WIJZIGINGEN ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2019 (APV)

Kenmerk Z052539/D343123

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 september 2021 met kenmerk D343105;

Gehoord het behandeladvies van forum Bestuur en Financiën van 04 november 2021;

HEEFT BESLOTEN:

1. Bijgaande wijzigingen in de “De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Brummen 2019” vast te stellen.

 

 

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Brummen 2019 wordt als volgt gewijzigd.

 

A. Artikel 1:1 komt te luiden:

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

B. Artikel 2:10 komt te luiden:

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan een openbare plaats

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een:

a. bouwkeet/schaftkeet;

b. bouw-/afvalcontainer;

c. kraanwagen;

d. toiletkeet;

e. driehoeks-reclameborden / sandwichborden;

f. spandoeken;

mits de onder 2a t/m 2d genoemde objecten niet langer dan 30 dagen en de onder 2e en 2f genoemde objecten niet langer dan 10 dagen ter plaatse blijven en hiervan minimaal 10 werkdagen vóór plaatsing melding is gedaan aan het college, middels een door het college vastgesteld formulier en uiterlijk op de 10e werkdag na de melding geen tegenbericht is ontvangen, dat de melding niet akkoord is bevonden.

3. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid en een melding als bedoeld in het tweede lid worden geweigerd dan wel niet akkoord worden bevonden als:

a. als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

b. als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

5. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.

6. Het verbod is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;

c. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend

7. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de vigerende Wegenverordening Gelderland.

8. Op de aanvraag om eenvergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

C. Artikel 2:11 komt te luiden:

Artikel 2:11 (Omgevings-)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de vigerende Wegenverordening Gelderland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

5. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

D. Artikel 2:12 komt te luiden:

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

a. ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

b. als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c. als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

d. als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten;

e. als sprake is van een aantasting van het beoogde aanzien van de omgeving;

f. als niet kan worden voldaan aan de door de gemeente vastgestelde uitvoeringsaspecten.

3. Het college kan nadere regels stellen.

4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de vigerende Wegenverordening Gelderland.

 

E. Artikel 2:24 komt te luiden:

Artikel 2:24 Definities

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoop- en theatervoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:39;

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

e. een klein evenement zoals een snuffelmarkt, straatfeest, buurtbarbecue, muziekvoorstelling in een muziektent, open dag, kinderspelactiviteit, plechtigheid of soortgelijke activiteit die op één dag plaatsvindt.

f. een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

 

F. Artikel 2:28 komt te luiden:

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

a. de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

b. de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

a. winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

b. zorginstelling;

c. museum; of

d. bedrijfskantine of –restaurant.

5. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:

a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en-handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of

b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in, tweede of derde lid.

6. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.

7. Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

 

G. Artikel 2:29 komt te luiden:

Artikel 2:29 Sluitingstijd

1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01:30 uur en 06:00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03:00 uur en 06:00 uur.

2. In afwijking van het eerste lid geldt voor een terras een sluitingstijd vanaf 24:00 uur.

3. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden.

5. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

6. Het eerste en het vierde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

7. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

H. De titel van Afdeling 5 komt te luiden:

Afdeling 5. Reguliere paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

 

I. Artikel 2:34a komt te luiden:

Artikel 2:34a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

- alcoholhoudende drank,

- horecabedrijf;

- horecalokaliteit;

- inrichting;

- para-commerciële rechtspersoon;

- sterke drank;

- slijtersbedrijf;

- zwak-alcoholhoudende drank;

dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet

 

J. Na artikel 2:40 wordt een nieuwe Afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 7a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

 

K. Nieuw in te voegen Artikel 2:40a, luidende:

Artikel 2:40a Definities

In dit artikel wordt verstaan onder:

a. exploitant: natuurlijke persoon of een bestuurder van een rechtspersoon of zijn gevolmachtigde, voor wiens rekening en risico een of meer bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

b. beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke persoon die de algemene of onmiddellijke leiding heeft over een of meer bedrijfsmatige activiteiten;

c. bedrijf: een of meer bedrijfsmatige activiteiten die plaatsvinden in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

 

L. Nieuw in te voegen Artikel 2:40b, luidende:

Artikel 2:40b Tegengaan onveiligheid, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

1. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het in het tweede lid bedoelde verbod van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als, naar het oordeel van de burgemeester, in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als, naar het oordeel van de burgemeester, de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door die bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

a. in een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen gebouw of gebied voor de door de burgemeester vermelde bedrijfsmatige activiteiten, of

b. als de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

3. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

4. De aanvraag moet voldoen aan de door de burgemeester, op het door hem vastgestelde aanvraagformulier, genoemde indieningsvereisten.

5. De vergunning wordt uitsluitend aan natuurlijke personen verleend. Zij is persoons- en pandgebonden en kan niet worden overgedragen. Indien het bedrijf geëxploiteerd wordt door een Vennootschap onder Firma of een Commanditaire Vennootschap, dan dienen alle (beherende) vennoten afzonderlijk als exploitant op de vergunning vermeld te worden.

6. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf, waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning(aanvraag) opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

7. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

8. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

 

M. Nieuw in te voegen Artikel 2:40c komt te luiden:

Artikel 2:40c Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 2:40 b, tweede lid weigeren:

a. als ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

c. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

d. als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

e. als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

f. als er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

g. als de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende beheersverordening;

h. als een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór het indienen van de aanvraag om vergunning een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

 

N. Nieuw in te voegen Artikel 2:40d komt te luiden:

Artikel 2:40d Intrekking of wijziging vergunning

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld artikel 2:40 b intrekken of wijzigen, als:

a. door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast:

b. door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

c. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

d. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf;

e. de exploitant of beheerder toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

f. er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

g. er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

h. de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of

redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

2. Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken.

3. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

 

O. Nieuw in te voeren Artikel 2:40e komt te luiden:

Artikel 2:40e Sluiting

1. De burgemeester kan een bedrijf als bedoeld in artikel 2:40 a gesloten verklaren, als:

a. de exploitant of beheerder van het bedrijf handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2:40 b, tweede lid;

b. de exploitant of beheerder van het bedrijf handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

3. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

 

P. Nieuw in te voegen Artikel 2:40f komt te luiden:

Artikel 2:40f Overgangsbepalingen

In afwijking van artikel 2:40 a, tweede lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

 

Q. Artikel 2:48 komt te luiden:

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

 

R. Artikel 2:68 komt te luiden:

Artikel 2:68 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

c. een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

3. Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

S. Artikel 2:72 komt te luiden:

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.

2. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

T. Artikel 2:73 komt te luiden:

Artikel 2:73a Gebruik van carbid

1. Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een (melk)bus/container/opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.

2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester met carbid te schieten.

3. Het verbod gesteld in het tweede lid geldt niet als het carbidschieten plaatsvindt op 31 december tussen 10:00 uur en 18:00 uur, en:

a. ten minste twee weken van te voren een melding is gedaan aan het college; en

b. de melder is minimaal 18 jaar oud, woonachtig in de gemeente Brummen en aanwezig tijdens het carbidschieten; en

c. degene die carbid schiet of daarbij behulpzaam is, is 18 jaar of ouder, draagt deugdelijk oog- en gehoorbescherming en is duidelijk herkenbaar door het dragen van een oranje- of geelkleurig hesje; en

d. degene die carbid schiet of daarbij behulpzaam is, is niet onder invloed van alcohol en/of drugs zijn; en

e. er wordt gebruik gemaakt van deugdelijke (melk)bussen/containers/opslagvaten met een maximale inhoud van 40 liter, die niet worden afgesloten met harde voorwerpen van een metaalsoort, hout en/of andere vergelijkbare materialen (in ieder geval zijn toegestaan lederen en plasticballen); en

f. het carbidschieten vindt plaats op een terrein waarvan melder rechthebbende is dan wel over een schriftelijke toestemming van de rechthebbende beschikt; en

g. vindt plaats buiten de bebouwde kom op een afstand van ten minste:

- 75 meter van de eigen woning en/of woning waar het georganiseerd wordt;

- 100 meter van woningen van derden;

- 300 meter van medische- en zorginstellingen;

- 300 meter van gebouwen of andere voorzieningen waarin dieren van derden verblijven; en

h. het zogenaamde vrij schotsveld bedraagt ten minste 75 meter en binnen deze ruimte zijn geen openbare paden en/of wegen gelegen; en

i. geschoten wordt alleen in de tegengestelde richting van de dichtst bijgelegen woonbebouwing; en

j. binnen een cirkel van 100 meter rond de plaats waar het carbidschieten plaatsvindt worden niet meer dan vijf (melk)bussen/containers/opslagvaten gebruikt voor het schieten van carbid dan wel gebruiksklaar gehouden voor carbidschieten; en

k. het terrein is verlicht als het carbidschieten plaatsvindt na zonsondergang; en

l. de toeschouwers worden op ten minste 25 meter afstand van het carbidschieten gehouden; en

m. de locatie waar het carbid schieten plaatsvindt wordt afgesloten met linten of ander vergelijkbaar materiaal zodat toeschouwers niet in de nabijheid van de (melk)bussen/containers/opslagvaten en niet in de schietrichting kunnen komen; en

n. er worden geen handelingen verricht of nagelaten, waarvan degene die het carbidschieten verricht, weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar, schade en/of ernstige hinder kan optreden voor mens, dier, goed en milieu.

4. Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

 

U. Artikel 2:74b komt te luiden:

Artikel 2:74b Verbod op gebruik van Lachgas

Vervallen

 

V. Artikel 2:79 komt te luiden:

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

3. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

a. geluid- of geurhinder;

b. hinder van dieren;

c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf;

4. De last kan een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erg als bedoeld in artikel 151d, derde lid, van de Gemeentewet.

 

W. Artikel 3:5 komt te luiden:

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

1. De exploitant en de beheerder:

a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

- bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

5. De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

 

X. Artikel 4:5 komt te luiden:

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit, binnen inrichtingen is de onder lid 2 opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

c. De waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1 onder d, van het Besluit geluidhinder;

d. Bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

 

2. Tabel

 

07:00-19:00 uur

19:00-23:00 uur

23:00-07:00 uur

LAr.LT op de gevel van de gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

 

3. Voor de duur van ten hoogst 8 uren per week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en s het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

5. De genoemde geluidsniveaus in lid 2 zijn niet van toepassing op het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden.

6. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 4:2.

 

Y. Artikel 4:6 komt te luiden:

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handeling te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidshinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Bouwbesluit of de Gelderse milieuverordening.

 

Z. Artikel 4:11 komt te luiden:

Artikel 4:11 Definities

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 15 centimeter dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;

b. houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

c. hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

d. dunning: velling welke uitsluitend als een voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd, waarbij de oppervlakte/grondprojectie van de houtopstand gelijk blijft;

e. knotten/kandelaberen: het terugknippen of snoeien van een boom tot op de hoofdstam of gesteltakken;

f. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, zoals bedoeld in artikel 4.1, sub a Wet natuurbescherming;

g. boomwaarde: de waarde van een boom uitgedrukt in een geldelijk bedrag. Deze waarde kan de markt- of handelswaarde zijn, de vervangingswaarde qua kosten van nieuwe aanplant en onderhoud (Rekenmodel Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen);

h. historische panden: Rijks- of gemeentelijke monumentale panden of panden, die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

i. Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

2. In deze verordening wordt onder het vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, het voor de eerste keer knotten of kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds.

 

AA. Artikel 4:12 komt te luiden:

Artikel 4:12 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden binnen de bebouwde kom en houtopstanden op erven of in tuinen buiten de bebouwde kom, wanneer het betreft:

a. de loofhoutsoorten berk (Betula), esdoorn (Acer), kers (Prunus), lijsterbesachtigen (Sorbus), gouden regen (Laburnum), goudiep (Ulmus carpinifolia ‘Wredei’), hulst (Ilex), Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’), Appel (Malus), Krenteboompje (Amelanchier), fluweelboom (Rhus) en

b. de naaldbomen, met uitzondering van Taxus (Taxus soorten).

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor houtopstanden voor zover artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming van toepassing is en voor houtopstanden wanneer het betreft de uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 4.1, sub c t/m h van de Wet natuurbescherming.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt tenslotte niet voor:

a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:18 van deze paragraaf;

b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

c. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

d. hagen of heggen staande in de onmiddellijke nabijheid van woonbebouwing binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van een zekere ruimtelijke relatie met deze woonbebouwing.

5. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen (noodkap).

6. Het tweede lid is niet van toepassing, voor zover het betreft:

a. Houtopstanden:

- in een tuin behorende bij een historisch pand;

- in de gebieden zoals weergegeven in bijlage 2;

- zijnde geregistreerde monumentale bomen bij ‘De Bomenstichting’ te Amsterdam;

- op door het college nader aan te wijzen plaatsen.

b. Houtopstanden, zoals genoemd het tweede en derde lid, voor zover het gaat om het dunnen van houtopstanden in de gebieden/parken zoals weergegeven in bijlage 2.

 

BB. Artikel 4:20 komt te luiden:

Artikel 4:20 Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van Artikel 6.3 Wet Natuurbescherming.

 

CC. Artikel 5:2 komt te luiden:

Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke

1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of

b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of

b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

3. Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

DD. Artikel 5:6 komt te luiden:

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op weg,

b. op een plaats te parkeren, op zodanig wijze dat dit schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

EE. Artikel 5:7 komt te luiden:

Artikel 5:7 Reclamevoertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

FF. Artikel 5:8 komt te luiden:

Artikel 5:8 Grote voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een weg binnen de bebouwde kom.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op door het college aangewezen plaatsen, wegen, dagen en uren.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

4. Het eerste lid geldt voorts niet tussen 07:00 uur en 19:00 uur, voor de tijd, die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden, waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is,

5. Het college kan andere dan de in het vierde lid genoemde tijden vaststellen.

6. Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

7. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

GG. Artikel 5:13 komt te luiden:

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

a. in besloten kring, of

b. door een instelling met een Centraal Bureau Fondsenwerving erkenning, mits het geen inzameling van kleding en of textiel betreft, of

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

 

HH. Artikel 5:14 komt te luiden:

Artikel 5:14 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

2. Onder venten wordt niet verstaan:

a. het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet;

c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:15.

 

II. Artikel 5:15 komt te luiden:

Artikel 5:15 Definitie

1. In deze afdeling wordt onder standplaats verstaan het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

 

JJ. Artikel 5:26 komt te luiden:

Artikel 5:26 Crossterreinen

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding op een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig ten hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

a. het voorkomen of beperken van overlast;

b. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

c. de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

 

KK. Artikel 5:28 komt te luiden::

Artikel 5:28 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden, zoals barbecueën binnen de bebouwde kom en in het niet-openbare buitengebied van de gemeente, voor zover het geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

d. het verbranden van schoon snoeihout in de maanden oktober tot en maart in het buitengebied van de gemeente. Voor het stoken van een paasvuur is altijd een ontheffing nodig. Zelfs als Pasen binnen deze periode valt.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Als er sprake is van een situatie, zoals omschreven in lid 2, onder d. dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

- Er mag alleen snoeihout afkomstig van landschapsonderhoud en erfbeplanting worden verbrand;

- Er mag geen snoeihout, dat is ontstaan binnen de bebouwde kom, naar het buitengebied worden overgebracht om daar te verbranden;

- De totale hoeveelheid te verbranden snoeihout mag maximaal 50 m3 zijn. Dit mag geen bedrijfsmatig kap- en snoeihout betreffen. Het mee verbranden van andere (afval)stoffen is nadrukkelijk niet toegestaan;

- Vanaf de brandplaats moet de afstand tot woningen van derden en bos- en heidegebieden minimaal 100 meter bedragen. De afstand tot brandbare objecten (gebouwen) en wegen moet minimaal 50 meter bedragen;

- De brandplaats mag een maximale oppervlakte hebben van 20 m2;

- Er mag geen verbranding binnen het terrein van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer plaatsvinden;

- Er moet worden zorggedragen dat er geen verontreiniging van de bodem dan wel oppervlaktewater optreedt. Artikel 13 van de Wet bodembescherming (zorgplicht) en artikel 6.2 van de Waterwet mogen niet worden overtreden. Voor het maken van vuur mag daarom geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen;

- Vanaf de brandplaats moet een afstand van minimaal 5 meter tot een watergang worden aangehouden;

- Het verbranden van snoeihout moet geschieden op een voorziening, zoals bijvoorbeeld beton, stenen, tegels of metaal;

- De verbrandingsresten moeten binnen 72 uur na de verbranding op een verantwoorde wijze worden verwijderd en afgevoerd;

- De weersomstandigheden moeten voldoen aan de volgende twee eisen:

- Het moet droog weer zijn, dus bij regen of mist mag er geen verbranding plaatsvinden;

- De windkracht mag maximaal 5 Beaufort zijn (max. 10,7 m/s).

- Er mag geen gevaar of overlast voor de omgeving optreden. Dit geldt zowel voor buurtbewoners als het verkeer;

- Er moet onafgebroken toezicht zijn op het vuur door een meerderjarige;

- Er moet worden zorggedragen voor een goed brandend vuur, zodat zo min mogelijke rookontwikkeling plaatsvindt. Verder moet zodanig worden gestookt, dat er geen vliegvuur of hinder ten gevolge van rook kan ontstaan. Bij hinder aan derden moet het stoken direct worden beëindigd;

- Er moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn om, indien nodig, het vuur te temperen of te doven. Dit kan bijvoorbeeld met (een combinatie van) de volgende blusmiddelen:

- een schop en voldoende zand;

- een tuinslang of emmers water;

- een brandblusser.

- Verbranding mag slechts plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang;

- Er mag geen verbranding plaatsvinden op zon- en feestdagen, met uitzondering van paas- en kampvuren;

- Aanwijzingen van het bevoegd gezag (zoals politie, brandweer of gemeente) worden in verband met openbare orde en/of veiligheid direct gevolgd.

6. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

 

LL. Artikel 6:1 komt te luiden:

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. In afwijking van het eerste lid wordt een overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met een geldboete van de eerste categorie: artikelen 2:47, 2:48, 2:49, 2:50 en 2:58,

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, 2:11 en 2:12 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit en 4:12, eerste lid.

4. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet Veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid van de Wet Veiligheidsregio’s.

 

MM. Artikel 6:2 komt te luiden:

Artikel 6:2 Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

- de opsporingsambtenaren genoemd in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering;

- de buitengewoon opsporingsambtenaren;

- functionarissen van de sector brandweer van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.

2. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking van het vaststellingsbesluit.

 

 

 

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 18 november 2021.

De raad van de gemeente Brummen,

De griffier, A.R.M. Nengerman

De voorzitter A.J. van Hedel

Naar boven