
Artikel 4.7.16 Niet nakomen van overige verplichtingen
Als een belanghebbende een door het college opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de Pw niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging toegepast. De verlaging wordt vastgesteld op:
Artikel 4.7.17 Samenloop van gedragingen
Als een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 4.7.2 van deze paragraaf, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 4.7.7, onderdeel b of onderdeel c, 4.7.7a, onderdeel a of onderdeel b, 4.7.8, onderdeel b of c, 4.7.13, eerste lid, of 4.7.15 en 4.7.16 opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging, wordt telkens de duur van de verlaging verdubbeld;
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw, zich schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in de artikelen 4.7.7, onderdeel b of onderdeel c, 4.7.7a, onderdeel a of b, 4.7.8, onderdeel b of c, 4.7.13, eerste lid, of 4.7.15 en 4.7.16 wordt telkens de duur van de verlaging verdubbeld;
Als een belanghebbende binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven vanwege een gedraging als bedoeld in de artikelen 4.7.7, onderdeel bof c, 4.7.7a, onderdeel a of b, 4.7.8, onderdeel a, wederom niet tijdig de inschrijving als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf heeft verlengd, wordt een maatregel opgelegd van 10 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand;
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw, bedraagt de verlaging honderd procent van de bijstandsnorm gedurende drie maanden.
Wanneer belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan drie of meer verwijtbare gedragingen in een periode van 24 maanden, kan door het college een verlaging voor ten hoogste drie maanden worden opgelegd. Dit geldt niet wanneer lid 4 van dit artikel van toepassing is. Deze periode vangt aan op de dag van bekendmaking van het besluit waarin de maatregel is opgelegd naar aanleiding van de eerste verwijtbare gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 4.7.4 van deze verordening.
Artikel 4.7.19 Samenloop wij weigeren uitkering IOAW/IOAZ
Als het college de uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW of artikel 20, tweede lid, van de IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze paragraaf tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.
Artikel 4.8.1 Beslistermijn schuldhulpverlening
De beschikking tot schuldhulpverlening of de afwijzing ervan, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de Wgs, wordt genomen binnen een termijn van 8 weken na de dag waarop het eerste gesprek, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wgs, heeft plaatsgevonden.
Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.
Artikel 6.1.3 Intrekken oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken:
Artikel 6.1.4 Overgangsbepaling
In afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.2 lid 2 wordt gedurende de periode 1 januari 2021 tot 1 januari 2022 toegestaan om bonnetjes te declareren van zelf aangeschafte producten of diensten welke voldoen aan de in deze verordening gestelde vereisten.
Artikel 6.1.5 Inwerkingtreding
Het gestelde in artikel 4.5.9 lid 3 sub c., 4 sub c. en 6 sub b. wordt ingetrokken op 1 december 2021 vanwege de inwerkingtreding van de Wet van 31 augustus 2020, houdende het voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten (Stb. 2020, 318).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-440333.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.