Gemeenteblad van Stichtse Vecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stichtse Vecht | Gemeenteblad 2021, 387644 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stichtse Vecht | Gemeenteblad 2021, 387644 | beleidsregel |
Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht
Deze voorwaarden zijn een aanvulling op de reeds gestelde voorwaarden voor peuteropvang binnen het subsidiebeleid. De voorwaarden voor deze subsidie zijn van toepassing voor peuters in de leeftijd 2,5 tot de start van de basisschool.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze nadere regels hebben als doel het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang voor peuters van ouders die geen beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag en voor het VE-aanbod voor doelgroeppeuters. De subsidie is bedoeld om alle peuters een zo goed mogelijke start op de basisschool te kunnen geven.
Artikel 4 De grondslag voor de subsidie aan de houder
per peuter op een peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, minimaal 240 en maximaal 320 uren per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 6 uur en maximaal 8 uur per week) maal het door de aanbieder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over de afgenomen uren; het gehanteerde uurtarief is hierbij nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief;
per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, minimaal 640 uren en maximaal 660 uren per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 16 uur en maximaal 16,5 uur per week) maal het door de aanbieder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage; de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt over 320 uur per jaar in rekening gebracht; het gehanteerde uurtarief is hierbij nooit hoger dan het door het college vastgestelde maximum uurtarief;
per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders met recht op kinderopvangtoeslag, minimaal 320 en maximaal 340 uur per jaar (bij een aanbod van 40 weken per jaar is dit minimaal 8 uur en maximaal 8,5 uur per week) maal het door het college vastgestelde uurtarief; de ouder neemt aanvullend nog tenminste 320 uur per jaar af, waarover deze ouders kinderopvangtoeslag (kunnen) aanvragen
Artikel 5 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder
De houder dient te voldoen aan de volgende verplichtingen:
voor het bepalen van de hoogte van de ouderbijdrage worden, voor het bepalen van de hoogte van het gezinsinkomen, de meest recente Inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij een éénoudergezin van de ouder. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing;
houder zorgt dat de kwaliteit van de voorschoolse educatie wordt versterkt door het inzetten van wettelijk vereiste pedagogisch beleidsmedewerker VE voor netto 10 uur per doelgroeppeuter per jaar. Deze inzet wordt gerealiseerd in werkelijk ingezette uren en niet in contracturen. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met afwezigheid door vakantie-, verlof- en feestdagen (peildatum 1 januari).
Artikel 7 Vaststelling van de subsidie
De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen naar rato van de plaatsingsperiode (een peuter die gedurende een halve maand is geplaatst wordt als halve peuter gerekend), het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 26 oktober 2021,
Burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht,
de secretaris,
de burgemeester,
Bijlage DOELGROEP DEFINITIE VVE
Gemeenten zijn vrij om hun eigen doelgroep te bepalen. Stichtse Vecht kent een brede doelgroep definitie waar reeds gekeken wordt naar de indicatoren zoals hieronder genoemd en waar ook risicofactoren zoals het ontbreken van een sociaal netwerk en gezins-en gedragsaspecten meegewogen worden.
De GGD (consultatiebureau) kan een indicatie al vroeg inschatten omdat zij de kinderen volgt vanaf de eerste levensweken. Soms blijkt echter pas op de peuteropvang dat een kind tot de doelgroep behoort. In dat geval vraagt de peuteropvangvoorziening aan de GGD om het kind alsnog te indiceren.
In Stichtse Vecht wordt aangegeven dat een VVE-indicatie afgegeven wordt op basis van (één van) de volgende criteria:
Toelichting op de keuze voor deze criteria:
1. Laagopgeleide ouders: de basisscholen hebben een wettelijke verplichting naar kinderen met laagopgeleide ouders. Wij sluiten met onze doelgroep definitie hierop aan. Dit maakt het makkelijker om een doorgaande leerlijn te realiseren. Bovendien is dit een categorie die ook evt. in een latere fase achterstanden kan oplopen doordat ouders vaak meer moeite hebben met de ondersteuning van hun kind in het leerproces.
Kinderen van wie beide ouders / verzorgers een schoolopleiding hebben gevolgd op maximaal het niveau praktijkonderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg. Als het gaat om een éénoudergezin geldt deze opleidingseis ten aanzien van de desbetreffende ouder / verzorger.
2. Thuistaal niet Nederlands: als er thuis geen Nederlands wordt gesproken en een kind gaat niet van jongs af aan naar een kinderdagverblijf, is de kans groot dat het kind hier tegenaan gaat lopen. Als een kind van jongs af aan (vóór de leeftijd van twee jaar) naar een kinderdagverblijf gaat, leert de praktijk dat zich normaal ontwikkelende kinderen voldoende taalaanbod krijgen om het Nederlands in voldoende mate op te pikken. Indien op het consultatiebureau toch zorgen zijn dat er een risico op taalachterstand is, kan er alsnog een VVE indicatie afgegeven worden. Hier wordt wel terughoudend mee omgegaan.
3. (Risico op) aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand: dit kan geïndiceerd worden door het consultatiebureau. Dat beschikt over de instrumenten daarvoor. In de praktijk blijkt dit goed toepasbaar.
Voorbeelden van factoren die bij het bepalen van een (verhoogd) risico in overweging worden genomen zijn:
o Langdurige werkloosheid ouder(s)
o Ouder(s) verslaafd aan alcohol of drugs
o Ouder(s)met psych(iatr)ische problemen
o Ouder(s) als kind mishandeld
o Ouder(s) zonder sociaal netwerk
o Er is sprake van verwaarlozing
o Er is sprake van kindermishandeling / seksueel misbruik
o Er is sprake van huiselijk geweld
o Het betreft een uit het buitenland geadopteerd kind
4. Schuldsanering of U-pas: als er thuis sprake is van schulden waardoor ouders in de schuldsanering zitten of als het inkomen dusdanig laag is dat gebruik wordt gemaakt van een U-pas is de thuissituatie vaak geen fijne basis voor de ontwikkeling van een kind. Het risico op een ontwikkelachterstand is dan aanwezig.
Bijlage Kwaliteitskader Voorschoolse Educatie Stichtse Vecht
Het Kwaliteitskader VE is een bundeling van gemaakte afspraken, ontwikkelde praktijk en beleid op het gebied van VVE. De meeste kwaliteitseisen uit dit kader komen overeen met de indicatoren uit het Toezichtskader VVE van de Onderwijsinspectie of zijn een lokale uitwerking daarvan.
Dit Kwaliteitskader VE maakt duidelijk welke eisen we als gemeente stellen aan de kwaliteit van (gesubsidieerde) voorschoolse educatie en welke afspraken er zijn gemaakt met het onderwijs over de uitvoering van vroegschoolse educatie. Het laat zien waar locaties minimaal aan moeten voldoen, om te kunnen spreken van een kwalitatief aanbod.
In dit kwaliteitskader komen de volgende onderdelen aan de orde:
2. Toeleiding naar Voorschoolse Educatie
3. Voorschools educatie aanbod
4. Doorgaande lijn, samenwerking en overdracht
5. Ontwikkelingsgericht werken
6. Cultuursensitief werken en ouderbetrokkenheid
7. Pedagogische Beleidsmedewerker
Voor- en vroegschoolse educatie is gericht op het voorkomen en bestrijden van (taal)achterstand bij jonge kinderen. De doelstelling van VVE is om de ontwikkeling van jonge kinderen met een (dreigende) achterstand zodanig te stimuleren dat zij zonder of met een zo’n klein mogelijke achterstand aan groep 3 beginnen, waardoor hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot.
De gemeente is verantwoordelijk voor een aanbod van voorschoolse educatie voor 2-3 jarigen die een (dreigende) taal-en/of ontwikkelingsachterstand hebben. Dit wordt de voorschoolse periode genoemd. De 4-6 jarigen gaan naar de groepen 1 en 2 van de bassischool. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het Voor- en vroegschoolse educatie aanbod (VVE-aanbod) in deze fase. Dit wordt de vroegschoolse periode genoemd. Gezamenlijk is er de verantwoordelijkheid voor de doorgaande lijnen en de resultaatafspraken.
Gemeenten hebben beleidsvrijheid om zelf, binnen de kaders van de wet OKE, de criteria te bepalen voor de doelgroep van Voor-en Vroegschoolse Educatie. Gemeente Stichtse Vecht heeft voor een brede doelgroepdefinitie gekozen. Deze is terug te vinden in het Actieplan onderwijskansen 2020-2022 en in het Convenant Resultaatafspraken 2019-2022. De keuze voor een brede doelgroep maakt het mogelijk om peuters met verschillende achterstanden te bereiken. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het ontstaan van een achterstand (dus niet alleen het opleidingsniveau van ouders).
5. Kinderen met laagopgeleide ouders
6. Kinderen van wie de thuistaal niet Nederlands is (land van herkomst niet Nederland)
7. Kinderen met (een risico op) een aantoonbare taal- of ontwikkelingsachterstand
8. Kinderen uit gezin dat gebruik maakt van schuldsanering of een U-Pas
2. Toeleiding naar Voorschoolse Educatie
Het consultatiebureau beoordeelt of een peuter een doelgroepindicatie krijgt. Zij leiden alle doelgroepkinderen vanaf 2-jarige leeftijd actief toe naar een gecertificeerde peutergroep met Voorschools Educatie-aanbod, zodat de peuters op 2,5 jarige leeftijd starten met extra VE-uren per week.
De peutergroep kan, bij twijfel als een kind geen VVE indicatie heeft, een second opinion vragen bij het consultatiebureau als zij vermoeden dat een kind toch als VVE kind geïndiceerd had moeten worden.
3. Voorschoolse Educatie Aanbod
Als gemeente hebben wij de taak om voldoende aanbod te organiseren. In Stichtse Vecht zorgen wij dat het aanbod is verspreid over diverse kernen in onze gemeente.
Vanzelfsprekend werken wij alleen met VE gecertificeerde peutergroepen die VE gekwalificeerde beroepskrachten inzetten.
De basis voor een kwalitatieve uitvoering van VE ligt besloten in het landelijke Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie. Voorschoolse educatiegroepen in onze gemeente moeten aan de voorwaarden van dit besluit voldoen.
Voorschoolse educatie op gesubsidieerde peutergroepen wordt tenminste 16 uur per week aangeboden. De dagdelen zijn verspreid over minimaal 3 dagen en worden 40 weken per jaar aangeboden. Dit is vastgesteld in de Nadere regels subsidievoorwaarden Peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Stichtse Vecht.
De wettelijke kwaliteitseisen zijn van kracht. Aanvullend stellen wij de volgende eisen aan de Voorschoolse Educatie in Stichtse Vecht:
• De peuteropvang onderhoudt goede contacten met de basisscholen en de jeugdverpleegkundigen o.a. met het oog op de overdracht en doorgaande lijn.
• Per organisatie wordt het onderwijskansenoverleg* bijgewoond in het voor-en najaar
• Een actieve bijdrage aan de netwerkbijeenkomsten VVE** die 2 keer per jaar door de gemeente worden georganiseerd.
• Aanleveren van data ten behoeve van de VVE monitor.
• Er wordt gebruik gemaakt van Boekenpretkisten.
• Bij zorgen om doelgroeppeuters wordt tijdig externe adequate hulp ingeroepen.
• Er vindt altijd een warme overdracht naar school plaats.
• Er wordt medewerking verleend aan gezamenlijke initiatieven om b.v. de ouderbetrokkenheid te vergroten.
• Op de hoogte zijn van de taalinitiatieven die ingezet kunnen worden bij het jonge kind.
* In het onderwijskansenoverleg bespreken voorscholen, bibliotheek, GGDrU en gemeente: samenwerking, toeleiding, overdracht, Boekenpret, Taalvisite en overige actualiteiten die spelen.
**In het netwerkoverleg bespreken pedagogische medewerkers, intern begeleiders, locatieleiders, jeugdverpleegkundigen de opbrengst uit de VVE monitor en andere relevante ontwikkelingen.
4. Doorgaande lijn, samenwerking en overdracht
Om een doorgaande lijn te realiseren, werkt elke voorschoolse locatie samen met de jeugdverpleegkundigen van de GGDrU en met een of meer basisscholen. We verwachten dat er afstemming is op verschillende onderdelen van de doorgaande lijn zoals de zorgstructuur en ouderbetrokkenheid. De afspraken over toeleiding en de overgang van de voorschool naar de basisschool zijn vastgelegd in een overdrachtsprotocol met bijbehorend stroomschema overdracht.
Voor doelgroepkinderen vindt altijd een warme overdracht plaats. We werken met een lijst van VVE contactpersonen. Hierop zijn de contactpersonen van de GGDrU, de voorschoolse locaties en de basisscholen opgenomen, zodat iedereen elkaar goed kan bereiken.
Indien een kind geen voorschool bezoekt, doet de jeugdverpleegkundige de warme overdracht naar school. Het overdrachtsformulier is beschikbaar via de website van de gemeente.
https://stichtsevecht.nl/onderwerp/1986/peuteropvang/
Er is toestemming van de ouders nodig voor het overdragen van de gegevens van hun kind.
Ouders worden bij inschrijving op peutergroep, kinderdagverblijf of gastouderbureau op de hoogte gebracht van de overdracht naar het basisonderwijs.
Alle VE peutergroepen in Stichtse Vecht werken met een VE-programma. Dit is een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling.
Op de groepen wordt ontwikkelingsgericht gewerkt. Daarbij is veel aandacht voor de versterking van de educatieve vaardigheden van de pedagogisch medewerkers en bevordering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van: wat heeft mijn groep kinderen nu nodig en wat zijn de ontwikkeldoelen voor al deze kinderen? Doelen worden planmatig uitgewerkt in een dagelijks aanbod, rekening houdend met de ontwikkeldoelen van verschillende kinderen, hier vinden tussentijds observaties op plaats zo nodig vindt bijstelling op de doelen plaats.
De Pedagogische beleidsmedewerker heeft hierin een coachende rol.
6.Cultuursensitief werken en ouderbetrokkenheid
Op de peutergroepen zitten doelgroepkinderen van verschillende afkomst. Het is belangrijk om in te zetten op deskundigheidsbevordering gericht op cultuursensitief werken. Een medewerker die cultuursensitief is, begrijpt en waardeert dat mensen in verschillende culturen leven en maakt dat zichtbaar in zijn of haar houding. Onze gemeente stimuleert dan wel faciliteert het vergroten van deze deskundigheid.
Ouders zijn een onmisbare partner in voor- en vroegschoolse educatie. De voorschoolse locatie en de basisschool werken samen met ouders aan een zo goed mogelijke start van doelgroepkinderen in het basisonderwijs. We gaan hierbij uit van de kracht van ouders en van wat ouders zelf wensen, weten en kunnen. Van de VE-locaties verwachten we dat zij ouders stimuleren om thuis ontwikkeling stimulerende activiteiten met hun kind te doen. De kwaliteit van de ouder-kind interactie is een sterkere voorspeller van leerresultaten dan de mate waarin ouders op de peutergroep actief zijn. Ook hier heeft cultuursensitief werken een positieve bijdrage.
De start ligt in interactievaardigheden tussen pedagogisch medewerker en kind maar ook tussen kind en ouder en pedagogisch medewerker en ouder. Het gaat om de samenwerking en interactie met het kind en elkaar.
Ook het aanleren van gesprekstechnieken om de educatieve kwaliteit te verhogen is van groot belang. Hoe een bepaalde vraag gesteld wordt kan het praten en denken van kinderen stimuleren.
Gesprekken met ouders van doelgroepkinderen verlopen niet altijd soepel. Het helpt als de medewerkers hier op voorbereid zijn en handvaten krijgen hoe deze gesprekken gevoerd kunnen worden.
Elke organisatie heeft een visie op ouderbetrokkenheid, dit wordt per locatie afgestemd op de omgeving. Hierbij is aandacht voor de manier waarop informatie aan ouders wordt verstrekt, gezorgd wordt dat de boodschap over komt.
7. Pedagogische Beleidsmedewerker
Om de kwaliteit van de voorschoolse educatie te verbeteren wordt een pedagogische beleids-medewerker VE ingezet voor 10 uur netto per jaar per doelgroeppeuter. In het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie is het takenpakket van de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie als volgt omschreven:
1 totstandkoming en implementatie pedagogisch beleid en/of
2 coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie.
De pedagogische beleidsmedewerkers in Stichtse Vecht leveren naast de wettelijke taken ook een bijdrage aan de activiteiten uit dit kwaliteitskader.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-387644.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.