Beleidskader OAB/ Voorschoolse educatie Geldrop-Mierlo 2022 – 2024

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

 

voorgenomen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo d.d 14 september 2O2'l;

 

gehoord de commissie Samenleving d.d. 5 oktober 2021;

 

besluit :

 

  • 1.

    ln te stemmen met bijgevoegd 'Beleidskader OABA/oorschoolse educatie Geldrop-Mierlo 2022-2024';

  • 2.

    ln te stemmen met bijgevoegde subsidieregeling 'Voorschoolse educatie Geldrop-Mierlo 2022

Voorwoord

 

Dit beleidskader Onderwijsachterstanden/voorschoolse educatie Geldrop-Mierlo geeft de kaders aan van het onderwijsachterstandenbeleid in het algemeen en de voorschoolse educatie in het bijzonder. Op onderdelen wordt met alle partijen de detaillering en de afstemming van de uitvoering nog nader bepaald. Die afstemming en samenwerking is en blijft van grote waarde. Het bundelen van expertises vergroot de ontwikkelingskansen van kinderen. Ontmoeting, het met elkaar in gesprek gaan, elkaar kennen en bereid zijn om elkaar te versterken zijn essentiële ingrediënten voor samenwerking. Het gaat hierbij niet alleen om ontmoeting en gerichte samenwerking tussen professionals in de kindercentra, in de jeugdgezondheidszorg en het CMD, maar ook om ontmoeting met ouders (ouderbetrokkenheid/ educatief partnerschap) en met andere partijen die activiteiten aanbieden in de wijk. Samen bouw je verder aan gelijke kansen voor ieder kind in Geldrop-Mierlo.

 

 

1. Context en inleiding

 

(OAB) Het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) heeft als doel onderwijsachterstanden van kinderen, waaronder taalachterstanden, vroegtijdig te signaleren en te bestrijden. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Dit gebeurt in ieder geval door het realiseren van een aanbod van voorschoolse educatie en daarnaast kan de gemeente ook overige zaken (mee)subsidiëren die helpend zijn bij het voorkomen van onderwijsachterstanden. Te denken valt aan de intensivering van de samenwerking tussen voor- en vroegschool, deskundigheidsbevordering, het inrichten van zomerscholen en schakelklassen ter voorkoming of bestrijding van onderwijsachterstanden.

 

Het doel van al deze maatregelen is om kinderen te ondersteunen die op basis van hun omgevingskenmerken (dat wil zeggen: het gezin of de wijk waarin zij opgroeien) een vergroot risico lopen op een onderwijsachterstand.

 

Het gemeentelijke OAB (GOAB) bestaat uit twee delen:

  • 1.

    Beleid voor de voorschoolse periode (VE) (gemeente ontvangt de middelen vanuit het Rijk)

  • 2.

    Beleid voor de basisschoolperiode (schoolbestuur ontvangt de middelen vanuit het Rijk)

Gemeenten hebben de verplichting om van hun OAB-middelen in ieder geval Voorschoolse Educatie (VE) te bekostigen: een speciaal voorschools aanbod voor peuters tussen minimaal 2,5 en 4 jaar die in de doelgroep vallen. Dit beleidskader richt zich op de voorschoolse periode en is opgesteld als kader voor de betrokken partijen.

 

Vanaf 2019 is het Rijksbudget voor OAB verhoogd, de budgetten voor de gemeenten zijn herverdeeld op basis van nieuwe criteria voor de doelgroep. Het gevolg hiervan is dat veel gemeenten er (veel) OAB-middelen bij hebben gekregen. Ook voor Geldrop-Mierlo geldt dat het Rijksbudget vanaf 2019 verhoogd is. Er moet hiervoor echter wel meer gerealiseerd worden. Zo is het aantal uren dat aan peuters met een VVE-indicatie moet worden aangeboden verhoogd van 10 naar 16 uur en vanaf 2022 dient er extra HBO-inzet gepleegd worden in de voorschoolse educatie. Als gemeenten na het realiseren van VE nog OAB-middelen overhouden, dan mogen ze deze ook inzetten voor OAB in het basisonderwijs.

2. Landelijke ontwikkelingen

 

Al langere tijd is zowel bij het ministerie van SZW (reguliere kinderopvang) als het ministerie van OCW (voor- en vroegschoolse educatie) het gesprek gaande over kinderopvang als een basisvoorziening. Men heeft het dan over twee dagen kinderopvang (0-4 jarigen) zonder dat ouders hier een bijdrage voor betalen. De ambitie is om deze basisvoorziening op het kwaliteitsniveau van de voorschoolse educatie te brengen. Of dit een haalbare ambitie is en binnen welke termijn dit geeffectueerd kan worden, is voorlopig nog een niet te beantwoorden vraag. Duidelijk is wel dat er vanuit beide ministeries veel aandacht is voor kindontwikkeling daar waar eerder kinderopvang vooral als arbeidsmarktinstrument werd gezien.

 

Naast kinderopvang als een basisvoorziening, is er veel interesse en initiatief voor kindcentra ontwikkeling. Een IKC (Integraal KindCentrum) wordt door velen gezien als een passend ‘vehikel’ om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs, in het belang van het kind, te bevorderen. Het ontschotten, de doorgaande lijn en de intensieve samenwerking rondom kind en ouder, maken dit een beleidsterrein ook vanuit gemeentelijk perspectief interessant.

Als laatste -recente- ontwikkelingen noemen we de NPO-middelen die onderwijs en gemeenten de komende twee jaar ontvangen om achterstanden bij kinderen door de COVID-19 pandemie in te lopen. Onderwijs maakt hiervoor haar eigen analyses en plannen en deelt deze met de gemeente, zodat die op haar beurt de verbinding kan leggen met terreinen als kinderopvang, zorg, sport en cultuur. Ook in Geldrop-Mierlo worden in gezamenlijkheid met de relevante partners plannen gemaakt, waarbij goed in de gaten gehouden moet worden dat het gaat om incidentele middelen. Voor structurele initiatieven dient dan ook in de gaten te houden dat voorzetting uiteindelijk uit de reguliere middelen moet worden bekostigd.

3. Uitgangspunten voor VE in Geldrop-Mierlo

 

De gemeente Geldrop-Mierlo bestaat uit verschillende gebieden. De gebieden verschillen wat betreft het aantal scholen en kinderopvangorganisaties, maar ook de achterstandsproblematiek verschilt tussen (en binnen) de kernen. Aan deze verscheidenheid wil de gemeente recht doen door het inzetten van aanpak op maat, passend bij de behoeften van doelgroepkinderen op een school of kinderopvanglocatie.

 

 

Recht doen aan de behoeften van de doelgroepkinderen gaat verder dan je eigen locatie en organisatie. Een goede samenwerking tussen de verschillende schakels waar kinderen mee te maken krijgen is van groot belang. Samenwerking tussen consultatiebureau (jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar) en voorschoolse voorziening, tussen voorschoolse voorziening en basisonderwijs en tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs is vereist. En in Geldrop-Mierlo kiezen we ervoor om ook de organisaties die zorg verlenen hier nadrukkelijk bij te betrekken.

 

Bij het kiezen van een aanpak voor het bestrijden van (het risico op) onderwijsachterstanden is het van belang om in te spelen op de behoeften van de doelgroepkinderen op die specifieke locatie en om na te gaan met welke andere organisaties een verbinding moet worden gezocht. Daarbij blijft het steeds van belang om de vraag te stellen: draagt deze aanpak bij aan het bestrijden van onderwijsachterstanden? Wat is daarbij structureel nodig en wat incidenteel? Waarbij geldt dat je ongelijke aandacht (kansen) nodig hebt voor een gelijk speelveld.

 

4. Verantwoordelijkheden voor- en vroegschoolse educatie

 

  • -

    Wettelijke taak

  • -

    Lokaal kader

  • -

    Rol gemeente

  • -

    Rol Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

  • -

    Rol Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD)

Wettelijke taak

Met de invoering van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) op 1 augustus 2010 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor het realiseren van een voor- en vroegschools (VVE) aanbod van goede kwaliteit en voldoende kwantiteit. Een nevendoel van de wet OKE was het harmoniseren van de kinderopvang en het toenmalige peuterspeelzaalwerk en daarmee een kwaliteitsimpuls geven aan het peuterspeelzaalwerk. De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is in januari 2018 in werking getreden. De harmonisatie berust op drie pijlers:

  • het versterken van de pedagogische kwaliteit;

  • één kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven (voorschoolse voorzieningen);

  • één financieringsstructuur voor werkende ouders.

De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk houdt een wijziging in van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen naar de Wet kinderopvang (WKO) en enkele andere wetten. De wijzigingen in kwaliteitseisen zijn apart geregeld in de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK). Deze wet is ook in januari 2018 inwerking getreden. De nieuwe kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriële regelingen.

 

De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie schrijven de verplichtingen voor aan de gemeente, het basisonderwijs en de kinderopvang op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

Voorschoolse educatie is bedoeld voor peuters met een (risico op een) taalachterstand op een voorschoolse voorziening. De gemeente heeft sinds 1 augustus 2020 de verplichting om een aanbod van in totaal 960 uur voorschoolse educatie aan deze peuters van 2,5 tot 4 jaar te bieden. Daarnaast ontvangt de gemeente middelen van het Rijk (de zogenaamde Asschermiddelen) om peuters zonder risico op onderwijswijsachterstanden waarvan ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een aanbod peuteropvang te doen.

Vroegschoolse educatie tenslotte is voor kinderen met een onderwijsachterstand in groep 1 en 2 van de basisschool. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft op basis van de Wet publieke gezondheid de taak om te signaleren of een kind een (risico op een) taalachterstand heeft als gevolg van onvoldoende taalaanbod in de eigen omgeving. De genoemde wetten tezamen vormen het wettelijk kader van het Onderwijskansenbeleid.

 

Lokaal kader

In Geldrop-Mierlo stimuleren we een doorgaande ontwikkellijn voor onze inwoners door gerichte verbindingen te leggen tussen gezin, school of werk en vrije tijd.

De gemeente Geldrop-Mierlo benoemt in haar visie en strategie voor het Sociaal Domein 1 als programmadoel 4 dat men een ‘doorlopende ontwikkellijn wenst te creëren zodat onze inwoners hun talenten kunnen benutten en een leven lang ontwikkelen’. Daarbij worden de volgende aandachtspunten aangegeven:

  • De versterking van structurele samenwerking tussen mensen die om het kind staan. Wij willen dat ouders, kinderopvangorganisaties en scholen in de wijk gericht met elkaar – en andere partners - samenwerken.

  • Het neerzetten van niet-formeel leren en spelenderwijs leren waarbij wij slimme combinaties maken met activiteiten op het gebied van sport, cultuur en burgerschap in de breedste zin van het woord;

  • Het bieden van gelijke kansen voor alle jeugdigen. Bijvoorbeeld door een beredeneerd VVE aanbod.

  • Het flexibel kunnen inspelen op ontwikkelingen. Bij de doorontwikkeling van de voorschoolse ontwikkelrichting, zullen wij steeds meer gaan differentiëren op wijkniveau. In elke wijk is iets anders nodig of zijn bepaalde zaken belangrijk.

Per 2018 zijn wij in Geldrop-Mierlo gestart met de voorschoolse ontwikkelrichting. In 2018 hebben wij in samenwerking met onze partners de basis voor voorschoolse educatie (inclusief Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)) neergezet en vanaf 2019 is ingezet op de versterking van de zorgstructuur rondom het jonde kind en is er meer verbinding gelegd met jeugdhulp. Vanaf het jaar 2020 (vaststelling Visie en Strategie Sociaal Domein) leggen wij daarnaast ook de focus op de doorgaande ontwikkellijn met een holistische benadering. Concreet betekent dit dat de doorgaande ontwikkellijn herkenbaar is voor jeugdigen en ouders en aansluit bij de ontwikkeling van jeugdigen. Dit is mogelijk door de leefwerelden waar de jeugdige tijd doorbrengt, namelijk binnen het gezin, de school en in de vrije tijd, meer met elkaar te verbinden. Dit vraagt om nadere (werk)afspraken met alle betrokken partijen én een doorlopende onderlinge dialoog over wat werkt en wat hiervoor nodig is.

 

Rol gemeente

De gemeente Geldrop-Mierlo heeft op grond van de WPO en de wet OKE een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor peuters met een (risico op een) taalachterstand. De Rijksoverheid stelt voor dit beleid een specifieke uitkering beschikbaar aan de gemeente. Deze middelen zijn bedoeld voor:

  • Voorzieningen voor voorschoolse educatie die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen

  • Overige activiteiten (naast voor- en vroegschoolse educatie) voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal

  • Afspraken over voor- en vroegschoolse educatie (vve) met bevoegde gezagsorganen van scholen, houders van kindcentra en peuteropvanglocaties

  • Monitoren van effecten, indiceren en toeleiden, preventieve en stimulerende activiteiten ter verhoging van het bereik van doelgroepkinderen

Aanvullend heeft de gemeente ook een eigen gemeentelijk budget beschikbaar voor peuterwerk. Dit onderstreept het belang dat de gemeente geeft aan de doorlopende ontwikkellijn die bij de jongsten in onze gemeente begint.

 

Het onderwijsachterstandenbeleid heeft raakvlakken met het jeugdbeleid in brede vorm. Daarom hebben we als gemeente aandacht voor de doorgaande lijnen tussen de voor- en vroegschoolse en de samenwerking hierin met passend onderwijs en de lokale partners die een rol spelen in het kader van jeugdhulp en veiligheid.

 

Rol Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

De JGZ heeft een wettelijke taak als het gaat om het systematisch volgen en signaleren van de ontwikkeling van jeugdigen. De JGZ ziet bijna alle kinderen. Ze zijn dan ook een belangrijke samenwerkingspartner op het gebied van signaleren en verwijzen naar voorschoolse voorzieningen. De JGZ verzorgt na het constateren van een (risico op een) onderwijsachterstand de verwijzing/indicatie naar een peuteropvang met voorschoolse educatie. Het constateren van een (risico op een) onderwijsachterstand doen zij aan de hand van de gemeentelijk bepaalde doelgroepdefinitie. Hierin staat wat de voorwaarden zijn om tot indicatiestelling over te gaan. Deze doelgroepdefinitie wordt verder in dit stuk beschreven.

 

Rol Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD)

Het CMD biedt mensen met een hulpvraag informatie en persoonlijk advies. Daarnaast kan het CMD klanten kortdurend ondersteunen in een aantal gesprekken. Als tijdens de ondersteuning blijkt dat er zorg ingezet moet worden, dan zorgt het CMD dat de zorgaanbieder de opdracht krijgt om de zorg te leveren. Daarnaast heeft het CMD de opdracht om via preventieve inzet, hulpvragen vroeg te signaleren waardoor klanten zo veel mogelijk zelf in staat blijven een oplossing te vinden en worden problemen voorkomen. In het kader van de voor- en vroegschoolse educatie is het CMD zowel betrokken als het gaat om preventie van zorgvraagstukken bij het jonge kind als ook bij curatieve interventies. Zij zijn gesprekspartner van zowel het gezin als de professional in de kinderopvang en eventueel andere (professionele) partijen rondom het gezin. Samen met de JGZ en de kinderopvang vormen zij een belangrijke driehoek rond het kind en het gezin.

 

Samenwerking tussen de voor- en vroegschool

Een goede samenwerking tussen de voorschoolse voorziening en de vroegschool (groep 1 en 2 van de basisschool) draagt bij aan een ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Het gaat daarbij onder andere om: een goede vve-coördinatie tussen de voor- en vroegschool; een tijdige en warme overdracht; afstemming van het aanbod, het pedagogisch handelen, de omgang met ouders en de interne begeleiding en zorg.

Extra aandacht is er nodig voor peuters waarbij een soepele overgang van voor- naar vroegschool niet vanzelfsprekend is. In het kader van de Wet Passend Onderwijs hebben scholen een zorgplicht; zij moeten ervoor zorgen dat een kind dat extra begeleiding en ondersteuning nodig heeft, altijd een passende plek krijgt. Om hier tijdig op te kunnen anticiperen is een goede afstemming tussen voor- en vroegschool cruciaal. Indien nodig heeft hier het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs met het zogenaamde Kans!overleg hier ook een rol. Dit is meer uitvoerig beschreven op pagina 9.

5. Ambitie gemeente Geldrop-Mierlo

 

In de afgelopen periode is samen met de aanbieders van voorschoolse educatie inhoudelijk gesproken over de uitwerking van de onderstaande ambities. En ook in de komende periode wordt hier verder vervolg aan gegeven. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • -

    Kwaliteitsontwikkeling voorschoolse educatie (deskundigheidsontwikkeling, ouderbetrokkenheid);

  • In wet- en regelgeving is vastgelegd wat de (minimale) kwaliteit dient te zijn van kinderopvang en voorschoolse educatie. Dit wordt door de GGD en het ministerie van OCW gecontroleerd. Daarnaast heeft de gemeente eigen ambities bijvoorbeeld op het gebied van ouderbetrokkenheid en de zorgstructuur die maken dat extra expertise gewenst is. Hier wordt samen met de betrokken partijen op ingezet.

  • -

    Kindcentra-ontwikkeling (samenwerking, koppelgesprekken voorschool - vroegschool, doorgaande lijn);

  • Uitgaande van een doorgaande ontwikkelingslijn van 0-13-jarigen is verdergaande samenwerking op verschillende gebieden tussen kinderopvang en onderwijs noodzakelijk. Het gaat daarbij onder meer om overdracht van gegevens over het kind, samenwerking in de zorgstructuur rond het kind en het gezin, afstemming van en samenwerking in het aanbod op voor- en vroegschool.

  • -

    Zorgcomponent in de voorschoolse educatie;

  • De voorschool werkt samen met de verschillende partners in de zorg (zoals in ieder geval JGZ en CMD) voor peuters met een extra ondersteuningsbehoefte. Zij verwijzen tijdig door naar externe zorg als zij zelf de gewenste zorg niet kan leveren. De voorschool evalueert regelmatig met de externe partners of de extra ondersteuning en begeleiding van de individuele peuters het gewenste effect heeft en zonodig worden de interventies bijgesteld.

  • -

    Extra ondersteuning op zware doelgroeplocaties;

  • Op locaties en groepen waar veel doelgroeppeuters deelnemen aan het voorschools aanbod is het extra uitdagend het aanbod voor alle peuters kwalitatief hoog te houden. In de begeleiding van de kinderen en het contact met ouders zien we dat extra tijd en aandacht noodzakelijk is wanneer relatief veel peuters een indicatie hebben. Extra middelen voor deze locaties maken dat aanbieders extra kunnen inzetten om de kwaliteit op orde te houden.

Onderling is men het eens over deze ambities. Om op alle ambities tot uitwerking en uitvoering te komen, blijft gezamenlijk overleg noodzakelijk. Belangrijke aandachtspunt in deze gesprekken is de vraag ‘wie is van wat’? Wie is waar (vanuit wettelijk perspectief) verantwoordelijk voor en wat is nodig om tot de gewenste situatie te komen. De vragen ‘doen we de juiste dingen en doen we de dingen juist’ moeten gesteld blijven worden. Door casuïstiek te bespreken met elkaar, door te leren van elkaars ervaringen, maken we met elkaar belangrijke stappen. Dat is een doorlopend proces.

Daarbij worden overige partners en initiatieven die zich reeds bezig houden met preventie binnen de gemeente actief betrokken.

 

Versterking zorgcomponent

In Geldrop-Mierlo is de zorgcomponent in de voorschoolse educatie een belangrijk thema. Een goede samenwerking in de driehoek Kindcentra, CMD en JGZ is noodzakelijk om de ontwikkeling van zorgkinderen in de gemeente te optimaliseren. Belangrijk hierbij is te beseffen dat een kind met een VVE-indicatie niet per definitie een kind met een zorgvraagstuk is. Een VVE-indicatie wordt afgegeven wanneer het kind een risico heeft op onderwijsachterstanden. In principe zou een kwalitatief goed VVE-programma (in voor- en vroegschool) en voldoende uren afname van dat aanbod, voldoende moeten zijn om achterstanden te voorkomen of in te lopen.

 

Wanneer we het hebben over peuters met een zorgvraag, zijn er vier zorgniveaus in de kinderopvang te onderscheiden:

  • 1.

    (Basis) Zorg voor alle peuters/kinderen;

  • de peuter ontwikkelt conform kalenderleeftijd

  • 2.

    Extra ondersteuning/ zorg binnen de voorziening;

  • men ziet potentiële ontwikkelingsachterstand bij de peuter

  • 3.

    Extra externe zorg;

  • ontwikkelingsachterstand is zichtbaar bij de peuter, extra inzet is niet effectief

  • 4.

    Externe plek (aanbod);

  • plaatsing in de reguliere kinderopvang is voor de peuter niet meer mogelijk en voortzetting in de specifieke zorg is noodzakelijk

Tot en met niveau 2 is de kinderopvang, met de eigen goed opgeleide pedagogisch medewerkers en de HBO-inzet, in staat om de juiste begeleiding te bieden.

 

Om te voorkomen dat teveel kinderen -onnodig- vanuit voorschoolse voorzieningen doorstromen naar speciale voorzieningen of terechtkomen op een plek die niet passend is, is het belangrijk om tijdig met elkaar om tafel te gaan. Dat betekent dat als er zorgen zijn over een kind en/of niet duidelijk is wat de beste onderwijsplek is, de voorschoolse voorziening het kind rond de derde verjaardag aanmeldt bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband organiseert vervolgens een Kans!overleg met de ouders, de voorschoolse voorziening die het kind heeft aangemeld, de betreffende gemeente en indien relevant de jeugdarts van het consultatiebureau.

Samen bespreken zij de kansen en belemmeringen van het kind en bedenken en organiseren zij een passend onderwijs-zorgarrangement. Zo kan het kind als het drie jaar en negen maanden is, worden aangemeld bij een passende vervolgplek waar het de juiste ondersteuning krijgt. Je haalt het gesprek over het onderwijsperspectief dus naar voren, ook omdat er dan nog tijd is om dingen te regelen voordat het kind naar school gaat. In het Kans!overleg gaan we out of the box en creatief kijken wat dit kind nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen.

 

Maar ook in de periode dat het kind gebruik maakt van de voorschoolse voorziening terwijl meer zorg dan voorschoolse educatie nodig is, is passende hulp en coaching en begeleiding van de pedagogisch medewerkers belangrijk. Doel is dat met de kinderopvang de bovengenoemde niveaus 3 en 4 zoveel mogelijk voorkomen wordt. Dat kinderen onnodig extra externe zorg nodig hebben of een extern aanbod ingezet moet worden. Hiervoor wordt, vanuit het principe van deskundigheidsbevordering, tijdelijk de hulp van een externe partij voorgesteld. Zij bieden (tijdelijke) extra ondersteuning en gespecialiseerde begeleiding aan kinderen, ouders en professionals in de kinderopvang. De insteek is dat kinderen zoveel mogelijk aangehaakt blijven bij hun eigen omgeving. Door de inzet van deze externe expertise op kinderopvanglocatie kunnen kinderen in hun eigen omgeving de zorg krijgen die nodig is én worden de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers versterkt. Dit doen we door het delen van deskundigheid en coaching op de werkvloer. Doel van de inzet is daarom vooral het toevoegen van kennis en expertise aan de pedagogisch medewerker. Zodat op termijn pedagogisch medewerkers zelf vaker en meer handvatten en expertise hebben in de opvang van peuters met een zorgvraag en de inzet van een extra partij niet meer nodig is. Dit alles binnen de wettelijke kaders van de Wet Kinderopvang, de opleiding van de pedagogisch medewerkers en de wisselwerking met de JGZ en het CMD.

 

Tenslotte: vanuit nieuwe wet- en regelgeving in de voorschoolse educatie is het vanaf 1 januari 2022 verplicht om op VE-locaties per geïndiceerde peuter 10 uur HBO-inzet per jaar in te zetten. Voor gemeenten is hier in hun OAB-middelen budget voor opgenomen. We zorgen dat er verbinding gemaakt wordt met de externe expertise zoals hierboven is beschreven.

6. Doelgroepdefinitie gemeente Geldrop-Mierlo

 

Naast eerder genoemde uitgangspunten en rollen, is de gemeente verplicht om een doelgroepdefinitie te hanteren voor het VVE-beleid. De gemeente is daarbij vrij om zelf te bepalen hoe zij de definitie vormgeeft.

In het model van het CBS, op basis waarvan de hoogte van de OAB-middelen worden bepaald, worden omgevingskenmerken gebruikt die volgens onderzoek het risico van een kind op een onderwijsachterstand voorspellen. De omgevingskenmerken die hierin meegenomen worden zijn:

  • Opleidingsniveau van de ouders

  • Herkomst

  • Verblijfsduur van de moeder in Nederland

  • Wel of niet in de schuldsanering

  • Het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op school

In Geldrop-Mierlo wordt gewerkt met de volgende doelgroepdefinitie die in lijn ligt met de indicatoren vanuit het CBS. Dat betekent dat een doelgroepkind een kind is dat woonachtig in de gemeente Geldrop-Mierlo van 0 tot 4 jaar dat voldoet aan één of meer van onderstaande kenmerken:

 

  • 1.

    heeft een ontwikkelingsachterstand op een of meerdere gebieden (voorwaardelijk):

    • -

      cognitief, waaronder spraak- en taal en mogelijk ook rekenen;

    • -

      sociaal-emotioneel;

    • -

      motorisch;

  • 2.

    de JGZ kent een mogelijk risico op achterstand toe vanwege een relatief laag opleidingsniveau van de ouder(s);

  • 3.

    komt uit een gezin:

    • -

      met onvoldoende ontwikkelingsstimulans in het gezin, het netwerk en/of de wijk/buurt;

    • -

      waarbij de Nederlandse thuistaal ontbreekt;

    • -

      waarin bij het kind en/of de ouders lichamelijke, verstandelijke, psychische beperkingen en/of (psycho)sociale problemen zijn geconstateerd;

  • 4.

    komt uit een gezin met financiële problemen, waarbij:

    • -

      de draaglast de financiële draagkracht overstijgt;

    • -

      er externe risicofactoren bij ouders zijn (verslaving, scheiding, pedagogische onmacht);

    • -

      kinderopvang overbelasting en daarmee inzet van zwaardere hulpverlening voorkomt.

7. Monitoring en evaluatie

 

Het is van belang om de uitvoering en de opbrengsten van dit beleidskader in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren. Zo wordt geëvalueerd of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed gedaan worden. Dit proces heet de kwaliteitscyclus. Bij het inrichten van de kwaliteitscyclus wordt bij voorkeur de PDCA cyclus gebruikt, de Plan-Do-Check-Act cyclus.

Plan: afspraken maken

Met de voorliggende notitie als kader gaat de gemeente de komende periode met de samenwerkingspartners nadere (werk)afspraken maken over de te bereiken (sub)doelen, de onderliggende doelstellingen en de acties om die te bereiken.

 

Do: uitvoering

Gezamenlijk wordt zo invulling gegeven aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente heeft de regie over de werkzaamheden. Het beleidskader wordt vertaald naar een concrete uitvoeringsagenda. Ieder jaar wordt bepaald welke acties en/of projecten prioriteit hebben en uitgevoerd gaan worden. Op deze manier wordt de samenwerking bevorderd en helder beschreven wie wat gaat doen met welk doel. Het Educatief Beraad (lokaal onderwijsoverleg) wordt met regelmaat geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoeringsagenda.

 

Check: monitoren van de resultaten

Op basis van de Peutermonitor die het bereik en non-bereik in beeld brengt van de geïndiceerde peuters en de inhoudelijke verantwoording van de aanbieders en andere betrokkenen bij de voorschoolse educatie, wordt gemonitord wat de resultaten zijn van het gevoerde beleid.

 

Act: evalueren en hoe verder?

Op basis van de uitkomsten van de Peutermonitor en de inhoudelijke verantwoording worden nieuwe plannen gemaakt en bestaande activiteiten aangepast of doorgezet. Dit richt zich op:

  • -

    In hoeverre zijn de afspraken nagekomen?

  • -

    Welke resultaten zijn behaald en wat waren hierbij succesfactoren en knelpunten?

  • -

    Wat betekent dit voor het vervolg?

Op basis van de monitor kunnen beleidsonderdelen gehandhaafd of bijgesteld worden, en een plek krijgen in de uitvoeringsagenda. De gemeenteraad wordt jaarlijks met een informatienota geïnformeerd over de resultaten van het beleid en de eventuele verbeteracties.

8. Financiën

 

Kostprijs VE en subsidieregeling voorschoolse educatie

De gemeente bekostigt (ook in 2021) reeds conform de “kindgebonden financieringssystematiek”. Per uur per peuter is subsidie beschikbaar. Er is zodoende sprake van een juridisch gelijk speelveld voor de kinderopvang, omdat er subsidie verstrekt wordt aan aanbieders die voldoen aan de gemeentelijke en wettelijke VVE eisen.

 

Met de aanbieders is bekeken welke componenten thuis horen in het subsidiair uurtarief en op welke wijze dat verdisconteerd is in het tarief. Deze kostprijsberekening gaat uit van een zogenaamde opplus voor VE-activiteiten bovenop het wettelijk normtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de overheid wordt vastgesteld. Voor Geldrop-Mierlo is bijvoorbeeld voor de inspanning die gevraagd wordt om een bijdrage te leveren aan de zorgstructuur, in de kostprijsberekening uren opgenomen.

 

De kostprijs zoals deze berekend is, rekening houdend met tijd die nodig is om aan wettelijke eisen en gemeentelijke eisen en ambities te voldoen, komt in 2022 op €10,52 per uur per peuter. Jaarlijks wordt dit subsidiair uurtarief geïndexeerd op basis van verhoging van het normtarief, CAO kinderopvang en een mogelijk verandering van wettelijke en gemeentelijke eisen.

 

Er is vanuit gemeentelijk perspectief sprake van een begrotingssubsidie, wat inhoudt dat op korte en ook langere termijn in te schatten is wat de subsidieafroep zal zijn.

 

Naast de subsidie per uur voor het VVE aanbod is en blijft het mogelijk om subsidie te verstrekken aan de VE aanbieders voor aanvullende zaken. In het kader van een gelijk stelsel, dient dit te gebeuren op basis van gelijke criteria zodat onafhankelijk van de organisatie en locatie dit al dan niet toegekend kan worden. Zo is er in de Subsidieregeling voorschoolse educatie Geldrop-Mierlo 2022 rekening gehouden met extra subsidie voor zogenaamde zware doelgroeplocaties. Concreet betekent dit dat VVE-locaties met gemiddeld meer dan 50% doelgroeppeuters per jaar, met een minimum van 7 doelgroeppeuters per groep, een beroep kunnen doen op een extra subsidie. Deze extra subsidie is op basis van 8 uur per week, 40 weken per jaar vermenigvuldigd met de geldende loonkosten van een pedagogisch medewerker CAO Kinderopvang schaal 6. Deze subsidie kan door de locatie naar eigen inzicht in worden gezet t.b.v. de doelgroeppeuters. In de inhoudelijk verantwoording zal de organisatie aangeven hoe dit is ingezet en wat de effecten zijn.

 

De uitwerking van de subsidie is opgenomen in de ‘Subsidieregeling voorschoolse educatie Geldrop-Mierlo 2022’.

 

Financieel dashboard VE en overige OAB-uitgaven

Vanuit de Rijksmiddelen die beschikbaar zijn voor Onderwijsachterstandenbeleid en de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag (zgn. Asschermiddelen) en de gemeentelijke middelen is een dashboard opgesteld waarin voor 2022 en 2023 duidelijk is wat de subsidieafroep voor voorschoolse educatie zal zijn op basis van de kostprijs. Zie hiervoor de bijlage. Door de totale financiële middelen af te zetten tegen de subsidie die nodig is voor voorschoolse educatie, wordt tevens duidelijk wat de ruimte is om aanvullende OAB-activiteiten te subsidiëren.

 

Conform wet- en regelgeving is vanaf 1 januari 2022 de HBO-er in de voorschoolse educatie een verplichting. De gemeente ontvangt hiervoor vanuit het Rijk middelen in het Onderwijsachterstandenbudget. Zoals gezegd zitten de kosten voor die HBO-er reeds deels verdisconteerd in het subsidiair uurtarief voorschoolse educatie. Daarnaast wordt ingezet op de inbreng van externe expertise op het gebied van de zorgcomponent in de voorschoolse educatie. Daarnaast is voor locaties met veel doelgroeppeuters extra subsidie beschikbaar.

 

Ook deskundigheidsbevordering kan geïnitieerd en gefaciliteerd worden vanuit de gemeente. Vanuit de eerder onderzochte behoefte van de samenwerkende partners denken we op de korte termijn aan deskundigheid op het gebied van gespreksvoering met ouders en ouderbetrokkenheid.

 

Voor de 2022 komt bovenstaande neer op het volgende overzicht.

 

Inkomsten

OAB middelen

€ 826.515,00

Asscher middelen

€ 58.404,00

Gemeentelijke middelen voor OAB

€ 186.667,00

Totaal

€ 1.071.586,00

Uitgaven

Subsidie voorschoolse educatie

€ 807.987,00

HBO-er in de voorschoolse educatie*

€ 49.020,00

Externe expertise ohgv zorg in de VE

€ 50.000,00

Peutermonitor**

Zware doelgroeplocatie***

€ 40.960,00

Externe ondersteuning beleid

€ 15.000,00

Deskundigheidsbevordering

€ 15.000,00

Totaal

€ 977.967,00

Voorlopig overschot

€ 93.619,00

*op basis van 114 doelgroeppeuters

** worden nu geboekt op de algemene middelen

*** op basis van 4 zware doelgroeplocaties

 

Tenslotte is In deze GOAB-beleidsperiode (2019-2022) is vastgelegd dat maximaal 50% van het budget van 2022 mag worden doorgeschoven naar de GOAB-periode 2023-2026. Dat betekent voor Geldrop-Mierlo dat er een bedrag van ruim €400.000 meegenomen mag worden naar de nieuwe beleidsperiode.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 18 oktober 2021

De raad voornoemd,

W.H.F. Geboers

griffier

J.C.J. van Bree

voorzitter

Bijlage(n)

1. Financieel dashboard VE

 

Naar boven