Gemeenteblad van Bronckhorst
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2021, 434887 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2021, 434887 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene plaatselijke verordening gemeente Bronckhorst 2021
De raad van de gemeente Bronckhorst;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2021;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder ten g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio's en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 2. Bruikbaarheid uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan een openbare plaats
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, Omgevingsverordening Gelderland 2018 of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door de, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:15 B Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat, waarbij er bij het opzij zicht van uitgegaan wordt dat het benodigde zicht vanaf vijf meter voor het kruisingvlak het volgende is:
Op wegen met een maximumsnelheid van:
Artikel 2:16 Open straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
Bij het indienen van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3. van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten op grond van bijzondere omstandigheden het evenement alsnog aan te wijzen als vergunning plichtig dan wel het organiseren van het evenement te verbieden, indien door het evenement de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Een buiten de in het eerst lid bedoelde besloten ruimte liggend gedeelte waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28b Intrekkingsgrond
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en 2:28 van deze verordening kan de exploitatievergunning worden ingetrokken indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning dan wel de vrijstelling vermelde in overeenstemming is.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid van het Wetboek van strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 Exploitatievergunning, 2:29 Sluitingstijd en 2:30 Afwijken sluitingstijd; tijdelijke sluiting op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:44a Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijk
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of een bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de: de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:73a A Carbid schieten
Het verbod in het tweede lid geldt niet indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
Indien sprake is van carbid schieten door een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is een toezichthouder aanwezig. Onder toezichthouder wordt verstaan; een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, niet onder invloed is van alcohol en/of drugs en die te allen tijde in staat is om aanwijzingen te geven ten aanzien van de handelingen van de carbidschieter en diens handelingen te allen tijde kan verhinderen;
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in artikel 2:1 A Samenscholing en ongeregeldheden, lid 2 of artikel 2:1 A Samenscholing en ongeregeldheden, lid 3 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
De artikelen 1:2 Beslistermijn en 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing tot en met 1:8 Weigeringsgronden zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbuiten voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 Weigeringsgronden wordt een vergunning geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9 Intrekkingsgronden, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
De vergunning wordt ingetrokken als:
is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden, 3:13 Adverteren, aanhef en onder a, 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf tweede lid, 3:15 Bedrijfsplan en 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3 Vergunning, 3:5 Raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen, 3:6 Aanvraag, 3:7 Weigeringsgronden, 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning en 3:15 Bedrijfsplan, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte
Een werkruimte wordt bij aanvang van het huren voor ten minste 4 aaneengesloten weken verhuurd.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet met dien verstande dat de artikelen 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten tot en met 4:5 onversterkte muziek uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 B Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 onversterkte muziek, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder; zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
Artikel 4:5b Geluidhinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Artikel 4:5c Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Het is verboden buiten een inrichting met een vrachtauto als bedoeld in artikel 4:5e Geluidhinder door vrachtauto’s, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kilogram of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan zes meter of een hoogte van meer dan twee meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college aangewezen weg te rijden.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 B Besmeuren van de rijbaan
Degene die werkzaamheden verricht, evenals degene die daartoe opdracht heeft gegeven, waardoor vervuiling op het wegdek ontstaat of kan ontstaan is verplicht:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 B Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurswerving
Het is verboden een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt geven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Gelderland, de waterschapsverordening Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, Omgevingsverordening Gelderland., de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de, Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet, het Besluit geluidproduktie sportmotoren.of wanneer voor de activiteit een vergunning is verleend op grond van artikel 2:25 Evenementenvergunning.
Artikel 5:33 A Beperking verkeer in natuurgebieden
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening opgenomen artikelen bepaalde en de daarbij op grond van Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Bronckhorst 2016 wordt ingetrokken.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 25 november 2021,
de griffier,
M. van Bergen
de voorzitter,
M. Besselink
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Bronckhorst 2021 volgt zoveel mogelijk de Model Algemene plaatselijke verordening (gewijzigd model VNG, oktober 2020). Ook de toelichting en de artikelsgewijze toelichting van de APV is van toepassing op de APV Bronckhorst 2021. In deze toelichting wordt alleen ingegaan waar wordt afgeweken van het model APV.
In de APV staan veel verwijzingen naar andere Wet- en regelgeving en naar artikelen in de APV. In afwijking van het model APV is standaard opgenomen in de APV Bronckhorst:
het artikelnummer en de titel van het artikel. In het model APV is vaak alleen een verwijzing opgenomen (bijvoorbeeld: artikel 2:24). Om de context van het artikel te kunnen begrijpen moet dan vaak eerst naar het desbetreffende artikel worden gegaan. Door zowel het artikel nummer als de titel van het artikel (Artikel 2:24 B Definities) op te nemen is vaak al duidelijk in welke context het artikel moet worden gelezen.
De Algemene Plaatselijke Verordening is een verordening die al jaren wordt aangepast. Daardoor zijn er artikelen in de APV die al zijn komen te vervallen of gereserveerd zijn voor mogelijke toekomstige regels. Daarnaast heeft de gemeente Bronckhorst ook artikelen opgenomen in de Drank- en horecaverordening gemeente Bronckhorst 2014 betreffende regels over paracommerciële inrichtingen en de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017. In de APV staan deze artikelnummers nog wel vermeld. In de APV Bronckhorst 2021 staat bij al deze artikelen: Niet opgenomen.
De volgende artikelen zijn in de (Model) APV vervallen:
In 2017 is de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst vastgesteld. In deze verordening zijn een aantal artikelen opgenomen die voorheen in de APV stonden:
In 2014 is de Drank- en horecaverordening vastgesteld. De volgende artikelen zijn niet in de APV opgenomen omdat artikelen over paracommerciële rechtspersonen al zijn opgenomen in de Drank- en horecaverordening gemeente Bronckhorst 2014:
Er zijn ook artikelen in de APV opgenomen die afwijken van het model APV; deze worden aangeduid met B achter het artikelnummer.
Daar waar achter het artikelnummer een A is vermeld is afgesproken dit artikel in regionaal verband op te nemen.
3. Aanpassing APV in verband met inwerkingtreding Omgevingswet
De Algemene plaatselijke verordening bevat regels over de fysieke leefomgeving en is aangepast met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De wettelijke grondslagen en formele verwijzingen zijn geactualiseerd, zodat vanaf juli 2022 doorgewerkt kan worden met deze verordening onder de Ow. Het betreft een juridisch-technische omzetting.
In het model APV wordt voorgesteld om een termijn van 8 weken te hanteren voor het verlengen van de proceduretermijn. Hier wordt dezelfde termijn gehanteerd als in de Algemene wet bestuursrecht.
Voor evenementenvergunningen is het niet mogelijk om binnen drie weken een besluit te nemen. Voor een groot deel van de evenementen moet afstemming plaats vinden met politie en de VNOG. Daarvoor is in een groot aantal gevallen een termijn van drie weken te kort om de aanvraag te kunnen beoordelen. Door het opnemen van een termijn van 12 weken kan de vergunningaanvraag goed worden beoordeeld en afgestemd. Overigens is deze termijn geen verplichting. Als er ruimte is om de aanvraag behoorlijk te kunnen behandelen zal de aanvraag ook binnen deze periode in behandeling worden genomen.
Dit artikel is op verzoek van de politie opgenomen. Op basis van de bestaande wet- en regelgeving en de artikelen in de APV kan onvoldoende worden opgetreden bij kleine vechtpartijen. De bestaande wetgeving is meer gericht op ernstige vechtpartijen met de daarbij behorende straffen. Door het opnemen van dit artikel kan er voor kleinschaliger vechtpartijen op grond van de APV een boete worden opgelegd.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen, veranderen van een weg
Dit artikel is in de APV komen te vervallen omdat dit onderwerp thans is geregeld in de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Dit artikel is in de APV komen te vervallen omdat dit onderwerp thans is geregeld in de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017.
Artikel 2:15 B Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
In het artikel over hinderlijke beplanting zijn in afwijking tot de model APV afstanden opgenomen waarbij in ieder geval sprake is van hinder of gevaar. Deze aanvulling is opgenomen omdat in de praktijk vaak discussie is over wanneer er sprake is van hinder of gevaar. Door het opnemen van concrete afstanden wordt voorkomen dat hierover discussie ontstaat.
In dit artikel zijn verschillende soorten evenementen opgenomen. Nieuw is het opnemen van het vergunningvrije evenement. Deze evenementen zijn kleiner van omvang en risico dan een klein evenement. Hiervoor is het niet nodig een melding te doen aan de burgemeester. Er zijn wel voorwaarden aan een vergunningvrij evenement. De voorwaarden zijn opgenomen in dit artikel. De beleidslijn Vrijgestelde evenementen 2013 wordt ingetrokken.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
In dit artikel is er in de gemeente Bronckhorst een onderscheid gemaakt tussen vergunningvrije- en kleine evenementen.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het Openbaar Ministerie heeft bij de rechter civiele verboden gevraagd en gekregen tegen enkele motorclubs. Een groot aantal leden is gedurende een reeks van jaren betrokken bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Deze veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen deze ontwrichten. Ze vormen een wezenlijke aantasting van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Door de frequentie van de (criminele) gedragingen van een groot aantal leden van deze organisaties, en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als deze uitgaat, is sprake van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers.
Het is vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan.
Deelneming aan de voortzetting van dergelijke organisaties, waaronder uiterlijk vertoon kan worden begrepen, is strafbaar gesteld in artikel 140, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling geldt echter pas op het moment dat de uitspraak van de rechter onherroepelijk (definitief) is geworden. Zolang de mogelijkheden van hoger beroep en cassatie nog openstaan en niet zijn afgewikkeld, kan tegen dergelijk uiterlijk vertoon dus niet op grond van het Wetboek van Strafrecht handhavend worden opgetreden. Dit ondanks het feit dat een civielrechtelijk verbod al wel in werking kan zijn getreden middels uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de uitspraak.
Om toch te kunnen optreden tegen de aanwezigheid van dit uiterlijk vertoon in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een verbodsbepaling opgenomen in de APV. Concreet komt dit neer op een verbod voor openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven via een nieuw artikel 2:50a en een verbod bij evenementen via een aanvulling in het huidige artikel 2:26 van de APV.
Deze bepaling houdt in dat het verboden is om bij evenementen zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of ontbonden is vanwege strijd met de openbare orde. Het kan bijvoorbeeld gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en andere aanduiding op motoren. Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (derde lid).
Het gaat om leden van enkele motorclubs waarvan een groot aantal leden betrokken is bij tal van verboden criminele gedragingen. Ze vormen een aantasting van de veiligheid van de samenleving. Door de gedragingen en intimidatie die van deze duidelijk herkenbare groep uitgaat, is sprake van uitstraling van deze gedragingen naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers. Het is vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid niet acceptabel dat in de publieke ruimte nog uiterlijk vertoon plaatsvindt dat verband houdt met dergelijke verboden en ontbonden organisaties, gelet op de intimidatie die daarvan uitgaat of uit kan gaan. Om toch te kunnen optreden tegen de aanwezigheid van dit uiterlijk vertoon in de publieke ruimte, vanwege de impact die dat heeft op de openbare orde, wordt een verbodsbepaling opgenomen in de APV. Deze bepaling houdt in dat het verboden is om bij evenementen zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of ontbonden is vanwege strijd met de openbare orde. Het kan bijvoorbeeld gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en andere aanduiding op motoren.
Door strafbaarstelling in de APV kan daartegen wel handhavend worden opgetreden.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Met de invoering van het exploitatievergunningstelsel is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een openbare inrichting te exploiteren.
Onder een openbare inrichting, zoals hier bedoeld, vallen onder andere een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis, of coffeeshop waar softdrugs worden verkocht. Daarnaast ook elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid. Een bijbehorend terras maakt onderdeel uit van de openbare inrichting.
Voor een aantal categorieën van kleinschalige openbare inrichtingen waar geen alcohol wordt geschonken, en waar de openbare orde evident niet in het geding is, is geen vergunning nodig (artikel 2:28 lid 5 APV). Te denken valt aan tearooms, een ontbijthoekje bij de bakker, ijssalons, bedrijfskantines en -restaurants etcetera.
Verhouding tussen exploitatievergunning en vergunning krachtens de Alcoholwet
De vergunningstelsels op grond van de Alcoholwet en de exploitatievergunning APV hebben ieder hun eigen bestaansrecht vanwege de verschillende motieven die eraan ten grondslag liggen. Het motief van het exploitatievergunningstelsel ligt in het beschermen van de openbare orde ('overlast-vergunning'), terwijl aan de Alcoholwetwet primair sociaal hygiënische en sociaaleconomische motieven ten grondslag liggen.
De aanpak van ondermijnende criminaliteit is een van de speerpunten van het Integraal Veiligheidsbeleid. Ondermijnende criminaliteit bestaat uit alle vormen van criminaliteit die een bedreiging zijn voor de integriteit van onze maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn drugshandel, witwassen, (belasting)fraude, illegaal gokken en uitbuiting.
In het lokaal plan van aanpak ondermijning wordt het op orde brengen van bestuursrechtelijk instrumentarium in de aanpak van ondermijning benoemd. Dit voorstel maakt onderdeel uit van het op orde brengen van het bestuursrechtelijk instrumentarium. Om effectief op te kunnen treden in situaties waarin sprake is van vormen van ondermijnende criminaliteit is het van belang dat juridische mogelijkheden voldoende aanwezig zijn en zo nodig kunnen worden ingezet. Er zijn een aantal instrumenten beschikbaar, waar ook gebruik van wordt gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn sluiting van drugspanden op grond van de Opiumwet en het toepassen van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) bij vergunningaanvragen. Met de invoering van de exploitatievergunning is het mogelijk om preventief te toetsen of de aanvrager/ondernemer van goed levensgedrag is en of de onderneming niet wordt gefinancierd met ‘crimineel’ geld.
In de Achterhoek hebben alle gemeenten inmiddels een exploitatievergunningstelsel.
Exploitanten en leidinggevenden vervullen een belangrijke rol als het gaat om het woon- en leefklimaat in de omgeving van de onderneming en ook als het gaat om de openbare orde en veiligheid. Ze spelen een belangrijke rol in het creëren van een rustige en veilige omgeving en hebben hierin een voorbeeldfunctie. Ze dienen zorg te dragen voor een goede gang van zaken in- en rondom de onderneming. Exploitanten en leidinggevenden dienen een verstoring van de openbare orde, zoals overlast, criminaliteit, geweld en alcoholmisbruik (en misbruik van andersoortige verdovende middelen) te voorkomen en te beperken. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor (de veiligheid van) hun personeel, bezoekers en de directe omgeving van de onderneming en het signaleren en melden van misstanden, mensenhandel en uitbuiting. Van exploitanten en leidinggevenden wordt verwacht dat zij te allen tijde hun medewerking verlenen aan toezichthouders, informatie proactief delen en eerlijk zijn over de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan en relevant zijn voor het beoordelen van het levensgedrag en de bedrijfsvoering.
Wanneer precies sprake is van slecht levensgedrag, dusdanig dat dit van invloed is op het exploiteren van de onderneming, is niet concreet te benoemen. Vanwege de diversiteit in (strafbare) feiten die hierbij een rol kunnen spelen, zijn hier geen standaard criteria voor op te stellen. In sommige gevallen is één gedraging voldoende om niet-onbesproken levensgedrag aan te nemen. In andere gevallen zijn het meerdere gedragingen die op zichzelf staand onvoldoende zijn, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van slecht levensgedrag. Of er sprake is van slecht levensgedrag dat moet leiden tot het weigeren of intrekken van de vergunning wordt daarom per individueel geval bepaald.
De toetsing vindt plaats bij de vergunningaanvraag, bij een bijschrijving van de exploitant of leidinggevende en bij een verleningsaanvraag. Ook gedurende de looptijd van een vergunning kan er aanleiding zijn om het levensgedrag opnieuw te beoordelen, bijvoorbeeld als sprake is van nieuwe (strafbare) feiten of omstandigheden, naar aanleiding van signalen over de onderneming of naar aanleiding van signalen over een andere onderneming van dezelfde exploitant.
Voor een beter begrip hoe de toetsing wordt uitgevoerd, wordt hierna een aantal richtlijnen en uitgangspunten geformuleerd.
Bij de levensgedragtoets zijn met name strafrechtelijke gegevens relevant, maar ook andere feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van betrokkenen kunnen relevant zijn. Als slecht levensgedrag wordt in ieder geval zedelijk gedrag als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Alcoholbesluit gezien. Elke beoordeling is maatwerk; alle feiten en omstandigheden worden in samenhang en in relatie met de vergunning gewogen. Er zijn geen beperkingen opgelegd ten aanzien van feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken. De beoordeling is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aantal relevante feiten, een patroon van deze feiten, wanneer de feiten zijn gepleegd, het type feiten, een combinatie van feiten, de omstandigheden rondom het feit, de hoogte van de strafmaat, of goed wordt meegewerkt aan toezicht en de houding daarbij van exploitanten en leidinggevenden.
Alleen het levensgedrag dat relevant is voor de beoordeling of de aanwezigheid van het bedrijf het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid nadelig beïnvloedt, wordt meegenomen in de beoordeling. Levensgedrag waarvan geen weerslag te verwachten is op het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid, kan geen grond zijn voor weigering of intrekking van een vergunning.
Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en horecawet
De artikelen uit deze afdeling zijn niet opgenomen omdat dit onderwerp thans is geregeld in de Drank- en horecaverordening gemeente Bronckhorst 2014.
Artikel 2:44b A Vervoer geprepareerde voorwerpen
Dit artikel is opgenomen in overleg met de gemeenten in de Regio Achterhoek. Het is bedoeld om mogelijke winkeldiefstal tegen te gaan.
Artikel 2:47 B Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
In dit artikel is lid c. toegevoegd:
Het is bedoeld om hangjongeren te weren.
Artikel 2:50b B Sluiting van voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte
Artikel 174 van de Gemeentewet kan toegepast worden om voor publiek toegankelijke gebouwen, inrichtingen of ruimtes te sluiten indien sprake is van een ordeverstoring die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, indien onmiddellijk opgetreden moet worden. Aangezien artikel 174 van de Gemeentewet geen ruimte biedt wanneer een langere sluitingsduur geboden is, wordt voorgesteld om dit artikel op te nemen in de APV. Door dit artikel op te nemen is de burgemeester bevoegd om voor het publiek openstaande gebouwen, inrichtingen of ruimtes en de daarbij behorende erven voor langere duur te sluiten bij criminele activiteiten. Dit artikel is door vele gemeenten opgenomen in de APV en is al rechterlijk getoetst. Dit artikel is noodzakelijk om te kunnen optreden tegen ondermijning bij bijvoorbeeld uitzendbureaus, kapperszaken, pandjeshuizen, telefoonwinkels, sportscholen en garagebedrijven. Voor het exploiteren van hun bedrijf hebben zij namelijk geen vergunning van de gemeente nodig, maar het is wel wenselijk om op te kunnen treden bij criminele activiteiten.
Artikel 2:65a A (Slaap)verblijf op een openbare plaats
In afwijking met het model van de VNG is dit artikel is opgenomen in overleg met de gemeenten in de Regio Achterhoek.
Artikel 2:73a A Carbid schieten
Dit artikel is opgenomen in overleg met de gemeenten in de Regio Achterhoek. De meldingen voor carbidschieten zijn opgenomen als tijdelijke maatregel ter bestrijding van corona. Op deze manier is inzichtelijk op welke plekken mensen bij elkaar komen. In 2022 wordt geëvalueerd of meldingen voor carbidschieten noodzakelijk zijn als er geen coronamaatregelen meer gelden.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
In de motie van de raad van 7 november 2019 is de wens geuit om het gebruik van lachgas tegen te gaan. Dit kan op verschillende manieren. Een ervan is om een artikel in de APV op te nemen waarin opgenomen het verbod om lachgas op oneigenlijke wijze te gebruiken op de openbare weg.
Het verbod op het gebruiken van lachgas valt onder artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik. In dit artikel is opgenomen dat het verboden is middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken.
Bij “daarop gelijkend waar” kan bijvoorbeeld worden gedacht aan nieuwe middelen die al wel worden gebruikt zoals lachgas, maar nog niet op de lijst voorkomen en waartegen wel moet worden opgetreden. Hiermee is het mogelijk om te handhaven het gebruik en verkoop van recreatief lachgas in de openbare ruimte tegen te gaan.
Artikel 4:3 B Melding incidentele festiviteiten
In dit artikel wordt de geluidsnorm aangegeven en ook het tijdstip waarop de muziek beëindigd moet zijn.
Artikel 4:5a Traditioneel schieten
Er is geen aanleiding om het schieten door verenigingen nader te regelen.
Artikel 4:5d B Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Dit artikel wijkt af van het model APV. Er zijn specifieke plaatsen opgenomen waar een vrachtauto met werkende koelmotoren niet mag worden geparkeerd. Het college kan ontheffing verlenen.
Er is geen aanleiding om groepen jongeren te weren door het plaatsen van een mosquito (geluidsapparaat met hoge frequentie).
Artikel 4:9a B Verbod op het gebruik van wensballonnen
Gezien het gevaar een brandende ballon op te laten zonder controle over de plaats waar deze naartoe gaat en brandend neerkomt en zodoende brand kan veroorzaken is het niet gewenst deze ballonnen op te laten.
Artikel 4:11 B Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand waarop bomen vanaf de erfgrens mogen worden geplant is in het burgerlijk wetboek vastgesteld: voor bomen 2 meter en voor heggen en heesters 0,5 meter. De gemeenteraad kan hiervoor kleinere afstanden vaststellen. Hiermee worden de afstanden voor bomen op 0,5 meter en voor heggen en heesters op nihil vastgesteld.
Artikel 4:14 B Besmeuren van de rijbaan
Degene die de rijbaan verontreinigt wordt geacht deze ook weer te reinigen.
Artikel 4:20 B Verwijderen van paddenstoelen
In afwijking van het model APV is uit oogpunt van bescherming van de natuur dit artikel opgenomen.
Artikel 5:6 B Kampeermiddelen en andere voertuigen
Dit artikel wijkt in zoverre af van het artikel in het model APV dat hierin veel duidelijker wordt aangegeven welke voortuigen het betreft zodat hierover geen misverstand kan bestaan:
Een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt.
Artikel 5:13 B Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurswerving
Dit artikel wijkt af van het artikel in het model APV. Het is verboden te collecteren, behalve wanneer het een instelling met een CBF-keur is of een plaatselijke vereniging of stichting met een algemeen maatschappelijke doelstelling. Verder wordt er een tijdstip aangeven waarbinnen gecollecteerd kan worden.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Het onderwerp in dit artikel is ondergebracht in artikel 2:25 Evenementen.
Artikel 5:33 A Beperking verkeer in natuurgebieden
Dit artikel is opgenomen in overleg met de gemeenten in de Regio Achterhoek. Het regelt dat er in bepaalde gebieden en plaatsen niet bepaalde voertuigen rij- en trekdieren niet mag worden gereden of zich bevinden. Het college kan terreinen aanwijzen waar dit verbod niet geldt. Er zijn uitzonderingen van het verbod. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 5:34 A Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Dit artikel is opgenomen in overleg met de gemeenten in de Regio Achterhoek. Het is verboden afvalstoffen te verbranden. Daarop zijn uitzonderingen wanneer er geen gevaar of overlast is. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 5:38 B Bescherming Bronkhorst
Dit artikel is toegevoegd om het uiterlijk aanzien van het historische stadje Bronkhorst te beschermen en overlast te voorkomen.
Er is voor gekozen om overtreding van het bepaalde in deze verordening en de op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen te straffen met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Het college/burgemeester wijst personen aan die toezien op de naleving van het bepaalde in de verordening. Het college/burgemeester kan ook andere personen aanwijzen die toezien op de naleving van de bepalingen in de verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-434887.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.