Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Krimpenerwaard, eerste wijziging

De raad van de gemeente Krimpenerwaard,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 september 2021 inzake Wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Krimpenerwaard 2019

Besluit:

Artikel I.

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsbepaling eigen bijdrage

eigen bijdrage: financiële bijdrage van de cliënt als bedoeld in artikel 2.1.4 eerste lid en artikel 2.1.4a eerste lid van de Wmo 2015. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor rolstoelen, verhuiskostenvergoeding en voorzieningen op grond van de Jeugdwet;

HOOFDSTUK 3. Maatwerkvoorziening

Artikel 10.1.1. Aanvullende criteria Hulp bij het huishouden

lid 6. Beoordeling financiële zelfredzaamheid bij aanvraag maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden

 

Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt bij de beoordeling van de eigen kracht en eigen mogelijkheden tevens de eigen financiële mogelijkheden (zelfredzaamheid) meegewogen.

Voor niet AOW-gerechtigden wordt een inkomensgrens gehanteerd van 200% van het bruto wettelijk minimumloon en voor AOW-gerechtigden wordt een inkomensgrens van 150% van het bruto wettelijk minimumloon gehanteerd.

HOOFDSTUK 3. Maatwerkvoorziening

Artikel 11

 

Lid 16: Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • a.

    van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de cliënt: personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of; personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • b.

    informele hulp is: Hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2; Hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad zijn van cliënt.

HOOFDSTUK 4. Bijdrage in kosten

Artikel 13. Bijdrage in kosten maatwerkvoorzieningen (alleen Wmo 2015)

 

Lid 8. In afwijking van het eerste lid wordt voor het collectief vraagafhankelijk vervoer per rit een tarief per zone (inclusief opstapzone) gehanteerd. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer voor Wmo-pashouders bedraagt € 2.35 voor de eerste zone, € 3.35 voor de tweede zone, € 4.35 voor de derde zone, € 5.45 voor de vierde zone, € 6.45 voor de vijfde zone en € 7.50 voor de zesde zone. De genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2022. Voor het actuele tarief kijkt u op https://groeneharthopper.nl/tarieven/.

HOOFDSTUK 6. Waardering mantelzorgers en vrijwilligers

Artikel 17 Jaarlijkse waardering mantelzorgers en vrijwilligers

 

Mantelzorgers komen in aanmerking voor maximaal één gemeentelijke mantelzorgwaardering per kalenderjaar indien:

  • 3.

    Per zorgbehoevende kunnen maximaal 2 mantelzorgers een mantelzorgwaardering aanvragen.

TOELICHTING

Artikel 10.1.1.

Lid 6:

 

In het geval van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden zal bij het gesprek met de cliënt de gemeente nagaan of de aanvrager zelf in een oplossing kan voorzien. Daarbij komt onder andere ook de financiële zelfredzaamheid c.q. eigen financiële mogelijkheden aan de orde. Financiële zelfredzaamheid valt onder het oplossend vermogen. Er is een verband tussen de zelfredzaamheid van een persoon en diens financiële omstandigheden. Kortom, financiële redzaamheid is onderdeel van de algemene zelfredzaamheid en de eigen kracht. Hiertoe wordt voor niet AOW-gerechtigden een inkomensgrens gehanteerd van 200% van het bruto wettelijk minimumloon en voor AOW-gerechtigden wordt een inkomensgrens van 150% van het bruto wettelijk minimumloon gehanteerd. De grens van 150% van het bruto wettelijk minimumloon en 200% van het bruto wettelijk minimumloon zijn ruimschoots hoger dan de inkomensgrens waar, voor de invoering van het abonnementstarief, de inkomensafhankelijke bijdrage op van toepassing was.

De reden om twee inkomensgrenzen in te voeren is gelegen in het feit dat een niet AOW-gerechtigde aanzienlijk meer loonheffing op het inkomen dient af te dragen dan een AOW-gerechtigde en dus netto minder overhoudt.

Heeft de cliënt een hoger (gezins)inkomen dan 150% van het wettelijk minimumloon (AOW-gerechtigd) dan wel 200% van het wettelijk minimumloon (niet AOW-gerechtigd) dan is hij in principe financieel zelfredzaam, kan hij zelf in een oplossing voorzien en zal de aanvraag voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden na afronding van het onderzoek worden afgewezen. Dit kan anders zijn wanneer er bijvoorbeeld sprake is van beslag op het gezinsinkomen of hoge schulden, aangezien de eigen financiële mogelijkheden dan aanzienlijk beperkt kunnen zijn. Kortom, er dient in alle gevallen een volledig onderzoek plaats te vinden naar de individuele omstandigheden van de cliënt. Een afwijzing puur het op inkomen zonder volledig onderzoek is niet toegestaan.

Artikel II. Inwerkingtreding

De wijziging treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel III. Citeertitel

Dit wijzigingsbesluit wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Krimpenerwaard 2019, eerste wijziging

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 november 2021,

de griffier,

dr. M-L van Muijen

de voorzitter,

mr. R.S. Cazemier

Naar boven