Gemeenschappelijke Regeling betreffende het Participatiebedrijf Zuid-Kennemerland

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;

 

gelezen het voorstel van het bestuur tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling betreffende het werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland;

 

overwegende:

 

dat er sinds 1986 een gemeenschappelijke regeling betreffende het Werkvoorzieningsschap Zuid-Kennemerland bestaat;

 

dat de gemeenteraden van de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort hebben besloten om de gemeenschappelijke regeling om te vormen tot een Participatiebedrijf om naast de sociale werkvoorziening ook dienstverlening te kunnen bieden voor werkzoekenden die zijn aangewezen op beschut werk en werkzoekenden met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt op grond van de Participatiewet en jongeren zonder start- of beroepskwalificatie.*

 

dat de gemeenschappelijke regeling daarom wordt uitgebreid met de uitvoering van de volgende taken:

 

  • re-integratie voor de groep werkzoekenden met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt;

  • beschut werk voor personen die zijn aangewezen op een beschutte werkomgeving volgens de Participatiewet;

  • leerwerktrajecten voor jongeren zonder start- of beroepskwalificatie

dat de gemeenschappelijke regeling wordt ingericht als een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

dat de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben verkregen;

 

gelet op:

 

artikel 25 van de Gemeenschappelijke Regeling betreffende het Participatiebedrijf Zuid-Kennemerland;

de Wet Sociale Werkvoorziening;

de Wet gemeenschappelijke regelingen

de Participatiewet;

Wet voortijdig schoolverlaten.

 

besluiten:

 

de Gemeenschappelijke Regeling betreffende het Participatiebedrijf Zuid-Kennemerland als volgt te vast te stellen:

 

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • b.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Participatiebedrijf Zuid-Kennemerland;

  • c.

    bedrijfsvoeringsorganisatie: de rechtspersoonlijkheid bezittende openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • d.

    deelnemende gemeente(n): een (de) aan deze regeling deelnemende gemeente(n);

  • e.

    raad/raden: de raad/raden van een of van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • f.

    college(s): het (de) colleges van burgemeester en wethouders van een (de) deelnemende gemeenten;

  • g.

    vertegenwoordigende organen van de deelnemers: de colleges;

  • h.

    Gedeputeerde staten: Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

  • i.

    personeel: personen, die een arbeidsrelatie hebben met het participatiebedrijf;

  • j.

    werknemer sociale werkvoorziening: op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening in dienst genomen persoon;

  • k.

    werknemer beschut werk: op grond van de voorziening beschut werk uit de Participatiewet in dienst genomen persoon.

  • l.

    samenwerkingsgebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

  • m.

    Participatiebedrijf: het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam, als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

HOOFDSTUK 2 De bedrijfsvoeringsorganisatie

Artikel 2 De bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd “Participatiebedrijf Zuid-Kennemerland”.

  • 2.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen en is gevestigd te Cruquius (gemeente Haarlemmermeer).

  • 3.

    Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 3 Belang van de regeling

  • 1.

    De regeling is getroffen ter uitvoering en behartiging van de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van

    • de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening)

    • re-integratie voor werkzoekenden met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt (Participatiewet)

    • beschut werk op grond van de Participatiewet

    • leerwerktrajecten voor jongeren zonder start- of beroepskwalificatie (Wet voortijdig schoolverlaten)

  • 2.

    Het Participatiebedrijf zorgt gelet op de behartiging van de belangen zoals bedoeld in het eerste lid voor een zo efficiënt en effectief mogelijke uitvoering van de in artikel 4 aangegeven taken.

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het Participatiebedrijf voert alle taken van de colleges met betrekking tot de Sociale werkvoorziening uit;

  • 2.

    De colleges dragen de aan hen toekomende bevoegdheden met betrekking tot de sociale werkvoorziening over aan het bestuur, met uitzondering van de beleidsmatige en verordenende taken;

  • 3.

    Het Participatiebedrijf voert taken met betrekking re-integratie voor de werkzoekenden met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt uit

  • 4.

    Het Participatiebedrijf voert taken met betrekking tot beschut werk uit voor werkzoekenden die zijn aangewezen op werken in een beschutte werkomgeving

  • 5.

    Het Participatiebedrijf organiseert leerwerktrajecten voor jongeren zonder start- of beroepskwalificatie.

  • 6.

    Het bestuur kan besluiten dat het Participatiebedrijf ook taken uitvoert voor colleges die niet deelnemen aan de regeling. Het bestuur stelt de voorwaarden hiervoor vast.

  • 7.

    Beleidsmatige en verordenende bevoegdheden die betrekking hebben op de taken zoals genoemd in lid 3,4,5 en 6 van dit artikel worden niet overgedragen en zijn voorbehouden aan de GR deelnemende gemeenten.

  • 8.

    Het Participatiebedrijf komt met elke aan de GR deelnemende gemeente een dienstverleningsovereenkomst overeen waarin bovengenoemde taken uit artikel 3 en 4 worden geduid en uitgewerkt.

  • 9.

    Het Participatiebedrijf sluit met de opdrachtgever leerwerktrajecten een dienstverleningsovereenkomst voor de uitvoering van leerwerktrajecten voor jongeren zonder beroeps- of startkwalificatie.

  • 10.

    Het bestuur kan besluiten dat het Participatiebedrijf ook andere taken, die aan re-integratie gerelateerd zijn, uitvoert. Het bestuur stelt de voorwaarden hiervoor vast.

HOOFDSTUK 3 Het bestuur

Artikel 5 Samenstelling van het bestuur

  • 1.

    Aan het hoofd van het Participatiebedrijf staat een bestuur, te vormen uit de colleges.

  • 2.

    Het bestuur bestaat uit vier leden, de voorzitter daarin inbegrepen.

  • 3.

    De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid aan. Het aangewezen collegelid kan zich laten vervangen door een ander lid van het college.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het bestuur eindigt van rechtswege, indien een lid ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van het bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het betreffende college in zijn eerstvolgende vergadering, of zo dit niet mogelijk is, uiterlijk binnen drie maanden een nieuw lid aan.

  • 6.

    Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7.

    Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de betreffende deelnemer (college). De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het bestuur. Het lid houdt zitting in het bestuur totdat in de opvolging is voorzien conform het bepaalde in het vijfde lid.

Artikel 6 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris worden door en uit het bestuur benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en leidt de vergaderingen van het bestuur.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Participatiebedrijf in en buiten rechte.

  • 5.

    Indien het college waarvan de voorzitter deel uitmaakt, partij is in een geding waarbij het Participatiebedrijf is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding deze bevoegdheid uit. Indien ook het college waarvan de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij dat geding betrokken is, wordt een ander lid van het bestuur gemachtigd om het Participatiebedrijf met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

Artikel 7 Werkwijze van het bestuur

  • 1.

    Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en bijbehorende werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het bestuur dit nodig oordeelt dan wel, wanneer tenminste drie leden zulks onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

  • 3.

    Op de vergaderingen van het bestuur is het bepaalde in de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

  • 4.

    Bij besluiten over leerwerktrajecten wordt de opdrachtgever leerwerktrajecten betrokken bij de voorbereiding van het besluit.

  • 5.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen en reglementen;

    • b.

      de bezoldiging en de rechtspositie van het personeel;

    • c.

      de begroting en rekening van het Participatiebedrijf.

    • d.

      In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

    • e.

      het doen van uitgaven, op de begroting niet voorkomende, of de daarop uitgetrokken posten te boven gaande en het aanwijzen van middelen ter dekking van zodanige uitgaven;

    • f.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekening-courant-overeenkomsten;

    • g.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van eigendommen van het Participatiebedrijf;

    • h.

      het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van eigendommen van het Participatiebedrijf;

      het onderhands aanbesteden van werken en leveranties, voor zover die niet betrekking hebben op het aanvaarden van opdrachten of het verlenen van diensten, die rechtstreeks voortvloeien uit de exploitatie van het Participatiebedrijf.

Artikel 8 Advisering door de directie

  • 1.

    De directeur van de regeling woont de vergaderingen bij en heeft daarin een adviserende rol.

  • 2.

    Het bestuur kan zich laten bijstaan door externe onbezoldigde adviseurs, die op voordracht van het bestuur worden benoemd.

  • 3.

    Het bestuur kan zich laten bijstaan door externe onbezoldigde adviseurs, die op voordracht van het bestuur worden benoemd.

Artikel 9 Stemverhouding

  • 1.

    In de vergadering van het bestuur heeft het lid uit Haarlem 3 stemmen, de leden uit Heemstede, Bloemendaal en Zandvoort ieder 1 stem.

  • 2.

    Het bestuur besluit met meerderheid van stemmen, behoudens het bepaalde in vierde lid.

  • 3.

    Bij het staken van de stemmen, wordt het nemen van het besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. In deze en evenzo in een voltallige vergadering, wordt bij het opnieuw staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn genomen.

  • 4.

    Voor het inhoudelijk wijzigen van het belang van de regeling ingevolge artikel 3 en/of de uitgangspunten voor de kostentoerekening ingevolge artikel 20 is geen meerderheid van stemmen, maar unanimiteit vereist.

Artikel 10 Taken en bevoegdheden van het bestuur

  • 1.

    Aan het bestuur behoren de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van reglementen;

    • b.

      het vaststellen van de begroting en de begrotingswijzigingen en het vaststellen van de jaarrekening van het Participatiebedrijf, met inachtneming van het bepaalde elders in deze regeling met betrekking tot de begroting en de rekening en verantwoording;

    • c.

      het vaststellen van de jaarlijks door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen;

    • d.

      het op verzoek, hetzij uit eigen beweging, advies uitbrengen aan de deelnemende gemeenten over zaken betreffende het Participatiebedrijf:

    • e.

      het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • f.

      het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;

    • g.

      het aanstellen of in dienst nemen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel het schorsen en ontslaan van personeel;

    • h.

      het vaststellen van instructies en uitvoeringsregels voor het personeel voor de uitoefening van aan hun opgedragen werkzaamheden;

    • i.

      het voorstaan van de belangen van het Participatiebedrijf bij andere overheden, instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het Participatiebedrijf van belang is;

    • j.

      het beheer van inkomsten/uitgaven en activa/passiva;

    • k.

      de zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • l.

      het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

    • m.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het Participatiebedrijf;

    • n.

      het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen;

    • o.

      het houden van toezicht op al wat het Participatiebedrijf aangaat.

Artikel 11 Verantwoording en actieve informatieplicht bestuur

  • 1.

    De leden van het bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan de colleges, de gemeenteraden of aan de leden van de gemeenteraad verantwoording schuldig voor de uitoefening van hun taken en bevoegdheden, evenals gezamenlijk wat betreft het door hen gevoerde beleid.

  • 2.

    Het bestuur verstrekt aan de colleges, de gemeenteraden of aan leden van de gemeenteraad van de gemeenten, gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden nodig is, alsmede alle overige inlichtingen waarom door één of meer leden van de colleges en gemeenteraden wordt verzocht.

  • 3.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd is met de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.

    Een lid van het bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van het college dat hem heeft aangewezen, kan door dat college worden ontslagen. In dat geval draagt het betreffende college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 5.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 Personele organisatie Participatiebedrijf

Artikel 12 Directie

  • 1.

    Er is een directie van de regeling, die leiding geeft aan de uitvoeringsorganisatie van het Participatiebedrijf.

  • 2.

    De directie is voor zijn leiding verantwoording verschuldigd aan het bestuur.

  • 3.

    Het bestuur stelt een directiestatuut vast.

Artikel 13 Personeel

  • 1.

    De directie wordt aangesteld door het bestuur.

  • 2.

    De controller wordt aangesteld door de directie.

  • 3.

    Het bij het Participatiebedrijf werkzame personeel kan op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst treden bij een Personeel BV en bij het Participatiebedrijf worden gedetacheerd.

Artikel 14 Werknemers

  • 1.

    Op de werknemers die werkzaam zijn op een werkplek in het kader in van de Wet sociale werkvoorziening is de CAO-Wsw van toepassing.

  • 2.

    Op de werknemers die werkzaam zijn op een beschut werkplek op grond van de Participatiewet is de CAO beschut werk (Aan de slag) van toepassing;

  • 3.

    Het bestuur kan zo nodig onder het stellen van voorwaarden, mits de uitvoering van het bij of krachtens de wet bepaalde hiervan geen bezwaren ondervindt, toestaan, dat naast werknemers ook werkzaam zijn:

    • a.

      personen, voor wie naar het oordeel van het bestuur zulks wenselijk is voor het behoud, het herstel of de bevordering van hun arbeidsgeschiktheid;

    • b.

      personen, ter observatie gedurende een bepaalde praktijkperiode.

Artikel 15 Werknemers vanuit niet deelnemende gemeenten

Ook niet aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten kunnen een verzoek doen om personen bij het Participatiebedrijf te plaatsen. De kosten van de plaatsing van deze personen komen naar de regelen, vervat in artikel 20, geheel voor rekening van de betreffende gemeenten.

HOOFDSTUK 5 Financiële bepalingen

Artikel 16 Financiële beheersverordening

  • 1.

    Het bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2.

    Het bestuur neemt daarbij de geldende wet- en regelgeving in acht, in het bijzonder op de terreinen rechtmatigheid, verantwoording en controle, zoals vastgelegd in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording.

Artikel 17 Garantstelling

De deelnemende gemeenten waarborgen de voldoening van rente, aflossing en kosten van de door het werkvoorzieningsschap te sluiten vaste geldleningen, alsmede van gelden die het participatiebedrijf in rekening-courant opneemt, naar evenredigheid van de aantallen inwoners per 1 januari van dat jaar, voorafgaande aan het jaar waarin de overeenkomst voor de desbetreffende transactie wordt afgesloten.

Artikel 17A Algemene financiële en beleidsmatige kaders

Het bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 18 Begroting

  • 1.

    Het bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april een ontwerpbegroting, voorzien van een toelichting,aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen bij het bestuur vóór 15 juli hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 2.

    Het bestuur stelt de begroting vóór 1 augustus vast en zendt terstond afschriften aan de deelnemers.

  • 3.

    Het bestuur zendt de vastgestelde begroting vóór 1 augustus aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 19 Rekening en jaarverslag

  • 1.

    Het bestuur brengt jaarlijks aan de raden vóór 15 april een voorlopige jaarrekening uit met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen overeenkomstig artikel 20, en vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van de baten en lasten ingesteld voor een daartoe overeenkomstig het bepaalde in de controleverordening aangewezen accountant.

  • 2.

    Het bestuur stelt de rekening en het jaarverslag vóór 15 juli vast, behoudens later in rechte gebleken onrechtmatigheden. Het bestuur doet van de vaststelling mededeling aan de deelnemers.

  • 3.

    Het bestuur zendt de vastgestelde rekening en het jaarverslag vóór 1 augustus aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 20 Kostenverdeling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten verbinden zich jaarlijks bij te dragen in:

    • a)

      de kosten ingevolge van de aan het Participatiebedrijf overgedragen en uit te voeren taken conform de tarieven en bedragen van de vastgestelde begroting;

    • b)

      het exploitatiesaldo van het Participatiebedrijf.

  • 2.

    Per onderdeel wordt het exploitatieresultaat vastgesteld en in de jaarrekening opgenomen

  • 3.

    Indien een (deel van) een exploitatiesaldo wordt verrekend met deelnemende gemeenten gebeurt dat op basis van de verdeling van het aantal gewerkte mandagen(fte Wsw en beschut Werk).

  • 4.

    De niet van het Participatiebedrijf deel uitmakende gemeenten, alsmede de instanties ten laste waarvan kosten van plaatsing zullen worden gebracht, worden volgens het bestuur te bepalen regels belast;

  • 5.

    Extreme kosten samenhangend met het plaatsen van personen uit niet-deelnemende gemeenten zullen in rekening worden gebracht bij die gemeenten;

  • 6.

    Het bestuur bepaalt de bestemming van een batig exploitatiesaldo.

Artikel 21 Voorschotten

Wanneer het bestuur dit nodig oordeelt, verstrekken de deelnemende gemeenten voorschotten op de in artikel 22 geduide kosten.

Artikel 22 Berekening verschuldigde bijdragen

  • 1.

    Aan de hand van de ontwerprekeningen van het Participatiebedrijf zendt het bestuur aan de instanties en deelnemende gemeenten voor rekening waarvan de kosten van plaatsing dienen te komen, een berekening van de verschuldigde bijdragen

  • 2.

    Uiterlijk 30 juni van het jaar volgende op het jaar waarop de ontwerprekening betrekking heeft vindt, onder aftrek van de eventueel ontvangen voorschotten, verrekening plaats.

Artikel 23 Duur van de regeling

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

HOOFDSTUK 6 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 24 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien de colleges van drie vierde van de deelnemende gemeenten daarin bewilligen.

  • 2.

    Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 4.

    Het bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de toetreding en uittreding.

  • 5.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden, indien de colleges van drie vierde van de deelnemende gemeenten met de voorwaarden daarvan instemmen.

  • 6.

    De uittreding kan slechts plaatsvinden met ingang van de dag waarop de nieuwe zittingsperiode van het bestuur aanvangt.

Artikel 25 Wijziging of aanvulling

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd indien tenminste drie vierde van de colleges daartoe besluiten. Een voorstel hiertoe kan uitgaan van het bestuur en/of van één of meer van de colleges.

  • 2.

    Indien het voorstel uitgaat van het bestuur, zendt het dit aan de colleges, die binnen twee maanden na ontvangst daarvan een besluit nemen en dit terstond aan het bestuur mededelen.

  • 3.

    Indien het voorstel uitgaat van één of meer deelnemende gemeente(n) zendt respectievelijk zenden, deze gemeente(n) het voorstel aan het bestuur.

  • 4.

    Het bestuur doet het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen drie maanden aan de colleges toekomen, die binnen twee maanden na ontvangst daarvan een besluit nemen en dit terstond aan het bestuur mededelen.

  • 5.

    Het bestuur geeft de colleges kennis van de door hem genomen besluiten tot aanvaarden, verwerpen, goedkeuren respectievelijk niet goedkeuren van de in dit artikel bedoelde voorstellen respectievelijk besluiten.

  • 6.

    Een wijziging gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de goedkeuring van die wijziging is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 26 derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 26 Opheffing en liquidatie

  • 1.

    Indien tenminste drie vierde van de gemeenten tot opheffing van deze regeling besluit, gaat het bestuur terstond tot liquidatie van het Participatiebedrijf over.

  • 2.

    Het bestuur bepaalt het aandeel van elke gemeente in het saldo van de liquidatierekening en houdt daarbij rekening met het bedrag, dat door iedere deelnemende gemeente gedurende de laatste drie jaren in de kosten van het Participatiebedrijf is bijgedragen. Ten aanzien van de liquidatierekening is het bepaalde in artikel 20 en 22 van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Binnen vier weken wordt aan de raden van de vaststelling van de liquidatierekening mededeling gedaan.

  • 4.

    Tegelijk wordt een verslag van liquidatie c.q. een opgave van het bedrag, dat elke deelnemende gemeente uit het eindsaldo zal ontvangen c.q. in het eindsaldo zal bijdragen, toegezonden. De afrekening hiervan vindt plaats binnen 3 maanden na ontvangst van deze stukken door de deelnemende gemeente.

HOOFDSTUK 7 Overige en slotbepalingen

Artikel 27 Toezendplichtige gemeente

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten.

Artikel 27a Bekendmaking regeling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant.

Artikel 28 Beheer van archiefbescheiden

Ten aanzien van de zorg van de archiefbescheiden van de organen van de regeling zijn de voorschriften van de gemeente Haarlem van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Geschillen

Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, kunnen partijen het geschil voorleggen aan een daartoe door hen in te stellen en nader te regelen geschillencommissie.

De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheid partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 30 Inwerkingtreding van de regeling

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022

Aldus vastgesteld door

College van Burgemeester en Wethouders Haarlem

dd. 28 september 2021

College van Burgemeester en Wethouders Zandvoort

dd. 5 oktober 2021

College van Burgemeester en Wethouders Bloemendaal

dd. 14 september 2021

College van Burgemeester en Wethouders Heemstede

dd. 14 september 2021

Naar boven