Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Rotterdam, elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

 

gelezen het voorstel van de Algemeen Directeur van 2 november 2021; kenmerk M2110-367;

 

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 171, tweede lid, van de Gemeentewet;

 

overwegende, dat het om redenen van doelmatigheid wenselijk de daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden te mandateren aan ondergeschikte ambtenaren of aan anderen, dan wel aan hen volmacht te verlenen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen of aan hen machtiging te verlenen tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke handeling zijn;

 

besluiten:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      college: college van burgmeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

    • -

      directeur Rekenkamer Rotterdam: functionaris, bedoeld in artikel 81c van de Gemeentewet;

    • -

      directeur Veiligheid: directeur belast met het dagelijks beheer en de dagelijkse leiding van de directie Veiligheid;

    • -

      gebied: gebied bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Verordening op de gebiedscommissies 2014;

    • -

      gemeentearchivaris: functionaris, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Archiefwet;

    • -

      gemeentelijke ombudsman Rotterdam: functionaris, bedoeld in artikel 81q van de Gemeentewet;

    • -

      hoofd afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning: functionaris belast met het dagelijks beheer en de dagelijkse leiding van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning;

    • -

      machtiging: de bevoegdheid om in naam van de verlener van de machtiging een feitelijke handeling uit te voeren;

    • -

      overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling, waaronder mede begrepen een convenant, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan;

    • -

      publiekrechtelijke overeenkomst: een overeenkomst over het gebruik van een publiekrechtelijke bevoegdheid.

  • 2.

    Artikel 1 van de Regeling organisatie 2016 is op dit besluit van toepassing.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    Dit besluit is van toepassing op het mandateren, volmachten en machtigen van bevoegdheden of feitelijke handelingen van het college en de burgemeester aan:

    • a.

      de burgemeester;

    • b.

      de wethouders;

    • c.

      de griffier van de gemeenteraad;

    • d.

      het hoofd van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning;

    • e.

      de concerndirecteur van het cluster Stadsontwikkeling;

    • f.

      de leerplichtambtenaar;

    • g.

      de directeur van de Rekenkamer;

    • h.

      de gemeentelijke ombudsman;

    • i.

      de gemeentearchivaris;

    • j.

      de algemeen directeur;

    • k.

      de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam;

    • l.

      de hulpofficieren van justitie;

    • m.

      de officier van dienst van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond;

    • n.

      de havenmeester Rotterdam;

    • o.

      de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond;

    • p.

      de directeur RET N.V.;

    • q.

      de directeur-bestuurders van woningcorporaties in Rotterdam;

    • r.

      de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

    • s.

      de hoofddirecteur van de ANWB;

    • t.

      de directeur van het Centrum voor Beeldende Kunst;

    • u.

      de directeur publieke gezondheid van GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • v.

      de exploitant van Rotterdam-The Hague Airport;

    • w.

      de voorzitter van het jeugdbeschermingsplein;

    • x.

      het bestuur van Veilig Thuis;

    • y.

      de manager van het crisis interventie team en de managers of gebiedsmanagers van gecertificeerde instellingen;

    • z.

      de commandant van de Koninklijke Marechaussee;

    • aa.

      het bestuur van het Centrum Voor Dienstverlening.

  • 2.

    Dit besluit is niet van toepassing op besluiten tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten, stageovereenkomsten, werkervaringsovereenkomsten en op besluiten tot het inlenen van werknemers van een andere werkgever.

  • 3.

    Indien aan een gemandateerde een bevoegdheid is opgedragen tot het verlenen van een vergunning, subsidie, toestemming, instemming of ontheffing is de gemandateerde tevens bevoegd tot het weigeren, wijzigen, intrekken, niet in behandeling nemen, overschrijven, verbinden van voorschriften, vaststellen, terugvorderen of schorsen van die vergunning, subsidie, toestemming, instemming of ontheffing.

  • 4.

    Indien een gemandateerde bevoegd is tot het besluiten tot het aangaan van een overeenkomst is deze tevens bevoegd tot het besluiten tot het wijzigen en beëindigen van de overeenkomst.

 

Paragraaf 1.2 Inleidende bepalingen

Artikel 1.3 Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging

  • 1.

    De gemandateerde, gevolmachtigde en gemachtigde functionarissen kunnen de aan hen opgedragen bevoegdheden en taken schriftelijk ondermandateren, ondervolmachten en ondermachtigen aan medewerkers van hun organisatie.

  • 2.

    De algemeen directeur kan de aan hem gemandateerde, gevolmachtigde en gemachtigde bevoegdheden en taken tevens opdragen aan andere bestuursorganen, rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 3.

    De algemeen directeur kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 4.6, onderdelen c, e, f en g, uitsluitend opdragen aan de concerncontroller.

  • 4.

    De concerndirecteuren, de concerncontroller en de directeur Veiligheid kunnen de aan hen opgedragen bevoegdheden en taken tevens ondermandateren, ondervolmachten en ondermachtigen aan andere bestuursorganen, rechtspersonen of natuurlijke personen.

Artikel 1.4 Accepteren mandaten, volmachten en machtigingen

De algemeen directeur en de door hem ondergemandateerden, ondergevolmachtigden en ondergemachtigden kunnen mandaten, volmachten en machtigingen van andere bestuursorganen, rechtspersonen of natuurlijke personen accepteren, voor zover dit voor een efficiënte uitvoering of in het kader van gemaakte samenwerkingsafspraken wenselijk of noodzakelijk is.

Artikel 1.5 Volmacht bij gemandateerde besluiten

  • 1.

    Indien het college mandaat heeft verleend tot het besluiten tot het aangaan van een overeenkomst, verleent de burgemeester met betrekking tot die overeenkomst een volmacht voor het verrichten van de volgende rechtshandelingen:

    • a.

      het ondertekenen van de overeenkomst, waaronder ook een publiekrechtelijke overeenkomst, met dien verstande dat de overeenkomst mede wordt ondertekend door de plaatsvervanger of een hiertoe aangewezen ondergeschikte als de geldelijke waarde van een overeenkomst het bedrag van € 250.000 exclusief btw te boven gaat;

    • b.

      het vertegenwoordigen van de gemeente buiten rechte met betrekking tot de overeenkomst.

  • 2.

    Indien een gevolmachtigde bevoegd is tot het ondertekenen van een overeenkomst is deze tevens bevoegd tot het uitvoeren van alle rechtshandelingen en feitelijke handelingen ter voorbereiding of uitvoering van die overeenkomst.

Artikel 1.6 Machtiging bij verleende mandaten en volmachten

Bij alle in dit besluit verleende mandaten en volmachten worden door het college en de burgemeester tevens machtigingen verleend tot het verrichten van alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van:

  • a.

    de besluiten, waarvoor de mandaten zijn verleend;

  • b.

    de rechtshandelingen en het vertegenwoordigen in rechte, waarvoor de volmachten zijn verleend.

Artikel 1.7 Mandaat tot het vaststellen van beleidsregels

  • 1.

    Aan de door het college en de burgemeester gemandateerde of gevolmachtigde functionarissen wordt mandaat verleend tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot de aan hen opgedragen bevoegdheden.

  • 2.

    Deze bevoegdheid kan niet verder worden ondergemandateerd dan tot de directeuren die direct onder de concerndirecteuren vallen.

Artikel 1.8 Mandaten aan alle gemandateerden

De door het college en de burgemeester gemandateerden kunnen:

  • a.

    klachten behandelen als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van de aan hen opgedragen bevoegdheden;

  • b.

    actief en passief documenten openbaar maken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot hun werkterrein;

  • c.

    een last onder bestuursdwang opleggen als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, een last onder dwangsom opleggen als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet en de bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de handhaving van de aan hen gemandateerde bevoegdheden;

  • d.

    met betrekking tot nog niet aan de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgedragen archieven, toepassing geven aan de artikelen 5, 7, 8, eerste lid, onderdeel b, 12, 13 en 15, eerste lid en 15a, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995, met inachtneming van het Archiefbesluit 1995;

  • e.

    een nieuwe termijn stellen als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het verdagen van de beslistermijn, bedoeld in de artikelen 7:10, derde lid, en 7:24, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.9 Plaatsvervanging

  • 1.

    Bij afwezigheid of verhindering van een concerndirecteur kunnen, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend door een door hem aan te wijzen directeur van zijn cluster, tenzij het college anders besluit.

  • 2.

    De concerndirecteuren, de directeur Veilig en de concerncontroller kunnen de plaatsvervanging regelen van de functionarissen aan wie zij bevoegdheden hebben opgedragen.

Hoofdstuk 2 Bevoegdheden aan leden van het college

Paragraaf 2.1 Mandaten aan leden van het college.

Artikel 2.1 Collegemandaten aan elk lid van het college

Aan elk lid van het college afzonderlijk wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten tot het aangaan, ondertekenen van overeenkomsten, waaronder publiekrechtelijke overeenkomsten, voor zover het onderwerp tot diens portefeuille behoort, met uitzondering van het verstrekken van leningen en garanties aan en het ontvangen van zekerheden van rechtspersonen, bedoeld in de Verordening Leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 en de Tijdelijke Verordening Corona-noodsteun dierentuinen en dierenparken Rotterdam 2020;

  • b.

    het inwinnen van advies bij de gebiedscommissies, het opleggen van geheimhouding, het verstrekken van informatie en stellen van een termijn, bedoeld in artikel 27, derde tot en met zesde lid, van de Verordening op de gebiedscommissies 2014;

  • c.

    in afwijking van artikel 3.3 het nemen van een beslissing op een bezwaarschrift, inclusief het beslissen op een verzoek om vergoeding van de proceskosten op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht, indien het hoofd afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning niet bevoegd is om in mandaat op het bezwaarschrift te beslissen en de gemandateerde door wie het bestreden besluit is genomen niet te kennen heeft gegeven contrair te willen gaan aan het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie.

Artikel 2.2 Burgemeestersmandaten aan elk lid van het college

Aan elk lid van het college afzonderlijk wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het nemen van een crisismaatregel, bedoeld in de artikelen 7:1 en 7:2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;

  • b.

    het geven van een last tot inbewaringstelling, bedoeld in artikel 29 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

Artikel 2.3 Collegemandaten aan de burgemeester

Aan de burgemeester wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 8 en hoofdstuk 3 van de APV Rotterdam 2012 en de daarop berustende bepalingen;

  • b.

    het sluiten van een gebouw, open erf of terrein, bedoeld in artikel 17 van de Woningwet;

  • c.

    het, bij het verlenen van een evenementenvergunning bedoeld in artikel 2:25 van de APV Rotterdam 2012, verlenen van een ontheffing geluidhinder, bedoeld in artikel 4:6 van de APV Rotterdam 2012, indien het evenementen en horeca betreft en voor zover dit niet betreft het mechanisch reinigen van gevels;

  • d.

    het verlenen van ontheffing voor nachtverblijf buiten kampeerterreinen, bedoeld in artikel 4:18 van de APV Rotterdam 2012, voor zover het evenementen betreft;

  • e.

    het verlenen van een vergunning gebruik openbaar water, bedoeld in artikel 5:24 van de APV Rotterdam 2012, voor zover het evenementen en horeca betreft;

  • f.

    het opleggen van een last onder dwangsom bij overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 2:44 van de APV Rotterdam 2012;

  • g.

    het besluiten tot het geven van toestemming voor het plaatsen van een gedenkteken in de openbare ruimte, die in eigendom is van de gemeente als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Beleidsregels gedenktekens in de openbare ruimte 2018.

Artikel 2.4 Collegemandaten aan de Wethouder met Verkeer en Vervoer in de portefeuille

Aan de wethouder met Verkeer en Vervoer in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend tot het vaststellen van de milieuzone voor het kernwinkelgebied Rotterdam door middel van een verkeersbesluit op grond van artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2.5 Collegemandaten aan de Wethouder met Cultuur in de portefeuille

Aan de wethouder met Cultuur in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het tussentijds aanpassen van het evenementenoverzicht, bedoeld in artikel 2:24a van de APV 2012;

  • b.

    het uitoefenen van de zeggenschapsrechten genoemd in de artikelen 6.4, 7.2, 7.4, 8, 10.3, onderdelen a tot en met e, h, j en l, 10.8, 14.2, 14.4, 14.11, 15 en 18.1 van de statuten van de Stichting Bibliotheek Rotterdam.

Artikel 2.6 Collegemandaten aan de Wethouder met Onderwijs in de portefeuille

Aan de wethouder met Onderwijs in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend tot het vertegenwoordigen van het college in het overlegorgaan, genoemd in de Procedure overleg lokaal onderwijsbeleid van de gemeente Rotterdam.

Artikel 2.7 Burgemeestersmandaten aan de Wethouder met Onderwijs in de portefeuille

Aan de wethouder met Onderwijs in de portefeuille wordt door de burgemeester mandaat verleend om leerplichtambtenaren de eed af te nemen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969.

Artikel 2.8 Collegemandaten aan de Wethouder met Financiën in de portefeuille

  • 1.

    Aan de wethouder met Financiën in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend tot het besluiten tot:

    • a.

      het vertegenwoordigen van de gemeente als aandeelhouder in naamloze en besloten vennootschappen, waaronder begrepen het bijwonen van algemene vergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen;

    • b.

      het vertegenwoordigen van de gemeente als lid in algemene ledenvergaderingen van coöperaties, waaronder begrepen het bijwonen van de algemene ledenvergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.

  • 2.

    De bedoelde mandaten worden uitsluitend uitgeoefend wanneer op andere wijze binnen de geldige termijn geen besluitvorming door het college mogelijk is.

Artikel 2.9 Collegemandaten aan de Wethouder met Werk en Inkomen in de portefeuille

Aan de wethouder met Werk en Inkomen in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend om besluiten te nemen in de Algemene Deelnemers Vergadering van de Vereniging Wigo4it in Coöperatief Verband met uitsluiting van aansprakelijkheid.

 

Paragraaf 2.2 Volmachten aan leden van het college

Artikel 2.10 Burgemeestersvolmachten aan elk lid van het college

Aan elk lid van het college afzonderlijk wordt door de burgemeester volmacht verleend tot het ondertekenen van overeenkomsten en het verrichten van rechtshandelingen ter uitvoering van overeenkomsten en het vertegenwoordigen van de gemeente in en buiten rechte, voor zover het onderwerp tot hun portefeuille behoort.

 

Paragraaf 2.3 Machtigingen aan leden van het college

Artikel 2.11 Burgemeestersmachtigingen aan elk lid van het college

Aan elk lid van het college afzonderlijk wordt door de burgemeester machtiging verleend tot het verrichten van de handelingen met betrekking tot de bekendmaking van de verkrijging van het Nederlanderschap, bedoeld in de artikelen 60a en 60b van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.

Artikel 2.12 Collegemachtigingen aan de burgemeester

Aan de burgemeester wordt door het college machtiging verleend tot het beslissen tot het gebruik van de Burgerzaal, Eerste Klas Trouwzaal en de Collegekamer.

Artikel 2.13 Collegemachtigingen aan de Wethouder met Buitenruimte in de portefeuille

Aan de wethouder met Buitenruimte in de portefeuille wordt door het college machtiging verleend tot het uitvoeren van de Straatnamenverordening 2014, voor zover het betreft het geven van straatnamen, gehoord het advies van de Commissie van advies inzake straatnamen.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden aan andere functionarissen in het concern

Artikel 3.1 Collegemandaten aan de griffier

Aan de griffier wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het nemen van besluiten op verzoeken van betrokkenen in het kader van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming van de Europese Unie;

  • b.

    het ten laste van de gemeente aan een raadslid of aan een burgerlid als bedoeld in artikel 4 van de Commissieverordening 2018 voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking te stellen, bedoeld in artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • c.

    het besluiten tot het aangaan van en het verrichten van rechtshandelingen ter uitvoering van en het vertegenwoordigen van de gemeente in en buiten rechte met betrekking tot overeenkomsten voortvloeiend uit het dagelijks huishoudelijk beheer met betrekking tot de interne organisatie van de griffie, binnen het voor de griffie door de Raad vastgestelde budget, met uitzondering van besluiten tot het verrichten van de rechtshandelingen bedoeld in de artikelen 4.6 en 4.26, onderdelen j tot en met m en w tot en met y, van dit besluit;

  • d.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het besluiten tot het in der minne regelen van geldvorderingen op debiteuren tot een bedrag van € 5.000 per debiteur;

  • e.

    het besluiten tot voegen in strafprocessen, bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 3.2 College- en burgemeestersmandaten aan het hoofd afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning

Aan het hoofd van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning wordt door het college en de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het verlenen van ontslag aan leden van de Algemene Bezwaarschriftencommissie, indien een lid zelf om ontslag verzoekt;

  • b.

    het besluiten tot toepassing van artikel 7:4, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    het achterwege laten van de toepassing van artikel 7:6, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bedoeld in artikel 7:6, vierde lid, van die wet;

  • d.

    het besluiten tot ambtelijk horen, bedoeld in artikel 13 van de Verordening behandeling bezwaarschriften Rotterdam;

  • e.

    het besluiten tot openbaarheid van een ambtelijke hoorzitting, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Verordening behandeling bezwaarschriften.

Artikel 3.3 Collegemandaten aan het hoofd van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning

Aan het hoofd van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning wordt door het college mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, inclusief het beslissen op verzoeken om vergoeding van de proceskosten op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze bevoegdheid niet, in artikel 2.1, onderdeel c, is opgedragen aan een lid van het college, en waarbij:

  • a.

    het besluit waartegen het bezwaarschrift is gericht, door een gemandateerde namens het college is genomen; en

  • b.

    waartegen de gemandateerde niet te kennen heeft gegeven contrair te willen gaan aan het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie.

Artikel 3.4 Collegemandaten aan de Concerndirecteur Stadsontwikkeling

Aan de concerndirecteur Stadsontwikkeling wordt door het college mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Huisvestingswet of de daarop gebaseerde verordening, inclusief het beslissen op verzoeken om vergoeding van de proceskosten, op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen de gemandateerde niet te kennen heeft gegeven contrair te willen gaan aan het advies van de Bezwarenadviescommissie Huisvesting regio Rotterdam.

Artikel 3.5 Collegemandaten en – machtigingen aan de leerplichtambtenaren

Aan de leerplichtambtenaren, bedoeld in artikel 16 van de Leerplichtwet 1969, wordt door het college mandaat en machtiging verleend tot het opleggen van een dwangsom, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet juncto artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, bij gebleken schoolverzuim en indien er gegronde redenen zijn aan te nemen dat de overtreding gemaakt gaat worden.

Artikel 3.6 Collegemandaten aan de Directeur Rekenkamer Rotterdam

Aan de directeur van de Rekenkamer Rotterdam wordt door het college mandaat verleend tot het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten voortvloeiend uit zijn taakuitoefening, binnen het voor de Rekenkamer Rotterdam door de raad vastgestelde budget, met uitzondering van besluiten tot het verrichten van de rechtshandelingen, bedoeld in de artikelen 4.6 en 4.26, onderdelen j tot en met m en w tot en met y, van dit besluit.

Artikel 3.7 Collegemandaten aan de Gemeentelijk ombudsman Rotterdam

Aan de gemeentelijke ombudsman Rotterdam wordt door het college mandaat verleend tot het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten voortvloeiend uit zijn taakuitoefening, binnen het voor de gemeentelijke ombudsman door de raad vastgestelde budget, met uitzondering van besluiten tot het verrichten van de rechtshandelingen, bedoeld in de artikelen 4.6 en 4.26, onderdelen j tot en met m en w tot en met y, van dit besluit.

Artikel 3.8 Collegemandaten aan de Gemeentearchivaris

Aan de gemeentearchivaris wordt door het college gemandateerd:

  • a.

    het uitvoeren van de Archiefwet, met betrekking tot aan de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgebrachte archieven, met inachtneming van het Archiefbesluit, voor zover betrekking hebbend op artikel 7, artikel 8, eerste lid, onderdeel b, artikel 15, tweede en derde lid en artikel 16, tweede lid, van de Archiefwet;

  • b.

    het stellen van regels omtrent de kosten voor het verstrekken van afbeeldingen, afschriften, uittreksels of bewerkingen en het uitlenen van archiefbescheiden, bedoeld in artikel 19 van de Archiefwet, voor zover niet opgenomen in de Algemene Legesverordening;

  • c.

    het besluiten tot aanvaarden van schenkingen, legaten en erfstellingen, tot een bedrag van € 11.500 per object;

  • d.

    het besluiten tot vervreemden van objecten uit de documentaire verzamelingen tot een waarde van € 11.500 per object.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden aan de algemeen directeur

Paragraaf 4.1 Algemene mandaten, volmachten en machtigingen aan de algemeen directeur

Artikel 4.1 Algemene collegemandaten aan de algemeen directeur

  • 1.

    Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

    • a.

      deelname aan mediation en het in dat verband besluiten tot het aangaan van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot of samenhangend met de hem opgedragen bevoegdheden;

    • b.

      het uitoefenen van de bevoegdheden uit de dwangsomregeling, bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      het uitoefenen van de bevoegdheden met betrekking tot bestuurlijke geldschulden, bedoeld in de afdelingen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en paragraaf 4.4.4.1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze betrekking hebben op de in dit besluit aan hem gemandateerde bevoegdheden;

    • d.

      het indienen van bedenkingen en het naar voren brengen van een zienswijze tegen door een ander bestuursorgaan voorgenomen besluit;

    • e.

      het aanwijzen van toezichthouders ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

    • f.

      het geven van een bestuurlijke waarschuwing;

    • g.

      het aanvragen van een vergunning, toestemming, of ontheffing alsmede het aanvaarden van een vergunning, toestemming of ontheffing;

    • h.

      het nemen van besluiten op grond van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en daarop gebaseerde regelgeving, dan wel op grond van een andere autonome verordening met gebruikmaking van de bevoegdheden, bedoeld in de afdelingen 4.2.3 tot en met 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 en de Tijdelijke verordening coronanoodsteun dierentuinen en dierenparken Rotterdam 2020;

    • i.

      het aanvragen van subsidies, financiële bijdragen, rijksmiddelen en bijdragen uit fondsen;

    • j.

      het in ontvangst nemen, beheren, besteden en verantwoorden van subsidies, financiële bijdragen, rijksmiddelen en bijdragen uit fondsen;

    • k.

      het nemen van besluiten op verzoeken van betrokkenen in het kader van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming van de Europese Unie;

    • l.

      het besluiten tot een digitale meningspeiling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening inspraak, digitale meningspeiling, burgerinitiatief en referenda Rotterdam 2018, het besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van die verordening, en het vaststellen van een andere inspraakprocedure voor een of meer beleidsvoornemens als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van die verordening;

    • m.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting, bedoeld in artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet;

    • n.

      het besluiten tot het doen van aangifte van een strafbaar feit;

    • o.

      het besluiten tot voegen in strafprocessen;

    • p.

      het vaststellen van de gemeentelijke prijzen, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Verordening Financiën Rotterdam 2013;

    • q.

      het besluiten tot het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten, waaronder publiekrechtelijke overeenkomsten, in het kader van de uitvoering van de aan hem opgedragen bevoegdheden met uitzondering van:

      • 1°.

        het maken van afspraken over vergoeding van schades;

      • 2°.

        het verstrekken van leningen en garanties aan en het ontvangen van zekerheden van rechtspersonen als bedoeld in de Verordening Leningverstrekking en Garantieverlening 2014 en de Tijdelijke verordening coronanoodsteun dierentuinen en dierenparken Rotterdam 2020;

    • r.

      het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie met dien verstande dat deze bevoegdheid uitsluitend kan worden ondergemandateerd aan ambtenaren van de gemeente.

  • 2.

    Indien een mandaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel q, wordt uitgeoefend en het bedrag van de overeenkomst hoger is dan € 250.000, is het besluit van de plaatsvervanger of aangewezen ondergeschikte, bedoeld in artikel 1.9, mede benodigd.

  • 3.

    Voor overeenkomsten in het kader van interne bedrijfsvoering wordt voorafgaande instemming verkregen van de directeur Financiën, Inkoop en Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning.

Artikel 4.2 Algemene collegemachtigingen aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college machtiging verleend tot:

  • a.

    het verstrekken van legitimatiebewijzen aan medewerkers ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • b.

    het vaststellen van formulieren ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • c.

    het bijhouden van registers ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • d.

    het melden van een inbreuk in verband met persoonsgegevens bij de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 33 van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • e.

    het mededelen van een inbreuk in verband met persoonsgegevens van de betrokkene, bedoeld in artikel 34 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 4.3 Algemene burgemeestersmandaten aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden uit de dwangsomregeling, bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    het geven van een bestuurlijke waarschuwing;

  • c.

    het aanwijzen van toezichthouders ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • d.

    het besluiten tot het doen van aangifte van een strafbaar feit;

  • e.

    het nemen van besluiten op verzoeken van betrokkenen in het kader van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming van de Europese Unie;

  • f.

    het besluiten tot voegen in strafprocessen.

Artikel 4.4 Algemene burgemeestersmachtigingen aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester machtiging verleend tot:

  • a.

    het verstrekken van legitimatiebewijzen aan medewerkers ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • b.

    het vaststellen van formulieren ten behoeve van de uitvoering van de hem opgedragen bevoegdheden;

  • c.

    het melden van een inbreuk in verband met persoonsgegevens bij de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 33 van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • d.

    het mededelen van een inbreuk in verband met persoonsgegevens van de betrokkene, bedoeld in artikel 34 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

 

Paragraaf 4.2 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

Artikel 4.5 Collegemandaten met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot de financiering van de gemeente als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • b.

    het besluiten tot het aanvragen van een standaardbankverklaring als bedoeld in artikel 2, onderdeel h van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • c.

    het besluiten tot het verstrekken van bankgaranties, bedoeld in artikel 15 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • d.

    het besluiten tot het aanwijzen van de treasurer en de handelaren, bedoeld in artikel 16 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • e.

    het besluiten tot het gebruik van financieringsinstrumenten, bedoeld in artikel 18 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • f.

    het besluiten tot het gebruik van instrumenten voor het uitzetten van overtollige middelen, bedoeld in artikel 19 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • g.

    het besluiten tot het gebruik van derivaten, bedoeld in artikel 20 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • h.

    het besluiten tot het aanvaarden van aandelen in het kapitaal van Stadsherstel Historisch Rotterdam N.V.;

  • i.

    het verlenen van subsidieonderdeel II als bedoeld in de regeling investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen;

  • j.

    het besluiten tot het aangaan van een overeenkomst tot achterstelling ten gunste van de gemeente als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen.

Artikel 4.6 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot:

  • a.

    het verstrekken van leningen en garanties aan en ontvangen van zekerheden van rechtspersonen, bedoeld in de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014, waaronder mede wordt verstaan het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten waarmee ten behoeve van de gemeente een recht van hypotheek op een onderpand wordt gevestigd dat dient als zekerheid voor hetgeen de gemeente te vorderen heeft uit hoofde van de lening of garantie;

  • b.

    het vertegenwoordigen van de gemeente Rotterdam als aandeelhouder in naamloze en besloten vennootschappen, waaronder wordt begrepen het bijwonen van algemene vergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen;

  • c.

    het vertegenwoordigen van de gemeente als lid in algemene ledenvergaderingen van coöperaties, waaronder begrepen het bijwonen van de algemene ledenvergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.

 

Paragraaf 4.3 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Artikel 4.7 Collegemandaten met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het aanwijzen van risicocategorieën en risicogebieden, bedoeld in de Beleidslijn toepassing wet Bibob Rotterdam 2015;

  • b.

    het verlenen van een vergunning voor een loterij, bedoeld in de artikelen 3, 5 en 6 van de Wet op de kansspelen;

  • c.

    het verbieden van bijeenkomsten, bedoeld in artikel 7c, derde lid, van de Wet op de kansspelen;

  • d.

    het uitvoeren van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en van het Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, indien het evenementen en horeca betreft;

  • e.

    het verlenen van een vergunning voor het gebruik van de weg of weggedeelten anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, bedoeld in artikel 2:10 van de APV Rotterdam 2012, voor zover betrekking hebbend op filmopnames;

  • f.

    het verlenen van een vergunning voor het plaatsen, aanbrengen of hebben van voorwerpen, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water als bedoeld in artikel 5:24 van de APV Rotterdam 2012, indien het evenementen en horeca betreft;

  • g.

    het verlenen van een ontheffing en het afgeven van een door gedeputeerde staten gevraagde verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 148, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet;

  • h.

    het uitoefenen van de bevoegdheden van de DOSA-regisseur, genoemd in de Samenwerkingsafspraken Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak en het bijbehorende Privacyreglement, waaronder begrepen het uitoefenen van de bevoegdheden genoemd in artikel 4.2, onderdeel l, van dit besluit;

  • i.

    het verlenen van een vergunning voor een seksbedrijf, bedoeld in de artikelen 3:3, 3:7, 3:9 en 3:11 van de APV Rotterdam 2012, voor zover dit geen burgemeestersbevoegdheid betreft;

  • j.

    het afwijken van de sluitingstijden voor seksinrichtingen, dan wel het beperken en vaststellen van andere sluitingstijden voor een of meer seksinrichtingen of voor categorieën van seksinrichtingen, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, respectievelijk tweede lid, van de APV Rotterdam 2012, voor zover dit geen burgemeestersbevoegdheid betreft;

  • k.

    het verlenen van toestemming voor het verstrekken van politiegegevens, bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de Wet politiegegevens;

  • l.

    het verlenen van ontheffing voor nachtverblijf buiten kampeerterreinen, bedoeld in artikel 4:18, derde lid, van de APV Rotterdam 2012, voor zover het evenementen betreft;

  • m.

    het doen van een verzoek om justitiële gegevens, bedoeld in artikel 43, eerste lid, Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, met dien verstande dat deze bevoegdheid uitsluitend schriftelijk kan worden ondergemandateerd aan medewerkers van de gemeente Rotterdam.

Artikel 4.8 Collegemachtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college machtiging verleend tot:

  • a.

    het vaststellen van huisregels voor het Stadhuiscomplex en het vaststellen van alle uitvoeringsregels behorende bij de beveiligings- en veiligheidsplannen voor het Stadhuiscomplex;

  • b.

    het vragen van advies, bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur bij het Bureau Bibob met betrekking tot vergunningen waarop de Wet Bibob betrekking heeft.

Artikel 4.9 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het aanwijzen van risicocategorieën en risicogebieden, bedoeld in de Beleidslijn toepassing wet Bibob Rotterdam 2015;

  • b.

    het verlenen van een vergunning tot het aanwezig hebben van een speelautomaat, bedoeld in de artikelen 30b tot en met 30g van de Wet op de kansspelen;

  • c.

    het in ontvangst nemen van een kennisgeving van een betoging, vergadering of samenkomst, bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012 juncto de Wet openbare manifestaties;

  • d.

    het verlenen van een evenementenvergunning voor een A-, A+, B- of C-evenement, bedoeld in artikel 2:25, van de APV Rotterdam 2012 en het verlangen van het overleggen van aanvullende gegevens bedoeld in artikel 2:25, tiende lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • e.

    het in ontvangst nemen van een kennisgeving voor een 0-evenement, het zenden van een ontvangstbevestiging of een tegenbericht voor een 0-evenement, bedoeld in artikel 2:25a, eerste en vierde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • f.

    het verlenen van een exploitatievergunning voor een openbare inrichting, inclusief de beslissing tot ingebruikneming van de openbare weg ten behoeve van een terras, bedoeld in de artikelen 2:28, 2:29, 2:30b, 2:30c en 2:30d van de APV Rotterdam 2012;

  • g.

    het stellen van een termijn voor het verwijderen van een terras indien dit voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden noodzakelijk is, bedoeld in artikel 2:30b, derde lid, van de APV Rotterdam 2012, indien het evenementen en horeca betreft;

  • h.

    het verbieden van een bijeenkomst door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:34b, vijfde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • i.

    het verlenen van een ontheffing tot het schenken van sterke drank als bedoeld in artikel 2:34c van de APV Rotterdam 2012;

  • j.

    het verlenen van een vergunning voor het uitoefenen van door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteiten in door de burgemeester aangewezen gebouwen of gebieden als bedoeld in artikel 2:36, derde lid, onderdelen a en b, van de APV Rotterdam 2012;

  • k.

    het verlenen van een vergunning voor het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk, dan wel het voor het ter beschikking stellen aanwezig houden, bedoeld in artikel 2:72 van de APV Rotterdam 2012;

  • l.

    het verlenen van een vergunning voor een seksbedrijf, bedoeld in de artikelen 3:3, 3:7, 3:9 en 3:11 van de APV Rotterdam 2012, voor zover dit geen collegebevoegdheid betreft;

  • m.

    het verlenen van een vergunning tot het exploiteren of vestigen van een speelautomatenhal, bedoeld in de artikel 3:39a van de APV Rotterdam 2012;

  • n.

    het afwijken van de sluitingstijden voor een seksinrichting, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • o.

    het beperken en vaststellen van andere sluitingstijden voor een of meer seksinrichtingen of voor categorieën van seksinrichtingen, bedoeld in artikel 3:12, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • p.

    het, bij de vergunningverlening, bedoeld in onderdeel d, verlenen van een ontheffing geluidhinder als bedoeld in artikel 4:6 van de APV Rotterdam 2012, indien het evenementen, horeca of manifestaties betreft en voor zover dit niet betreft het mechanisch reinigen van gevels;

  • q.

    het verlenen van een ontheffing voor het verwekken van gerucht, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet en voor het houden van openbare vermakelijkheden, bedoeld in artikel 4, derde lid, van deze wet;

  • n.

    het voeren van overleg met gedeputeerde staten over een aanvraag tot ontheffing, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen;

  • o.

    het verlenen van vergunningen en ontheffingen op grond van de Alcoholwet;

  • p.

    het ontzeggen van de toegang tot een ruimte, bedoeld in artikel 36 van de Alcoholwet, indien het evenementen en horeca betreft;

  • q.

    het in ontvangst nemen van gegevens van de politie aan de burgemeester op grond van de artikelen 16, 18, 19 en 20 van de Wet politiegegevens;

  • r.

    het uitvoeren van de bevoegdheden bedoeld in artikel 10b, eerste, vierde, zesde en zevende lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en het uitvoeren van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 6, 7, 11 en 13, tweede lid, van het Besluit verwerking persoonsgegevens bij selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag;

  • s.

    het doen van een verzoek om justitiële gegevens, bedoeld in artikel 43, eerste lid, Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, met dien verstande dat deze bevoegdheid in ondermandaat uitsluitend schriftelijk wordt verleend aan medewerkers van de gemeente Rotterdam;

  • t.

    het besluiten tot het indienen van klachten inzake taxatie- en hypotheekfraude bij het openbaar ministerie en het indienen van tuchtklachten bij de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie op grond van artikel 99 van de Wet op het notarisambt en bij de betreffende beroepsorganisaties van taxateurs of makelaars, een en ander in het kader van het uitvoeren van de integrale aanpak vastgoed- en hypotheekfraude.

Artikel 4.10 Burgemeestersmachtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester machtiging verleend tot het vragen van advies, bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur bij het Bureau Bibob, met betrekking tot vergunningen waarop de Wet Bibob betrekking heeft, zulks met het jaarlijks in kennis stellen van de burgemeester van de op grond van dit artikel genomen besluiten.

 

Paragraaf 4.4 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.11 Collegemandaten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden die aan het college zijn opgedragen in het kader van:

    • 1°.

      de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • 2°.

      de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Rotterdam 2019 als bedoeld in artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76m van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 100 van de Wet op de expertisecentra;

    • 3°.

      de verordening leerlingenvervoer als bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • 4°.

      de Leerplichtwet 1969;

    • 5°.

      de Wet inburgering;

    • 6°.

      het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

    • 7°.

      de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

    • 8°.

      de Wet kinderopvang, voor zover geen betrekking hebbend op:

      • -

        het verstrekken van een gemeentelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.13 van deze wet;

      • -

        het houden van toezicht als bedoeld in artikel 1.61 van deze wet;

    • 9°.

      de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • 10°.

      de Participatiewet, tot 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand;

    • 11°.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • 12°.

      de Jeugdwet;

    • 13°.

      de Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • 14°.

      de Verordening AOW- en Jeugdtegoed Rotterdam;

    • 15°.

      de Wet op de Jeugdverblijven, met uitzondering van het houden van toezicht, bedoeld in artikel 7 en het sluiten van een jeugdverblijf, bedoeld in artikel 10 van deze wet;

    • 16°.

      artikel 53g, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijs, met betrekking tot het advies van het college over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie van scholen.

  • b.

    in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening het besluiten tot:

    • 1°.

      het afgeven van verklaringen als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onderdeel f, van de Faillissementswet;

    • 2°.

      het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten met burgers in het kader van de verlening van sociale kredieten;

    • 3°.

      het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten met burgers in het kader van de verlening van saneringskredieten tot een bedrag van € 30.000 per geval;

    • 4°.

      het vestigen van zakelijke zekerheden ten gunste van de gemeente ten behoeve van de onderdeel b, onder 2º, genoemde kredieten;

    • 5°.

      het kwijtschelden van nog niet verschenen termijnen van kredieten tot een bedrag van € 15.000 per debiteur;

    • 6°.

      het uitoefenen van taken en bevoegdheden, bedoeld in het Bankreglement Kredietbank Rotterdam;

    • 7°.

      het bepalen of een schuld, inclusief een fraudeschuld, die een belanghebbende heeft, wordt meegenomen in de schuldregeling;

  • c.

    het uitvoeren van de artikelen 5:29 en 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht tot het meevoeren en opslaan, respectievelijk verkopen van dieren bij de toepassing van bestuursdwang;

  • d.

    het besluiten om met toepassing van artikel 8, derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek een in bewaring genomen dier in eigendom over te dragen aan een derde of te doen afmaken;

  • e.

    de uitvoering van de kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie;

  • f.

    het benoemen van de voorzitter, de vicevoorzitters en de leden van de Adviescommissie Cultuur, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Regeling Adviescommissie Cultuur;

  • g.

    de uitvoering van de Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015 en de Algemene Verordening Nadeelcompensatie in relatie tot de uitvoering van de Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015;

  • h.

    besluiten tot benoeming van de leden van de Stichting Brede Raad 010, met uitzondering van de voorzitter;

  • i.

    het vertegenwoordigen van het college in het overlegorgaan, genoemd in de Procedure overleg lokaal onderwijsbeleid van de gemeente Rotterdam;

  • j.

    het uitvoeren van het gemeentelijk beleid gericht op integratie, burgerschap, taal, armoede en participatie, waaronder begrepen de verlening van de Rotterdampas en het vaststellen van inkomensgrenzen voor korting op de aanschaf van de Rotterdampas;

  • k.

    het uitvoeren van gemeentelijke plannen en beleid en het faciliteren van activiteiten en voorzieningen gericht op sport, recreatie, kunst en cultuur;

  • l.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit, en het in der minne regelen van bestuursrechtelijke geldvorderingen tot een bedrag van € 50.000 per debiteur;

  • m.

    het besluiten tot kwijtschelden van schulden van debiteuren op grond van redelijkheid en billijkheid tot een bedrag van en hoogste € 50.000;

  • n.

    het besluiten tot verhalen van de kosten verbonden aan de bezorging van lijken in het kader van de uitvoering van de Wet op de lijkbezorging;

  • o.

    het besluiten tot aanvaarden van de benoeming tot bewindvoerder door de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, ter bescherming van meerderjarigen als bedoeld in artikel 435, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • p.

    het uitbrengen van advies, bedoeld in artikel 432a van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek;

  • q.

    het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76q, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 104, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • r.

    het besluit tot het verlenen van bijdragen aan de Stichting Fonds Bijzondere Noden Rotterdam;

  • s.

    het op basis van artikel 2.4 van de Jeugdwet doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Artikel 4.12 Collegevolmachten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college volmacht verleend tot:

  • a.

    het verlenen van bijdragen aan de Stichting Fonds Bijzondere Noden Rotterdam;

  • b.

    het uitoefenen van de zeggenschapsrechten genoemd in de artikelen 9.2, 10.1, 10.3, onderdelen f, g, i en k, 14.8, 14.9, 19.6 en 21 van de statuten van de Stichting Bibliotheek Rotterdam.

Artikel 4.13 Collegemachtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college machtiging verleend tot:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van roosters met betrekking tot het schoolzwemmen;

  • b.

    met betrekking tot de uitvoering van de Jeugdwet:

    • 1°.

      het ontvangen van de notificatie van intake van een in artikel 4.11, onderdeel v, bedoeld verzoek via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

    • 2°.

      het op basis van artikel 7.4.1 van de Jeugdwet versturen van berichten en ontvangen van notificaties via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

    • 3°.

      het doorzenden aan de wijkteams en de gecertificeerde instellingen van, via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening ontvangen, notificaties inzake kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringsmaatregelen;

  • c.

    met betrekking tot de uitvoering van artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015:

    • 1°.

      het afhandelen van zorgmeldingen van de politie via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

    • 2°.

      het afhandelen van zorgmeldingen over vermoedens van kindermishandeling via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

  • d.

    het aanvragen van autorisatie voor de Injus berichtenbox re-integratie ex-gedetineerden en het machtigen tot het gebruik maken van de autorisatie op grond van artikel 51c van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • e.

    het aanvragen van autorisatie voor Suwinet Inkijk voor het Jongerenloket en het machtigen tot het gebruik maken van de autorisatie op grond van artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit SUWI.

Artikel 4.14 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot het ondertekenen van het besluit tot het verlenen van bijdragen aan de Stichting Fonds Bijzondere Noden Rotterdam.

Artikel 4.15 Burgemeestersmachtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester machtiging verleend tot de lijkschouwing en lijkbezorging in het kader van de uitvoering van de Wet op de lijkbezorging, ingeval niemand hiertoe maatregelen neemt of hierin voorziet.

 

Paragraaf 4.5 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Werk en inkomen aan de algemeen directeur

Artikel 4.16 Collegemandaten met betrekking tot Werk en Inkomen aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in:

    • 1°.

      de Participatiewet, tot 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand;

    • 2°.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • 3°.

      de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • 4°.

      de Wet sociale werkvoorziening;

    • 5°.

      de Wet kinderopvang, voor zover betrekking hebbend op het verstrekken van een gemeentelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.13 van deze wet;

    • 6°.

      de Regeling procesgang vangnetters gemeentelijke doelgroep Participatiewet;

    • 7°.

      de Wet SUWI;

  • b.

    het besluiten tot het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen van al wat mogelijk is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit van de gemeente Rotterdam in verband met de in onderdeel d van dit artikel genoemde geldvorderingen;

  • c.

    het besluiten tot het laten vervallen en doorhalen van het recht van pand of hypotheek, waarbij de gemeente Rotterdam pand- of hypotheekhouder is inzake een vordering in het kader van de Algemene Bijstandswet, zoals deze bestond tot 1 januari 1996, de Algemene bijstandswet zoals deze bestond tot 1 januari 2004, de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, zoals deze bestond tot 1 januari 2005, de Wet werk en inkomen kunstenaars, zoals deze bestond tot 1 januari 2012, de Wet werk en bijstand zoals deze bestond tot 1 januari 2015 of de Participatiewet;

  • d.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit, en het in der minne regelen van geldvorderingen op debiteuren die voortkomen uit besluiten, die hij namens de gemeente genomen heeft op grond van een in dit besluit verstrekt mandaat met betrekking tot Werk en Inkomen;

  • e.

    het beslissen op een verzoek om schadevergoeding in het kader van de besluitvorming over de in dit hoofdstuk genoemde wet- en regelgeving, voor zover de schadeclaim een bedrag van € 5.000 per geval niet overschrijdt;

  • f.

    het besluiten tot het ten gunste van de gemeente Rotterdam laten vestigen van een recht van hypotheek of pandrecht van hypotheekstelling en verpanding in verband met een door het college verstrekte uitkering in de vorm van een geldlening in het kader van de Participatiewet, tot 1 januari 2015 van de Wet werk en bijstand.

 

Paragraaf 4.6 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.17 Collegemandaten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006 met uitzondering van de bevoegdheden, genoemd in artikel 3, artikel 4, zesde lid, artikel 9, eerste lid, artikel 10, tweede lid en artikel 18;

  • b.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad;

  • c.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Stimulering Volkshuisvestingsprojecten 1996, met uitzondering van de artikelen 1.3 en 1.7, tweede lid;

  • d.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 7 van de Uitvoeringsregeling Startersleningen Rotterdam;

  • e.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Nadere regels voor aanvragen op grond van de Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006;

  • f.

    het verlenen van een vergunning voor het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur, bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet;

  • g.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening woonschepen 2013;

  • h.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Regeling omgevingsrecht en het Bouwbesluit 2012;

  • i.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Nadere regels aanleg oplaadfaciliteiten op eigen terrein voor elektrisch vervoer;

  • j.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 12d tot en met 18 en 92a van de Woningwet;

  • k.

    het verlenen van een vergunning voor het overbrengen van explosieven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet explosieven voor civiel gebruik;

  • l.

    het afgeven van een verklaring tot instemming in het kader van de toetredingsregeling, bedoeld in artikel 9 van het convenant Optimalisatie beeldkwaliteit bouwplaatsen in de binnenstad van Rotterdam;

  • m.

    het mededelen dat een beoogde ontgronding in overeenstemming is met het bestaande planologisch regime, al dan niet door een te verlenen vrijstelling, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Ontgrondingenwet;

  • n.

    het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 3.6, 3.31, 3.32, 6.12, 6.17 en 6.21 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • o.

    het ondertekenen van bekendmakingen, welke voortvloeien uit de artikelen 2.4, 3.1, 3.6, 3.7, 3.8, 6.12, 6.14 en 6.15 van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 7.11 van de Wet milieubeheer, de artikelen 2.3 en 2.11 van de Crisis- en herstelwet en artikel 9 van de Wegenwet, in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • p.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 3 en artikel 4, eerste lid van de Planschaderegeling 2005, artikel 3, tweede lid, van de Planschadeverordening, de artikelen 6.4, 6.24, vierde lid en 6.4a, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de artikelen 6.1.2.1 en 6.1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening;

  • q.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten;

  • r.

    het verlenen van toestemming voor verhuur van leegstaande ruimte, bedoeld in artikel 28 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Rotterdam 2015;

  • s.

    het op basis van artikel 29 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Rotterdam 2019:

    • 1°.

      vaststellen of mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein;

    • 2°.

      besluiten tot verstrekken van de opdracht tot het maken van een staat van onderhoud;

    • 3°.

      voeren van overleg over de staat van onderhoud;

    • 4°.

      vaststellen welk deel van het achterstallig onderhoud voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt;

    • 5°.

      verlenen van schriftelijke toestemming aan het bevoegd gezag, zodat deze is vrijgesteld van de verplichting die is vastgesteld in verband met achterstallig onderhoud;

  • t.

    het vorderen van een leegstaand gedeelte van een gebouw of terrein ten behoeve van onderwijs of educatie of ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden, bedoeld in de artikelen 22, 24 en 27 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Rotterdam 2019;

  • u.

    het nemen van verkeersbesluiten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede het treffen van maatregelen en het nemen van besluiten, niet zijnde verkeersbesluiten, op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met inachtneming van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer in het kader van verkeers- en vervoerdoeleinden;

  • v.

    het verlenen van een ontheffing bedoeld in artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994;

  • w.

    het uitvoeren van artikel 4.24 Besluit geluidhinder, inzake het treffen van maatregelen met betrekking tot de geluidwering aan de gevel, alsmede het uitvoeren van hoofdstuk 6 Besluit geluidhinder, met betrekking tot bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners voor het treffen van maatregelen aan de gevel;

  • x.

    het zorg dragen voor integrale bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waaronder de handhaving bedoeld in:

    • 1°.

      artikel 7.1. van de Wet ruimtelijke ordening;

    • 2°.

      artikel 92 van de Woningwet;

    • 3°.

      artikel 18.1b Wet milieubeheer, met inachtneming van de adviezen van de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;

      artikel 9 van de Monumentenverordening 2010;

    • 4°.

      de artikelen 4:11, 4:11g en 4:11j van de APV Rotterdam 2012;

  • aa.

    het nemen van besluiten bij of krachtens de Wet milieubeheer;

  • ab.

    het adviseren aan andere bestuursorganen inzake vergunningaanvragen en daarop betrekking hebbende ontwerpbesluiten, inclusief een daaraan voorafgaande Milieueffectrapportage;

  • ac.

    het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in artikel 88 van de Wet bodembescherming;

  • ad.

    het op grond van het Besluit bodemkwaliteit:

    • 1°.

      beoordelen van de ontvangen meldingen;

    • 2°.

      uitoefenen van controle op werken en toepassingen van grond of baggerspecie;

  • ae.

    het op grond van het Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen:

    • 1°.

      aanschrijven van de bedrijven die niet aan de BSB-actie meedoen, waardoor de termijn gaat lopen waarbinnen het verkennend bodemonderzoek moet zijn verricht;

    • 2°.

      handhaven van dit besluit door bestuursrechtelijke sancties;

  • af.

    het voeren van de procedure en het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder;

  • ag.

    het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2:10 van de APV Rotterdam 2012, voor het gebruik van de weg of weggedeelten anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, bedoeld in artikel 2:10 van de APV Rotterdam 2012, voor zover deze bevoegdheid geen betrekking heeft op:

    • 1°.

      filmopnames;

    • 2°.

      het tijdelijk in gebruik nemen van de openbare weg ten behoeve van het inrichten van een terrein voor opslag van bouwstoffen en plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, niet zijnde een omgevingsvergunning;

    • 3°.

      het plaatsen van afval- en verhuiscontainers;

    • 4°.

      het plaatsen van steigers en het plaatsen van materialen of voorwerpen ten behoeve van werkzaamheden niet zijnde een omgevingsvergunning;

  • ah.

    het besluiten tot en geven van aanwijzingen aan de rechthebbende op een bouwwerk tot het aanbrengen, onderhouden, wijzigen en verwijderen van voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting, bedoeld in artikel 2:21, eerste en tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • ai.

    het verlenen van een ontheffing geluidhinder, bedoeld in artikel 4:6 van de APV Rotterdam 2012, voor zover dit niet betreft het mechanisch reinigen van gevels en voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de directeur Veilig;

  • aj.

    het verlenen van de ontheffing, bedoeld in artikel 4:15, vierde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • ak.

    het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning voor het plaatsen, aanbrengen of hebben van voorwerpen, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water, bedoeld in artikel 5:24 van de APV Rotterdam 2012;

  • al.

    het verlenen van subsidies aan derden op grond van artikel 76j van de Wet bodembescherming en het op grond van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

    • 1°.

      verlenen van subsidie, bedoeld in de artikelen 9, 10 en 14 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

    • 2°.

      vaststellen van subsidie, bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

    • 3°.

      eenmalig verlenen van een voorschot op de subsidiabele saneringskosten, bedoeld in artikel 24 van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

  • am.

    het accorderen van declaraties van de Stichting Nationaal Restauratiefonds in het kader van het Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten en overige op dit terrein van toepassing zijnde rijkssubsidieregelingen;

  • an.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening woninggebonden subsidies 1995 en de op deze verordening gebaseerde handleidingen voor de categorieën Nieuwbouw en Reno Sociaal 1992, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikelen 8, 10, 12, 14, 15, 19, eerste lid, 40, derde lid, 79, eerste lid, onderdeel a, 80, eerste en tweede lid, 111, derde lid, 112, tweede lid, 122 van genoemde verordening;

  • ao.

    het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in artikel 1.5 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998 en van de hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikelen 3.1.4, eerste en vijfde lid, 3.1.5, derde lid, 3.1.8, eerste lid en 3.2.7, eerste lid;

  • ap.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Subsidieverordening Particuliere woningverbetering 2000, met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in artikelen 1.5, 1.6, 2.1.8, eerste lid, 2.3.1, 2.3a.1 en 2.2.10, derde lid;

  • aq.

    het verlenen van een subsidie op grond van de Regionale verordening woninggebonden subsidies en het behandelen van gereedmeldingen op grond van deze verordening tot en met het voorleggen van deze aanvragen en het doen van gereedmeldingen bij de Stadsregio Rotterdam, zulks met uitzondering van de artikelen 24, vierde lid, 76, eerste en tweede lid, 77, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 81, 82, tweede lid, onderdeel a en derde lid 103, vijfde lid en 107 van deze verordening;

  • ar.

    het verlenen van een standplaatsvergunning, bedoeld in de artikelen 5:18, eerste lid, en 5:21d, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • as.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Crisis- en Herstelwet;

  • at.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Winkeltijdenwet en de Verordening winkeltijden Rotterdam 2018;

  • au.

    het verlenen van een vergunning voor het openstellen van een tunnel voor het verkeer, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels alsmede het uitvoeren van overige taken en bevoegdheden die het college toekomen in het kader van die wet, met uitzondering van de taken en bevoegdheden met betrekking tot de Maastunnel;

  • av.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Maasvlakteverordening Rotterdam 2014, met uitzondering van artikel 6 inhoudende het stellen van nadere regels;

  • aw.

    het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 5:21a, tweede en derde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • ba.

    het verlenen van ontheffing van de verkooptijd van oliebollen, kerstbomen of haring als bedoeld in artikel 5:21c, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • bb.

    het verlenen van vergunning voor het innemen van een standplaats voor grote voertuigen als bedoeld in artikel 5:21d, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • bc.

    het uitvoeren van de Taxiverordening Rotterdam 2013;

  • bd.

    het vaststellen van een programma als bedoeld in artikel 89 van de Wet geluidhinder alsmede het verrichten van voorbereidingshandelingen daarvoor en het voorleggen van dat programma aan de minister, bedoeld in artikel 90 van de Wet geluidhinder;

  • be.

    het verlenen van toestemming een aanplakbiljet aan te plakken, bedoeld in artikel 2:42, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • bf.

    het aanwijzen van aanplakborden voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, bedoeld in artikel 2:42, vierde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • bg.

    het verlenen van ontheffing voor nachtverblijf buiten kampeerterreinen als bedoeld in artikel 4:18, derde lid, van de APV Rotterdam 2012, voor zover deze bevoegdheid geen betrekking heeft op nachtverblijf buiten kampeerterreinen in het kader van evenementen;

  • bh.

    het verlenen van een vergunning voor het houden van een inzameling van geld of daartoe een intekenlijst aan te bieden, bedoeld in artikel 5:13 van de APV Rotterdam 2012;

  • bi.

    het beslissen op aanvragen van privatiseren van openbaar groen;

  • bj.

    het verlenen van een deelmobiliteitsvergunning, bedoeld in artikel 5:12a van de APV Rotterdam 2012;

  • bk.

    het besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van garantiestellingen ten behoeve van leningen in het kader van particuliere woningverbetering alsmede het vaststellen van uitvoeringsbepalingen, bedoeld in artikel 6 van Paragraaf 1 van de door de gemeente Rotterdam op 1 november 2004 gesloten samenwerkingsovereenkomst met de Stichting Nationaal Restauratiefonds, zoals nadien gewijzigd, inzake de subsidiëring en financieringsmethodiek in de particuliere woningverbeteringssector;

  • bl.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, en het in dit kader verstrekken van garanties of borgtochten, zulks ter uitvoering van een college- of raadsbesluit dat ziet op de verstrekking van de garantie of borgtocht;

  • bm.

    het besluiten tot uitgifte en verwerving van onroerende zaken en appartementsrechten, en het uitgeven in erfpacht daarvan, alsmede het vestigen en verwerven van beperkt zakelijke rechten, met uitzondering van overeenkomsten betreffende garantiestellingen en borgtochten;

  • bn.

    het besluiten tot het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen in het kader van vastgoedbeheer en -ontwikkeling, waaronder in ieder geval het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten;

  • bo.

    het besluiten tot het aangaan van huur- en verhuurovereenkomsten inzake onderwijsruimten;

  • bp.

    het besluiten tot het aangaan van huurovereenkomsten inzake kantoorhuisvesting van onderdelen van de gemeente;

  • bq.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten inzake het ter beschikking stellen van parkeergelegenheid in parkeergarages van de gemeente;

  • br.

    het besluiten als hypotheeknemer tot het verlenen van toestemming voor het vestigen van een erfdienstbaarheid en het besluiten tot het aangaan van een gebruiksovereenkomst voor het plaatsen van antennes in het kader van het aanleggen van mobiele telefoonnetten;

  • bs.

    het besluiten tot het verstrekken van huurgarantie als onderdeel van het huurcontract Hart van Zuid;

  • bt.

    het besluiten tot executeren van ontruimingsvonnissen tenzij het te ontruimen object is gelegen in het havengebied;

  • bu.

    het besluiten tot het kwijtschelden van schulden van debiteuren op grond van redelijkheid en billijkheid tot een bedrag van ten hoogste € 50.000 per debiteur, met betrekking tot huurovereenkomsten inzake het Recreatieoord Hoek van Holland;

  • bv.

    het besluiten tot bedingen van zekerheden in het kader van het treffen van een betalingsregeling met betrekking tot verschuldigde bedragen op grond van een (on)rechtmatige daad;

  • bw.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit, en in der minne regelen van geldvorderingen op debiteuren tot een bedrag van € 50.000 exclusief btw per debiteur, met betrekking tot huurovereenkomsten inzake het Recreatieoord Hoek van Holland;

  • bx.

    het besluiten tot het aangaan van anterieure overeenkomsten, bedoeld in de artikelen 6.17 en 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • by.

    het besluiten tot het aangaan en ondertekenen van planschadeverhaalsovereenkomsten bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening;

  • bz.

    het besluiten tot verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van gemeente-eigendommen;

  • ca.

    het besluiten tot afgeven van een EG-verklaring van overeenstemming als bedoeld in de EG-machinerichtlijn;

  • cb.

    het besluiten tot het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling Startersleningen Rotterdam;

  • cc.

    het besluiten tot het uitvoeren van de artikelen 78 en 79 van de Onteigeningswet;

  • cd.

    besluiten tot het uitoefenen van de bevoegdheden zoals geformuleerd in Hoofdovereenkomst Gebiedsontwikkeling Hart van Zuid (HOK) van de publiek-private samenwerking met Contractspartij Coeur du Sud B.V., waartoe in elk geval behoort:

    • 1°.

      het vaststellen en betaalbaar stellen van vergoedingen en betalingen uit hoofde van hoofdstuk III van de HOK (“betalingen en financiële rekening”), waaronder het periodiek vaststellen van de periodieke prestatievergoeding;

    • 2°.

      het deelnemen in de stuurgroep van de publiek-private samenwerking, als bedoeld in artikel 14 en volgende van de HOK;

    • 3°.

      het uitoefenen van de in artikel 26 van de HOK genoemde systematiek van gemeentelijke zekerheden, waaronder het verzoeken van een aanvullende bankgarantie jegens Coeur du Sud B.V., bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de HOK;

  • ce.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Architect aan zet en de Nadere Regels architect aan zet;

  • cf.

    het uitoefenen van de volgende bevoegdheden met betrekking tot de Planschadeverordening Rotterdam, de Planschaderegeling 2005 en het Besluit ruimtelijke ordening:

    • 1°.

      het voorleggen van een aanvraag aan de adviseur, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Planschaderegeling 2005;

    • 2°.

      het vragen van advies aan de schadebeoordelingscommissie, bedoeld in artikel 5 van de Planschadeverordening Rotterdam;

    • 3°.

      het nemen van een beslissing op grond van artikel 6.1.3.1 en het aanwijzen van een adviseur op grond van artikel 6.1.3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening;

    • 4°.

      het verstrekken van opdracht aan een adviseur op grond artikel 3, eerste lid, van de Planschadeverordening Rotterdam;

    • 5°.

      het toepassen van het bepaalde met betrekking tot wraking in artikel 6 van de Planschadeverordening Rotterdam;

    • 6°.

      het toekennen van een tegemoetkoming van schade op een aanvraag, bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening tot een maximum van € 50.000;

    • 7°.

      het beslissen op een aanvraag voor een voorschot op grond van artikel 6.1.3.7 van het Besluit ruimtelijke ordening en het toepassen van artikel 7 van de Planschadeverordening Rotterdam tot een maximum voorschot van € 10.000;

    • 8°.

      het benoemen van een of meer adviseurs, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en het aanwijzen van een adviseur en het aan hem verstrekken van een opdracht, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Planschaderegeling 2005;

  • cg.

    het beslissen op een verzoek tot nadeelcompensatie;

  • ch.

    het aanwijzen van gebouwen, woningen en verhuurders, bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • ci.

    het verlenen van een verhuurdersvergunning, bedoeld in artikel 2:80, eerste lid, van de APV, Rotterdam 2012;

  • cj.

    het verlengen van de beslistermijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020;

  • ck.

    het uitoefenen van de bevoegdheden uit de Verordening Starterslening Rotterdam;

  • cl.

    het besluit tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in de Verordening Startersleningen Rotterdam;

  • cm.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 4, 7 en 8, eerste lid, van de Doelgroepenverordening woningbouw Rotterdam 2021.

Artikel 4.18 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het stellen van een termijn met betrekking tot het verwijderen van terrassen indien dit voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden noodzakelijk is, bedoeld in artikel 2:30b van de APV Rotterdam 2012;

  • b.

    het aanstellen van verkeersbrigadiers, bedoeld in artikel 56, vierde lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, juncto artikel 82, derde lid van het RVV 1990;

  • c.

    het verlenen van een ontheffing voor het verwekken van gerucht, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet;

  • d.

    het ontzeggen van de toegang tot een ruimte, bedoeld in artikel 36 van de Alcoholwet;

  • e.

    het verlenen van vrijstelling of ontheffing voor het optreden als straatartiest als bedoeld in artikel 2:9, derde lid, van de APV Rotterdam 2012.

Artikel 4.19 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot:

  • a.

    het vertegenwoordigen van de gemeente bij het passeren van notariële akten;

  • b.

    het verlenen van een volmacht aan de medewerkers verbonden aan het notariskantoor dat verantwoordelijk is voor het passeren van de onder a bedoelde notariële akten, zowel aan hen tezamen als aan een ieder van hen afzonderlijk;

  • c.

    het doen van een verzoek aan de kantonrechter om een machtiging tot:

    • 1°.

      beheer of onderhoud van een appartement, op grond van artikel 121, vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 2°.

      het bijeenroepen van een vergadering van appartementseigenaars, het bijwonen van het veranderen of het belasten van anderen dan bestuursleden met de leiding van de vergadering, op grond van artikel 127a, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 3°.

      het verwezenlijken van de voorstellen genomen in deze vergadering.

Paragraaf 4.7 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

Artikel 4.20 Collegemandaten met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het verlenen van een vergunning voor het gebruik van de weg of weggedeelten anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, bedoeld in artikel 2:10 van de APV Rotterdam 2012, voor zover deze bevoegdheid betrekking heeft op:

    • 1°.

      het tijdelijk in gebruik nemen van de openbare weg ten behoeve van het inrichten van een terrein voor opslag van bouwstoffen en plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, niet zijnde een omgevingsvergunning;

    • 2°.

      het plaatsen van afval- en verhuiscontainers;

    • 3°.

      het plaatsen van steigers en het plaatsen van materialen of voorwerpen ten behoeve van werkzaamheden niet zijnde een omgevingsvergunning;

  • b.

    het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:45, eerste lid, onderdeel c, van de APV Rotterdam 2012;

  • c.

    het verlenen van ontheffing op genoemd verbod voor de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden als bedoeld in artikel 2:58, vierde en zesde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • d.

    het verlenen van ontheffing van een of meer verboden voor het houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren als bedoeld in artikel 2:60, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • e.

    het verlenen van vergunning voor het aan of in houtopstand aanbrengen van voorwerpen als bedoeld in artikel 4:11k van de APV Rotterdam 2012;

  • f.

    het verlenen van ontheffingen op het verbod ter voorkoming van aantasting van groenvoorzieningen door voertuigen, bedoeld in artikel 5:11, derde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • g.

    het verlenen van vrijstelling of ontheffing van genoemd vaarverbod als bedoeld in artikel 5:31a, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • h.

    het verlenen van vergunning voor het verzamelen van visvoer als bedoeld in artikel 5:31b van de APV Rotterdam 2012;

  • i.

    het verlenen van een ontheffing voor motorvoertuigen, (brom)fietsen op het strand en in duinterreinen, bedoeld in artikel 5:32, derde lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • j.

    het verlenen van ontheffing van het verbod van rij- en trekdieren op het strand als bedoeld in artikel 5:33, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • k.

    het verlenen van ontheffing van het verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken als bedoeld in artikel 5:34, derde lid, van de APV Rotterdam 2012 voor vuur voor koken, bakken en braden als bedoeld in artikel 5:34, vijfde lid, van de APV Rotterdam 2012 tevens geldt;

  • l.

    het treffen van tijdelijke maatregelen, bedoeld in hoofdstuk II, paragraaf 8, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • m.

    het verrichten van metingen, bedoeld in artikel 8 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen;

  • n.

    het uitvoeren van de Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen, voor zover het betreft het geven van nummers;

  • o.

    het uitvoeren van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en van het Uitvoeringsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, voor zover deze bevoegdheid niet is opgedragen aan de directeur Veilig;

  • p.

    het uitvoeren van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met uitzondering van het indelen van het grondgebied in een of meer woonplaatsen als bedoeld in artikel 6, eerste lid en tweede lid en artikel 8 van die wet;

  • q.

    het uitoefenen van de bevoegdheden van de Wet basisregistratie grootschalige topografie;

  • r.

    het nemen van een voornemen tot aanwijzing als archeologisch monument en het bekendmaken daarvan als bedoeld in artikel 4 van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020;

  • s.

    het vaststellen van een archeologische waardenkaart als bedoeld in artikel 17 van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020;

  • t.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel c, van de Erfgoedverordening Rotterdam.

  • u.

    het uitgeven van rechten bedoeld in artikel 4 van de Verordening beheer gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria 2014;

  • v.

    de uitvoering van de artikelen 39, eerste lid, 40, derde lid, 41, 43, tweede lid, 44, 53, 64, eerste lid en 66b van de Wet op de lijkbezorging;

  • w.

    het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Verordening Beheer Ondergrond Rotterdam;

  • x.

    het beslissen op verzoeken tot nadeelcompensatie op basis van de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Rotterdam;

  • y.

    het verlenen van instemming, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;

  • z.

    het vaststellen van de hoogte van de weg, bedoeld in artikel 1.1 van de Bouwverordening Rotterdam 2010;

  • aa.

    het in het kader van artikel 10.33 van de Wet milieubeheer besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van beheerovereenkomsten met waterbeheerders;

  • ab.

    het verlenen van toestemming aan de directeur van de Rijksdienst voor het wegverkeer tot het verlenen van ontheffingen voor exceptionele transporten als bedoeld in artikel 4 van het Besluit ontheffingverlening exceptionele transporten, met dien verstande dat bij exceptionele transporten in of door het havengebied deze toestemming pas wordt verleend nadat hierover advies van de directeur Havenbedrijf Rotterdam N.V. is verkregen;

  • ac.

    het uitoefenen van de bevoegdheden in het kader van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, met betrekking tot de Maastunnel;

  • ad.

    het toepassen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 34, vijfde lid, onderdeel b, van de Mijnbouwwet om advies uit te brengen over de instemming of de wijziging van een winningsplan;

  • ae.

    het besluiten tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van overeenkomsten met uitzondering van garantiestellingen en borgtochtovereenkomsten, ten behoeve van het laten zoeken en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog, met uitzondering van ontwikkelingsprojecten;

  • af.

    het goedkeuren van documenten opgesteld in het kader van de Beoordelingsrichtlijn Opsporen Conventionele Explosieven;

  • ag.

    het besluiten tot het verhuren van het genot van de jacht, bedoeld in artikel 3.23 van de Wet Natuurbescherming;

  • ah.

    het besluiten tot het verlenen van een schriftelijke toestemming voor de binnenvisserij om te vissen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, en artikel 21 van de Visserijwet 1963;

  • ai.

    het besluiten tot het aanwijzen van een installatieverantwoordelijke voor laag- of hoogspanningsinstallaties als bedoeld in NEN 3140, onderscheidenlijk NEN 3840;

  • aj.

    het aanwijzen van locaties, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009;

  • ak.

    het besluiten tot handhaven van de vigerende en toepasselijke Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad, met betrekking tot het wonen zonder huisvestingsvergunning in aangewezen gebieden, bedoeld in artikel 8 Huisvestingswet juncto artikel 2.2 van de vigerende en toepasselijke Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad;

  • al.

    het besluiten tot het handhaven van de vigerende en toepasselijke Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad met betrekking tot kamerbewoning zonder vergunning, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c, van de Huisvestingwet, juncto artikel 3.2.2 van de vigerende en toepasselijke Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad en het opleggen van een bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 4.4 van de vigerende en toepasselijke Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad;

  • am.

    het uitoefenen van de bevoegdheden die aan het college zijn opgedragen in het kader van de Marktverordening en het Marktreglement Rotterdam 2008;

  • an.

    het verlenen van een ontheffing van de parkeerverboden als bedoeld in de artikelen 5:1 tot en met 5:12 van de APV Rotterdam 2012, met uitzondering van de haven- en industriegebieden;

  • ao.

    het nemen van verkeersbesluiten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 en in de artikelen 10, 23, eerste lid, onderdelen b, c, f en g, 24, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, voor zover het betreft de verkeersborden E1 tot en met E13, met uitzondering van de haven- en industriegebieden en voor zover het stilstaand verkeer betreft;

  • ap.

    het verstrekken en ongeldig verklaren van gehandicaptenparkeer-kaarten, bedoeld in de artikelen 49 tot en met 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • aq.

    het verlenen van parkeervergunningen en van ontheffingen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van de vigerende Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen;

  • ar.

    het uitoefenen van bevoegdheden die aan het college zijn opgedragen in het kader van het vigerende Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam;

  • as.

    het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 170, eerste en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • at.

    het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, inclusief het op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met de in de bijlage genoemde wetten en verordeningen is gedaan of nagelaten.

Artikel 4.21 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen, het opleggen van een last onder dwangsom, bedoeld in artikel 5:32 en het geven van een beschikking omtrent de invordering van een dwangsom, bedoeld in artikel 5:37 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot situaties en overtredingen van de verboden als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 8, van de APV Rotterdam 2012 juncto het handhavings-arrangement bij de horecanota, alsmede het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen met betrekking tot het overtreden van de verbodsbepalingen in de Alcoholwetconform het handhavings-arrangement bij de Alcoholwet;

  • b.

    het opleggen van een bestuurlijke boete bij een overtreding van artikel 20, eerste en tweede lid en artikel 25, juncto artikel 44a, van de Alcoholwet;

  • c.

    het verlenen van een vergunning tot het opgraven van een lijk op een gemeentelijke begraafplaats, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging;

  • d.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen in het kader van de handhaving van evenementen, bedoeld in de artikelen 2:25 en 2:25a van de APV Rotterdam 2012;

  • e.

    het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod, bedoeld in artikel 2:59 van de APV Rotterdam 2012;

  • f.

    het opstellen en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen bedoeld in artikel 2:35 van de APV Rotterdam 2012 juncto de beleidslijn heling voor handelaren in ongeregelde en gebruikte goederen;

  • g.

    het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, inclusief het op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met de in bijlage genoemde wetten en verordeningen is gedaan of nagelaten;

  • h.

    het aanstellen van verkeersregelaars, bedoeld in artikel 56, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.

 

Paragraaf 4.8 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Artikel 4.22 Collegemandaten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten tot instellen van beroep in cassatie en beslissen tot het voeren van verweer in belastingzaken;

  • b.

    het besluiten tot het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen van al wat mogelijk is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit van de gemeente Rotterdam in verband met belastingvorderingen;

  • c.

    het nemen van procesbesluiten in belastingzaken, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • d.

    de invordering van de op grond van artikel 97 van de Woningwet verschuldigde bestuursdwangkosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, overeenkomstig de artikelen 5:25 en 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    de aanwijzing van gemeenteambtenaren die werkzaam zijn bij een vakeenheid dan wel bij een ander onderdeel van de gemeentelijke organisatie als gemeentelijk belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • f.

    het besluiten tot bij dwangbevel invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne regelen van bestuursrechtelijke geldschulden, bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de concerndirecteur Werk en Inkomen en de concerndirecteur Bestuurs- en Concernondersteuning;

  • g.

    het uitvoeren van draagvlakmetingen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • h.

    het uitvoeren van de Wet basisregistratie personen en de Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen 2014;

  • i.

    het benoemen en ontslaan van ambtenaren en buitengewoon ambtenaren van de burgerlijke stand op grond van artikel 2 van het Reglement burgerlijke stand 2014;

  • j.

    het uitoefenen van de bevoegdheden met betrekking tot de huisvestingsvergunning, bedoeld in hoofdstuk 2 van de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad voor zover deze bevoegdheid niet is opgedragen aan de woningcorporaties, bedoeld in artikel 11.12 van dit besluit;

  • k.

    het uitoefenen van de volgende bevoegdheden op grond van de Kieswet en het Kiesbesluit:

    • 1°.

      het registreren van de kiesgerechtigdheid, bedoeld in de artikelen D1, D4, D6, D7, Y32 en Y33 van de Kieswet en artikel D1a van het Kiesbesluit;

    • het voor elke verkiezing benoemen van de leden van elk stembureau en van een voldoende aantal plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel E4 van de Kieswet;

    • 3°.

      het afgeven van een verklaring omtrent de kiesgerechtigdheid en de bevoegdheid van een gemachtigde, bedoeld in artikel L8, derde lid, van de Kieswet;

  • l.

    het aanwijzen van een huis der gemeente op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Besluit burgerlijke stand 1994 en artikel 4, tweede lid, van het Reglement burgerlijke stand 2014, alsmede het intrekken van deze aanwijzing;

  • m.

    het in verband met de erkenning, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap in ontvangst nemen en beoordelen van DNA-bewijs als bedoeld in artikel 1, eerste en vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap;

  • n.

    het beslissen op administratieve beroepen in het kader van uitstel van betaling en kwijtschelding, bedoeld in artikel 25, respectievelijk 26 van de Invorderingswet;

  • o.

    het besluiten tot het doen van de opgave van de gemeente tot het verkrijgen van een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds;

  • p.

    het besluiten tot het aanvaarden van schenkingen, legaten en erfstellingen tot een bedrag van € 11.500 per keer;

  • q.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne regelen van civielrechtelijke geldvorderingen van door de concerndirecteur Stadsbeheer in ondermandaat geheven parkeergelden;

  • r.

    het besluiten tot het verrichten van de rechtshandelingen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 10 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 4.23 Collegevolmachten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college volmacht verleend om het college in en buiten rechte te vertegenwoordigen in belastingzaken.

Artikel 4.24 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het nemen van beslissingen, het afdoen van stukken, het ondertekenen van uitgaande brieven en het verrichten van overige handelingen ten aanzien van aangelegenheden die verband houden met de aan de burgemeester bij of krachtens de Rijkswet op het Nederlanderschap verleende bevoegdheden en opgedragen taken;

  • b.

    het namens de minister nemen van beslissingen, afdoen van stukken en ondertekenen van brieven ten aanzien van de aangelegenheden, bedoeld in artikel 8 van de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;

  • c.

    het doen van aangiften van geboorte en overlijden, bedoeld in de artikelen 19e, vijfde lid en 19h, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • d.

    het stellen van een andere termijn voor begraving of verbranding, bedoeld in artikel 17 van de Wet op de lijkbezorging;

  • e.

    het afgeven van schriftelijk verlof tot ontleding, uiterlijk op de derde dag na die van het overlijden, bedoeld in artikel 68 van de Wet op de lijkbezorging;

  • f.

    het afgeven van een laissez-passer betreffende het vervoer van lijken dan wel de verklaring, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van het Besluit op de lijkbezorging;

  • g.

    het aanvragen van inlichtingen, bedoeld in:

    • 1°.

      de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 13, eerste lid en derde lid, onderdeel c, van het Besluit justitiële gegevens juncto artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • 2°.

      de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 12, onderdeel c, van het Besluit justitiële gegevens juncto artikel 31 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

    • 3°.

      de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 20 van het Besluit justitiële gegevens;

    • 4°.

      de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens juncto artikel 16, onderdeel b, van het Besluit justitiële gegevens;

  • h.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden die in de Paspoortwet aan de burgemeester zijn opgedragen;

  • i.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden die in de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 aan de burgemeester zijn opgedragen;

  • j.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden die in de Wegenverkeerswet 1994 aan de burgemeester zijn opgedragen;

  • k.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden die in het Reglement Rijbewijzen aan de burgemeester zijn opgedragen;

  • l.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden die in de Regeling bestelling, transport en beveiliging rijbewijzen aan de burgemeester zijn opgedragen;

  • m.

    het uitoefenen van de volgende bevoegdheden op grond van de Kieswet en Kiesbesluit:

    • 1°.

      het aanwijzen van ambtenaren die aanwezig zijn bij het ondertekenen van een verklaring van ondersteuning door een kiezer, de identiteit en kiesgerechtigdheid nagaan en daarvan aantekening maken, bedoeld in artikel H4, derde, respectievelijk vierde lid, van de Kieswet;

    • 2°.

      het inrichten van het stemlokaal en het aanwijzen van personen die het stembureau ten dienste worden gesteld, bedoeld in artikel J4, vierde lid, van de Kieswet;

    • 3°.

      het uitreiken van een nieuwe stempas, bedoeld in artikel J8, eerste lid, van de Kieswet;

    • 4°.

      het besluiten dat een verzoek om een nieuwe stempas uiterlijk de eerste dag voor de stemming dient te zijn ontvangen, bedoeld in artikel J8, derde lid, van de Kieswet;

    • 5°.

      het aanwijzen van ambtenaren die een beslissing nemen op een schriftelijk verzoek om een kiezerspas voor het stemmen in een andere gemeente, bedoeld in artikel K8, eerste lid, van de Kieswet;

    • 6°.

      het aanwijzen van ambtenaren die een beslissing nemen op een mondeling verzoek om een kiezerspas voor het stemmen in een andere gemeente, bedoeld in artikel L10, derde lid, van de Kieswet;

    • 7°.

      het aanwijzen van ambtenaren die een beslissing nemen op een verzoek om bij volmacht te stemmen, bedoeld in artikel L11, eerste lid, van de Kieswet;

    • 8°.

      het bijhouden van aantekening van de namen van de kiezers die een aanwijzing als gemachtigde hebben aangenomen, bedoeld in artikel L12 van de Kieswet;

    • 9°.

      het aanwijzen van personen die het proces-verbaal en de verzegelde pakken in ontvangst nemen, respectievelijk bewaren, bedoeld in artikel N11, eerste lid, van de Kieswet, respectievelijk artikel N11 van het Kiesbesluit.

Artikel 4.25 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot:

  • a.

    het vertegenwoordigen van de gemeente Rotterdam als lid in de algemene ledenvergaderingen van de Coöperatieve vereniging “DIMPACT”, waaronder wordt begrepen het bijwonen van de algemene ledenvergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen;

  • b.

    het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot participatie, representatie en subsidiëring van bewonersinitiatieven, waarvan het besluiten tot het aangaan daarvan in punt 2.08 van Bijlage 1 bij de Verordening op de Gebiedscommissies 2014 is gedelegeerd aan de gebiedscommissies, voor zover het hiertoe verleende budget toereikend is.

 

Paragraaf 4.9 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Artikel 4.26 Collegemandaten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten tot het voeren van rechtsgedingen, zowel eisend als verwerend, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • b.

    het besluiten tot het voeren van bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • c.

    het beslissen op verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    het besluiten tot regelen en uitbetalen schades, met uitzondering van planschades;

  • e.

    het besluiten tot het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen van al wat mogelijk is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit van de gemeente Rotterdam in verband met vorderingen, tenzij het belastingvorderingen betreft;

  • f.

    het beslissen op verzoeken om schadevergoeding verschuldigd uit onrechtmatige daad of uit een toerekenbare tekortkoming jegens derden, voor zover deze bevoegdheid niet is verleend aan de concerndirecteur Werk en Inkomen;

  • g.

    het besluiten tot het aangaan, beheren, wijzigen en beëindigen van verzekeringsovereenkomsten;

  • h.

    het besluiten tot het wijzigen van de inschrijving van de gemeente Rotterdam en haar vestigingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • i.

    het besluiten tot het verlenen van goedkeuring aan de concerndirecteuren, de directeur Veiligheid en de gebiedsdirecteur, voorafgaande aan het besluiten tot het aangaan van clusteroverstijgende overeenkomsten met betrekking tot de centrale inkoop van werken, leveringen en diensten in het kader van de interne bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 4.2, onderdeel a van dit besluit;

  • j.

    het besluiten tot het bekendmaken van aanbestedingen met betrekking tot werken, leveringen en diensten;

  • k.

    het besluiten tot het bekendmaken en verzenden van stukken met betrekking tot aanbestedingen met betrekking tot werken, leveringen en diensten;

  • l.

    het besluiten tot het bekendmaken van voorgenomen gunningsbeslissingen in het kader van aanbestedingen met betrekking tot werken, leveringen en diensten;

  • m.

    het vaststellen van het register, bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • n.

    het besluiten tot het verlenen van toestemming aan derden voor het gebruik van het stadswapen van de gemeente Rotterdam;

  • o.

    het besluiten op verzoeken om toestemming aan medewerkers en studenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam voor gebruik en toegang van de gemeentelijke databanken, waarbij aan dit gebruik en de toegang voorwaarden kunnen worden verbonden. Tot het beschikbaar stellen van data wordt alleen overgegaan na het raadplegen van het gemeentelijk organisatieonderdeel waarop de informatie betrekking heeft;

  • p.

    het besluiten tot het beheer op de aanvraag, uitgifte en inname of intrekking van e-Herkenningsmiddelen;

  • q.

    het besluiten tot het vertegenwoordigen van de gemeente Rotterdam bij de aanschaf, registratie en intrekking, tijdelijke opschorting en uitbreiding van e-Herkenningsmiddelen voor de betrouwbaarheidsniveaus een tot en met vier als bedoeld in de handreiking “Betrouwbaarheidsniveaus voor elektronische overheidsdiensten” van het Forum Standaardisatie;

  • r.

    het besluiten bij dwangbevel invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne regelen van bestuursrechtelijke geldschulden, bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot:

    • 1°.

      door de concerndirecteur Stadsontwikkeling in ondermandaat opgelegde lasten onder dwangsom op grond van de Algemene wet bestuursrecht;

    • 2°.

      door de concerndirecteur Stadsontwikkeling in ondermandaat gevorderde bedragen die volgen uit opgelegde lasten onder bestuursdwang op grond van de Algemene wet bestuursrecht;

    • 3°.

      door de concerndirecteur Stadsontwikkeling in ondermandaat gevorderde bedragen tot verhaal van kosten in verband met de ontruiming van een hennepkwekerij;

    • 4°.

      teruggevorderde subsidies;

    • 5°.

      bestuurlijke boetes;

    • 6°.

      door de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling in ondermandaat opgelegde lasten onder dwangsom, lasten onder bestuursdwang en bestuurlijke boetes inzake kinderopvangcentra, gastouderbureaus en gastouders;

  • s.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne schikken, het kwijtschelden van civielrechtelijke geldvorderingen, voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de concerndirecteur Dienstverlening en de concerndirecteur Stadsontwikkeling;

  • t.

    het besluiten tot optreden als exclusieve vertegenwoordiger namens de gemeente in contacten met de Rijksbelastingdienst;

  • u.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot rekening-courantstelsels en het hieraan gekoppelde betalingsverkeer;

  • v.

    het besluiten tot het openen, wijzigen en sluiten van bankrekeningen;

  • w.

    het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met betrekking tot transport van contante gelden en waardepapieren;

  • x.

    het besluiten tot het aanvragen en toekennen van betaalkaarten als bedoeld in artikel 13 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021;

  • y.

    het besluiten over het gebruik van nieuwe digitale betaaldiensten als bedoeld in artikel 14 van het Treasurystatuut Rotterdam 2021.

Artikel 4.27 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester, in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten namens de burgemeester rechtsgedingen te voeren in bestuursrechtelijke procedures;

  • b.

    het besluiten tot het voeren van bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • c.

    het beslissen op verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.28 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot het vertegenwoordigen van de gemeente Rotterdam als lid in de algemene ledenvergadering van de Coöperatieve vereniging “BIRGIT U.A.”, waaronder wordt begrepen het bijwonen van de algemene vergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.

Hoofdstuk 5 Bevoegdheden buiten het concern

Artikel 5.1 Collegemandaten aan de Politiechef van de regionale eenheid Rotterdam

Aan de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het toepassen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 170, eerste en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    het benoemen van gemeentelijke lijkschouwers, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 5.2 Burgemeestersmandaten aan de Politiechef van de regionale eenheid Rotterdam

Aan de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het opstellen en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen en het opleggen van wijkverboden aan overlastgevende personen op grond van artikel 2:77b van de APV Rotterdam 2012 en de Beleidsregel Overlastgevende personen 2016;

  • b.

    het opstellen en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen op grond van artikel 2:35 van de APV Rotterdam 2012 juncto de beleidslijn heling voor handelaren in ongeregelde en gebruikte goederen;

  • c.

    het waarmerken van de in- en verkoopregisters voor de opkopers en handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen, bedoeld in artikel 2:67 van de APV Rotterdam 2012;

  • d.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen op grond van:

    • 1°.

      het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen met betrekking tot situaties en tot overtreding van de verboden bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 8 van de APV Rotterdam 2012 juncto het handhavingsarrangement bij de horecanota, alsmede het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen met betrekking tot het overtreden van de verbodsbepalingen in de Alcoholwet conform het handhavingsarrangement bij de Alcoholwet;

    • 2°.

      het in het prostitutiebeleid opgenomen handhavingsarrangement;

    • 3°.

      de handhaving van evenementen, bedoeld in de artikelen 2:25 en 2:25a van de APV Rotterdam 2012;

  • e.

    het laten afnemen van lichaamsmateriaal, bedoeld in artikel 21, derde lid en artikel 31, vijfde lid, van de Wet op de lijkbezorging;

  • b.

    het aanstellen van verkeersbrigadiers, bedoeld in artikel 56, vierde lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, juncto artikel 82, eerste lid, onderdeel d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Artikel 5.3 Burgemeestersmandaten aan Hulpofficieren van justitie

Aan de hulpofficier van justitie wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitvoeren van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, eerste, derde, zevende en achtste lid en artikel 5, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod;

  • b.

    het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen, die gepaard gaan met de opening van de deuren en van het huisraad, bedoeld in artikel 444, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 5.4 Collegemandaten aan de Algemeen directeur Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Aan de Algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het beoordelen of een situatieschets en plattegrondtekeningen noodzakelijk zijn om aannemelijk te maken dat het gebruik voldoet aan de bij of krachtens de wet gegeven voorschriften, bedoeld in artikel 1.19, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012;

  • b.

    het toezenden of uitreiken van een bewijs van ontvangst van een gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.20 van het Bouwbesluit 2012;

  • c.

    het opleggen van nadere voorwaarden na een gebruiksmelding, bedoeld in artikel 1.21 van het Bouwbesluit 2012;

  • d.

    het wijzigen van de nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 1.21 op grond van artikel 1.22 van het Bouwbesluit 2012;

  • e.

    het behandelen van een melding, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;

  • f.

    het stellen van nadere voorwaarden en het wijzigen van die nadere voorwaarden, bedoeld in artikel 2.4, derde lid en 2.5 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;

  • g.

    het bepalen of op grond van artikel 6.40 van het Bouwbesluit 2012 een installatie voor mobiele radiocommunicatie tussen hulpverlenings-diensten binnen en buiten dat bouwwerk noodzakelijk is, alsmede de daaraan te stellen eisen;

  • h.

    het zorgdragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Brandbeveiligingsverordening 2013, de hoofdstukken I tot en met III en artikel 92 van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012, met het oog op het voorkomen en beperken van brand en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand in bouwwerken en gebouwen;

  • i.

    het aanwijzen van toezichthouders, bedoeld in artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunningen en artikel 61, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, die zullen zijn belast met het toezicht op de naleving van:

    • 1°.

      het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning, de hoofdstukken I tot en met III en artikel 92 van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012;

    • 2°.

      het bepaalde bij of krachtens artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, voor zover het brandveilig gebruik betreft.

Artikel 5.5 Burgemeestersmandaten aan de officier van dienst Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Aan de officier van dienst van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en alle boven hem geplaatste operationeel leidinggevenden van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, wordt door de burgemeester mandaat verleend tot het inwerkingstellen van het waarschuwingssysteem teneinde de burgers te waarschuwen voor acuut gevaar bij een ramp of zwaar ongeval, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de Wet rampen en zware ongevallen.

Artikel 5.6 Collegemandaten aan de havenmeester van Rotterdam

Aan de havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V., wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, en 8 van de Scheepvaartverkeerswet;

  • b.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Wrakkenwet;

  • c.

    het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Waterstaatswet 1900;

  • d.

    het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 3.1, 3.2, 3.3, 3.5, 3.7, 3.10, 3.11, 3.12, 4.2, 4.3, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.13, 5.1, 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 11.1.3, 11.2.1, 11.2.3, 11.3.2, 11.4.2 en 13.2 van de Havenverordening Rotterdam 2020;

  • een en ander onder de verplichting om zich door middel van het jaarverslag van Havenbedrijf Rotterdam N.V. te verantwoorden over het gebruik van bovengenoemde bevoegdheden in het jaar waarop het jaarverslag ziet.

Artikel 5.7 Burgemeestersmandaten aan de havenmeester van Rotterdam

Aan de havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V., in zijn hoedanigheid als Havenveiligheidsfunctionaris (Port Security Officer), wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 4 van de Havenbeveiligingswet;

  • b.

    de coördinatie van havenveiligheidsmaatregelen en maatregelen, bedoeld in artikel 4d van de Havenbeveiligingswet;

  • c.

    het verschaffen van inlichtingen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Havenbeveiligingswet;

  • d.

    het verlenen van een instemming, bedoeld in artikel 6 van de Havenbeveiligingswet;

  • e.

    het afgeven van een havenbeveiligingscertificaat, bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van de Havenbeveiligingswet;

  • f.

    het doen van een schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Havenbeveiligingswet;

  • g.

    het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 8 van de Havenbeveiligingswet;

  • h.

    het intrekken van de instemming en het havenbeveiligingscertificaat, bedoeld in artikel 9 van de Havenbeveiligingswet;

  • i.

    het verlenen van een ontheffing of een instemming met een gelijkwaardige beveiligingsregeling, bedoeld in artikel 10 van de Havenbeveiligingswet;

  • j.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 11a van de Havenbeveiligingswet;

  • k.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden, bedoeld in artikel 11b van de Havenbeveiligingswet;

  • l.

    het aan de gezagvoerder van een schip dat een internationale reis maakt, bij aankomst in een burgerhaven, verzoeken om een gezondheidsverklaring, bedoeld in artikel 51, eerste lid en om aanvullende gegevens over de gezondheidstoestand aan boord, bedoeld in artikel 51, derde lid, van de Wet publieke gezondheid;

  • m.

    in geval van een melding als bedoeld in artikel 50 van de Wet publieke gezondheid of indien anderszins blijkt van omstandigheden aan boord van een schip dat een internationale reis maakt, die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen meebrengen, bepalen van maatregelen met betrekking tot de toelating tot of de onttrekking aan het vrije verkeer van het schip in de burgerhaven, bedoeld in artikel 53, eerste lid en het verzoeken aan de gezagvoerder om een overzicht van gegevens van passagiers, bedoeld in artikel 53, derde lid, onderdeel b, van deze wet.

Artikel 5.8 Burgemeestersondermandaten van de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Havenmeester van Rotterdam

  • 1.

    Aan de havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V., in zijn hoedanigheid als Havenveiligheidsfunctionaris (Port Security Officer), wordt door de burgemeester, namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, ondermandaat verleend ten aanzien van het uitoefenen van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 18 van de Regeling havenstaatcontrole 2011.

  • 2.

    De havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V., voert bij de hem toegekende bevoegdheid een ordentelijke en voor de burgemeester inzichtelijke administratie.

Artikel 5.9 Collegemandaten aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt door het mandaat verleend tot:

  • a.

    het verlenen van ontheffingen, bedoeld in artikel 10.63 van de Wet milieubeheer en artikel 4:6, tweede lid, van de APV Rotterdam 2012 juncto artikel 14, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009, met betrekking tot het mechanisch reinigen van gevels;

  • b.

    het nemen van besluiten op verzoeken om subsidie op grond van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 en daarop gebaseerde regelgeving, aan het Rotterdams Milieucentrum en aan duurzaamheidsprojecten in het kader van Lokale Agenda 21;

  • c.

    het aanwijzen van ambtenaren, een en ander voor zover het betreft taken bedoeld in artikel 20 van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond:

    • 1°.

      die het college vertegenwoordigen in bezwaar- of beroepsprocedures of voorlopige voorzieningenprocedures bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de Raad van State, juncto de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming;

    • 2°.

      die, op grond van artikel 17.3 juncto artikel 17.1 van de Wet milieubeheer toezien op het verzamelen van gegevens;

    • 3°.

      bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel b, van de APV Rotterdam 2012, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 4, afdeling 1, met uitzondering van artikel 4:6 van de APV Rotterdam 2012;

    • 4°.

      bedoeld in artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • 5°.

      bedoeld in artikel 14.3, vierde lid, van de Havenbeheersverordening Rotterdam 2010;

  • d.

    het zorg dragen voor integrale bestuursrechtelijke handhaving van artikel 11.5.1, onderdeel a, van de Havenbeheersverordening Rotterdam 2010.

Artikel 5.10 Collegemachtigingen aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt door het college machtiging verleend tot:

  • a.

    het inzien, verkrijgen en gebruiken van informatie die door inrichtingen is verstrekt aan de rijksdienst voor Ondernemend Nederland in het kader van artikel 2.15, tweede lid, Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    het uitvoeren van een eigen onderzoek en het daartoe opvragen van gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 30 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, voor zover het onderzoek betrekking heeft op een omgevingsvergunning milieu.

Artikel 5.11 Burgemeestersmandaten aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen bij nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat door openbare inrichtingen, bedoeld in artikel 2:28, zesde lid, van de APV Rotterdam 2012 en zoals in het bij de horecanota behorende handhavingsarrangement omtrent overschrijding van de geluidsnormen is bepaald;

  • b.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen bij nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat bij incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 4:3 van de APV Rotterdam 2012, in samenhang met hetgeen hierover in het bij de horecanota behorende handhavings-arrangement omtrent overschrijding van de geluidsnormen is bepaald;

  • c.

    het aanwijzen van ambtenaren, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012, die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde omtrent het ter beschikking stellen en houden van consumentenvuurwerk bij of krachtens artikel 2:72 van de APV Rotterdam 2012;

  • d.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen en het opleggen van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en het opleggen van een last onder dwangsom bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet juncto artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht, met betrekking tot het bepaalde omtrent het ter beschikking stellen en houden van consumentenvuurwerk, bij of krachtens artikel 2:72 van de APV Rotterdam 2012;

  • e.

    het overeenkomstig artikel 2:35 van de APV sluiten van gebouwen van waaruit consumentenvuurwerk ter beschikking wordt gesteld en gehouden, wanneer dit is vereist in het belang van de openbare orde, ter voorkoming of beperking van overlast of ter voorkoming van nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat;

  • f.

    het aanwijzen van ambtenaren, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, van de APV Rotterdam 2012, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan een evenementenvergunning verbonden geluidsvoorschriften, bedoeld in artikel 2:25, eerste en zevende lid, van de APV Rotterdam 2012;

  • g.

    het maken en uitreiken van bestuurlijke waarschuwingen en het opleggen van een last onder bestuursdwang, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet met betrekking tot de naleving van de aan een evenementenvergunning bedoelde geluidsvoorschriften, bedoeld in artikel 2:25, eerste en zevende lid, van de APV Rotterdam 2012.

Artikel 5.12 Burgemeestersmachtiging aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt door de burgemeester machtiging verleend tot het, in het kader van de verlening van een vergunning voor de verkoop van vuurwerk, uitvoeren van een eigen onderzoek en het daartoe opvragen van gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 30 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 5.13 Collegemandaten aan de Directeur-bestuurders van Woningcorporaties die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren

Aan de directeur-bestuurders van toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    elk voor zover het eigen bezit betreft in het toepassingsgebied van artikel 2.1 juncto bijlage 1 van de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad: het uitoefenen van de bevoegdheden met betrekking tot de huisvestingsvergunning, bedoeld in hoofdstuk 2 van de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad;

  • b.

    elk voor zover het eigen bezit betreft, niet in het toepassingsgebied van artikel 2.1 juncto bijlage 1 van de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad: de uitoefening van de bevoegdheden krachtens artikel 2.3.2 (huisvestingsvergunning) van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020;

  • c.

    elk voor zover het eigen bezit betreft: de uitoefening van de bevoegdheden krachtens artikel 2.3.8 voor zover betrekking hebbend op de herhuisvestingsverklaring van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020, juncto artikel 5.8 van Bijlage I bij deze verordening;

Artikel 5.14 Collegemachtiging aan de Directeur-bestuurders van Woningcorporaties die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren

Aan de directeur-bestuurders van toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren wordt, elk voor zover het eigen bezit betreft, door het college machtiging verleend tot het meevoeren en opslaan van roerende zaken die zich in de tot bewoning bestemde ontruimde onroerende zaken bevonden, bedoeld in artikel 556 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 5.15 Collegemandaten aan de Algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

  • 1.

    Aan de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt mandaat verleend tot het verlenen van ontheffingen van een geslotenverklaring op grond van verkeersbord C22a, bedoeld in artikel 3.1 van de Beleidsregels en ontheffingenbesluit ontheffingen Milieuzone Rotterdam 2016 (Beleidsregels).

  • 2.

    Bij het verlenen van een ontheffing handelt de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels en ontheffingenbesluit ontheffingen Milieuzone Rotterdam 2016 (Beleidsregels).

Artikel 5.16 Burgemeestersmandaten aan de Hoofddirecteur ANWB

Aan de hoofddirecteur van de ANWB wordt door de burgemeester mandaat verleend tot het afgeven van internationale rijbewijzen aan ingezetenen van de gemeente Rotterdam, bedoeld in artikel 117 van de Wegenverkeerswet.

Artikel 5.17 Collegemandaten aan de Directeur Centrum Beeldende Kunst

Aan de directeur Centrum Beeldende Kunst wordt door het college mandaat verleend tot het uitvoeren van de Regeling Ontwikkeling- en Onderzoekssubsidies voor Rotterdamse Kunstenaars.

Artikel 5.18 Collegemandaten aan de Directeur publieke gezondheid GGD Rotterdam-Rijnmond; collegemandaten, - volmachten en –machtigingen

Aan de directeur publieke gezondheid GGD Rotterdam-Rijnmond wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het uitoefenen van de bevoegdheden in verband met het uitvoeren van de basistaken door de gemeente Rotterdam, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond;

  • b.

    het houden van toezicht en het uitvoeren van taken, bedoeld in de artikelen 1.61 van de Wet kinderopvang;

  • c.

    het houden van toezicht, bedoeld in artikel 7 van de Wet op de jeugdverblijven.

Artikel 5.19 Burgemeestersmandaten aan de Exploitant van Rotterdam The Hague Airport

Aan de Exploitant van Rotterdam The Hague Airport wordt door de burgemeester mandaat verleend tot:

  • a.

    het aan de gezagvoerder van een luchtvaartuig dat een internationale reis maakt, bij aankomst in de burgerluchthaven, verzoeken om een gezondheidsverklaring, bedoeld in artikel 51, eerste lid en om aanvullende gegevens over de gezondheidstoestand aan boord, bedoeld in artikel 51, derde lid, van de Wet publieke gezondheid;

  • b.

    in geval van een melding als bedoeld in artikel 50 van de Wet publieke gezondheid of indien anderszins blijkt van omstandigheden aan boord van een luchtvaartuig dat een internationale reis maakt, die een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen meebrengen, bepalen van maatregelen met betrekking tot de toelating tot of de onttrekking aan het vrije verkeer van het luchtvaartuig in de burgerluchthaven, voor zover het betreft het afzonderen van het luchtvaartuig op het luchtvaartterrein, bedoeld in artikel 53, eerste lid, en het verzoeken aan de gezagvoerder om een overzicht van gegevens van passagiers, bedoeld in artikel 53, derde lid, onderdeel b, van deze wet.

Artikel 5.20 Collegemachtigingen aan de Voorzitter van het Jeugdbeschermingsplein

Aan de voorzitter van het Jeugdbeschermingsplein wordt door het college machtiging verleend tot het volgende:

  • a.

    het op basis van artikel 2.4 van de Jeugdwet doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming;

  • b.

    het ontvangen van de notificatie van intake van een onder a bedoeld verzoek tot onderzoek via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

  • c.

    het op basis van artikel 7.4.1 van de Jeugdwet versturen van berichten en ontvangen van notificaties via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

  • d.

    het doorzenden aan de wijkteams en de gecertificeerde instellingen van, via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening ontvangen, notificaties inzake kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringsmaatregelen.

Artikel 5.21 Collegemandaten aan het Bestuur Stichting Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond

Aan het bestuur van Stichting Veilig Thuis Rotterdam-Rijnmond wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het vaststellen van het recht op crisisopvang huiselijk geweld, bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • b.

    de uitvoering van de volgende in artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 genoemde taken:

    • 1°.

      het afhandelen van zorgmeldingen van de politie via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening;

    • 2°.

      het afhandelen van zorgmeldingen over vermoedens van kindermishandeling via de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening.

Artikel 5.22 Collegebevoegdheden aan de Manager Crisis Interventie Team en (gebieds)managers Gecertificeerde Instelling

Aan de Manager Crisis Interventie Team en de managers en gebiedsmanagers van de Gecertificeerde Instelling wordt door het college mandaat, volmacht en machtiging verleend tot:

  • a.

    het indienen van een verzoek bij de kinderrechter tot een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, bedoeld in artikel 6.1.8, eerste lid, juncto de artikelen 6.1.2, eerste lid, 6.1.3, eerste lid, en 6.1.4, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • b.

    het bepalen dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf, niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is, bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet;

  • c.

    het ter zitting van de kinderrechter optreden namens het college.

Artikel 5.23 Collegemandaten aan de Commandant Koninklijke Marechaussee

Aan de Commandant Koninklijke Marechaussee wordt door het college mandaat verleend tot het toepassen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 170, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 5.24 Burgemeestersmandaten aan het Bestuur van het Centrum voor Dienstverlening

Aan het bestuur van het Centrum voor Dienstverlening wordt door de burgemeester mandaat verleend om betrokkene te horen als bedoeld in artikel 7:1, derde lid, onderdeel b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking oude regeling

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 6.2 Overgangsbepaling

Ondermandaten, ondervolmachten en ondermachtigingen die zijn verleend op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 zijn verleend op grond van dit besluit.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 november 2021.

Artikel 6.4 Citeerartikel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 november 2021.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

V.P.G. Karremans, l.b.

Aldus vastgesteld op 2 november 2021.

De burgemeester,

V.P.G. Karremans, l.b.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 10 november 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage als bedoeld in artikel 4.20, onderdeel c en 4.21, onderdeel g, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021

 

Het uitoefenen van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, inclusief het op kosten van de overtreder van de navolgende regelgeving doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen van hetgeen in strijd met na te noemen bepalingen is gedaan of nagelaten:

 

  • 1.

    APV Rotterdam 2012:

    Artikel 2:6 beperking verspreiden van voorwerpen voor handelsreclamedoeleinden;

    Artikel 2:10 plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg;

    Artikel 2:11 aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg;

    Artikel 2:12 maken en veranderen van een uitweg;

    Artikel 2:14 winkelwagentjes;

    Artikel 2:15 hinderlijke beplanting of voorwerp;

    Artikel 2:16 openen straatkolken e.d.;

    Artikel 2:18 rookverbod in bossen en natuurgebieden;

    Artikel 2:19 gevaarlijk of hinderlijk voorwerp;

    Artikel 2:23 veiligheid op het ijs;

    Artikel 2:23a (slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en kampeermiddelen;

    Artikel 2:42 plakken en kladden;

    Artikel 2:43 vervoer plakgereedschap;

    Artikel 2.45 bescherming groenvoorzieningen;

    Artikel 2:47 hinderlijk gedrag op openbare plaatsen;

    Artikel 2.52 overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.;

    Artikel 2:57 loslopende honden;

    Artikel 2:58 verontreiniging door honden;

    Artikel 2:59 gevaarlijke honden;

    Artikel 2.60 houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren;

    Artikel 2.73 gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling;

    Artikel 4.7 straatvegen;

    Artikel 4:8 natuurlijke behoefte doen;

    Artikel 4:9 toestand sloten en putten;

    Artikel 4:9b verbod oplaten ballonen;

    Artikel 4:11 omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden;

    Artikel 4:11c afstand van de erfgrenslijn;

    Artikel 4:11g herplant- en instandhoudingsplicht;

    Artikel 4:11k voorwerpen aan en in houtopstand;

    Artikel 4:13 opslag voer- en vaartuigen, caravans, mest, etc.;

    Artikel 4:15 verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame;

    Artikel 4.18 nachtverblijf buiten kampeerterreinen;

    Artikel 4.19 aanwijzen kampeerplaatsen;

    Artikel 5:2 parkeren autobedrijven;

    Artikel 5:3 te koop aanbieden van voertuigen;

    Artikel 5:4 defecte voertuigen;

    Artikel 5:5 voertuigwrakken;

    Artikel 5:6 caravans, aanhangwagens, e.d.;

    Artikel 5:7 parkeren reclamevoertuigen;

    Artikel 5:8 parkeren grote voertuigen;

    Artikel 5:10 overlastgevend parkeren van voertuigen;

    Artikel 5.11 aantasting groenvoorziening door voertuigen;

    Artikel 5:12 overlastgevend stallen en hinderlijk parkeren van (brom)fietsen en fietswrakken;

    Artikel 5:12a deelmobiliteitsvergunningen;

    Artikel 5.13 inzamelen van geld of goederen;

    Artikel 5:15 ventverbod;

    Artikel 5:18 standplaatsen, gebruik van openbaar water;

    Artikel 5:21a standplaatsvrije gebieden;

    Artikel 5:21c inneming en ontruiming standplaats;

    Artikel 5:21d standplaatsen en grote voertuigen;

    Artikel 5:31 vaarverbod;

    Artikel 5.31a vaarverbod;

    Artikel 5.31b verzamelen van visvoer;

    Artikel 5:32 motorvoertuigen, (brom)fietsen op het strand en in duinterreinen;

    Artikel 5.33 rij- en trekdieren op het strand;

    Artikel 5.33a vaartuigen op en bij het strand en in de zee;

    Artikel 5:34 verbod afvalstoffen verbranden.

  • 2.

    Marktverordening Rotterdam 2008:

    Artikel 4 vereisten innemen staanplaats op markt Artikel 13 verwijderen van markt.

  • 3.

    Marktreglement Rotterdam 2008:

    Artikel 4 tijdstip innemen staanplaats; aan- en afvoer goederen;

    Artikel 7 innemen staanplaats conform staanplaatsenplan;

    Artikel 15 voorschriften met betrekking tot standwerkersplaatsen;

    Artikel 21 obstakels en welstand;

    Artikel 22 schoonhouden en opleveren standplaatsen.

  • 4.

    Telecommunicatiewet:

    Artikel 5.4, eerste lid, onderdeel b kabels in openbare grond ten behoeve van openbare elektronische communicatienetwerken.

  • 5.

    Taxiverordening Rotterdam 2013

  • 6.

    Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen en reikwijdte

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Reikwijdte

Paragraaf 1.2 Inleidende bepalingen

Artikel 1.3 Ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging

Artikel 1.4 Accepteren mandaten, volmachten en machtigingen

Artikel 1.5 Volmacht bij gemandateerde besluiten

Artikel 1.6 Machtiging bij verleende mandaten en volmachten

Artikel 1.7 Mandaat tot het vaststellen van beleidsregels

Artikel 1.8 Mandaten aan alle gemandateerden

 

Hoofdstuk 2 Bevoegdheden aan leden van het college

Paragraaf 2.1 Mandaten aan leden van het college.

Artikel 2.1 Collegemandaten aan elk lid van het college

Artikel 2.2 Burgemeestersmandaten aan elk lid van het college

Artikel 2.3 Collegemandaten aan de burgemeester

Artikel 2.4 Collegemandaten aan de Wethouder met Verkeer en Vervoer in de portefeuille

Artikel 2.5 Collegemandaten aan de Wethouder met Cultuur in de portefeuille

Artikel 2.6 Collegemandaten aan de Wethouder met onderwijs in de portefeuille

Artikel 2.7 Burgemeestersmandaten aan Wethouder met onderwijs in de portefeuille

Artikel 2.8 Collegemandaten van de Wethouder met financiën in de portefeuille

Artikel 2.9 Collegemandaten van de Wethouder met Werk en Inkomen in de portefeuille

Paragraaf 2.2 Volmachten aan leden van het college

Artikel 2.10 Burgemeestersvolmachten aan elk lid van het college

Paragraaf 2.3 Machtigingen aan leden van het college

Artikel 2.11 Burgemeestersmachtigingen aan elk lid van het college

Artikel 2.12 Collegemachtigingen aan de burgemeester

Artikel 2.13 Collegemachtigingen aan de Wethouder met Buitenruimte in de portefeuille

 

Hoofdstuk 3 Mandaten aan andere functionarissen in het concern

Artikel 3.1 Collegemandaten aan de griffier

Artikel 3.2 College- en burgemeestersmandaten aan het hoofd afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning

Artikel 3.3 Collegemandaten aan het hoofd van de afdeling Juridisch van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning

Artikel 3.4 Collegemandaten aan de Concerndirecteur Stadsontwikkeling

Artikel 3.5 Collegemandaten en –machtigingen aan de leerplichtambtenaren

Artikel 3.6 Collegemandaten aan de Directeur Rekenkamer Rotterdam

Artikel 3.7 Collegemandaten aan de Gemeentelijk ombudsman Rotterdam

Artikel 3.8 Collegemandaten aan de Gemeentearchivaris

 

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden aan de algemeen directeur

Paragraaf 4.1 Algemene mandaten, volmachten en machtigingen aan de algemeen directeur

Artikel 4.1 Algemene collegemandaten aan de algemeen directeur

Artikel 4.2 Algemene collegemachtigingen aan de algemeen directeur

Artikel 4.3 Algemene burgemeestersmandaten aan de algemeen directeur mandaten

Artikel 4.4 Algemene burgemeestersmachtigingen aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.2 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

Artikel 4.5 Collegemandaten met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

Artikel 4.6 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Middelen en Control aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.3 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Artikel 4.7 Collegemandaten met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Artikel 4.8 Collegemachtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Artikel 4.9 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

Artikel 4.10 Burgemeestersmachtigingen met betrekking tot Veiligheid aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.4 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.11 Collegemandaten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.12 Collegevolmachten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.13 Collegemachtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.14 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.15 Burgemeestersmachtigingen met betrekking tot Maatschappelijke ontwikkeling aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.5 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Werk en inkomen aan de algemeen directeur

Artikel 4.16 Collegemandaten met betrekking tot Werk en Inkomen aan de algemeen directeur

Paragraaf 4.6 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.17 Collegemandaten met betrekking tot stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.18 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

Artikel 4.19 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.7 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

Artikel 4.20 Collegemandaten met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

Artikel 4.21 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.8 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Artikel 4.22 Collegemandaten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Artikel 4.23 Collegevolmachten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Artikel 4.24 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Artikel 4.25 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

 

Paragraaf 4.9 Mandaten, volmachten en machtigingen met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Artikel 4.26 Collegemandaten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Artikel 4.27 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

Artikel 4.28 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Bestuurs- en Concernaangelegenheden aan de algemeen directeur

 

Hoofdstuk 5 Bevoegdheden buiten het concern

Artikel 5.1 Collegemandaten aan de Politiechef van de regionale eenheid Rotterdam

Artikel 5.2 Burgemeestersmandaten aan de Politiechef van de regionale eenheid Rotterdam

Artikel 5.3 Burgemeestersmandaten aan Hulpofficieren van justitie

Artikel 5.4 Collegemandaten aan de Algemeen directeur Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Artikel 5.5 Burgemeestersmandaten aan Officier van dienst Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Artikel 5.6 Collegemandaten aan de Havenmeester Rotterdam

Artikel 5.7 Burgemeestersmandaten aan de Havenmeester Rotterdam

Artikel 5.8 Burgemeestersondermandaten van de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Havenmeester van Rotterdam

Artikel 5.9 Collegemandaten aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Artikel 5.10 Collegemachtigingen aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Artikel 5.11 Burgemeestersmandaten aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Artikel 5.12 Burgemeestersmachtigingen aan de Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Artikel 5.13 Collegemandaten aan de Directeur-bestuurders van Woningcorporaties die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren

Artikel 5.14 Collegemachtiging aan de Directeur-bestuurders van Woning Woningcorporaties die in Rotterdam zelfstandige woonruimte onder de huurprijsgrens verhuren

Artikel 5.15 Collegemandaten aan de Algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Artikel 5.16 Burgemeestersmandaten aan de Hoofddirecteur ANWB

Artikel 5.17 Collegemandaten aan de Directeur Centrum Beeldende Kunst

Artikel 5.18 Collegemandaten aan de Directeur publieke gezondheid GGD Rotterdam-Rijnmond; collegemandaten, -volmachten en –machtigingen

Artikel 5.19 Burgemeestersmandaten aan de Exploitant van Rotterdam The Hague Airport

Artikel 5.20 Collegemachtigingen aan de Voorzitter van het Jeugdbeschermingsplein

Artikel 5.21 Collegemandaten aan het Bestuur Stichting Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond

Artikel 5.22 Manager Crisis Interventie Team en (gebieds)managers Gecertificeerde Instelling

Artikel 5.23 Collegebevoegdheden aan de Commandant Koninklijke Marechaussee

Artikel 5.24 Burgemeestersmandaten aan het Bestuur van het Centrum Voor Dienstverlening

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Intrekking oude regeling

Artikel 6.2 Overgangsbepaling

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

Artikel 6.4 Citeerartikel

 

Naar boven