Gemeenteblad van Gorinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gorinchem | Gemeenteblad 2021, 429195 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gorinchem | Gemeenteblad 2021, 429195 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening fysieke leefomgeving 2021
Op 1 januari 2022 zal de Omgevingswet in werking treden. Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen, waardoor er minder regels zij en er meer ruimte is voor initiatieven. De wet biedt hierdoor kansen om nog beter, efficiënter, maar ook sneller op nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving in te kunnen spelen.
Om de Omgevingswet in de praktijk uit te voeren hebben overheden verschillende instrumenten tot hun beschikking, waaronder het omgevingsplan. Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Ter voorbereiding op het werken met het omgevingsplan, kunnen gemeenten er nu al als tussenstap voor kiezen een Verordening Fysieke Leefomgeving vast te laten stellen.
De Verordening fysieke leefomgeving is een integratie van de regels over de fysieke leefomgeving uit diverse Gorcumse verordeningen. Dit is immers ook het criterium dat de Omgevingswet hanteert voor het opnemen van verordenende bepalingen in het omgevingsplan.
Middels deze verordening wordt door de gemeente Gorinchem nu alvast geanticipeerd op het werken met het omgevingsplan onder de Omgevingswet.
1.1.2 Doelstelling en subdoelstelling
Het hoofddoel van deze integratie is geweest om te komen tot een eenduidige opzet en een goede onderlinge samenhang tussen artikelen uit de verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Hiernaast is naar het behalen van de volgende subdoelen gestreefd: (I) praktische toepasbaarheid, (II) leesbaarheid, (III) actualiteit en (IV) afwezigheid van dubbelingen en tegenstrijdigheden.
In 2020 zijn alle artikelen uit de verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving gecentraliseerd in één overzichtelijk Excel-bestand. De eerste actie lag in het vinden van deze verordeningen, waarop de centralisatieslag volgde. Het Excel-bestand bestaat op dit moment uit ruim 469 vigerende artikelen. Deze afzonderlijke artikelen zijn allereerst geanalyseerd op basis van de volgende aspecten:
Hierna zijn de artikelen, indien mogelijk, 'gelabeld' op de volgende drie aspecten:
Vanuit deze analyse is een kernteam aangesteld met diverse (vakinhoudelijke) medewerkers uit verschillende disciplines. In de verschillende overleggen die voor het kernteam zijn georganiseerd, zijn de relevante regels geanalyseerd op basis van in welke mate deze nog actueel zijn en in aanmerking komen voor de Verordening fysieke leefomgeving. Omdat beleidsneutraal wordt overgegaan, zijn de inhoudelijke opmerkingen van de medewerkers in het kernteam nog niet in de VFL verwerkt. Wel zijn staan deze opmerkingen in een apart document genoteerd om later deze slag gemakkelijk te kunnen maken. Hiernaast is in deze overleggen direct een eerste slag gemaakt in het kijken naar tegenstrijdigheden en dubbelingen.
De Verordening fysieke leefomgeving bestaat uit een aantal verordeningen en afzonderlijke regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Verordeningen en regels die een ander motief hebben, zoals openbare orde en veiligheid, zijn daarom niet meegenomen in de integratie.
Omdat de Omgevingswet aan de burgemeester als bestuursorgaan geen bevoegdheden toekent, zijn ook regels die de burgemeester bevoegdheden geeft (bijvoorbeeld omtrent evenementen) niet in de Verordening fysieke leefomgeving opgenomen. Dit zijn vaak ook regels met het motief openbare orde en veiligheid en deze regels komen daardoor al niet voor integratie in aanmerking.
In de Verordening fysieke leefomgeving zijn de volgende verordeningen of onderdelen daarvan opgenomen:
Het uitgangspunt is geweest om verordeningen beleidsneutraal te integreren, behalve op het punt van:
‘Quick wins’: Het doorvoeren van wijzigingen die de leesbaarheid en toepasbaarheid van de verordeningen ten goede komen. Dit omvat het schrappen van overbodige regels, het herschrijven van slecht leesbare regels en het logisch ordenen van regels. Her en der zijn (ondergeschikte) inhoudelijke wijzigingen aangebracht.
De Verordening fysieke leefomgeving is ingedeeld in 12 hoofdstukken. Elk hoofdstuk is onderverdeeld in één of meerdere afdelingen. Elke afdeling bevat één of meerdere artikelen.
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende bepalingen. Dit betreft vooralsnog alleen een regeling van de begripsbepalingen. De daarop volgende hoofdstukken bevatten regelingen voor diverse onderwerpen. Dit varieert van specifieke onderwerpen, zoals erfgoed, tot meer algemene regelingen, bijvoorbeeld voor 'omgevingshinder' in brede zin. De laatste 4 hoofdstukken zijn algemeen en gelden in samenhang met elk afzonderlijk hoofdstuk. Deze hoofdstukken bevatten procedurele regels en straf-, overgangs- en slotregels.
Uitgangspunt bij het opstellen van de verordening was om de regels die de verordeningen gemeen hebben (bijvoorbeeld regels over beslistermijnen en toezicht), te bundelen in één van de algemene hoofdstukken. In hoofdstukken 9, 10, 11 en 12 is daarom zo veel mogelijk de algemene lijn uit de verschillende verordeningen gedestilleerd. Toch was het niet mogelijk om alle procedurele bepalingen bij elkaar te zetten. Sommige verordeningen bevatten regelingen die zo specifiek zijn dat ze zich niet leenden voor opname in de algemene bepalingen. In die gevallen is de specifieke procedurele regel gehandhaafd in het inhoudelijke hoofdstuk.
De meeste verordeningen beginnen met een opsomming van begripsbepalingen. In deze verordening zijn al deze begripsbepalingen samengevoegd en waar mogelijk geharmoniseerd.
Binnen het hoofdstuk Economie worden de bepalingen die betrekking hebben op economische aspecten in relatie tot de fysieke leefomgeving weergegeven. De volgende verordeningen, of regels van deze verordeningen, zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
De samenvoeging van de onderdelen bodem, milieu en natuur komt voort uit de samenhang tussen de onderwerpen. Het in de verordening opnemen van aparte hoofdstukken hiervoor, zou kunnen leiden tot verwarring. De volgende verordeningen, of regels van deze verordeningen, zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
Vanwege de hoeveelheid bepalingen wordt erfgoed opgenomen als apart hoofdstuk. Regels uit de volgende verordening zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
Parkeren wordt als apart hoofdstuk behandeld omdat het een breed onderwerp betreft met veel bepalingen. De volgende verordeningen, of regels van deze verordeningen, zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
6 (Ondergrondse) Infrastructuur en riolering
Infrastructuur is een breed onderwerp, hierdoor zijn er meerdere bepalingen op van toepassing uit verschillende verordeningen. Om ervoor te zorgen dat deze eenduidig geborgd worden binnen de verordening is er ook voor infrastructuur een apart hoofdstuk opgesteld.Regels van de volgende verordening zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
Vanwege de bouwopgave die vanuit het rijk en de provincie geambieerd wordt, is het handig om een hoofdstuk specifiek op dit thema te richten. De volgende verordeningen, of regels van deze verordeningen, zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
Omdat veiligheid een belangrijk onderwerp is binnen de fysieke leefomgeving en hier meerdere regels aan worden gewijd, is ook het thema veiligheid ondergebracht in een apart hoofdstuk. Regels van de volgende verordening zijn in dit hoofdstuk opgenomen:
12 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 13 bevinden zich de overgangs- en slotbepalingen uit alle regels.
3. Bijlagen bij toelichting Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Gorinchem 2021
De raad van de gemeente Gorinchem,
gelezen het voorstel van het college van 21 september 2021; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
In deze verordening wordt verstaan onder:
Adres: Door het college aan een verblijfsobject, een standplaats2 of een ligplaats2
toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare
ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.
Afgebakend terrein: Een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening,
waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.
Een graf bij de gemeente in beheer waarin aan iedereen de gelegenheid wordt geboden
tot het doen begraven van stoffelijke overschotten, waarvan de termijn is vastgesteld
op 20 jaar zonder mogelijkheid tot verlenging.
Algemene urnennis : Een nis bij de gemeente in beheer waarin aan iedereen de
gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen.
Anciënniteitlijst: De lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats1.
Archeologisch verwachtingsgebied: Gebied, aangegeven op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn.
Architectuurhistorische waarde: De mate waarin de architectonische stijl van een zaak herleidbaar is tot, of een goed voorbeeld is van lokaal of regionaal bekende architectuur of een architectuurstroming.
Bebouwde kom: Het gebied binnen de grenzen van de bebouwde kom die zijn
vastgesteld op grond van artikel 20a van de WVW 1994.
Beeldbepalend pand: Pand dat met name door de combinatie van architectonische
kwaliteit en zijn plaats in de stedenbouwkundige structuur een belangrijke positieve
bijdrage levert aan de beeldkwaliteit van de omgeving.
Behoud in-situ: Het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de grond.
Belanghebbendenplaats: Een parkeerplaats die door het college, in het kader van deze verordening, is aangewezen voor het parkeren door parkeervergunninghouders:
Beschermd rijksmonument: Onroerend monument, dat is ingeschreven in de
ingevolge de Monumentenwet 1988 of de Erfgoedwet vastgestelde registers.
Beschermde stads- of dorpsgezichten: Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.
Betaald parkeren: Populair synoniem voor een regime van parkeerbelasting.
Bijboot: Een klein vaartuig dat behoort bij het woonschip en bestemd en geschikt is
voor het onderhoud, de voortstuwing of het kunnen bereiken van het woonschip.
Bouwbesluit: De algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de
Bouwhistorisch onderzoek: Rapportage met de onderzoeksresultaten van de bouw,
verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen, of
gebieden, in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de
gebruikte materialen en de afwerking. Het rapport is opgesteld conform de gangbare
Bouwtoezicht: Degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in
samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast
is met het bouw- en woningtoezicht.
Bouwwerk ( uitbreiding begrip): Een gedeelte van een bouwwerk.
Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter
Branche: Een door het college te bepalen soort of assortiment van waren of
Bromfiets: Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de
Calamiteit: Een incident met voor de omgeving mogelijk grote gevolgen, dat niet
zelfstandig kan worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van
hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om die
College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem.
Convenant inzake postcodes: Het tussen de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en
de Koninklijke TPG Post BV gesloten Kader Convenant en Nader Convenant inzake
Cultuurhistorische waarde: De mate waarin het ontstaan of het gebruik van een
zaak of terrein van historisch belang is en de mate waarin de sociale en lokale
aspecten hierin een rol spelen.
Dagplaats : De standplaats1 die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een
vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel
De erfgoedcommissie met als naam “erfgoedcommissie Gorinchem” (verder
erfgoedcommissie): De op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988
ingestelde commissie met als taak het college van burgemeester en wethouders op
verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de
Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de
Erfgoedverordening Gemeente Gorinchem 2018.
Ensemble waarde: De mate waarin een zaak of terrein onderdeel zijn van een
complex of van bijzondere of beeldbepalende betekenis zijn voor het aanzien van een
Gaafheid: De mate waarin een zaak of terrein architectonisch of materieel gaaf is en
in hoeverre de oorspronkelijke functie herkenbaar is.
Gebouw (uitbreiding begrip): Een gedeelte van een gebouw.
Gebouw: Hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt
Gebruiksoppervlakte: De gebruiksoppervlakte als bedoeld in het bouwbesluit.
Gedenkteken: Een grafsteen, liggende of staande zerk, sluitplaat of ander monument
ter nagedachtenis aan een overledene.
Een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument
Gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart:
Topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied,
waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn
Gemeentelijke monumentenlijst: De lijst waarop zijn geregistreerd de
overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of
terreinen bedoeld in onderdeel a.
Graf: Een zandgraf of keldergraf.
Grafbedekking: Gedenktekens en grafbeplanting op een graf, een urnengraf of
Grafrecht: Het recht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of het
uitsluitend recht op een particulier graf.
Handelsreclame : Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee
kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
Hoogte van de weg: De hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester
Hakhout, een houtwal of één of meer bomen.
Incidentele asverstrooiing : Het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Instemmingsbesluit: Besluit van het college op een schriftelijke melding van
voorgenomen werkzaamheden aan kabels of leidingen ten behoeve van een openbaar
elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1 onder h. van de
Telecommunicatiewet; het besluit betreft plaats, tijdstip en wijze van uitvoering,
medegebruik van voorzieningen en afstemming met overige netbeheerders.
Inzameldienst: De krachtens artikel 2, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast
met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
Inzamelen: De activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die
binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en
Inzamelmiddel: Een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of
bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak of een minicontainer ten behoeve van één
Inzamelvoorziening: Een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e)
Bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer (ondergronds,
bovengronds, inpandig), wijkcontainer of afvalbrengstation, ten behoeve van meerdere
Kabels en leidingen : (Ondergrondse) openbare kabels of (buis)leidingen als
Kampeermiddel : Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning
voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt
wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Kerkelijk monument: Onroerend monument, dat eigendom is van een
kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en
dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de
Kindergraf: Een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk
persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
Kunstwerken: Objecten verband houdend met de haven, zoals bruggen, kademuren,
sluizen, steigers, meerpalen e.d.
Ligplaats1: Een gedeelte van openbaar water binnen de haven, bestemd of geschikt om
door een vaartuig te worden ingenomen.
Ligplaats2: Door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet
aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is
bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of
recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.
Markt: De door het college ingestelde warenmarkt (weekmarkt en jaarmarkten).
Marktconforme kosten: Kosten zoals deze onder normale omstandigheden in een
markteconomie u. op de desbetreffende markt worden gemaakt.
Marktmeester: De persoon die als zodanig is aangewezen door het college.
Marktterrein: Het gebied zoals aangegeven op de situatietekeningen die behoren bij
het Instellingsbesluit warenmarkten.
Motorvoertuigen: Hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip
van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.
NEN: Een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm.
Net: Verzameling van een of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), inclusief
lege buizen, kokerconstructies en voorzieningen, bestemd voor het transport van
vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie (de netten/netwerken van
nutsbedrijven) of van informatie (de openbare elektronische communicatienetwerken
als bedoeld in artikel 1.1 onder h. van de Telecommunicatiewet).
Netbeheerder : Degene die een kabel- c.q. leidingennet beheert.
Niet-openbare kabels en leidingen: Kabels en leidingen die niet gebruikt worden
om openbare (voor het publiek beschikbare) diensten aan te bieden.
Nummeraanduiding: Door het college als zodanig toegekende aanduiding van een
verblijfsobject, een standplaats2, een ligplaats2 en een afgebakend terrein dat bestaat
uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- en/of
NVN: Een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm.
Omgevingsvergunning voor het bouwen: Vergunning voor een bouwactiviteit als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen
Openbaar water: Alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek
bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
O penbare gronden: Openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende
stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers,
beschoeiingen en andere werken en wateren met de daartoe behorende bruggen,
plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor eenieder toegankelijk zijn.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Openbare plaats: Hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder
Openbare ruimte: Door het college als zodanig aangewezen en van een naam
Voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen.
Pand: Kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar
Parkeerapparatuur: Parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van
verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke
opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.
Parkeerapparatuurplaats : Een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur en
door het college, binnen het kader van deze verordening, is aangewezen als betaald
parkeerplaats ofwel parkeerapparatuurplaats.
Parkeervergunning: Een door het college verleende vergunning, krachtens welke het
is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen
parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen.
Parkeervergunninghouder: De natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een
parkeervergunning is verleend.
Parkeren: Het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een
motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot
het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of
lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer
openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge
een wettelijk voorschrift is verboden.
Particulier en algemeen graf (uitbreiding begrippen) :
Particulier graf: Een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een
natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
Particuliere urnennis : Een nis bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt
geboden tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen.
Plan van aanpak: Plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen
zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden.
Rechthebbende: Degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk
Recreatievaartuig: Een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of
andere recreatieve doeleinden.
RVV: Het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
Schip: Een schip zoals gedefinieerd in het Binnenvaartpolitiereglement.
Schipper: De verantwoordelijke persoon die volgens het Binnenvaartpolitiereglement
het gezag over een schip voert.
Spoedeisende werkzaamheden: Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige
belemmering of storing in de dienstverlening via het net, waarvan uitstel redelijkerwijs
Standplaats 2 : Door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte
daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam
met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden
Standplaatshouder: De natuurlijke persoon, aan wie krachtens deze verordening is
toegestaan om op een markt een standplaats1 te bezetten.
Standwerken : De activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen
verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen
tot de aankoop van een artikel.
Standwerkersplaats: De standplaats1 die per marktdag ter beschikking wordt gesteld
Stedenbouwkundige waarde: De mate van waardering van de beeldbepalende rol die
de betreffende zaak of terrein vervult in de stedelijke of landschappelijke situering.
Straatafval: Huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals
proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes,
verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten
Ter inzameling aanbieden: De wijze van overdragen van afvalstoffen aan een
inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe
door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of –
voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats.
Uitvoeringsvoorschriften: Nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering
Urn: Een voorwerp ter berging van de inhoud van één of meer asbussen.
Urnengraf: Een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk
persoon of rechtspersoon bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:
Vaartuigen: Alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede
woonarken, woonschepen, glijboten en ponten.
Vaste standplaats: De standplaats1 die voor onbepaalde tijd ter beschikking is
gesteld aan een vergunninghouder.
Veehouderij: Inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet
milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten,
houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
Vellen: Rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen
die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge
Verblijfsobject: De kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-,
bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten
wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een
gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke
rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Verkoopwagen/ markavan : Een uitklapbare en/of uitschuifbare marktwagen.
Vlindergraf: Een graf voor het begraven van foetussen vanaf het begin van de
zwangerschap tot een zwangerschap van 24 weken waarvan de termijn is vastgesteld
op 20 jaar zonder mogelijkheid tot verlenging.
Voertuigen: Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals
kruiwagens en kinderwagens en rolstoelen;
Weg: Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden
daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden
behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig
Werkzaamheden van niet ingrijpende aard:
Werkzaamheden die dusdanig beperkt zijn dat, ter beoordeling door het college, een
lichter procedureel regime toegepast kan worden:
Woonplaats: Door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien
gedeelte van het grondgebied van de gemeente.
Woonschip: Elk schip of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt
gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in
hoofdzaak kan worden gebruikt voor, dag- en/of nachtverblijf van een of meer
personen met als doel om er permanent te wonen.
Zeldzaamheid: De mate waarin een zaak of terrein, lokaal gezien, zeldzaam is. Die
zeldzaamheid kan betrekking hebben op de functie, de typologische
verschijningsvorm, of de ouderdom.
Zone: Een door het college aangewezen gebied, waarbinnen zich een aaneengesloten
verzameling van parkeerapparatuurplaatsen of belanghebbendenplaatsen bevindt.
2.1.1 Standplaats vergunning en weigeringsgronden
2.1.2 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het collegestandplaats1 wordt of is ingenomen.
2.1.4 Plaats, dag en tijd van de markten
Het college kan bepalen dat, in verband met door of met toestemming van het college te organiseren evenementen, de markt gedurende een nader te bepalen aantal dagen tijdelijk op een andere locatie binnen de gemeente wordt georganiseerd. In het uitzonderlijke geval dat de markt ten behoeve van een ander evenement dan de kermis in oktober/november wordt verplaatst, wordt hierover vooraf een gemotiveerd besluit genomen. Hiervoor vindt vooraf overleg plaats met de betrokkenen en worden alle betrokken belangen zorgvuldig afgewogen. Er worden concrete afspraken gemaakt met de betrokkenen.
Vergunninghouders die op grond van deze paragraaf een vergunning hebben en door de in lid 2 van dit artikel genoemde evenementen tijdelijk geen gebruik kunnen maken van hun vaste standplaats1, of om redenen zoals genoemd in artikel 2.1.8 tijdelijk een andere standplaats1 toegewezen krijgen, kunnen geen aanspraak maken op een vergoeding in welke vorm dan ook.
Het instellen van een vergunningplicht om zo aanbod te kunnen reguleren en voorwaarden te kunnen stellen t.b.v. openbare orde en veiligheid. Tevens grondslag voor toezicht en handhaving. |
De bevoegdheid tot het vaststellen van een inrichtingsplan aan burgemeester en wethouders te geven en het stellen van de minimale eisen daaraan. |
Het instellen van een vergunningplicht om zo aanbod te kunnen reguleren en voorwaarden te kunnen stellen t.b.v. openbare orde en veiligheid. Tevens grondslag voor toezicht en handhaving. |
2.1.10 Overschrijving vaste standplaatsvergunning
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.
Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste, tweede of derde lid, kan een werknemer van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar onafgebroken in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.
De gevallen en voorwaarden waaronder het mogelijk is om vaste-standplaatsvergunningen over te schrijven te regelen. |
2.1.11 Persoonlijk innemen standplaats1
Het door de vergunninghouder persoonlijk innemen van een standplaats1 en bijstand van de vergunninghouder te regelen. |
2.1.12 Aantal keren innemen vaste standplaats
De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats1 op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 van de Marktverordening gemeente Gorinchem en artikel 2.1.13.
Het ratio waarmee door de vergunninghouder persoonlijk een standplaats1 minimaal word ingenomen te regelen. |
2.1.13 Ontheffing en vervanging
Het door de vergunninghouder persoonlijk innemen van een standplaats1en de voorwaarden voor het tijdelijk vervangen van de vergunninghouder te regelen. |
2.1.14 Tijdstip innemen standplaats1/aan- en afvoer goederen
Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk op het tijdstip zoals genoemd in het in artikel 2.1.4 bedoelde besluit heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats1 voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats1 op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.
2.1.15 Intrekking, wijziging en schorsing
Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste acht marktdagen, gelegen binnen een periode van één jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:
De gevallen en voorwaarden waaronder een vaste standplaatsvergunning kan worden ingetrokken of kan komen te vervallen te regelen. |
2.1.16 Verzorging standplaats1
De vergunninghouder is verplicht:
Het voorkomen van vervuiling van het aanzien van het marktterrein. |
Het voorkomen van vervuiling van het marktterrein rondom standplaatsen1. |
Hoofdstuk 3. Bodem, milieu en natuur
3.1.1 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer |
|
De bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatige inzameling van afvalstoffen. |
3.1.2 Achterlaten van straatafval
Het voorkomen van overlast door afvalstoffen in de openbare ruimte, alsmede de bescherming van het milieu. |
3.1.3 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer |
|
De bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatige inzameling van afvalstoffen. |
3.1.4 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.25 van de Wet milieubeheer http://wetten.overheid.nl/1.0:c:BWBR0003245&artikel=10.26&g=2019-01-01 |
|
Het voorkomen van vervuiling van het terrein rondom een inrichting. |
3.1.5 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer |
|
Het voorkomen van vervuiling in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek. |
3.1.6 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer |
|
De bescherming van het milieu alsmede het voorkomen van verontreiniging op de weg. |
3.2.1 Verbod opslag van afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, en door de inzameldienst aangewezen andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer Artikel 10.25 van de Wet milieubeheer http://wetten.overheid.nl/1.0:c:BWBR0003245&artikel=10.26&g=2019-01-01 |
|
Het voorkomen van overlast voor omwonenden en schadelijke effecten voor het milieu. |
3.2.2 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
3.3.1 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.
Artikel 10.23 van de Wet milieubeheer Artikel 10.24, tweede lid, van de Wet milieubeheer Artikel 10.25 van de Wet milieubeheer http://wetten.overheid.nl/1.0:c:BWBR0003245&artikel=10.26&g=2019-01-01 |
|
Het voorkomen van overlast voor omwonenden en schadelijke effecten voor het milieu. |
3.4.1 Indeling graven en asbezorging
In een particulier graf is ruimte voor kisten en/of asbussen en/of verstrooiingen van as van in totaal 3 overledenen. Een kindergraf is bestemd voor 1 kind. Een vlindergraf is bestemd voor 1 foetus. De urnengraven mogen maximaal 3 asbussen –met of zonder urnen- bevatten. Per urnennis mogen maximaal 3 asbussen worden geplaatst.
De afmetingen van de graven bedragen in lengterichting 250 cm. en in breedterichting 100 cm. De afmetingen van de urnengraven bedragen in lengterichting 100 cm en in breedterichting 100 cm. De afmetingen van kindergraven bedragen 125 cm in lengterichting en in breedterichting 70 cm. De afmetingen van vlindergraven bedragen 50 x 50 cm.
3.4.3 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
3.4.4 Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.
3.4.5 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikel 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikel 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 3.5.2 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009 +A1:2016 nl, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 +A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
3.5.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.2 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht aanvraag bouwvergunning bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
3.6.1 Andere waarden voor de vaste afstanden
Voor invloedsgebied Hoog Dalem, zoals aangegeven op de kaart de kaart behorende bij deze verordening behorende bij deze verordening, geldt de volgende andere afstand:
Op grond van artikel 6, lid 3 van de Wet geurhinder en veehouderij en in afwijking van artikel 4, lid 1 van de Wet geurhinder en veehouderij en in afwijking van artikel 3.117 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit), bedraagt de afstand tussen een geurgevoelig object en een veehouderij welke veehouderij is gelegen binnen het invloedsgebied Hoog Dalem (zoals aangegeven op de kaart behorende bij deze verordening behorend bij deze verordening) of is gelegen binnen een afstand van minder dan 100 meter van dat gebied, waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, voor zover het bedrijven betreft met maximaal 50 dieren behorende tot de hoofdcategorie K (paarden) van de Regeling ammoniak en veehouderij: 50 meter.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
4.1.2 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de erfgoedcommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven. Een zaak of een terrein wordt beoordeeld op de volgende criteria: architectuurhistorische waarde, cultuurhistorische waarde, zeldzaamheid, gaafheid, ensemble waarde en stedenbouwkundige waarde. Een terrein van archeologische waarde wordt beoordeeld op de in-situ te behouden waarden.
4.1.4 Facultatieve Voorbescherming
Het college van burgemeester en wethouders kan tegelijk met de adviesaanvraag bedoeld in artikel 4.4.1, lid 2, dan wel bij een voorgenomen besluit, dan wel bij nadere beschikking bepalen dat tot het moment dat bijschrijving op de gemeentelijke monumentenlijst, bedoeld in artikel 4.1.6, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt bijgeschreven op deze gemeentelijke monumentenlijst, de artikelen 4.2.1 tot en met 4.3.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd én indien de werkzaamheden vallen binnen de uitzonderingsregels als genoemd in de bijlage met uitzonderingsregels.
4.2.2 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.1 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden digitaal ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
4.3.1 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan of een beheersverordening vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vierde of vijfde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
4.3.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 4.3.1, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 4.3.1, tweede lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft, als zodanig is tenietgegaan.
4.4.1 De aanwijzing tot beeldbepalend pand
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de erfgoedcommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven. Een pand wordt beoordeeld op de volgende criteria: architectuurhistorische waarde, cultuurhistorische waarde, zeldzaamheid, gaafheid, ensemble waarde en stedenbouwkundige waarde.
4.4.7 Instandhouding van beeldbepalende panden
De instandhouding van beeldbepalende panden is vastgelegd in de Welstandsnota. Beeldbepalende panden kunnen met een specifieke aanduiding worden opgenomen in een bestemmingsplan of een omgevingsplan.
het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
Hoofdstuk 5. Parkeren, stallen en liggen
5.1.7 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
5.1.8 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
5.1.8a Parkeren van voertuigen op voor onderhoud in aanmerking komende wegen
Het is verboden op een door het college aangewezen weggedeelte een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan binnen een duidelijk aangegeven tijdsperiode indien dit ten behoeve van werkzaamheden van de gemeente is en indien zonder deze aanwijzing de werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden.
5.1.11 Oneigenlijk gebruik parkeerplaats
De parkeerruimte voor belanghebbenden en de ruimte voor parkeerapparatuurplaatsen in de gemeente beschikbaar te houden voor normaal gebruik hiervan. |
5.2.2 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of als daardoor die ingang versperd wordt.
5.2.3 Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Deze paragraaf is van toepassing op de Haven, de ten zuiden van de Haven gelegen Voorhaven en de Gekanaliseerde Linge van Korenbrugsluis tot de mond van het Kanaal van Steenenhoek, alsmede op de bij deze havens behorende sluizen, los- en laadplaatsen, oevers, grond- en kunstwerken, beplantingen, gebouwen en verdere toebehoren voor zover deze zijn bestemd voor de openbare dienst zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart beheer Lingehaven.
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van de bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats1 met dan wel voor een vaartuig:
nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van de aantasting van het woon- en leefklimaat, het aanzien van de gemeente, de veiligheid van personen of goederen, de volksgezondheid, milieuhygiëne, het verkeer of de veiligheid op het water of de efficiënte verdeling van ligplaatsen1, en;
Hoofdstuk 6. (Ondergrondse) Infrastructuur
Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een door burgemeester en wethouders goedgekeurde melding. De raad is bevoegd om redenen van veiligheid delen van het grondgebied aan te wijzen waarvoor het voorgaande niet van toepassing is.
Behoudens in geval van spoedeisende werkzaamheden zijn bij weersomstandigheden, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden, burgemeester en wethouders bevoegd een breekverbod in te stellen. De vaststelling dat er sprake is van deze weersomstandigheden is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Tijdens door de gemeente vergunde evenementen geldt altijd een breekverbod. De termijnen zoals bedoeld in het derde en vierde lid worden automatisch verlengd met de periode van het breekverbod. Uiterlijk een dag voor beëindiging van het breekverbod, zullen burgemeester en wethouders de betrokken uitvoerende partij(en) hierover informeren.
Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige of grondeigenaar dan de gemeente en/of als er een aanvraag voor een vergunning al dan niet bij een ander bestuursorgaan op grond van een andere wet is ingediend, dan stelt de aanvrager burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte.
Spoedeisende werkzaamheden dienen voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden gemeld te worden bij burgemeester en wethouders of bij een daartoe door hen gemachtigd ambtenaar. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de melding uiterlijk binnen een werkdag na de aanvang van de uitvoering gemotiveerd worden gedaan.
6.1.6 Voorschriften bij instemmingsbesluit
6.1.7 (Mede)gebruik van voorzieningen
Op verzoek van burgemeester en wethouders wordt bij de werkzaamheden zoveel mogelijk (mede)gebruik gemaakt van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van burgemeester en wethouders aangelegde, voorzieningen voor zover dit technisch en economisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.
6.1.11 Niet-openbare kabels en leidingen
De netbeheerder stelt burgemeester en wethouders onverwijld en schriftelijk in kennis van het in of uit gebruik nemen van een kabel en/of leiding. Dit geldt ook als een kabel en/of leiding niet langer ten dienste staat van een netwerk in of op openbare gronden. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen verlangen.
6.3.1 (Omgevings-)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde orgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
6.3.3 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Hoofdstuk 7. Bouwwerken en bouwkwaliteit
7.1.1 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen2, standplaatsen2 en afgebakende terreinen
Delegering van de bevoegdheden uit de BAG aan B&W. Het vaststellen en begrenzen van woonplaatsen, alsmede het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. |
7.1.2 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen2, standplaatsen2 en afgebakende terreinen
Het vaststellen van naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen2, standplaatsen2 en afgebakende terreinen. |
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Dat eigenaren van gebouwen e.d. verplicht zijn mee te werken aan het goed zichtbaar en in voldoende mate aanbrengen (en houden) van naamborden. |
7.1.5 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden
De plicht te regelen dat de rechthebbende het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. |
7.1.6 Uitvoeringsvoorschriften
Een basis te bieden aan het college om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen over de naamgeving en nummering. |
7.2.2 Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming
Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 6.10, lid 3 van het Bouwbesluit 2012 (warmtedistributienet), aanwezig is, moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening:
7.2.6 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
7.2.8 Openbaarheid van vergaderen en mondeling toelichting
De behandeling van bouwplannen door de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
7.2.9 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 7.2.4, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
7.2.11 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze paragraaf - of in de bij deze paragraaf behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
De bevoegdheid te regelen om rekening te houden met de herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften. |
8.1.1 Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats
Indien door verschillende aanvragers aanvragen worden ingediend voor een vergunning voor een terras op de Grote Markt op dezelfde plaats, en de vergunning of vergunningen kunnen niet op grond van het vierde lid worden geweigerd, zal het college door middel van een vergelijkende toets de vergunning verlenen. Er wordt getoetst op grond van de volgende criteria: de invloed van het terras op de aantrekkelijkheid van de stad voor inwoners, bezoekers en toeristen, en de bijdrage van de openbare inrichting dat het terras wil exploiteren op deze aantrekkelijkheid.
Hierbij wordt rekening gehouden met de soort horeca, de openingstijden van de openbare inrichting, de ligging van het terras ten opzichte van de rond de Grote Markt gevestigde openbare inrichtingen en de grootte van de openbare inrichting ten opzichte van de oppervlakte van het terras. 9. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet Beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur.
8.1.2 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
8.2.1 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
8.2.2 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de omgevingsverordening Zuid-Holland of het bepaalde bij of krachtens de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur.
Hoofdstuk 9. Algemene bepalingen voor vergunningen
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 8.1.1, tweede lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 6.3.1, tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 3.7.2.
9.1.4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of delen daarvan zijn belast de door het college aangewezen personen.
De opsporingsambtenaren genoemd in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering en de door het college aangewezen toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 5.1.9 t/m 5.1.12 van paragraaf 5.1 Parkeren, Paragraaf 5.5 Lingehaven en Paragraaf 7.1 Naamgeving en nummering.
Indien burgemeester en wethouders vaststellen dat de verplichtingen van deze verordening niet zijn nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten handhavend op te treden dan wel legalisatie achteraf van de ontstane situatie verlangen met inachtneming van de bepalingen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Indien blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden zijn gemeld maar dat hiervoor een instemmingsbesluit is vereist, is dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Bij overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, en van de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen of ontheffingen, geldt het volgende:
Overtreding van artikel 2.1.4 t/n 2.1.17 van paragraaf 2.1 Markt, artikel 5.1.12 van paragraaf 5.1 Parkeren en paragraaf 5.5. Lingehaven wordt gestraft met een geldboete maximaal van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Hoofdstuk 12. Overgangs- en slotbepalingen
12.1.3 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen en regels
Vergunningen verleend krachtens de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van die verordening.
Ontheffingen verleend krachtens de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing als bedoeld in die verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van die verordening.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in die verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van deze verordening.
De intrekking van de Afvalstoffenverordening 2014 gemeente Gorinchem heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
De verordening Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de gemeente Gorinchem (AVOI 2018) blijft van kracht op instemmings- en vergunningsverzoeken en meldingen waarop reeds krachtens diezelfde verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen 2018 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de Beheersverordening Lingehaven 2011, blijven – indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Beheersverordening Lingehaven 2011 blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Beheersverordening Lingehaven 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
De intrekking van de Beheersverordening Lingehaven 2011 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
De intrekking van de Beheersverordening Lingehaven 2011 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening gegeven waarschuwingen en gedane aanschrijvingen met betrekking tot de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, indien en voor zover het gebod of verbod waarop de waarschuwingen of aanschrijvingen betrekking hebben ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Gorinchem 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Besluiten, met inbegrip van de uitvoeringsvoorschriften, genomen krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 12.1.3, tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige bevoegdheden kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Bijlage 2a kaart invloedssfeer Hoog Dalem
Bijla ge 2b Rapport Quickscan Hoog Dalem
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 1 Topografische ligging gemeente Gorinchem
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 2 Ligging agrarische bouwblokken
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 3 individuele contouren
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 4 Worst case achtergrondbelasting
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 5 Analyse achtergrondbelasting
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 6A Ligging veehouderijen luchtfoto
Bijlage 2b RQHD bijbehorende Kaart 6B Ligging veehouderijen luchtfoto
Bijlage 2c Gebiedvisie Hoog Dalem
Bijlage 3 erfgoed uitzonderingsregels
ERFGOED VERGUNNINGVRIJE REGELS
Behorend bij artikel 10 lid 3:
Vergunningsvrije werkzaamheden aan een gemeentelijk monument
Het verbod als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de verordening en de vergunningplicht als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de verordening geldt niet, indien het de volgende werkzaamheden aan een monument betreffen:
Aanvrager is verplicht wanneer hij voornemens is werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren als bedoeld in artikel 10 lid 3 minimaal 4 weken voor de aanvraag van de feitelijke werkzaamheden het college hieromtrent schriftelijk in kennis te stellen.
Bijlage 4 erfgoed uitgangspunten erfgoedcommissie
UITGANGSPUNTEN VOOR DE OMGANG MET MONUMENTEN
De vesting, de monumenten en het landschap zijn essentieel voor de identiteit van Gorinchem. Het gebied kent een rijke cultuurhistorie met onder meer militair erfgoed, kerken en burgerwoningen. De erfgoedwaarde van een object of gebied is van invloed op de aanvaardbaarheid van plannen en wordt daarom meegewogen bij de beoordeling.
Uitgangspunt voor het beheer van de cultuurhistorische waarden is behoud. Van belang zijn daarbij zijn de waarden van de objecten en structuren op zichzelf alsmede de context en het gebruik. Overwegingen bij het beoordelen van bouwplannen aan of in de invloedssfeer van cultureel erfgoed zijn:
Erfgoed zonder functie en gebruik gaat verloren. De (her)bestemming van objecten en gebieden is essentieel voor behoud. Deze (her)bestemming moet de cultuurhistorische waarden respecteren en zich daar naar voegen.
Behoud gaat voor vernieuwing. Door een monument, terrein of gebied goed te onderhouden kan restauratie worden voorkomen. Bij restauratie is de kans groter dat historisch waardevol materiaal of resultaat van oud vakmanschap verdwijnt. Zowel bij onderhoud als bij restauratie is eerbied voor historische materialen en structuren speerpunt. De esthetische en historische waarden van het erfgoed moeten behouden blijven. Indien traditionele methoden niet toereikend zijn, is gebruik van moderne methoden en technieken denkbaar op voorwaarde dat deze doeltreffendheid zijn en uit ervaring blijkt dat er geen schade ontstaat.
Bij het maken van plannen staat respect voor cultuurhistorische waarden voorop. Om te bepalen wat die waarden zijn, is onderzoek nodig. Hierbij kan gedacht worden aan cultuurhistorische, historisch geografische, bouwhistorische, archeologische of restauratietechnische verkenningen en onderzoeken.
Aan de hand hiervan kan een plan in zijn opzet verrijkt worden, bijvoorbeeld doordat de sporen uit eerdere perioden gebruikt worden om het eigen unieke karakter verder te ontwikkelen.
Aan de hand van de uitkomsten van onderzoek kunnen de cultuurhistorische waarden worden gewogen en plannen worden gemaakt met respect voor de historische waarden. De concrete resultaten van bijvoorbeeld bouwhistorisch onderzoek van een pand kunnen worden gehanteerd als richtinggevende aanwijzingen bij de ontwikkeling van het pand, dit zowel in zijn bouwstructurele opzet als in de vormgeving, detaillering en materiaal- en kleurkeuze.
Daarbij staat de term authenticiteit voorop. Dit is niet persé een pleidooi voor historiserende reconstructie, maar voor de omgang met de historische gelaagdheid van bouwwerken en structuren in hun context. Zo kan bijvoorbeeld bij een goede afstemming op de karakteristiek van het stadsgezicht en het omringend stadsbeeld ruimte geboden worden om beredeneerd af te wijken van conserverende bestemmingsregels als daarmee de authentieke kwaliteiten van het pand beter tot hun recht worden gebracht.
Respect voor de historische gelaagdheid
Erfgoed is niet alleen van gisteren. Het is door de jaren heen tot stand gekomen. Verschillende generaties gebruikers hebben lagen toegevoegd aan de geschiedenis. Een object, plek of gebied is daardoor te zien als een levend archief. Terugrestaureren naar een ‘oorspronkelijke’ versie is een ontkenning van deze gelaagde geschiedenis en daarmee in principe ongewenst. De historische context en de bouwsporen van een monument hebben een eigen waarde en moeten afleesbaar blijven, landschappelijke elementen zijn niet los te zien van eeuwenoud beheer waarvan het veranderend gebruik zichtbaar moet blijven. De historische gelaagdheid is een waarde op zich.
Nieuwe elementen zijn herkenbaar
Om een gebouw, plek of een gebied te kunnen blijven gebruiken, kan het nodig zijn aanpassingen te doen of om nieuwe elementen toe te voegen. Dergelijke veranderingen moeten harmonieus aansluiten op het bestaande en de historische gelaagdheid, maar daarvan ook duidelijk te onderscheiden zijn. Een ontwerp kan bijvoorbeeld aansluiting zoeken bij eigenschappen als maat, schaal en stijl van detailleren maar door materiaalgebruik en moderne uitvoering een eigen uitdrukking krijgen. Zo kan met respect voor de historische eigenschappen het nieuwe een herkenbare laag zijn. De suggestie dat een nieuw element van ouder datum is, moet worden voorkomen. Verdwenen onderdelen kunnen worden teruggebracht, maar alleen op eigentijdse wijze. Veranderingen moeten niet alleen herkenbaar, maar ook omkeerbaar zijn. Ze moeten, dus zonder schade weer verwijderd kunnen worden.
Erfgoed is niet los te zien van zijn context. Een monumentale boerderij bijvoorbeeld komt niet tot zijn recht op een groot parkeerterrein, een brug kan niet zonder water en een glas-in-lood raam is meer op zijn plaats in een oude kerk dan in de bijbehorende schuur. De context is meer dan een waarde op zichzelf, het draagt bij aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van het erfgoed.
Een monument en de onderdelen daarvan hebben een (functionele) context. Dit is het schaalniveau van de objecten. Deze context kan zo groot zijn als een gebied of zo klein als een interieur. Zowel de grote context van het monument in de omgeving als de kleine context van een interieurelement in een ruimte zijn van essentieel belang voor het behoud van de monumentale waarde. Het uitgangspunt is, dat het geheel in zijn context behouden blijft. Een hooiberg blijft op zijn plaats, een schoorsteen met schouw wordt niet verplaatst, decoraties worden niet verwijderd.
Als behoud van onderdelen van een monument onmogelijk blijkt in de bestaande context, moet er binnen het monument of de omgeving daarvan een oplossing gezocht worden. Daarbij moet zichtbaar zijn dat er een wijziging is opgetreden, een nieuwe laag een de geschiedenis van het object is toegevoegd. Ook de verplaatsing van een geheel monument is niet toegestaan, tenzij het voortbestaan ervan wordt bedreigd of behoud op een andere manier niet mogelijk is.
De omgeving van het monument draagt in schaal, materiaal en kleur bij aan de waarde van het monument. Als de originele context nog aanwezig is moet deze gehandhaafd worden. Is deze er niet, dan sluiten nieuwe bouwwerken aan op de schaal van het monument. Nieuwe toevoegingen in de omgeving van het monument mogen geen afbreuk doen aan de monumentale waarden.
Wat voor de context geldt op de schaal van monumenten, geldt ook voor structuren en gebieden. De vestingwerken zijn zowel stad als landschap. Watergangen worden gebruikt voor waterbeheer, maar hangen bijvoorbeeld ook samen met verkavelingspatronen. De monumentale boerderijen zijn niet los te zien van de mogelijkheden om het landschap te gebruiken voor de veeteelt. Op dit hogere schaalniveau vormen landschappelijke patronen en stedenbouwkundige structuren een gelaagd samenspel, dat niet los kan worden
gezien van het (historisch) gebruik. De respectvolle omgang met dit erfgoed is een constant zoeken naar mogelijkheden voor inpassingen, die in evenwicht zijn met te behouden kwaliteiten.
Bijlage 6 reglement Welstandcommissie
Bijlage 7 gebiedsindeling belanghebbendengebieden
Bijlage 8 nadere gebiedsindeling parkeerapparatuurplaatsen A tm F
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-429195.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.