3e Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Waalre

De raad van de gemeente Waalre;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2021, nr. 2021-73;

 

gelet op artikel 149, 151a, 151b, 151c, 151d en 154a van de Gemeentewet;

 

Besluit de 3 e wijziging van de volgende verordening vast te stellen :

 

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Waalre

 

 

 

Artikel 1 Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Waalre wordt als volgt gewijzigd.

 

A

De inhoudsopgave vervalt.

 

B

Artikel 1:1 komt te luiden:

Artikel 1:1 Definities

  • bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening daaronder wordt verstaan;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • Outlaw Motor Gang (OMG): een groep met een hiërarchische structuur die affiniteit met motorrijden uitdraagt met herkenbare groepssymbolen, waarbij geweld of dreiging met geweld en verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur of het groepsgedrag;

  • rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • verboden rechtspersoon: een op grond van artikel 2.20 van het Burgerlijk Wetboek verboden rechtspersoon;

  • weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

 

C

Hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

 

D

Afdeling 1 van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

 

E

Artikel 2:1 komt te luiden:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

2. Degene die op een openbare plaats:

  • a.

    aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

  • b.

    aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

  • c.

    zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

F

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 2, vervalt.

 

G

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 3, vervalt.

 

H

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 4, vervalt.

 

I

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 5, komt te luiden:

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

J

Artikel 2:10 komt te luiden:

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

1. Het is verboden de openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

  • a.

    schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg en/of openbare plaats, de bruikbaarheid van de weg en/of openbare plaats belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg en/of openbare plaats; of

  • b.

    niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,20 strekkende meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 strekkende meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.

4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

5. De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

6. Het verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

  • b.

    standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;

  • c.

    terrassen als bedoeld in artikel 2:28;

  • d.

    overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

7. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenvordering.

8. Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

K

Artikel 2:11 komt te luiden:

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend:

  • a.

    als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • b.

    door het college in de overige gevallen.

3. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2014 van toepassing zijn.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

L

Artikel 2:12 komt te luiden:

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

  • a.

    ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

  • b.

    als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

  • c.

    als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

  • d.

    als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

 

M

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 6, vervalt.

 

N

Artikel 2:24 komt te luiden:

Artikel 2:24 Definities

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • a.

    bioscoop - en theatervoorstellingen;

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

  • c.

    kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

  • e.

    betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f.

    activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

  • a.

    een herdenkingsplechtigheid;

  • b.

    een braderie;

  • c.

    een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3, op de weg;

  • d.

    een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

  • e.

    een straatfeest of buurtbarbecue.

 

O

Hoofdstuk 2, afdeling 7, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 3.

 

P

Artikel 2:26 komt te luiden:

Artikel 2:26 Ordeverstoring

1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

2. Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

3. Het is verboden bij een evenement de uiterlijke kenmerken van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde zichtbaar te hebben.

4. Het verbod in het derde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

Q

Hoofdstuk 2, afdeling 8, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 4.

 

R

Artikel 2:27 komt te luiden:

Artikel 2:27 Definities

1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

 

S

Artikel 2:28 komt te luiden:

Artikel 2:28 Vergunning terras bij een openbare inrichting

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een terras bij een openbare inrichting op of aan de weg te plaatsen of te hebben.

2. Een vergunning als bedoeld in het eerst lid wordt geweigerd als voor een horecabedrijf geen vergunning is verleend ingevolge de Alcoholwet

3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd als:

  • a.

    er sprake is van strijd met het geldend bestemmingsplan;

  • b.

    het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

  • c.

    dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

  • d.

    het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

  • e.

    moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van een terras bij een openbare inrichting. Hierbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het terras is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het terras van een openbare inrichting en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of zal komen te staan door de exploitatie van het terras.

4. Met het oog op de belangen als bedoeld in artikel 1:8 van deze verordening en de weigeringsgronden van lid 3 van dit artikel, kunnen nadere regels worden opgesteld.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

T

Artikel 2:31 komt te luiden:

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

1. Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;

2. Het is verboden voor een exploitant om een bijeenkomst van een Outlaw Motor Gang of van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde te laten plaatsvinden in een openbare inrichting.

 

U

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 8A, komt te luiden:

Afdeling 5. Regulering paracommerciele rechtspersonen en overige aangelegenheden uit Alcoholwet

 

V

Artikel 2:34a komt te luiden:

Artikel 2:34a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • alcoholhoudende drank;

  • horecabedrijf;

  • horecalokaliteit;

  • inrichting;

  • paracommerciële rechtspersoon;

  • sterke drank;

  • slijtersbedrijf;

  • zwak–alcoholhoudende drank;

, dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

 

W

Hoofdstuk 2, afdeling 9, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 6.

 

X

Hoofdstuk 2, afdeling 10, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 7.

 

Y

Na artikel 2:38 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:38a Definities

1. In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

2. In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

 

Z

Artikel 2:39 komt te luiden:

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

  • a.

    naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

AA

Artikel 2:40 komt te luiden:

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.

2. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

 

AB

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 11, komt te luiden:

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

AC

Na Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:40a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

1. De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

2. Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of erf.

3. Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

4. Het is de rechthebbende op het gebouw en/of erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

5. Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.

6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

 

AD

Artikel 2:41 komt te luiden:

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

 

AE

Na artikel 2:42 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

1. Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

 

AF

Artikel 2:45 komt te luiden:

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke

1. Het is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken, grasperken of buiten de daarin gelegen wegen of paden.

2. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

AG

Artikel 2:48 komt te luiden:

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

  • b.

    een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

 

AH

Na artikel 2:50 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

1. Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

AI

Artikel 2:57 komt te luiden:

Artikel 2:57 Loslopende honden

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

  • a.

    op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

  • b.

    binnen de bebouwde kom op de weg of een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;

  • c.

    buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;

  • d.

    op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

 

AJ

Artikel 2:59 komt te luiden:

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op een terrein van een ander.

2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

  • a.

    vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

  • b.

    door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

  • c.

    zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en datgeen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

AK

Na artikel 2:59 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

  • a.

    op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

  • b.

    het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

  • c.

    het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

AL

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 12, komt te luiden:

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

 

AM

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 13, komt te luiden:

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

 

AO

Hoofdstuk 2, afdeling 14, wordt vernummerd tot hoofdstuk 2, afdeling 11.

 

AP

Na artikel 2:74 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

AQ

Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt te luiden:

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

 

AR

Na artikel 4:9 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen

1. In dit artikel wordt onder ballon verstaan: elke onbemenste ballon van welk materiaal dan ook die door middel van helium, open vuur of andere gassen in de lucht wordt gebracht, waarbij de richting en/of hoogte van de ballon niet door menselijk ingrijpen, kan worden bepaald.

2. Het is verboden een ballon op te laten of in de lucht te brengen één of meerdere ballonnen op te laten stijgen.

3. Het verbod in dit artikel geldt niet voor zover de regels bij of krachtens de Wet luchtvaart van toepassing zijn.

 

AS

Artikel 5:11 komt te luiden:

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of het daarin te doen of te laten staan bij een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook of een ligweide of groenvoorziening.

2. Dit verbod is niet van toepassing op:

  • a.

    de weg;

  • b.

    voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam;

  • c.

    voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

AU

Artikel 6:1 komt te luiden:

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde juncto eerste lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid 4:12 en 4:12a tweede lid.

3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 2 Citeertitel

Deze wijziging kan worden aangehaald als 3de Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 november 2021.

De raad van de gemeente Waalre,

de griffier, de voorzitter,

W.A. Ernes dr. A.J.W. Boelhouwer

Naar boven