Gemeenteblad van Zaanstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2021, 438856 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zaanstad | Gemeenteblad 2021, 438856 | beleidsregel |
Subsidieregeling Voorschoolse voorzieningen en Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Zaanstad 2021
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet Kinderopvang.
In deze regeling wordt verder verstaan onder:
Ouderbetrokkenheid: educatief partnerschap tussen ouders en de voorschoolse voorziening/school van hun kind, om elkaar wederzijds te ondersteunen en elkaars bijdrage in de begeleiding van kinderen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van kinderen te bevorderen.
Voorschoolse voorziening: Een voorziening voor alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar van werkende en niet werkende ouders in de gemeente Zaanstad waar opvang, ontwikkelings- en taalstimulering en samen spelen centraal staan, waarbij kinderen die het nodig hebben, extra ondersteuning wordt geboden om een achterstand te voorkomen of in te lopen.
Het doel van deze regeling is het bevorderen dat ieder kind een optimale ontwikkeling krijgt om zijn of haar talenten te ontplooien, door het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden bij kinderen in de (voor)schoolse periode. Hiervoor worden bewezen effectieve interventies of activiteiten ingezet op het vlak van educatief aanbod en ouderbetrokkenheid.
Artikel 1.4 Algemene toekenningscriteria
Schoolbesturen, houders Kinderopvang en maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk met aantoonbare ervaring in het organiseren van activiteiten gericht op het signaleren en bestrijden van onderwijsachterstandenkunnen voor OAB-subsidie in aanmerking komen voor zover:
de activiteiten passen binnen de ambities en speerpunten van het onderwijsachterstandenbeleid, de onderwijsagenda Zaanstreek, de optimale taalontwikkeling van het meertalig kind en - voor zover activiteiten betrekking hebben op de daarin betreffende wijken - het uitvoeringsplan taal, opvoeden en onderwijs.
Artikel 1.5 Subsidieplafond en verdeling van middelen
Bij de verdeling van middelen heeft het opzetten en uitvoeren van voorschoolse educatie prioriteit. Uit het resterende budget worden activiteiten gesubsidieerd met als doel kinderen te ondersteunen die door hun omgeving onvoldoende zijn voorbereid op het leren op school of tijdens hun schoolloopbaan onvoldoende gestimuleerd worden waardoor zij een verhoogd risico lopen op onderwijsachterstanden.
Bij de verdeling van middelen gaat extra budget naar de locaties waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden. Hiertoe zijn wijken, scholen en voorschoolse voorzieningen verdeeld in A-locaties met de meeste onderwijsachterstanden, B-locaties met gemiddelde onderwijsachterstanden en C-locaties met de minste onderwijsachterstanden. De middelen en activiteiten worden zo verdeeld, dat de locaties waar het meeste nodig is de meeste inzet kunnen doen. De indeling van locaties wordt bepaald op basis van de meest recente gegevens van het CBS en de GGD. Daarbij gelden de volgende bandbreedtes:
In een aantal gevallen wijkt de populatie van een school en/of voorschoolse voorziening af van de populatie in de wijk. Voor de indeling van locaties worden daarom de volgende regels gehanteerd:
Indeling voorschoolse voorzieningen: De school bepaalt de indeling van de voorschool, tenzij de typering van het percentage VVE-kinderen hoger ligt. Dan geldt de hogere typering. Wanneer een voorschoolse locatie is gekoppeld aan meerdere scholen, dan geldt de indeling van de school met de hoogste typering.
Hoofdstuk 2 Voorschoolse voorzieningen
Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten
Het college verstrekt aan houders kinderopvang extra subsidie voor A-locaties (conform artikel 1.4, sub 4) voor een dagdeel voorschoolse educatie. De houder kinderopvang zet de extra subsidie naar eigen inzicht in, maar deze draagt tenminste bij aan de kwaliteit van de uitvoering van het VVE-programma op de groep door:
Het college verstrekt aan houders kinderopvang voor C-locaties maatwerkvergoeding voor een doelgroeppeuter die gebruikmaakt van peuterspelen. Een doelgroeppeuter kan op een C-locatie gebruik maken van 4 dagdelen peuterspelen, in het geval dat ouders niet terecht kunnen of willen bij een A-locatie of B-locatie.
Artikel 2.2 Subsidievoorwaarden
Het subsidiebedrag per dagdeel voorschoolse educatie bedraagt een eenmalige bijdrage per jaar conform het bedrag de vastgestelde dagdeelvergoeding, zoals vastgelegd in het Tarievenblad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een dagdeelvergoeding voor A-locaties en B-locaties. C-locaties ontvangen geen dagdeelvergoeding.
De aanvrager beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij om:
inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing, van de financiële partner waarmee de ouderbijdrage wordt bepaald. De ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze regeling geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. Voor de inkomensgegevens dient een kopie van een recente loonstrook, de jaaropgave van het voorgaande jaar, de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar of een recente aanslag inkomstenbelasting van de belastingdienst te worden overlegd.
een plaatsingsovereenkomst van de kinderopvangaanbieder dat de opvang gaat verzorgen waarin wordt aangegeven: de naam en adres van de brede voorschoolse voorziening waar de opvang plaatsvindt, de soort opvang, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;
Artikel 2.6 Evaluatie en verantwoording
Gedurende de subsidieperiode voert de houder in de periode september met de gemeente een ontwikkelgesprek. Op basis van – in ieder geval – het formulier ‘Voortgang en ontwikkeling’ en het formulier ‘Realisatie voorschoolse voorzieningen’ wordt gesproken over de voortgang, effectiviteit en kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Signalen en ontwikkelingen op basis van de gegevens staan bij centraal. De uitkomsten van het gesprek dienen als input voor eventuele aanvragen en afspraken voor het volgende kalenderjaar.
Artikel 2.7 Subsidievaststelling
Bij vaststelling van de subsidie worden de prognoses bij aanvraag van de subsidie vergeleken met de werkelijke realisatie zoals opgegeven in de verantwoording. De vaststelling vindt plaats op basis van het aantal bezette kindplaatsen en het werkelijk gemiddelde gezinsinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een kindplaats heeft bezet.
Hoofdstuk 3 Overige voorzieningen onderwijsachterstandenbeleid
Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten
Artikel 3.2 Subsidievoorwaarden
Artikel 3.3 Subsidiebedrag en verdeelsleutels
De hoogte van het totale beschikbare subsidiebedrag voor overige voorzieningen van het onderwijsachterstandenbeleid wordt jaarlijks bepaald. Het bedrag wordt bepaald op basis van de financiële bandbreedte, zoals beschreven in Artikel 1.5, met aftrek van benodigde inzet van budget voor de organisatie en subsidiering van voorschoolse educatie.
De beschikbare bedragen per schoolbestuur worden jaarlijks uiterlijk 31 maart bekend gemaakt, waarna schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen, conform de aanvraagprocedure in Artikel 3.4. Wanneer een schoolbestuur geen subsidie aanvraagt wordt het beschikbare bedrag verdeeld over andere subsidieaanvragers, conform dezelfde verdeelsleutel.
Artikel 3.5 Evaluatie en monitoring
Gedurende de subsidieperiode voert de houder in de periode maart-april met de gemeente een ontwikkelgesprek. Op basis van het formulier ‘Voortgang en ontwikkeling’ en de in lid 2 genoemde gegevens wordt gesproken over de voortgang, effectiviteit en kwaliteit van de gesubsidieerde activiteiten. Signalen en ontwikkelingen op basis van de gegevens staan bij centraal. De uitkomsten van het gesprek dienen als input voor eventuele aanvragen en afspraken voor het volgende schooljaar.
Het college kan, in bijzondere gevallen, afwijken van het bepaalde in deze regeling, indien een strikte toepassing daarvan zal leiden tot een onevenredige behandeling van de aanvrager of kinderopvangaanbieder.
Artikel 4.2 Onvoorziene gevallen
In de gevallen waarin in deze regeling niet voorziet beslist het college.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-438856.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.