Beleidsregels Subsidie peuteropvang en VVE, Hilversum 2022

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zaaknummer: 1067573

 

Inhoud

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 3

Artikel 1 Begripsomschrijving 3

Artikel 2 Doelstelling 5

Artikel 3 Bereik van de beleidsregels voor subsidie 5

Hoofdstuk 2 De subsidie 5

Artikel 4 De aanvrager 5

Artikel 5 De subsidieaanvraag en besluitvorming 5

Artikel 6 Ouderbijdrage 6

Artikel 7 Grondslag van de subsidie 6

Artikel 8 Vaststelling van de subsidie 6

Artikel 9 Extra ondersteuning zware doelgroeplocaties 7

Artikel 10 Open- einde regeling 7

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen 7

Artikel 11 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder 7

Artikel 12 Kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk en VVE 7

Artikel 13 Toetsing recht op subsidie voor een (doelgroep)peuter 9

Artikel 14 Koptarief 10

Artikel 15 Rapportageverplichtingen 10

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidie 10

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen 11

Artikel 17 Hardheidsclausule 11

Artikel 18 Inwerkingtreding 11

Artikel 19 Citeertitel 11

 

 

 

Geregistreerd onder nummer : 1067573

Wettelijke grondslag:

• Algemene Wet Bestuursrecht

• Algemene Subsidieverordening Hilversum 2021

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. ASV

De Algemene Subsidieverordening Hilversum 2021.

 

b. College

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum.

 

c. Doelgroeppeuters

Peuters in de leeftijd van 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, met een verhoogd risico op een achterstand op: ‘taal en ontwikkeling’,die in aanmerking komen voor VVE op grond van door het College vastgestelde criteria en als zodanig door Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek (JGGV) zijn geïndiceerd.

 

d. Doorgaande lijn

Van een doorgaande lijn in het kader van VVE is sprake, indien een kind in de voorschoolse voorziening voorschoolse educatie volgt en daarna vroegschoolse educatie op de basisschool.

 

e. Houder

De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK is opgenomen als kinderdagverblijf met VVE-registratie.

 

f. Inkomensverklaring

De Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI) (voorheen IB60-verklaring genoemd). Dit is een officiële verklaring van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

 

g. Kinderdagverblijf

Locatie waar dagopvang voor kinderen tussen 0 en 4 jaar en/of peuterspeelzaalwerk voor 2 tot 4 jarigen wordt gerealiseerd, volgens wettelijke kwaliteitseisen.

 

h. Kinderopvang

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

i. Kinderopvangtoeslag

De tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor een in het LRK geregistreerde kinderdagverblijf.

 

j. Koptarief

De kosten die het maximum uurtarief van het subsidiejaar overschrijden. Dit is het verschil tussen het maximum uurtarief en het subsidiabel uurtarief.

 

 

 

k. LRK

Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

 

l. Maximum uurtarief

Het bedrag dat als maximum uurtarief voor dagopvang in 2022 is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

 

m. Subsidiabel uurtarief (maximum vergoedingsprijs)

De som van het maximum uurtarief en het koptarief.

 

n. Ouderbijdrage

Financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

 

o. Ouderbijdragetabel

Een door het college opgesteld overzicht van de ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk per inkomensgroep. Deze wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de VNG adviestabel ouderbijdrage.

 

p. Ouders

De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft.

 

q. Peuter

Een kind in de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat het kind naar de basisschool gaat.

 

r. Peuteropvang (“Peuterspeelzaal”)

Aparte voorschoolse voorziening voor kortdurende en intentionele opvang van (doelgroep)peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan de wettelijke eisen voor kinderopvang en VVE-registratie. Het vindt plaats in een specifieke groepsruimte.

Deelname aan de peuterspeelzaal:

Peuters: 2 verschillende dagen, totaal 8 uur per week, 40 weken per jaar.

Doelgroeppeuters: 4 verschillende dagen, totaal 16 uur per week, 40 weken per jaar.

 

s. Voorschoolse voorziening

Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, die met een VVE-registratie zijn opgenomen in het LRK.

 

t. VNG Adviestabel

De VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.vng.nl.

 

u. VVE

Voor- en vroegschoolse educatie; hier opgevat als voorschoolse educatie voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin aan de hand van een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

v. VVE-programma

Een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

 

w. VVE-registratie

Een registratie in het LRK waaruit blijkt dat de houder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE.

 

x. Warme overdracht

Een mondelinge overdracht van kind gegevens tussen professionals voor- en vroeg schoolse voorzieningen in aanwezigheid van de ouders, bij de overgang naar het basisonderwijs of vervangend onderwijs in aanvulling op de schriftelijke (koude) overdracht van de gegevens van het kind.

 

Artikel 2 Doelstelling

Deze beleidsregels hebben als doel het vaststellen van de kwaliteitsvereisten van de voorschoolse voorzieningen(inclusief VVE) en de hoogte en de vereisten voor het bepalen en innen van de bijdrage die ouders betalen voor de deelname van (doelgroep)peuters.

 

Artikel 3 Bereik van de beleidsregels voor subsidie

Het College verstrekt uitsluitend subsidie aan voorschoolse voorzieningen die met een VVE-registratie zijn opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang voor de deelname aan het peuterspeelzaalwerk van peuters die:

1. doelgroeppeuter zijn.

2. geen doelgroeppeuter zijn en waarvan de ouder(s) aantoonbaar geen recht heeft (hebben) op kinderopvangtoeslag.

3. (doelgroep)peuter zijn en waarvan de ouder(s) op jaarbasis geen of niet voldoende recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag.

4. (doelgroep)peuter zijn en waarvan de ouder(s) in aanmerking komt/komen voor het koptarief.

 

Hoofdstuk 2 De subsidie

Artikel 4 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

 

Artikel 5 De subsidieaanvraag en besluitvorming

1. Een aanvraag voor een subsidie wordt uiterlijk ingediend voor 15 november in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

2. Een aanvraag wordt ingediend bij het college, via het digitaal aanvraagformulier op www.hilversum.nl/subsidies en wordt voorzien van:

a. Format deelnemende peuters: opgave reële inschatting van het aantal deelnemende (doelgroep)peuters in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

b. Opgave reële inschatting van het aantal doelgroeppeuters per peildatum 1 januari.

c. Opgave aantal groepen met meer dan 75% unieke doelgroeppeuters. Het percentage wordt gebaseerd op basis van unieke peuters, die in juni van voorgaand jaar staan ingeschreven op de peuteropvanglocatie (te verifiëren via de Peutermonitor)

d. Activiteitenplan: plan waarin in ieder geval beschreven is op welke wijze voldaan wordt aan de kwaliteitseisen uit deze beleidsregel;

e. Begroting: financieel overzicht van te verwachten kosten en inkomsten.

3. Het college neemt een besluit op een volledig ingediende aanvraag binnen 8 weken na indiening.

 

 

Artikel 6 Ouderbijdrage

1. Ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage per maand gebaseerd op de kinderopvangtoeslagtabel. Hiervoor wordt de jaarlijkse VNG Adviestabel ouderbijdrage als basis gebruikt. De ouderbijdragetabel is als bijlage toegevoegd aan het aanvraagformulier voor subsidie van gemeentelijk peuterspeelzaalwerk.

2. Ouders met een verzamelinkomen vanaf categorie 5 van de VNG Adviestabel betalen bovenop het inkomensafhankelijke deel € 42,25 per maand mee aan het koptarief.

 

Artikel 7 Grondslag van de subsidie

1. De maximum vergoedingsprijs wordt jaarlijks door het college vastgesteld. Het is opgebouwd uit het maximum uurtarief voor kinderopvangtoeslag en een koptarief.

2. Voor ouders met een inkomen lager dan categorie 5 van de VNG Adviestabel wordt tevens het koptarief, als subsidie betaalbaar gesteld.

3. Voor ouders met een inkomen hoger dan categorie 5 van de VNG Adviestabel wordt het maandelijks koptarief minus € 42,25 per maand gesubsidieerd.

4. Uitgangspunt voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuterspeelzaal.

5. De houder zet, aanvullend op de vereisen vanuit de Wet IKK, een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau in om de kwaliteit van VVE te verhogen. Het aantal uren inzet van deze medewerker wordt berekend door het aantal doelgroeppeuters per 1 januari te vermenigvuldigen met tien uur. De gemeente subsidieert deze uren en gaat hierbij uit van een uurtarief ter hoogte van cao kinderopvang schaal 9, hoogste trede.

 

Artikel 8 Vaststelling van de subsidie

Het college stelt de subsidie als volgt vast:

 

Voor de eerste twee dagdelen

a. per (doelgroep)peuter, waarvan de ouder(s) geen of niet voldoende recht hebben op kinderopvangtoeslag:

(8 uur per week gedurende maximaal 40 weken x maximum uurtarief) – de ouderbijdrage.

 

b. per (doelgroep)peuter waarvan de ouder(s) een verzamelinkomen heeft/hebben dat lager is dan categorie 5 van de VNG Adviestabel:

8 uur per week gedurende maximaal 40 weken x het vastgestelde koptarief.

 

c. per (doelgroep)peuter waarvan de ouder(s) een verzamelinkomen heeft/hebben dat hoger is dan categorie 5 van de VNG Adviestabel:

8 uur per week gedurende maximaal 40 weken x het vastgestelde koptarief minus € 42,25 per maand.

 

Voor het derde en vierde dagdeel

d. per doelgroeppeuter:

8 uur per week gedurende maximaal 40 weken x de som van het maximum uurtarief en het vastgestelde koptarief.

 

Voor een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau

e. Gemeente Hilversum subsidieert de hbo inzet aan de hand van de telling van

doelgroeppeuters per 1 januari x 10 uur x uurtarief schaal 9, hoogste trede.

 

Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

 

Artikel 9 Extra ondersteuning zware doelgroeplocaties

Een locatie met gemiddeld meer dan 55% doelgroeppeuters gebaseerd op basis van unieke peuters, die in juni van voorgaand jaar staan ingeschreven op de peuteropvanglocatie (te verifiëren via de Peutermonitor), met een minimum bezetting in de groep van 12 peuters per groep, kan een beroep doen op een extra subsidie. Deze subsidie kan door de locatie naar eigen inzicht in worden gezet. Door op zware doelgroep locaties extra ‘handen op de groep’ te faciliteren verwachten we dat de opbrengst van het educatieve programma beter tot zijn recht komt. Met een financiële bijdrage kunnen deze locaties bijvoorbeeld de helft van de tijd een extra pedagogisch medewerker inzetten of de taakuren verhogen.

 

Artikel 10 Open- einde regeling

Het college verleent subsidie voor de deelname van reguliere- en doelgroeppeuters aan VVE-gecertificeerd peuterspeelzaalwerk dat voldoet aan de gestelde wettelijke en gemeentelijke vereisten.

 

 

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen

Artikel 11 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder

Na de subsidieverlening dient de houderte voldoen aan de navolgende verplichtingen:

1. Houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen;

2. Houder streeft naar een eenduidige pedagogische visie in afstemming met de basisschool c.q. scholen waar de peuters naar doorstromen;

3. Houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen.

4. Houder streeft naar gemengde groepen van doelgroeppeuters en reguliere peuters;

5. Indien een doelgroeppeuter niet geplaatst kan worden spant de houder zich in voor een reëel alternatief binnen de eigen organisatie of in samenspraak met een collega-organisatie;

6. Houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor die ouder(s) die geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

7. Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

8. Houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze beleidsregels van toepassing zijn;

9. Houder levert na afloop van elk kwartaal van het jaar waarvoor subsidie is verleend, per peuter tenminste de volgende informatie aan via de Peutermonitor: BSN, NAW-gegevens, geboortedatum, inkomen ouders, eerste kind ja/nee, VVE-indicatie ja/nee, kinderopvangtoeslag ja/nee, startdatum peuterspeelzaal, einddatum peuterspeelzaal (indien bekend), aantal uren regulier aanbod, aantal uren vve (aanvullend aanbod).

 

 

Artikel 12 Kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk en VVE

De peuterspeelzaal voldoet aan de volgende verplichtingen:

 

De pedagogisch medewerkers

1. Pedagogisch medewerker hebben diverse taken, buiten de inzet op de groep, om te garanderen dat het verzorgen, opvoeden en stimuleren van kinderen aan de vereiste kwaliteit voldoet. Deze taakuren zijn verdisconteerd in het koptarief.

2. De houder zet, aanvullend op de vereisen vanuit de Wet IKK, een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau in om de kwaliteit van VVE te verhogen. De beleidsmedewerker mag worden ingezet voor de totstandkoming en implementatie van beleidsvoornemens, maar mag ook intallig op de groep staan en zo coaching geven aan een collega. In de laatste situatie telt hij/zij ook mee voor de beroepskracht-kind-ratio.

3. Ten minste één vaste medewerker[1] op de groep is geschoold in een, door het Nederlands Jeugdinstituut erkend, VVE-programma. De tweede vaste medewerker is ook geschoold hierin, dan wel volgt aantoonbaar de scholing;

4. Pedagogisch medewerkers hebben het taalniveau 3F (conform de Wet IKK);

5. De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan VVE op voor de vaste medewerkers.

 

[1] Hiermee wordt bedoeld: de eerste van de twee vaste beroepskrachten van een groep

 

 

 

Het VVE programma

6. Op de peuterspeelzaallocatie wordt een VVE-programma aangeboden ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

7. De houder heeft een pedagogisch plan/werkplan voor de peuterspeelzaal waarin wordt vastgelegd op welke wijze Uk en Puk of een ander, door het Nederlands Jeugdinstituut erkend, VVE-programma wordt uitgevoerd en hoe de ontwikkeldomeinen (taal, rekenen/ordenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek) zijn ingericht. Dit plan wordt jaarlijks opnieuw bekeken en waar nodig aangepast;

8. Voor de uitvoering van het programma wordt gewerkt met ten minste 5 thema’s per jaar;

9. De houder spant zich waar mogelijk in voor extra ondersteuning van peuters (en hun ouders) voor zover dit betrekking heeft op het VVE-programma en de directe ontwikkeling van de peuter.

 

Ouderbetrokkenheid

10. De houder voldoet aan het vastgestelde VVE-ouderbeleid;

11. Huisbezoek:

12. Voorafgaand aan de plaatsing van een doelgroeppeuter of gedurende het eerste kwartaal waarin een doelgroeppeuter is geplaatst legt een pedagogisch medewerker van de groep waarin het kind is geplaatst een huisbezoek af;

13. Houder verzoekt ouders om een, door de gemeentelijke Regiegroep Onderwijskansen vastgestelde, VVE-ouderovereenkomst te ondertekenen;

14. Bij ieder nieuw thema verzorgt de houder een introductiebijeenkomst voor ouders;

15. Ouders worden actief betrokken bij hetgeen hun kinderen leren. Ook worden handreikingen gedaan hoe de kinderen thuis te stimuleren in hun ontwikkeling;

16. De houder legt de vorderingen van de peuters op individueel niveau vast in een kind volgsysteem;

17. De houder wisselt tenminste één keer per jaar ervaringen uit met ouders over hun kinderen met behulp van het kind volgsysteem en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen (dit kan ook leiden tot doorverwijzing naar (gespecialiseerde) ondersteuning);

18. De houder heeft een beeld van de eigen ouderpopulatie per locatie en vraagt actief na bij ouders hoe zij hun betrokkenheid verder vorm kunnen en willen geven.

 

Samenwerking o.a. met het basisonderwijs

19. De houder zet in op samenwerking met ten minste één basisschool waar peuters naar school gaan, o.a. gericht op de doorgaande lijn voor (doelgroep)peuters;

20. Houder stelt samen met de basisschool een overgangsprotocol op (waaronder een warme overdracht voor doelgroeppeuters);

21. Alle doelgroeppeuters worden (indien ouders hiertoe toestemming hebben verleend) warm overgedragen aan de basisschool. Dit wil zeggen dat de basisschool de relevante informatie over de ontwikkeling van de peuter in kwestie van de aanbieder ontvangt in aanwezigheid van de pedagogisch medewerker en leerkracht en indien mogelijk de ouder(s);

22. De houder staat open voor programmatische samenwerking met het onderwijs indien dit (bijvoorbeeld door een gedeelde locatie) van toepassing is;

23. De houder stelt tijd beschikbaar om in samenspraak met gemeente en onderwijs tot goede afspraken te komen over een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool en ten behoeve van verdere kwaliteitsontwikkeling;

24. Houder zoekt samenwerking met relevante partners, zoals gemeente, onderwijs, collega kinderopvanginstellingen, bibliotheek en welzijn;

 

 

 

25. De houder draagt verantwoordelijkheid voor het signaleren van problemen in de directe omgeving van de peuter, en voor het doorgeven van deze signalen aan de contactpersoon van Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek.

 

Overig

26. Deelname aan monitoring van de kwaliteit, bijvoorbeeld met behulp van een VVE monitor met als doel het verhogen van de kwaliteit VVE;

27. Deelname aan of vertegenwoordiging van de organisatie in de gemeentelijke Regiegroep Onderwijskansen;

28. Deelname aan de organisatie van twee scholingsmiddagen voor pm-ers, IB-ers en leerkrachten groep 1 en 2;

29. Deelname van pm-ers aan twee scholingsmiddagen per jaar;

30. De voertaal is Nederlands.

 

 

Artikel 13 Toetsing recht op subsidie voor een (doelgroep)peuter

1. Ouders kunnen tot twee maanden na de start de formulieren aanleveren die nodig zijn voor de gesubsidieerde peuterplek.

2. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s).

3. Ouder(s) van peuters die tussen 1 januari en 30 juni geplaatst worden overleggen de laatst beschikbare Inkomensverklaring (2 jaar oud) aan de houder;

Voor peuters die tussen 1 juli en 31 december worden geplaatst, wordt de inkomensverklaring van het voorafgaande jaar gebruikt.

4. Indien het verwachte verzamelinkomen wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is en in ieder geval geldt voor de maand van plaatsing.

5. Indien ouders een eigen onderneming hebben (inclusief zzp-ers) en niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste categorie ingeschaald kunnen worden. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

6. Indien ouders de “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” niet willen overleggen, komt de peuter niet (meer) in aanmerking voor een gesubsidieerde peuterplek.

7. Indien de ouder(s) geen inzicht wenst/wensen te verschaffen in de hoogte van het inkomen, middels een Inkomensverklaring of overige documenten waarmee de hoogte van het inkomen kan worden bepaald, kan een kind wel geplaatst worden. De houder ontvangt subsidie voor deze peuter. De ouder valt automatisch in de hoogste inkomenscategorie.

8. Wijziging inkomenssituatie:

a. Van gemeentelijk subsidie naar Kinderopvangtoeslag

Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gesubsidieerde peuterplek nadat het recht op Kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht per omgaande te melden aan de houder dat zij in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag.

b. Verlaging van het inkomen

Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie van de ouderbijdragetabel vallen, kan bij de houder een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc.

c. Van Kinderopvangtoeslag naar gemeentelijk subsidie

Indien sprake is van inkomenswijziging door werkloosheid, kunnen kinderopvanggerechtigden nog gedurende een bepaalde termijn (2022: drie maanden) aanspraak maken op de Kinderopvangtoeslag. Nadat deze termijn verstreken is kunnen zij in aanmerking komen voor een door de gemeente gesubsidieerde aanvulling op de ouderbijdrage.

9. Geen ouderbijdrage wordt geheven:

a. indien ouders of de ouder een inkomen heeft dat is overgebleven na aftrek van verplichte inhoudingen voor beslag, wsnp of minnelijke schuldenregeling door een gecertificeerd schuldbemiddelaar.

b. voor peuters zonder Burgerservicenummer. Hiervoor volstaat de doorverwijzing van Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek (JGGV).

 

Artikel 14 Koptarief

Peuterspeelzaalorganisaties ontvangen, indien ze aantoonbaar meer kosten hebben, een zogenoemd koptarief bovenop het maximum uurtarief.

a. Het college stelt jaarlijks het koptarief vast;

b. De houder dient een registratie bij te houden zoals omschreven in Artikel 16;

c. Voor het derde en vierde dagdeel VVE ontvangt de houder het maximum uurtarief en het vastgestelde koptarief;

d. De gemeente betaalt het zogenoemde koptarief uit aan de houder:

i. Volledig voor ouders met een gezinsinkomen tot categorie 5 van de VNG adviestabel, ongeacht of ze gebruik maken van de gemeentelijke regeling of van kinderopvangtoeslag;

ii. Gedeeltelijk voor ouders met een inkomen vanaf categorie 5. De gemeente betaalt het bedrag boven de € 42,25 per maand;

Ouders met recht op kinderopvangtoeslag dienen voor tegemoetkoming van het koptarief het formulier “Verzoek gemeentelijke bijdrage hoger uurtarief voor ouders met kinderopvangtoeslag” en de bewijsstukken bij de houder in.

 

 

Artikel 15 Rapportageverplichtingen

De houder dient, om de subsidie te kunnen ontvangen, de volgende informatie vast te leggen in een digitaal en/of fysiek dossier en toegankelijk te maken voor controle door de gemeente Hilversum:

1. Ondertekende overeenkomst tussen de ouder en de houder;

2. Inkomensverklaringen van de ouder(s) en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

3. De startdatum van de deelname aan de peuterspeelzaal;

4. Het aantal uren peuterspeelzaal per maand;

5. Het uurtarief en de ouderbijdrage;

6. De aard van de opvang (VVE of niet);

7. Indien er sprake is van VVE, de startdatum en het aantal uren van de extra dagdelen;

8. Indien van toepassing de wijziging of einddatum van de deelname aan de peuterspeelzaal;

9. Een afschrift van de indicatiestelling van de peuter (op naam) door de JGGV;

10. Bevestiging van de opzegging, van ouders met datum;

11. Voor (doel)groeppeuters die vallen onder:

a. Artikel 13 lid 9a: bewijzen van de gecertificeerd schuldbemiddelaar;

b. Artikel 13 lid 9b: de verwijzing van de JGGV.

 

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidie

De aanvrager dient voor 1 mei volgend op het subsidiejaar de aanvraag voor vaststelling van de subsidie in.

De aanvraag van de vaststelling bevat:

1. De inhoudelijke verantwoording dient te laten zien hoe uitvoering is gegeven aan het peuterspeelzaalwerk en VVE. Hierbij vormen de (kwaliteit)eisen zoals beschreven in deze beleidsregels het uitgangspunt.

2. Financiële jaarverantwoording, waarin minimaal is opgenomen:

a. het aantal kinderen per maand inclusief contractueel afgenomen uren zonder een VVE-indicatie, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

b. het aantal kinderen per maand inclusief contractueel afgenomen uren met een VVE-indicatie, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.

Voor de te overleggen overzichten genoemd in lid 2 kan verwezen worden naar de uitkomsten van de Peutermonitor.

3. Goedkeurende accountantsverklaring van de jaarrekening van de houder.

4. Een verantwoording over het aantal doelgroeppeuters in januari volgens de Peutermonitor. Dit inzicht dient als basis voor de afrekening van de financiering van de pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau, aanvullend op de vereisen vanuit de Wet IKK.

 

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

 

Artikel 18 Inwerkingtreding

1. Deze Beleidsregels treden in werking op 01-01-2022.

2. De “Nadere regels subsidie peuterspeelzaalwerk en VVE, Hilversum 2021” worden per 01-01-2022 ingetrokken.

 

Artikel 19 Citeertitel

Deze Beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels subsidie peuteropvang en VVE, Hilversum 2022’

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum op datum invoegen.

 

de gemeentesecretaris, de burgemeester,

 

 

 

 

 

 

 

W. Groot P.I. Broertjes

Naar boven