Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2022

De raad van de gemeente Purmerend,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2021;

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2022

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanbieder: geregistreerd kindercentrum;

  • bruto-ouderbijdrage: vastgestelde ouderbijdrage waarvan de ouder op basis van het inkomen een deel terugkrijgt via KOT of compensatie via de gemeentetoeslag die wordt verrekend met de subsidie aan de aanbieder;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend;

  • gemeentetoeslag: subsidie die aan de aanbieder wordt toegekend ten behoeve van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van peuteropvang of VVE. De hoogte van de gemeentetoeslag is het verschil tussen de ouderbijdrage en de bruto-ouderbijdrage per uur.

  • geregistreerd kindercentrum: in het landelijk register kinderopvang ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet kinderopvang;

  • inkomensverklaring: Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI, voorheen IB60-verklaring genoemd) van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. De inkomensverklaring bevat de volgende gegevens:

    • o

      naam en adres;

    • o

      naam- en adresgegevens van de Belastingdienst;

    • o

      het jaar waarover de inkomensverklaring wordt afgegeven;

    • o

      inkomensgegevens.

  • jeugdteam: het jeugdteam vormt het loket voor hulpvragen rondom opvoeden in de breedste zin voor ouders/verzorgers van kinderen in de leeftijd van –9 maanden (prenataal) tot 18 jaar.

  • koptarief: verschil tussen de kostprijs per uur en de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur;

  • kostprijs: de maximaal te subsidiëren prijs voor een uur peuteropvang, VVE of maatwerk.

  • KOT: kinderopvangtoeslag, de toeslag die kinderopvangtoeslaggerechtigden ontvangen van de Belastingdienst voor kinderopvang;

  • LRK: landelijk register kinderopvang, register als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang;

  • lunch: een lunch of ‘gezonde snack’ in afstemming met Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG);

  • maatwerk: extra opvang in aanvulling op de peuteropvang ten behoeve van de ontwikkeling van de peuter;

  • maatwerk-indicatie: door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat maatwerk geïndiceerd is;

  • ouder: ouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

  • ouderbijdrage: eigen bijdrage die ouders betalen voor peuteropvang en VVE en die afhankelijk is van de hoogte van het gezinsinkomen;

  • peuteropvang: standaardaanbod voorschoolse educatie van een door het college vast te stellen omvang in aantal uren per jaar voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat ze uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • VVE (voor- en vroegschoolse educatie): opvang waarbij peuters een gecertificeerd VVE-programma krijgen aangeboden gericht op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • VVE-indicatie: door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat deelname aan VVE geïndiceerd is.

Artikel 2. Doel

Met deze bijzondere subsidieverordening wordt beoogd het voor ouders mogelijk te maken om hun peuter een geregistreerd kindercentrum te laten bezoeken en te laten deelnemen aan peuteropvang, maatwerk of VVE.

 

Artikel 3. Bevoegdheid tot subsidiëring

  • 1.

    Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies voor peuteropvang, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.

  • 2.

    Het college kan subsidieregelingen vaststellen, waarin de te subsidiëren activiteiten en de doelgroepen worden omschreven, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.

  • 3.

    Het college is bevoegd te besluiten over subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is.

Artikel 4. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend voor peuteropvang, maatwerk of VVE bij een aanbieder in de gemeente Purmerend.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend aan de desbetreffende aanbieder waar de ouders peuteropvang, maatwerk of VVE afnemen.

  • 3.

    De subsidie kan bestaan uit:

    • a.

      gemeentetoeslag;

    • b.

      koptarief;

    • c.

      subsidiëring van VVE;

    • d.

      subsidiëring van maatwerk;

    • e.

      lunch.

  • 4.

    Voor een subsidie van VVE voldoet de aanbieder aan de voorwaarde dat tenminste 30% van de peuters van een VVE-groep een VVE-indicatie heeft.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de subsidiabele activiteiten jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2.

    Als het subsidieplafond is bereikt, kan een verhoging van het subsidieplafond ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Artikel 6. Subsidiehoogte en nadere regels

  • 1.

    In het kader van het verstrekken van de subsidies, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a tot en met e stelt het college de hoogte vast van:

    • a.

      de kostprijs per peuter voor peuteropvang;

    • b.

      de bruto-ouderbijdrage;

    • c.

      de kostprijs per peuter voor peuteropvang op een VVE-locatie;

    • d.

      de gemeentetoeslag;

    • e.

      kostprijs voor maatwerk;

    • f.

      kostprijs voor een lunch.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de kwaliteit van VVE of met betrekking tot maatwerk door een aanbieder.

Artikel 7. Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    De subsidie wordt aangevraagd door de aanbieder die peuteropvang, maatwerk of VVE aanbiedt.

  • 2.

    Een aanvraag dient uiterlijk vóór 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de peuteropvang ingediend.

  • 4.

    De subsidieaanvraag omvat:

    • a.

      het nummer waaronder het geregistreerd kindercentrum in het LRK geregistreerd staat en of deze VVE-geregistreerd is;

    • b.

      een prognose van het aantal op te vangen peuters in het volgende kalenderjaar;

    • c.

      een onderverdeling waaruit blijkt:

      • Het aantal peuters waarvan de ouder in aanmerking komt voor KOT;

      • Het aantal peuters waarvan de ouder in aanmerking komt voor gemeentetoeslag;

      • Het aantal peuters met een VVE-indicatie;

      • Het aantal peuters met een maatwerk-indicatie;

      • Het aantal lunches dat is aangeboden op de peuteropvang.

  • 5.

    De aanbieder vraagt de subsidie aan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Het college kan de beslissing als bedoeld in voorgaande leden met opgave van redenen eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen en doet de instelling daarvan, vóór afloop van de in voorgaande leden genoemde termijn, gemotiveerd mededeling.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidieverlening geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

    • a.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen of ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

    • c.

      de behoefte aan het te subsidiëren aanbod onvoldoende is onderbouwd;

    • d.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2.

    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid kan het college de subsidie weigeren, intrekken of terugvorderen indien:

    • a.

      de te subsidiëren activiteit geen invulling geeft aan de doelstellingen of het beleid van de gemeente Purmerend.

    • b.

      de te subsidiëren activiteit al wordt uitgevoerd door een andere partij of als er voor soortgelijke activiteiten al subsidie is verleend;

    • c.

      er voor een soortgelijke activiteit door een andere aanvrager een aanvraag is ingediend die op grond van een kwalitatieve beoordeling van beide aanvragen de voorkeur verdient;

    • d.

      de aanvrager een bij of krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of als hij niet voldoet aan daarin gestelde regels en voorwaarden om voor de subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      de te subsidiëren activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komt aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • f.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteit waarvoor deze wordt gevraagd;

    • g.

      het aannemelijk is dat de gelden niet of niet in voldoende mate besteed zullen worden aan de activiteit of het doel waarvoor subsidie wordt gevraagd;

    • h.

      de organisatie van de aanvrager naar het oordeel van het college onvoldoende omvang of onvoldoende draagvlak bezit voor een doeltreffende realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • i.

      de activiteiten uitsluitend of mede tot doel hebben de deelnemers te overtuigen van een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging;

    • j.

      de instelling op welke wijze dan ook discrimineert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, burgerlijke staat, ras, sekse of seksuele geaardheid of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand; of

    • k.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De aanbieder brengt de subsidie in mindering op de door aanbieder ontvangen ouderbijdrage;

  • 2.

    Peuters met een VVE-indicatie of maatwerk-indicatie worden warm overgedragen naar het primair onderwijs; daarbij wordt in ieder geval een gesprek gevoerd tussen aanbieder, ouders en school (leerkracht);

  • 3.

    De aanbieder werkt samen met het jeugdteam, jeugdgezondheidszorg en andere partners om preventie en zorg te bieden aan de peuters die het nodig hebben.

  • 4.

    Als aannemelijk is dat een of meer activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 5.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten ten opzichte van de begroting, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • b.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • c.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • e.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

  • 6.

    Indien een per boekjaar verstrekte subsidie € 25.000,- of meer bedraagt, behoeft de subsidieontvanger toestemming van het college voor handelingen bedoeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 11. Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie, een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb.

    • a.

      De egalisatiereserve van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie bedraagt niet meer dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

    • b.

      Indien de egalisatiereserve de onder a. bedoelde 10% overschrijdt, wordt het bedrag waarmee de maximale hoogte van de egalisatiereserve van dat jaar overschreden wordt, terugbetaald aan het college. De afrekening voor deze terugbetaling vindt plaats bij de vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    De subsidieontvanger is ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de door het college verstrekte subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen indien:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • b.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd; of

    • c.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Artikel 12. Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    De termijn voor aanvraag tot subsidievaststelling:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend met een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling bevat tenminste:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening); en

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 4.

    De aanbieder verantwoordt per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • a.

      locatie;

    • b.

      klantnummer peuter/ouder(s);

    • c.

      aantal afgenomen opvanguren;

    • d.

      toepasselijkheid categorieën als genoemd in artikel 7, vierde lid, onder c;

    • e.

      onderbouwing ouderbijdrage;

    • f.

      VVE-indicatie of maatwerk-indicatie;

    • g.

      aantal aangeboden lunches.

  • 5.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijk aantal opvanguren per peuter aan de hand van de afgesproken subsidiehoogte, de berekende ouderbijdrage en de toepasselijkheid van de categorieën, genoemd in artikel 7, vierde lid, onder c.

  • 6.

    Naast de stukken zoals vermeld in voornoemd lid 1 t/m 5, levert de subsidieontvanger aan wie een subsidie van meer dan € 100.000,- is verleend ook een controleverklaring bij de jaarrekening aan, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 7.

    De in het zesde lid bedoelde opdracht aan de accountant kan mede omvatten de opdracht tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen, indien en voor zover de gelden waarmee de subsidie betaald wordt afkomstig zijn uit een specifieke doeluitkering van het Rijk.

  • 8.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 13. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt een subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verlengd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 13, eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Op de datum genoemd in het eerste lid wordt de Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2019 ingetrokken.

 

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2022.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 28 oktober 2021

 

de griffier,

R.J.C. van der Laan

de voorzitter,

D. Bijl

Naar boven