Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Bladel,
ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,
Overwegende dat op 1 december 2020 de Wet publieke gezondheid is uitgebreid met tijdelijke bepalingen ten behoeve van de bestrijding van de Covid-19 epidemie.
In het nieuwe artikel 58r onder hoofdstuk Va zijn voor het toezicht en handhaving daarop de relevante artikelen uit de Wet kinderopvang van toepassing verklaard. Hierdoor is geregeld dat de directeur Publieke Gezondheid van de GGD toezicht houdt op de naleving van de maatregelen bij kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang.
In het nieuwe artikel 58n onder hoofdstuk Va wordt aangegeven dat de burgemeester bevoegd is bevelen te geven indien door een gedraging of activiteit in of vanuit een besloten plaats, niet zijnde een woning, een ernstige vrees voor de onmiddellijke verspreiding van het virus SARS-CoV-2 ontstaat.
Om te kunnen handelen op deze wijzigingen in de wet, dient er mandaat te worden verleend aan de directeur publieke gezondheid van de GGD.
Gelet op
- artikel 1.61 van de Wet Kinderopvang,
- artikel 58n van de Wet publieke gezondheid,
- artikel 58r van de Wet publieke gezondheid,
- artikelen 10:1 tot en met 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten:
vast te stellen het mandaat- en aanwijzingsbesluit Directeur Publieke Gezondheid GGD Brabant-Zuidoost
op
- artikel 1.61 van de Wet Kinderopvang,
- artikel 58n van de Wet publieke gezondheid,
- artikel 58r van de Wet publieke gezondheid,
- artikelen 10:1 tot en met 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten:
vast te stellen: