Wijziging van de Algemeen plaatselijke verordening Westvoorne 2021 op grond van de motie lachgas en de alcoholwet

 

De raad van de gemeente Westvoorne:

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 augustus 2021;

 

BESLUIT:

 

  • 1.

    In te stemmen met de beantwoording van de raadsmotie "geen lachgas" en de motie als afgedaan te beschouwen.

  • 2.

    In te stemmen met de voorgestelde wijzigingen, conform de oplegnotitie, van de Algemene plaatselijke verordening Westvoorne 2021.

Dit besluit treedt in werking na publicatie van het besluit.

 

Er wordt op de volgende pagina’s een overzicht gegeven in de vorm van een ‘was’ en ‘wordt’ tabel. In de linker kolom staat het oude artikel in de rechter kolom het nieuwe artikel. In dit overzicht ziet u alle nieuwe en gewijzigde artikelen uit de APV Westvoorne 2021. De geel gearceerde onderdelen zijn gewijzigd. In enkele gevallen komt een artikel geheel te vervallen of wordt een artikel in zijn geheel toegevoegd.

 

Wijzigingen

 

Was

Wordt

Opschrift Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Drank- en Horecawet

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voor-bereidingsbesluit.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de openbare inrichting.

  • 5.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

      zorginstelling;

    • b.

      museum; of

    • c.

      bedrijfskantine of restaurant

  • 6.

    Voor de openbare inrichting als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      automatiek;

    • b.

      broodjeszaak;

    • c.

      cafetaria;

    • d.

      croissanterie;

    • e.

      koffiebar;

    • f.

      lunchroom;

    • g.

      ijssalon;

    • h.

      snackbar;

    • i.

      tearoom;

    • j.

      traiteur;

    • k.

      pizzeria.

  • tenzij er in die openbare inrichtingen alcohol voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

  • 8.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, als:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, of

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 9.

    De vrijstelling, genoemd in lid 8 wordt ingetrokken wanneer zich incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting

  • 10.

    Het bepaalde in het achtste en negende lid geldt niet voor zover de Waterwet of de Wegenverordening Zuid-Holland van toepassing is.

  • 11.

    De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd of ingetrokken indien:

    • a.

      de houder en de leidinggevenden geen verklaring omtrent gedrag overleggen die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is inge-diend, is afgegeven; of

    • b.

      De exploitant of beheerder onder curatele staat; of

    • c.

      De exploitant of de beheerder niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt; of

    • d.

      De exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • e.

      Er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de exploitatie, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd; of

    • f.

      De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • g.

      Er uit feiten of omstandigheden blijkt dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemde-lingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 12.

    Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen die zich nieuw in de gemeente vestigen worden verleend voor een periode van maximaal 1 jaar. Wanneer er zich in deze periode geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, wordt de exploitatievergunning, na aanvraag verlenging, vervolgens verleend voor onbepaalde tijd.

  • 13.

    Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op de vergunning en de vrijstelling.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voor-bereidingsbesluit.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de openbare inrichting.

  • 5.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

      zorginstelling;

    • b.

      museum; of

    • c.

      bedrijfskantine of restaurant

  • 6.

    Voor de openbare inrichting als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      automatiek;

    • b.

      broodjeszaak;

    • c.

      cafetaria;

    • d.

      croissanterie;

    • e.

      koffiebar;

    • f.

      lunchroom;

    • g.

      ijssalon;

    • h.

      snackbar;

    • i.

      tearoom;

    • j.

      traiteur;

    • k.

      pizzeria.

  • tenzij er in die openbare inrichtingen alcohol voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

  • 8.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, of

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 9.

    De vrijstelling, genoemd in lid 8 wordt ingetrokken wanneer zich incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting

  • 10.

    Het bepaalde in het achtste en negende lid geldt niet voor zover de Waterwet of de Wegenverordening Zuid-Holland van toepassing is.

  • 11.

    De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd of ingetrokken indien:

    • a.

      de houder en de leidinggevenden geen verklaring omtrent gedrag overleggen die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is inge-diend, is afgegeven; of

    • b.

      De exploitant of beheerder onder curatele staat; of

    • c.

      De exploitant of de beheerder niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt; of

    • d.

      De exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • e.

      Er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de exploitatie, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd; of

    • f.

      De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • g.

      Er uit feiten of omstandigheden blijkt dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemde-lingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 12.

    Exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen die zich nieuw in de gemeente vestigen worden verleend voor een periode van maximaal 1 jaar. Wanneer er zich in deze periode geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, wordt de exploitatievergunning, na aanvraag verlenging, vervolgens verleend voor onbepaalde tijd.

  • 13.

    Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op de vergunning en de vrijstelling.

Artikel 2:30a Aanwezigheid exploitant of leidinggevende

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te houden indien in deze inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      de exploitant die is vermeld in de vergunning of

    • b.

      een leidinggevende die is vermeld in het aanhangsel bij de vergunning

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te houden indien in deze inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      de exploitant die is vermeld in de vergunning of

    • b.

      een leidinggevende die is vermeld in het aanhangsel bij de vergunning of

    • c.

      een barvrijwilliger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder c, van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:30a Aanwezigheid exploitant of leidinggevende

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te houden indien in deze inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      de exploitant die is vermeld in de vergunning of

    • b.

      een leidinggevende die is vermeld in het aanhangsel bij de vergunning

    • c.

      een leidinggevende wiens bijschrijving op grond van artikel 30a, eerste lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet verboden de openbare inrichting voor bezoekers geopend te houden indien in deze inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      de exploitant die is vermeld in de vergunning of

    • b.

      een leidinggevende die is vermeld in het aanhangsel bij de vergunning of

    • c.

      een leidinggevende wiens bijschrijving op grond van artikel 30a, eerste lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

    • d.

      een barvrijwilliger als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder c, van de Alcoholwet.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.’

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

  • d.

    Lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken of daartoe te verstrekken.

Artikel 2:34a Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Drank- en Horecawet;

    • b.

      terras: het buiten de besloten ruimte gelegen deel van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of spijzen voor gebruik ter plaatse mogen worden verstrekt;

    • c.

      vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • d.

      bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

      • -

        leidinggevenden in de zin van de wet;

      • -

        personen die dienst doen in de inrichting;

      • -

        personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen nood-zakelijk is;

      • -

        paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.

Artikel 2:34a Definities

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Alcoholwet;

    • b.

      terras: het buiten de besloten ruimte gelegen deel van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of spijzen voor gebruik ter plaatse mogen worden verstrekt;

    • c.

      vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • d.

      bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

      • -

        leidinggevenden in de zin van de wet;

      • -

        personen die dienst doen in de inrichting;

      • -

        personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen nood-zakelijk is;

      • -

        paracommerciële inrichting: een inrichting waarin een paracommerciële rechtspersoon in eigen beheer het horecabedrijf exploiteert.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.

Artikel 2:34c Prijsacties horeca

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Dit artikel komt te vervallen.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1.

    Het is verboden voor personen op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet;

    • c.

      de duur van evenementen mits plastic glazen en plastic flessen worden gebruikt;

    • d.

      op het daartoe aangewezen evenemententerrein voor zover het evenement is aangewezen als collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2, mits plastic glazen en plastic flessen worden gebruikt

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1.

    Het is verboden voor personen op een openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet; en

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet;

    • c.

      de duur van evenementen mits plastic glazen en plastic flessen worden gebruikt;

    • d.

      op het daartoe aangewezen evenemententerrein voor zover het evenement is aangewezen als collectieve festiviteit in de zin van artikel 4:2, mits plastic glazen en plastic flessen worden gebruikt

Niet van toepassing. Het artikel in de rechterkolom is nieuw.

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele;

    • b.

      zijn niet onherroepelijk veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychia-trisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • -

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • -

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • -

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto arti-kel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • -

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspe-len;

      • -

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen ;

      • -

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de in-trekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele;

    • b.

      zijn niet onherroepelijk veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychia-trisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • -

        bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemde-lingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen ;

      • -

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • -

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto arti-kel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • -

        de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspe-len;

      • -

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen ;

      • -

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslis-sing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de in-trekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • 1.

    Het is verboden te venten als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Degene, die voornemens is te venten doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

  • 3.

    De melding bevat tenminste naam, adres en contactgegevens van de melder en datum, tijdstip en uit te venten artikel(en).

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.30 en 08.00 uur.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is het verboden te venten op strand, in het duingebied, op de duinovergangen, de strandpleinen en de parkeerplaatsen nabij het strand.

  • 6.

    Het verbod in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

  • 7.

    Het college kan ontheffing verlenen van het genoemde verbod.

  • 8.

    Het verbod in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

  • 9.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • 1.

    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Het is verboden te venten op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 uur en 08.30 uur.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is het verboden te venten op nader door het college aan te wijzen wegen, dagen of uren. Bij de aanwijzing van wegen, dagen, of uren kan het college bepalen dat het verbod niet dan wel uitsluitend geldt voor het venten van producten of diensten die vallen in door deze aangewezen productcategorieën of categorieën van diensten.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

  • 5.

    Het verbod bedoeld in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 22 september 2021

De raad voornoemd

 

de griffier,

 

de voorzitter,

 

Naar boven