Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Eijsden-Margraten 2022

de raad van de gemeente Eijsden-Margraten;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2021;

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de beeldvormende vergadering van 1 november 2021;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING

EIJSDEN-MARGRATEN 2022

Artikel 1 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a)

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • Toelichting begrip rioolstelsel:

  • Het begrip gemeentelijke riolering is veel ruimer dan alleen de riolering op zich. Het gaat om alle voorzieningen die worden getroffen om te voldoen aan de wettelijke zorgplichten. Daaronder vallen onder andere rioleringspijpen en kolken, maar ook bijvoorbeeld voorzieningen tegen grondwateroverlast en individuele behandelingssystemen ( iba’s ).

  • b)

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlakte water.

  • Toelichting begrip water:

  • Onder het begrip water vallen alle verschillende soorten water. In de zorgplichten van artikel 228a Gemeentewet worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer of Waterwet en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

Artikel 2 – Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a)

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b)

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 - Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a)

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b)

      van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, of persoonlijk recht, gebruikt verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a)

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b)

      b. gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door de degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 - Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar:

  • 2.

    Het eigenarendeel; een vast bedrag per perceel.

  • 3.

    Het gebruikersdeel; een vast bedrag per perceel voor zover het aan kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd uitgaat boven 300 m³.

  • 4.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande gebruiksperiode, naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Indien dit aan het begin van het belastingjaar niet bekend is, wordt het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt van de laatst bekende verbruiksperiode. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 365 dagen, wordt de hoeveelheid water door herleiding bepaald naar een periode van 365 dagen.

  • 5.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6.

    De op de voet van het vierde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 7.

    Voor zover de gegevens als bedoeld in het vierde lid van dit artikel niet bekend zijn wordt het waterverbruik van gemeentewege bepaald op 50 m3 per perceel.

Artikel 6 – Vrijstelling

Van de belasting bedoeld in artikel 3 zijn vrijgesteld de percelen die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinnings-samenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige percelen die dienen als woning.

Artikel 7 - Belastingtarieven

  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt € 280,00

  • 2.

    Het gebruikersdeel bedraagt € 125,00

Artikel 8 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 - Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van het vorig lid, wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 - Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 – Kwijtschelding

Voor de kwijtschelding wordt verwezen naar de regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Eijsden-Margraten.

Artikel 13 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Eijsden-Margraten 2021 vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Eijsden-Margraten 2022”.

Naar boven