Gemeente Ede - Wijzigingsbesluit Leidraad Invordering 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van 26 januari 2021, zaaknummer 197346;

gelet op de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet;

besluit:

ARTIKEL I

De Leidraad Invordering 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 14.1.1 komt te vervallen.

 

B.

Artikel 14.1.10 komt te vervallen.

 

C.

Artikel 14.1.11 komt te vervallen.

 

D.

Artikel 14.2.4 komt te luiden:

  • '1.

    Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als, naar het oordeel van de belastingdeurwaarder, in elk geval nodig is voor dekking van de openstaande schuld inclusief rente en kosten.

  • 2.

    Gezien het bepaalde in artikel 441, derde lid, Rv, wordt geen beslag gelegd op zaken indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door het verhaal op die zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie. De belastingdeurwaarder kan wel beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige door het beslag en de executie niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Daarvan is sprake als het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor beslag wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is dat door de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat belastingschulden verder oplopen.’

E.

De tweede zin in de alinea na de opsomming in artikel 14.2.8 komt te luiden:

‘De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.’

 

F.

Artikel 14.4.6 komt te vervallen.

 

G.

Artikel 14.4.7 komt te vervallen.

 

H.

Artikel 14.4.8 komt te vervallen.

 

I.

Na artikel 14.4.1, wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

‘14.4.1a. Geen beslag op coronabonus zorgprofessional

De ontvanger laat geen derdenbeslag leggen onder een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor een bonus die door de zorgaanbieder wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds beslag is gelegd onder de zorgaanbieder, verzoekt de ontvanger niet om afdracht van de bonus of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.’

 

J.

Na artikel 14.4.5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, stelt de ontvanger bij het leggen van derdenbeslag geen vrij te laten bedrag vast als bedoeld in artikel 475a, vijfde lid, Rv. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de ontvanger verzoeken alsnog rekening te houden met het voor hem geldende vrij te laten bedrag. De ontvanger stelt in dat geval het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De ontvanger betaalt dat bedrag aan de belastingschuldige, nadat op het derdenbeslag is afgedragen.

 

K.

Na artikel 14.4.5b (nieuw) wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

14.4.5c. Toepassing 5%-regeling

De ontvanger past de zogeheten 5% regeling, bedoeld in artikel 475dc Rv, in beginsel niet toe bij het leggen van derdenbeslag. De ontvanger past die regeling alleen toe als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 19, tweede lid, van de wet en artikel 19.1.7 of als de ontvanger van mening is dat de belangen van de gemeente worden geschaad als hij de 5%-regeling niet toepast.

 

L.

In de zinsnede tussen de haakjes in de eerste zin van artikel 19.1.6 wordt ‘op vorderingen tot bepaalde periodieke uitkeringen’ vervangen door ‘op vorderingen van de belastingschuldige op derden’.

 

M.

Aan het einde van de laatste zin van artikel 19.1.6 wordt de volgende zin toegevoegd:

De ontvanger zal de zogeheten 5% regeling niet gelijktijdig toepassen met de regeling, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet.

 

N.

Na artikel 19.1.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

19.1.6a. Toepassing 5%-regeling

De ontvanger past de zogeheten 5%-regeling, bedoeld in artikel 475dc Rv, in beginsel niet toe bij het doen van een vordering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet. De ontvanger past die regeling alleen toe als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 19, tweede lid, van de wet en artikel 19.1.7 of als hij van mening is dat de belangen van de gemeente worden geschaad als hij de 5%-regeling niet toepast.

 

O.

Na artikel 19.1.6a (nieuw) wordt het volgende, nieuwe artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

19.1.6b. Geen vordering voor corona bonus zorgprofessional

De ontvanger doet geen vordering op grond van artikel 19, eerste lid, van de wet, voor een bonus die door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder voor de bonus een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds een vordering is gedaan, is de zorgaanbieder niet verplicht die bonus aan de ontvanger af te dragen, of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.

 

P.

Artikel 19.1.8 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In de eerste zin wordt ‘periodieke betalingen’ vervangen door ‘een vordering heeft op een derde’.

  • 2.

    In de tweede zin wordt ‘periodieke betalingen’ vervangen door ‘de vordering op de derde’.

  • 3.

    Aan het einde van het artikel wordt de volgende, nieuwe, zin toegevoegd:

    Voor zover de vordering wordt gedaan op een vordering die de echtgenoot van de belastingschuldige heeft op een betaaldienstverlener, is het bepaalde in artikel 1cbis.2 van de regeling van overeenkomstige toepassing.

Q.

In de eerste zin van de eerste alinea van artikel 19.3.2 komt ‘(artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de wet)’ te vervallen.

 

R.

De eerste alinea van artikel 19.3.3 komt te luiden:

Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de ontvanger de artikelen 475b en 475d tot en met 475e Rv toe.

 

S.

Artikel 19.3.4 komt te luiden:

19.3.4. Beslagvrije voet voor belastingschuldige zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland

Als de ontvanger een vordering doet op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, ten laste van een belastingschuldige van wie geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerstvolgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.

 

T.

Artikel 19.3.5 komt te luiden:

19.3.5. Belastingschuldige woont in buitenland en beslagvrije voet

Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv de beslagvrije voet vast bij het doen van een vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Na de vooraankondiging van de vordering kan de belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie de ontvanger op de hoogte stellen over zijn leefsituatie en bronnen van inkomsten. Als de belastingschuldige aantoont wat zijn leefsituatie en inkomen is, stelt de ontvanger op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast. Als de belastingschuldige geen inzicht verschaft of onduidelijkheid blijft bestaan over zijn leefsituatie en inkomstenbronnen blijft de ontvanger uitgaan van de beslagvrije voet overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv.

Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, komen in mindering op de beslagvrije voet. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de

belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.

 

U.

Artikel 19.3.6 komt te vervallen.

 

V.

Na artikel 19.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

19.5. Vrij te laten bedrag en betalingsvordering bij geen adres in Nederland

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, stelt de ontvanger geen vrij te laten bedrag als bedoeld in artikel 1cbis.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 vast. Als de belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de ontvanger een betalingsvordering doet een verzoek indient als bedoeld in het tweede lid, geldt het volgende.

Als de belastingschuldige in zijn verzoek aantoont wat zijn leefsituatie is, stelt de ontvanger alsnog het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de belastingschuldige, nadat op de vordering is afgedragen.

 

W.

Artikel 25.7.1 wijzigt als volgt:

De eerste volzin van de eerste alinea wordt vervangen door:

‘Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de ontvanger genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college’.

 

X.

Artikel 26.1.2 wijzigt als volgt:

De tweede volzin van de tweede alinea wordt vervangen door:

‘De ontvanger stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen [twee weken] op het daartoe bestemde formulier in te dienen.’

 

Y.

Artikel 26.2.19 komt te luiden:

26.2.19. Normpremie ziektekostenverzekering begrepen in de bijstandsuitkering

De normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover is begrepen in de

bijstandsnorm, bedraagt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 34 en voor echtgenoten € 76 per maand.

 

Z.

Artikel 73.5.1 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De opsomming komt te luiden:

    • a.

      de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen;

    • b.

      de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling wordt uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a);

    • c.

      een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;

    • d.

      een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen conform de Module Schuldregeling in het kader van schuldhulpverlening voor ondernemers van de NVVK of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

    • e.

      het aannemelijk is dat het bedrijf of beroep tijdens en na het volledig hebben doorlopen van de schuldregeling met een levensvatbare bedrijfsuitoefening kan worden voortgezet, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

    • f.

      redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW;

    • g.

      aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering.

  • 2.

    De eerste alinea na de opsomming komt te luiden:

  • De voorwaarden onder d en e zijn niet van toepassing op een ex-ondernemer indien aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf zal uitoefenen of niet zelfstandig een beroep zal uitoefenen.

  • 3.

    Na de eerste alinea na de opsomming wordt een nieuwe, tweede alinea, ingevoegd, die komt te luiden:

  • De ontvanger kan ervoor kiezen om aanslagen, waarvoor hij redelijkerwijs derden aansprakelijk kan stellen, niet te betrekken in de schuldregeling, voor zover deze ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer. Artikel 26.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

AA.

Artikel 73.5a wijzigt als volgt;

De laatste zin van de eerste alinea komt te luiden:

Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

Vastgesteld in de vergadering van 26 januari 2021, zaaknummer 197346,

Het college voornoemd,

René Groen

de secretaris,

René Verhulst

de burgemeester.

Naar boven