Beleidsregels Wet Bibob Sittard-Geleen

De burgemeester en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft:

 

Overwegende:

 

dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral is gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit;

 

dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;

 

dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;

 

dat de Wet Bibob de gemeente beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hen uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

dat door het vaststellen en implementeren van de beleidsregels de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze biedt aan zowel de ambtenaren als aan de burgers;

 

dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in deze beleidsregels zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

  • -

    grote laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • -

    grootschalig gebruik van zgn. cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor "witwaspraktijken";

  • -

    mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zgn. "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen;

dat op 22 november 2004 op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob;

 

dat onderhavige beleidsregels gelden ter vervanging van de eerdere Bibob beleidsregels van de gemeente Sittard-Geleen;

 

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en het Besluit Bibob

 

Besluiten:

 

  • I.

    In te trekken de Beleidslijn Wet Bibob, vastgesteld op 22 november 2004;

  • II.

    Vast te stellen de ‘Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2021 (Beleidsregels Wet Bibob Sittard-Geleen)’;

     

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Sittard-Geleen.

    • b.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    • c.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

    • d.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Limburg.

    • e.

      Bibob-quickscan: een beperkte toets op basis van een daartoe opgesteld vragenformulier met bijlagen.

    • f.

      volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier.

Artikel 1.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidsregels

Deze beleidsregels laten onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen (gemotiveerd) tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (Bibob-quickscan)

  • 1.

    Een Bibob-quickscan vindt plaats bij de volgende aanvragen:

    • a.

      alcoholwetvergunningen (artikel 3 Alcoholwet), met uitzondering van paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet;

    • b.

      aanwezigheidsvergunningen speelautomaten (artikel 30b Wet op de kansspelen);

    • c.

      ontheffingen voor de openstelling van avondwinkels (artikel 8 Verordening winkeltijden Sittard-Geleen 2013);

    • d.

      horecaexploitatievergunningen (artikel 2:27 en 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen);

    • e.

      vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) bij:

      • 1.

        bouwactiviteiten met bouwkosten 1 van € 500.000,- of meer.

      • 2.

        bouwactiviteiten met bouwkosten tussen de € 100.000,- en € 500.000,-. De toepassing van de Bibob-quickscan zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen risicocategorieën.

  • 2.

    Na de toetsing van de reguliere aanvraag en het uitvoeren van de Bibob-quickscan wordt een volledige Bibob-toets toegepast indien vragen blijven bestaan over met name:

    • a.

      de bedrijfsstructuur of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf/bouwproject;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/bouwproject of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (volledige Bibob-toets)

  • 1.

    Een volledige Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen:

    • a.

      vergunningen voor seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke (artikel 3:4 Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen);

    • b.

      vergunningen speelgelegenheden (artikel 2:39 Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen);

    • c.

      exploitatievergunningen bestemd voor smart- en headshops (artikel 2:34a Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen)

    • d.

      exploitatievergunningen bestemd voor coffeeshops (artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen);

    • e.

      de vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) betreffende het oprichten of het veranderen van de werking van een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, voor zover het college hiertoe het bevoegd gezag is;

    • f.

      evenementenvergunningen (artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen). De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementen;

    • g.

      vergunningen voor exploitatie bedrijf in de zin van art. 2:81 Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen.

  • 2.

    Een volledige Bibob-toets vindt voorts plaats bij de hierna onder a t/m f genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

    • a.

      de aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van deze beleidsregels;

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet;

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (paracommerciële instelling);

    • d.

      de aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van deze beleidsregels vallen;

    • e.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de in deze beleidsregels genoemde regels vallen;

    • f.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

Artikel 2.3 Vrijstellingen

De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties2 ;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Een volledige Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende, in artikel 2.1 en 2.2 van dit beleid genoemde beschikkingen indien:

  • 1.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 2.4a Weigeren invullen Bibob-vragenformulier

Bij een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 eerste lid juncto artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan voert een volledige Bibob-toets uit met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling(en), indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een (volledige) Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

 

In de concept-overeenkomst waarbij de gemeente partij is, wordt primair een passage opgenomen, inhoudende dat de definitieve overeenkomst pas tot stand komt nadat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, al dan niet in mandaat, goedkeuring heeft gegeven aan c.q. akkoord is gegaan met de inhoud van het desbetreffende definitieve concept daarvan, welke instemming c.q. goedkeuring mede afhankelijk is van de uitslag van de Bibob-toets die de gemeente met betrekking tot haar potentiële wederpartijen uitvoert. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar kan gesteld worden dat de instemming c.q. goedkeuring zijdens/namens het college niet kan worden verleend om reden dat niet is voldaan aan het totstandkomingsvereiste. Dan komt in het geheel geen overeenkomst tot stand tussen partijen, dus ook geen overeenkomst met een voorwaardelijk karakter als bedoeld in artikel 6:21 BW. Het totstandkomingsvereiste houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 7a lid 1 van de Wet kan leiden tot het niet tot standkomen van de overeenkomst.

 

Voorzover de overeenkomst in kwestie reeds tot stand zou zijn gekomen, wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 7a lid 1 van de Wet kan leiden tot ontbinding, opzegging of vernietiging van de overeenkomst.

 

Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed (met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groenstroken tot 150m2) vervreemdt, verhuurt of een zakelijk recht vervreemdt zal altijd een Bibob-quickscan plaatsvinden.

 

Na de toetsing van de Bibob-quickscan wordt een volledige Bibob-toets toegepast indien vragen blijven bestaan over met name:

  • a.

    de bedrijfsstructuur, of de activiteiten van de kopende partij;

  • b.

    de financiering van de transactie;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de kopende partij;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie op betrekking heeft, mede stafbare feiten zullen worden gepleegd;

  • f.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

Bij alle overige vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is, zal een volledige Bibob-toets toegepast worden indien er aanleiding bestaat om te vermoeden dat bij een vastgoedtransactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Dit vermoeden wordt gebaseerd op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • -

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkings verband RIEC.

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een integriteitsclausule inhoudende een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De gemeente voert ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, een volledige Bibob-toets uit bij overheidsopdrachten, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Bibob-toets

In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

 

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

 

Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.

 

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:

  • a.

    intrekking van een eerder verleende beschikking;

  • b.

    weigering van de aangevraagde beschikking;

  • c.

    het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

  • d.

    afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht;

    Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Artikel 4.2 Bibob-advies

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking/vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking/vastgoedtransactie te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Artikel 4.3 Beslissing na advies

  • 1.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      intrekking van een eerder verleende beschikking;

    • b.

      weigering van de aangevraagde beschikking;

    • c.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

    • d.

      afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

      Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      het verbinden van Bibobgerelateerde voorschriften aan de beschikking;

    • b.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

    • c.

      afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

      Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Paragraaf 5: Geheimhouding

Artikel 5.1 Geheimhoudingsplicht

Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

 

Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

 

Paragraaf 6: Invoering

Artikel 6.1 Invoeringsdatum

Deze beleidsregels zijn vastgesteld door de Burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 5 oktober 2021 en treden in werking op 1 november 2021. .

Naar boven