Wijziging Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer 2021

De raad van de gemeente Zoetermeer;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 juni 2021

 

besluit

 

  • 1.

    De volgende wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer vast te stellen:

 

Bestaande tekst (schrappingen schuin gedrukt)

Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • c.

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening van Zoetermeer;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • f.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • g.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • h.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • i.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • j.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet;

  • k.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • l.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • m.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • n.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • o.

    toezichthouder: de op grond van artikel 6:2 aangewezen personen;

  • p.

    uitstalling: een los element en/of te verkopen product die voor een pand in de openbare ruimte worden geplaatst om de aandacht te vestigen op de winkel of de onderneming die in dat pand is gevestigd.

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • c.

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening van Zoetermeer;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • f.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • g.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • h.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • i.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • j.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet;

  • k.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • l.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • m.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van rolstoelen en kleine wagens (zoals kruiwagens en kinderwagens);

  • n.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • o.

    toezichthouder: de op grond van artikel 6:2 aangewezen personen;

  • p.

    uitstalling: een los element en/of te verkopen product die voor een pand in de openbare ruimte worden geplaatst om de aandacht te vestigen op de winkel of de onderneming die in dat pand is gevestigd.

Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:13, 2:15a; 2:24, 2:25, 2:29, 2:31, 2:49, 3:4, en 4:13.

Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:13, 2:15a; 2:24, 2:25, 2:29, 2:31, 2:49, 2:52d, 3:4, en 4:13.

Artikel 2:5a Uitstallingenverbod Stadshart

  • 1.

    Het Stadshart in de zin van dit artikel omvat de volgende straten: Buitenom, Burgemeester van Leeuwenpassage, Westwaarts, Burgemeester Wegstapelplein, Brusselstraat, Plaats, Hogerop, Het Rond, Promenade, Promenadeplein, Warande, Driekant, Noordwaarts, Stadhuisplein, Oostwaarts en Zuidwaarts; zoals in geel aangegeven op de kaart in de met dit artikel verbonden bijlage ‘Stadshart’.

  • 2.

    Het is verboden in het Stadshart uitstallingen te plaatsen.

Artikel 2:5a Uitstallingenverbod Stadshart

  • 1.

    Het Stadshart in de zin van dit artikel omvat de volgende straten: Buitenom, Burgemeester van Leeuwenpassage, Westwaarts, Burgemeester Wegstapelplein, Brusselstraat, Plaats, Hogerop, Het Rond, Promenade, Promenadeplein, Warande, Driekant, Noordwaarts, Stadhuisplein, Oostwaarts en Zuidwaarts; zoals in geel aangegeven op de kaart in de met dit artikel verbonden bijlage ‘Stadshart’.

  • 2.

    Het is verboden in het Stadshart uitstallingen te plaatsen.

  • 3.

    Het verbod van lid 2 geldt niet voor te verkopen producten die op privaat terrein direct aan de gevel van het pand zijn geplaatst.

Artikel 2:6 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend:

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag in de overige gevallen.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd:

    • -

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • -

      indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • -

      indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

  • 5.

    Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.

Artikel 2:6 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg als de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan worden geweigerd:

    • -

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • -

      indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • -

      indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • -

      indien niet wordt voldaan aan de eisen van het Handboek Openbare Ruimte.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

  • 4.

    Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening.

Artikel 2:12 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:4 en afdeling 9 van deze verordening;

    • g.

      activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats.

Artikel 2:12 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:4 en afdeling 9 van deze verordening;

    • g.

      activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:2 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats.

Artikel 2:14 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Artikel 2:14 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:18 Algehele sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, voor een bepaalde periode besluiten tot algehele sluiting van een horecabedrijf.

  • 2.

    Het is de houder van een horecabedrijf verboden na het inwerking treden van de sluiting daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

Artikel 2:18 Sluiting voor bepaalde of onbepaalde tijd

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, een horecabedrijf voor bepaalde of onbepaalde tijd sluiten.

  • 2.

    Het is de houder van een horecabedrijf verboden na het inwerking treden van de sluiting daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.

Artikel 2:28 De exploitatievergunning voor een speelautomatenhal

  • 1.

    In de vergunning wordt de naam van de beheerder/worden de namen van de beheerders vermeld. De vergunning wordt verleend voor maximaal 15 jaar. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    § de openingstijden van de speelautomatenhal,

    § het toezicht in de speelautomatenhal,

    § het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld,

    § de exploitatie van de hal.

  • 2.

    Voor een speelautomatenhal kan een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen worden verleend voor ten hoogste 100 speelautomaten, waarvan ten hoogste 4 behendigheidsautomaten.

  • 2.

    De burgemeester stelt gunningscriteria vast ten behoeve van de vergunningsverleningsprocedure.

Artikel 2:28 De exploitatievergunning voor een speelautomatenhal

  • 1.

    In de vergunning wordt de naam van de beheerder/worden de namen van de beheerders vermeld. De vergunning wordt verleend voor maximaal 15 jaar. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    • de openingstijden van de speelautomatenhal,

    • het toezicht in de speelautomatenhal,

    • het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld,

    • de exploitatie van de hal.

  • 2.

    Voor een speelautomatenhal kan een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen worden verleend voor ten hoogste 100 speelautomaten, waarvan ten hoogste 4 behendigheidsautomaten.

  • 3.

    De burgemeester stelt gunningscriteria vast ten behoeve van de vergunningsverleningsprocedure.

Artikel 2:29 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is,

    • b.

      de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt,

    • c.

      de ondernemer of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek,

    • d.

      door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed,

    • e.

      de beheerder niet beschikt over een bewijs van voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van kansspelverslaving als bedoeld in artikel 30d lid 4 onder b van de Wet op de kansspelen,

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid, onder b.

Artikel 2:29 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

  • a.

    de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is,

  • b.

    de beheerder(s) de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt,

  • c.

    de ondernemer of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek,

  • d.

    door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed,

  • e.

    de beheerder niet beschikt over een bewijs van voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van kansspelverslaving als bedoeld in artikel 30d lid 4 onder b van de Wet op de kansspelen,

 

Artikel 2:38b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:41 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond daadwerkelijk met een fysieke lijn of riem is aangelijnd;

    • b.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    • c.

      op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    De verboden in het eerste lid, aanhef en onder a en b, zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:41 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond daadwerkelijk met een fysieke lijn of riem is aangelijnd;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats;

    • c.

      op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    De verboden in het eerste lid, aanhef en onder a en b, zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:45 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:45 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:47 (nacht)verblijf

  • 1.

    Het is verboden om al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een motorvoertuig op of aan de weg tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, dan wel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde ontheffing verlenen.

Artikel 2:47 Nachtverblijf

  • 1.

    Het is verboden om al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een motorvoertuig op een openbare plaats tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, dan wel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie of een toezichthouder in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde ontheffing verlenen.

Artikel 2:52c Toezicht op openbare gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting, of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceel gedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende er, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op en de beheerder van een gebouw, ruimte of erf als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw of erf te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6.

    Op aanvraag van een belanghebbende kan:

    • a.

      een sluiting voor onbepaalde duur door de burgemeester worden opgeheven, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden;

    • b.

      een sluiting door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

Artikel 2:52a Toezicht op openbare gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting, of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceel gedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende er, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op en de beheerder van een gebouw, ruimte of erf als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw of erf te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6.

    Op aanvraag van een belanghebbende kan:

    • a.

      een sluiting voor onbepaalde duur door de burgemeester worden opgeheven, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden;

    • b.

      een sluiting door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

 

Artikel 2:52b Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • c.

    bedrijf: het voor een publiek toegankelijk gebouw waarin de bedrijfsmatige activiteit, niet zijnde een seksinrichting, plaatsvindt of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

2:52c Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten

  • 1.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfs-matige activiteiten aanwijzen indien naar zijn oordeel de openbare orde wordt verstoord, het woon- of leefklimaat of de leefbaarheid wordt aangetast of indien er sprake is van ondermijning.

  • 2.

    Een aanwijzing van een gebouw of gebied ka n zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

  • 3.

    Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor het grondgebied van de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit zeer ernstig onder druk staat.

  • 4.

    Voordat de burgemeester een besluit op grond van het derde lid van dit artikel neemt, stelt hij de raad via de voorhangprocedure in staat bedenkingen en zienswijzen ten aanzien van dat besluit kenbaar te maken.

2:52d Vergunning uitoefening bedrijf

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2:52c aangewezen gebouw of gebied voor de door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; en/of

    • b.

      met door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteiten.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant en/of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

2:52e Vergunningaanvraag

  • 1.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 3.

    Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en/of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf is/wordt gevestigd;

    • g.

      een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt en van de beheerder.

  • 4.

    Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

2:52f Intrekking en wijziging van een vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:52d intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    als gevolg van de vestiging van het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; en/of

  • b.

    als gevolg van de vestiging van het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; en/of

  • c.

    de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten niet worden nageleefd; en/of

  • d.

    de exploitant en/of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; en/of

  • e.

    de exploitant en/of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde wordt verstoord; en/of

  • f.

    er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; en/of

  • g.

    er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; en/of

  • h.

    de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; en/of

  • i.

    redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet langer met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; en/of

  • j.

    de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

2:52g Sluiting bedrijf

  • 1.

    Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het eerste lid van artikel 2:52d wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in artikel 2:52f, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 2.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 3.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

2:52h Geboden en verboden exploitant

  • 1.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2:52e zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

  • 2.

    De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 3.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of de beheerder aanwezig is.

  • 4.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

Artikel 2:52i Melding en wijziging beheerders

  • 1.

    Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens een persoon als beheerder te laten bijschrijven op de vergunning als bedoeld in artikel 2:52d lid 1.

  • 2.

    Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel bij de in het vorige lid bedoelde vergunning.

  • 3.

    De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel indien de persoon als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de in artikel 2:52f onder d gestelde eisen.

  • 4.

    De burgemeester kan de wijziging van het aanhangsel weigeren in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2:52j Bestaande bedrijven

Voor aangewezen gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten die op het tijdstip van de aanwijzing reeds worden uitgeoefend, kan de burgemeester een termijn vaststellen waarop de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:52d in werking treedt.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, Aruba, Curacao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      § hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer;

      § bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      § de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      § de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      § de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      § de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      § de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, Aruba, Curacao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer;

      • bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

      • de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

      • de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

      • de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

      • de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 4:10 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale en herdenkingsbomen Zoetermeer, en/of staan in door het college aangewezen beschermde stadsgezichten, alsmede houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente.

  • 2.

    Het in het eerste lid vermelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand waarvoor het bevoegd gezag toestemming geeft tot het direct vellen ervan, indien er sprake is van een situatie van acuut gevaar voor mens en/of omgeving,

    • b.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld,

    • c.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving van het college,

    • d.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud,

    • e.

      het periodiek knotten of kandelaberen bij daarvoor geschikte boomsoorten.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de strijdigheid met de Wet natuurbescherming of andere regelgeving inzake natuurbescherming,

    • b.

      het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht en/of een andere vorm van groencompensatie opleggen onder nader te stellen voorschriften.

Artikel 4:10 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen die vermeld staan op het door het college vastgestelde overzicht monumentale en herdenkingsbomen Zoetermeer, en/of staan in door het college aangewezen beschermde gebieden, alsmede houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente.

  • 2.

    Het in het eerste lid vermelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand waarvoor het bevoegd gezag toestemming geeft tot het direct vellen ervan, indien er sprake is van een situatie van acuut gevaar voor mens en/of omgeving,

    • b.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld,

    • c.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving van het college,

    • d.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud,

    • e.

      het periodiek knotten of kandelaberen bij daarvoor geschikte boomsoorten.

  • 3.

    De vergunning kan worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de strijdigheid met de Wet natuurbescherming of andere regelgeving inzake natuurbescherming,

    • b.

      het onvoldoende aannemelijk maken van een verwijderingsbelang.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht en/of een andere vorm van groencompensatie opleggen onder nader te stellen voorschriften.

Artikel 5:10 a Deelvoertuigen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college voertuigen op een openbare plaats ter gebruik aan derden aan te bieden tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden.

  • 2.

    Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op auto’s.

  • 3.

    Het college kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren of intrekken indien het aanbieden:

    • a.

      gevaar of hinder oplevert voor de veiligheid van de gebruikers;

    • b.

      de verkeersveiligheid in gevaar brengt;

    • c.

      een nadelige invloed heeft op het woon- of leefklimaat;

    • d.

      onevenredig beslag legt op de openbare ruimte;

    • e.

      afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte

    • f.

      een door het college vastgesteld vergunningenplafond of voertuigenplafond overschrijdt.

  • 4.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan voorts worden ingetrokken als de vergunninghouder handelt in strijd met de voorschriften die deel uitmaken van de vergunning.

  • 5.

    Het college kan een maximaal aantal voertuigen of vergunninghouders per categorie voertuigen vaststellen gelet op het derde lid.

  • 6.

    Het college kan stallingsplaatsen of openbare plaatsen aanwijzen waar het verboden is of verplicht is om voertuigen als bedoeld in het eerste lid ter gebruik aan te bieden.

  • 7.

    Het college kan stallingsplaatsen of openbare plaatsen aanwijzen waar het verbod uit het eerste lid niet geldt voor bepaalde categorieën voertuigen.

  • 8.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van het aanbieden van deelvoertuigen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 5:12 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet.

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:15.

Artikel 5:12 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet.

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:15.

Artikel 5:15 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:12.

  • 3.

    Het college kan nadere regels ten aanzien van standplaatsen vaststellen.

Artikel 5:15 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:12.

  • 3.

    Het college kan nadere regels ten aanzien van standplaatsen vaststellen.

Artikel 5:21 Aanwijzingen ligplaats

[vervallen.]

Artikel 5:21 Vaartuigwrakken

  • 1.

    Het is verboden een vaartuig in of aan het openbaar water te plaatsen welke vaartechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert en/of in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.

Artikel 5:25 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven voor zover geen afvalstoffen worden verbrand,

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 5:25 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Mits er geen schade op een openbare plaats wordt veroorzaakt en/of er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals bijvoorbeeld terrashaarden, vuurkorven en oliedrums, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand en er geen schade in de openbare ruimte wordt veroorzaakt;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 6:1a Bestuurlijke boete overlastfeiten openbare ruimte

  • 1.

    Overtreding door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon van het bij of krachtens het de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete:

    2:4, lid 1; 2:4, lid 4; 2:5, lid 1; 2:6, lid 1; 2:7, lid 1; 2:8, lid 1; 2:8, lid 2; 2:9; 2:11, lid 1a; 2:11, lid 1b; 2:13, lid 1; 2:14; 2:15a, lid 1; 2:16, lid 1; 2:17, lid 2; 2:18, lid 2; 2:19; 2:20; 2:21; 2:25, lid 1; 2:30a, lid 2; 2:30a, lid 3; 2:31, lid 1; 2:31, lid 2; 2:32, lid 1; 2:32, lid 2; 2:32, lid 5; 2:33, lid 1; 2:34a, lid 1; 2:35, lid 1.a; 2:35, lid 1.b; 2:36, lid 1; 2:36, lid 4; 2:36, lid 5; 2:36, lid 6; 2:37, lid 1; 2:37, lid 2; 2:38; 2:38a, lid 1; 2:38a, lid 2; 2:39, lid 1; 2:39, lid 2; 2:39, lid 3; 2:40; 2:41, lid 1a; 2:41, lid 1b; 2:41, lid 1c; 2:42, lid 1; 2:42, lid 5; 2:42, lid 6; 2:43, lid 2; 2:43, lid 3; 2:43, lid 4; 2:44, lid 1; 2:47, lid 1; 2:47, lid 2; 2:49, lid 1; 2:49, lid 2; 2:49a lid 1; 2:49a, lid 2; 2:52c, lid 4; 2:52c, lid 5; 3:9, lid 1; 3:9, lid 2; 3:10, lid 1; 4:5, lid 1; 4:5a; 4:6; 4:7; 4:8; 4:8a, lid 2; 4:15, lid 1; 4:15, lid 2; 4:16; 4:18, lid 1; 5:2, lid 1; 5:2, lid 2; 5:3, lid 1; 5:4, lid 1; 5:5, lid 1; 5:6, lid 1; 5:7, lid 1; 5:8, lid 1; 5:9, lid 1; 5:10, lid 1; 5:10, lid 2; 5:10, lid 3; 5:11, lid 1; 5:13, lid 1; 5:13, lid 2; 5:16, lid 1; 5:19, lid 1; 5:20, lid 1; 5:23, lid 1; 5:23a, lid 2; 5:23a, lid 3; 5:24, lid 1; 5:24, lid 2; 5:25, lid 1; 5:26, lid 1.

  • 2.

    De boetebedragen als genoemd in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, vast te stellen.

  • 3.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel is begaan door een natuurlijke persoon, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift.

  • 4.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.

  • 5.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een rechtspersoon, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die geldt voor een natuurlijke persoon verdubbeld.

  • 6.

    Bij overtreding door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.

  • 7.

    De op te leggen bestuurlijke boete kan worden verdubbeld, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

  • 8.

    Het college kan de boetebedragen als vermeld in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, aanpassen. Daarbij gelden voor het college naast de wettelijke maxima van de boetebedragen de volgende uitgangspunten:

    • -

      de aanpassing die de minister van Justitie en Veiligheid doet;

    • -

      het algemene stijgingspercentage, dat gebruikt wordt voor de leges en heffingen.

Artikel 6:1a Bestuurlijke boete overlastfeiten openbare ruimte

  • 1.

    Overtreding door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon van het bij of krachtens het de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete:

    2:4, lid 1; 2:4, lid 4; 2:5, lid 1; 2:5a, lid 2; 2:6, lid 1; 2:7, lid 1; 2:8, lid 1; 2:8, lid 2; 2:9; 2:11, lid 1a; 2:11, lid 1b; 2:13, lid 1; 2:14, lid 1; 2:14, lid 2; 2:15a, lid 1; 2:16, lid 1; 2:17, lid 2; 2:18, lid 2; 2:19; 2:20; 2:21; 2:25, lid 1; 2:30a, lid 2; 2:30a, lid 3; 2:31, lid 1; 2:31, lid 2; 2:32, lid 1; 2:32, lid 2; 2:32, lid 5; 2:33, lid 1; 2:34a, lid 1; 2:35, lid 1.a; 2:35, lid 1.b; 2:36, lid 1; 2:36, lid 4; 2:36, lid 5; 2:36, lid 6; 2:37, lid 1; 2:37, lid 2; 2:38; 2:38a, lid 1; 2:38a, lid 2; 2:38b, lid 1; 2:39, lid 1; 2:39, lid 2; 2:39, lid 3; 2:40; 2:41, lid 1a; 2:41, lid 1b; 2:41, lid 1c; 2:42, lid 1; 2:42, lid 5; 2:42, lid 6; 2:43, lid 2; 2:43, lid 3; 2:43, lid 4; 2:44, lid 1; 2:47, lid 1; 2:47, lid 2; 2:49, lid 1; 2:49, lid 2; 2:49a lid 1; 2:49a, lid 2; 2:52a, lid 4; 2:52a, lid 5; 2:52d, lid 1; 2:52h, lid 3; 3:9, lid 1; 3:9, lid 2; 3:10, lid 1; 4:5, lid 1; 4:5a; 4:6; 4:7; 4:8; 4:8a, lid 2; 4:15, lid 1; 4:15, lid 2; 4:16; 4:18, lid 1; 5:2, lid 1; 5:2, lid 2; 5:3, lid 1; 5:4, lid 1; 5:5, lid 1; 5:6, lid 1; 5:7, lid 1; 5:8, lid 1; 5:9, lid 1; 5:10, lid 1; 5:10, lid 2; 5:10, lid 3; 5:10a, lid 1; 5:11, lid 1; 5:13, lid 1; 5:13, lid 2; 5:16, lid 1; 5:19, lid 1; 5:20, lid 1; 5:21, lid 1; 5:23, lid 1; 5:23a, lid 2; 5:23a, lid 3; 5:24, lid 1; 5:24, lid 2; 5:25, lid 1; 5:26, lid 1.

  • 2.

    De boetebedragen als genoemd in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, vast te stellen.

  • 3.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel is begaan door een natuurlijke persoon, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift.

  • 4.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een natuurlijke persoon die twaalf, dertien, veertien of vijftien jaar oud is, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die in die bijlage is vermeld bij het desbetreffende voorschrift gehalveerd.

  • 5.

    Indien de overtreding van een voorschrift als genoemd in de bijlage van lid 2 van dit artikel, is begaan door een rechtspersoon, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete die geldt voor een natuurlijke persoon verdubbeld.

  • 6.

    De op te leggen bestuurlijke boete kan worden verdubbeld, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, is geconstateerd en de bestuurlijke boete voor de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

  • 7.

    Het college kan de boetebedragen als vermeld in de bijlage ‘Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte’ bij dit artikel, aanpassen. Daarbij gelden voor het college naast de wettelijke maxima van de boetebedragen de volgende uitgangspunten:

    • -

      de aanpassing die de minister van Justitie en Veiligheid doet;

    • -

      het algemene stijgingspercentage, dat gebruikt wordt voor de leges en heffingen.

 

  • 2.

    De op basis van beslispunt 1 aangepaste bijlage Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte bij artikel 6:1a, vast te stellen.

Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 11 oktober 2021

de griffier,

drs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen

Naar boven