Gemeenteblad van Vlaardingen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2021, 366961 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2021, 366961 | beleidsregel |
Nota Standplaatsenbeleid (Derde herziening Nota Standplaatsenbeleid 2011) gemeente Vlaardingen
Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen maken bekend dat zij in de vergadering van 5 oktober 2021 de Nota standplaatsenbeleid (Derde herziening Nota Standplaatsenbeleid 2011) hebben vastgesteld.
De Nota Standplaatsenbeleid betreft een derde herziening van de nota uit 2011 en bevat op hoofdlijnen de volgende wijzigingen:
Opgenomen is dat een jaarstandplaats een minimale geldigheid heeft van zes maanden en een seizoenstandplaats een minimale termijn van drie maanden. De reden van een minimale termijn is dat de vraag groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een standplaats gedeeltelijk onbenut blijft.
Voor de verkoop van oliebollen en kerstbomen moeten de aanvragen uiterlijk 1 mei ingediend zijn. Dit was 1 oktober, maar dit is in de praktijk niet goed werkbaar voor standplaatshouders, die 1 oktober open willen en voorbereidingen moeten treffen, dus eerder duidelijkheid nodig hebben over het wel of niet krijgen van de vergunning.
Het beleid treedt in werking op de dag na bekendmaking daarvan;
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 5 oktober 2021.
Het te koop aanbieden van goederen als vis, snacks, bloemen, loempia’s en kerstbomen vanaf een vaste standplaats in de openbare ruimte, is in de meeste gemeenten in Nederland een niet meer weg te denken activiteit. Standplaatsen verlevendigen de stad, verschaffen werkgelegenheid en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte. Zonder al te hoge investeringen en zware verplichtingen kan aan het college van B&W een vergunning worden gevraagd voor het innemen van een standplaats in de openbare ruimte. Het college van B&W stelt de voorwaarden voor deze vorm van ambulante handel. Wanneer de gevraagde locatie aan alle criteria voldoet, stelt het college deze locatie tegen vergoeding beschikbaar. De gemeentelijke tussenkomst is noodzakelijk, omdat een standplaats ook overlast of onveilig verkeersgedrag kan veroorzaken of het straatbeeld juist kan ontsieren.
De mogelijkheden die gemeenten hebben om in het kader van de ambulante handel sturend op te treden en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan, zijn beperkt. De wettelijke bepalingen en de jurisprudentie zijn bepalend voor de wijze waarop met de ambulante handel moet worden omgegaan. Voor het voeren van een stimulerend en/of beperkend beleid is het nodig vooraf beleidsregels vast te stellen en publiceren.
Onder het begrip standplaats wordt verstaan: een op of aan de openbare weg of openbaar water, direct voor het publiek toegankelijke in de open lucht gelegen plaats, waar goederen worden aangeboden, verkocht of verstrekt dan wel diensten worden aangeboden. Vlaardingen kent 3 soorten standplaatsen: de jaarstandplaats, de seizoenstandplaats en de tijdelijke standplaats.
Standplaatsen op de weekmarkt of tijdens een evenement blijven buiten het bereik van deze nota.
Ook het ‘venten’ ofwel de uitoefening van kleinhandel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden dan wel het huis aan huis aanbieden van goederen, valt niet onder deze nota. De nota is tot slot ook niet van toepassing op niet-commerciële standplaatsen, zoals standplaatsen ingenomen door ideële instellingen.
De afgelopen jaren heeft college besluiten genomen over verschillende standplaatsen. Hierdoor sluiten deze standplaatsen niet meer aan bij de lijst van standplaatsen zoals opgenomen in het standplaatsenbeleid. Samen met een aantal technische aanpassingen is dit aanleiding om het beleid aan te passen. Het gaat hierbij niet om een volledige herziening van het standplaatsenbeleid.
Het doel van deze nota is een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen van standplaatsvergunningen binnen de gemeente Vlaardingen, ter uitwerking van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Bestuurlijke vaststelling van deze beleidsregels en publicatie daarvan bieden rechtszekerheid en vereenvoudigen de vergunningverlening en handhaving.
De nota standplaatsenbeleid zorgt voor:
In hoofdstuk 1 staat de inleiding met daarin onder andere de aanleiding en het doel van deze nota. In hoofdstuk 2 worden het achterliggende beleid en de uitgangspunten beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het juridisch kader geschetst, gevolgd door een nadere uitleg over de soorten standplaatsen in hoofdstuk 4. Daarna wordt in hoofdstuk 5 en 6 ingegaan op het aanvragen van de standplaatsvergunning met een omschrijving van de verschillende soorten standplaatsen, de voorwaarden, de kosten en de locaties.
In hoofdstuk 7 wordt het maximumstelsel per (winkel)gebied beschreven. Dan volgt in hoofdstuk 8 een toelichting op de handhaving van het standplaatsenbeleid. In hoofdstuk 9 wordt de overgangssituatie beschreven en tot slot staat in hoofdstuk 10 aangegeven wanneer het beleid in werking treedt.
In de bijlagen staan korte omschrijvingen van de meest voorkomende publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen die op standplaatsen van toepassing zijn, een lijst met de standplaatslocaties per (winkel)gebied inclusief plattegronden en een overzicht van de standplaatshouders waar de overgangsregeling op van toepassing is.
Bij het tot stand komen van dit beleid heeft een aantal andere beleidsnota’s een belangrijke rol gespeeld. Verder is gekeken naar het beleid in omliggende gemeenten en gemeenten van vergelijkbare omvang en de algemene ontwikkelingen met betrekking tot standplaatsen.
Met de detailhandelsnota is door het college van B&W vastgesteld dat we uitgaan van complete, compacte en comfortabele winkelcentra op elk niveau. Behalve voor de winkels wil het college deze uitgangspunten ook hanteren voor de standplaatsen bij de winkelcentra en PDV(Perifere Detailhandelsvestigings)-locaties. Onder PDV-locaties worden in dit beleid de gebieden Hoogstad en het Deltagebied (tussen Gamma en Praxis) verstaan. Vanuit het uitgangspunt ‘compleet’ kunnen de standplaatsen een aanvulling zijn op het aanbod aan basis levensmiddelenspeciaalzaken.
Standplaatsen kunnen verder zorgen voor een aantrekkelijke entree of looproute van en naar een (winkel)gebied. Vanuit ‘compact’ wordt gestreefd om de standplaatsen, winkels en andere voorzieningen zo dicht mogelijk bij elkaar te situeren om zo een optimale wisseling van koopkracht te garanderen. ‘Comfortabel’ zodat de omgeving waar de standplaatsen staan afgestemd is op de winkelfunctie.
Daarnaast is door het college in de detailhandelsnota vastgesteld dat in relatie tot de (bestaande) detailhandel en standplaatsen het van belang is dat ongewenste situaties op het gebied van openbare orde, verkeersveiligheid en uiterlijk aanzien van de omgeving moeten worden voorkomen, dat standplaatsen die het karakter van een gebied negatief kunnen beïnvloeden ongewenst zijn, het gewenst is dat standplaatsen in de looproute van en naar het winkelcentrum liggen (dan wel een maximum aantal en nadrukkelijk niet aaneengesloten), dat standplaatsen kritisch bekeken moeten worden mede met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen en dat er rekening moet worden gehouden worden met de behoefte en belangen van gevestigde ondernemers. Ook deze aspecten zijn meegenomen bij de totstandkoming van het standplaatsenbeleid.
2.2 Coalitieakkoord 2019-2022 Gemeente Vlaardingen: Handen uit de mouwen
Het Coalitieakkoord laat zich niet specifiek uit over standplaatsen en de effecten die die hebben voor economie. Van belang is wel dat de woningbouwopgave van de gemeente kansen biedt om de economische en sociale structuur van de gemeente Vlaardingen duurzaam te versterken. Standplaatsen zijn onderdeel van de economische structuur.
2.3 Samen voor de Stad, Werkplan Economische Zaken 2019-2022
Het Werkplan Economische Zaken 2019-2022 is opgesteld om binnen de kaders van het Actieplan Economie de focus aan te brengen die nodig is om de beschikbare capaciteit zo goed mogelijk in te zetten. In het werkplan is al aangekondigd dat het standplaatsenbeleid uit 2015 een herziening nodig heeft. Een volledige herziening van de nota Standplaatsenbeleid is nog niet gepland. Een technische aanpassing is wel een eerste stap daartoe.
2.4 Toekomstvisie Vlaardingen 2020-2040
Eén van de ambities van de toekomstvisie is een binnenstad die leeft. In 2040 is de binnenstad van Vlaardingen hét hart van de gemeente. Het is een populaire plek bij Vlaardingers en bezoekers uit de regio. De gezellige binnenstad is multifunctioneel, er zijn veel evenementen en kleinschalige recreatie. Naast winkelen kun je ook werken, wonen en ontmoeten in de binnenstad. Vlaardingen focust zich op de ontwikkeling en verbetering van de bestaande binnenstad. Een belangrijke focus hierbij is het dagtoerisme. In 2040 is Vlaardingen een populaire bestemming voor fietsrecreanten of liefhebbers van historie en cultureel erfgoed. Dankzij deze recreanten die een dagje Vlaardingen bezoeken is er nieuwe werkgelegenheid binnen de gemeente. Een goed beleid ten aanzien van standplaatsen en daarbij de aanwezigheid van standplaatsen draagt bij aan het behalen van deze ambitie.
2.5 Programma Levendige binnenstad 2030
Met dit programma koppelt de gemeente de ambitie uit het coalitieakkoord aan de ambitie uit de Kadernota Binnenstad. De strategie is om toe te werken naar een levendige en compacte binnenstad waar de juiste functie op de juiste plek zit. We verstevigen en investeren in de plekken die potentie hebben en ontwikkelen de omliggende straten met nieuwe passende functies. Initiatieven van marktpartijen geven richting aan gemeentelijke investeringen, waaronder inzet op publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS). De rol van de gemeente spitst zich toe op waar zij primair voor verantwoordelijk is: de buitenruimte en de lokale wet- en regelgeving voor het creëren van meer ruimte voor initiatieven. De gemeente realiseert een compacte binnenstad met een functionele indeling, waarbij de krimpopgave centraal staat. Het creëren van een bruisende binnenstad is een belangrijke ambitie van dit programma. Om die ambitie te realiseren zijn er verschillende elementen waarmee we aan de slag (kunnen) gaan. Deze elementen dragen bij aan het verhogen van de beleving en verblijfskwaliteit in de binnenstad. Eén van de aandachtspunten daarbinnen is een actuele regeling ten aanzien van standplaatsen.
Om van Vlaardingen weer een gezonde stad te maken is het noodzakelijk om op een andere manier te werken aan wonen en leefbaarheid: samen, gericht op kansen, integraal en gebiedsgericht. In dat kader is van belang dat de woningvoorraad met 3350 nieuwe woningen toeneemt. Standplaatsen kunnen bijdragen aan aantrekkelijke winkelgebieden voor bewoners en dit heeft ook effecten voor de lokale economie.
2.7 Uitgangspunten eerder vastgesteld door B&W (Huidige regels)
Op 2 november 2010 (en later gewijzigd 19 mei 2015) zijn door het college van B&W ten behoeve van het standplaatsenbeleid de volgende uitgangspunten vastgesteld:
Op 13 februari 2014 heeft het college van B&W vastgesteld dat in afwijking van de Nota Standplaatsenbeleid een vergunning voor tijdelijke standplaatsen ten behoeve van politieke partijen voor een keer per vier weken in keer in de zes weken (maximaal dertien keer per jaar) verleend mag worden.
De in paragraaf 2.7 opgesomde uitgangspunten zijn uitgewerkt in de navolgende hoofdstukken. De tekst in de navolgende hoofdstukken is leidend.
De standplaatsvergunning is geregeld in artikel 5.17 e.v. van de Algemene Plaatselijke Verordening 2019 (APV). In hoofdstuk 1 (Algemene Bepalingen), artikel 1.8 van de APV staat dat een vergunning, dus ook de standplaatsvergunning, kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Daarnaast geldt op grond van artikel 5.18, lid 2 van de APV dat het college een standplaatsvergunning weigert wegens strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.
Daarnaast kan het college de vergunning weigeren als:
De weigeringsgronden op basis van de APV hebben geleid tot de volgende aanvullende criteria voor het bepalen van de locaties waarvoor een standplaatsvergunning wordt verleend. Indien een aanvraag in strijd is met deze criteria en dus in strijd is met dit beleid kan de aanvraag worden geweigerd.
Brandveiligheid -> Kramen moeten op een afstand van minimaal 2 meter uit de gevel en 2 meter onderlinge afstand tot overige bouwsels (standplaats, auto etc.). Betreft het een volledig blinde muur ( dus geen raam, deur, opening etc) dan mag de kraam op 1 meter vanaf de gevel geplaatst worden.
Voor bakken en braden: als hierboven, behoudens frituren op gas. Dan is de afstand 5 meter vanaf een gevel en 2 meter onderlinge afstand vanaf een bouwsel.
Sociale veiligheid -> In het belang van de sociale veiligheid dient de openbare ruimte zoveel mogelijk open en controleerbaar te zijn. Er zijn derhalve geen standplaatsen toegestaan op de aangewezen markt- of evenemententerreinen tijdens de weekmarkt of een evenement.
► Het voorkomen of beperken van overlast
De verkoop van kerstbomen moet zoveel mogelijk plaats vinden aan de rand van een (winkel)gebied.
Voor standplaatshouders die voorzieningen als elektra en water nodig hebben en gebruiken, geldt dat ze deze op een dusdanige manier moeten gebruiken dat ze geen overlast veroorzaken.
► De bescherming van het milieu
Bij standplaatsen gaat het in veel gevallen om het “bereiden van voedingsmiddelen’ zoals vis of snacks. In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn hiervoor geen afstandseisen opgenomen. Er zijn wel voorschriften (in de Activiteitenregeling) om overlast te voorkomen, maar deze zijn lastig toepasbaar op mobiele verkoopplaatsen en ook niet op alle standplaatsen van toepassing zal zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een tijdelijke standplaats (korter dan een half jaar) zoals een oliebollenkraam.
Verder moeten standplaatshouders zorgen voor afvoer van hun afval en wanneer van
toepassing zorgen voor de vetafscheiding van het afvalwater.
Te allen tijde geldt dat geldende wetgeving van toepassing is.
► De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Deze weigeringsgrond wordt gehanteerd indien door een standplaats het straatbeeld en haar omgeving ernstig verstoord worden. De situering moet verder passen binnen het ruimtelijk stedenbouwkundig concept van de omgeving. Hier spelen bijvoorbeeld zichtlijnen en het openbare karakter van een plein een rol.
De stationsgebieden in Vlaardingen worden specifiek uitgesloten van standplaatslocaties. Gelet op de uitstraling en de eisen van welstand met betrekking tot deze gebieden is in het verleden met deze standplaatshouders/eigenaren een traject ingegaan voor een vaste plek door middel van een kiosk. Er mogen verder geen vlaggen, kabels, leidingen of reclameborden worden bevestigd aan bomen en struiken.
► Verkeersvrijheid of- veiligheid
Standplaatsen mogen een vlotte voetgangersdoorstroom niet beletten. In dat kader zijn op bepaalde locaties alleen handkarren toegestaan. Een standplaats mag geen verkeer- of parkeerhinder tot gevolg hebben bijvoorbeeld wanneer zij het zicht op naderend verkeer ontnemen of op plaatsen met een hoge parkeerdruk. Er mag geen concentratie van standplaatsen plaatsvinden. Verder wordt bepaald dat het bij de standplaats niet mogelijk is om een terras te plaatsen. Wel is het toegestaan om, als de standplaats in gebruik is, maximaal 1 stoel of (sta)tafel bij te plaatsen.
Bij de bepaling van de locaties is bovendien rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten in geval van calamiteiten. Voor een standplaats op een trottoir te allen tijde een vrije ruimte aan de voorzijde en zijkanten beschikbaar dient te zijn van minimaal 2,00m (voorzijde) en 1,50m (zijkanten) voor enerzijds wachtend publiek voor de verkoper, zonder anderzijds de reguliere voetgangersstroom te hinderen; voor een standplaats langs een fietsverbinding geldt dat deze minimaal 2,00 meter van de kant fietspad af staat, zodat wachtend publiek voor de verkoper het fietspad zo min mogelijk kan blokkeren.
Standplaatsen kunnen een belangrijke rol vervullen bij de entree van een (winkel)gebied. Het is gewenst dat standplaatsen bij de entrees en de looproute van en naar het (winkel)gebied staan.
Ten aanzien van brandveiligheid geldt dat de kramen/karren niet;
Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswater geldt het volgende:
3.3 Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen
Op het innemen van standplaatsen zijn meer publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen van toepassing. Indien er bijvoorbeeld sprake is van gebruik van andermans eigendom, is toestemming van de eigenaar van de grond noodzakelijk. De meest voorkomende regelingen die op standplaatsen van toepassing zijn, staan vermeld in bijlage 1.
4.1 Jaarstandplaats, seizoenstandplaats en tijdelijke standplaats
Een vergunning voor een jaarstandplaats geldt voor maximaal 3 dagen per week per ondernemer per locatie en heeft een minimale geldigheid van 6 maanden en een maximale geldigheid van 1 jaar. De reden van een minimale termijn is dat de vraag naar standplaatsen groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een standplaatshouder geen gebruik maakt van de standplaats en deze dus onbenut blijft.
Voor het innemen van een jaarstandplaats gelden vaste locaties. Deze zijn opgenomen in bijlage 2. De locaties voor een jaarstandplaats kunnen door verschillende vergunninghouders gedurende maximaal 3 dagen in de week bezet worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat 1 locatie op maandag, dinsdag en woensdag kan worden ingenomen door een standplaatshouder met vis en op donderdag, vrijdag en zaterdag door een standplaatshouder met bloemen. De vergunning kan iedere dag van het jaar ingaan. De einddatum van de vergunning is altijd 31 december van het betreffende jaar. Op een jaarstandplaats kan ook een seizoensstandplaatshouder staan.
Een vergunning voor een seizoenstandplaats geldt voor maximaal 7 dagen per week per ondernemer per locatie en heeft een minimale geldigheid van 3 maanden en een maximale geldigheid van 6 maanden per jaar. Voor standplaatsen voor de verkoop van kerstbomen geldt de minimale termijn van 3 maanden niet. Dit vanwege het feit dat de verkoop van kerstbomen over het algemeen voor een kortere termijn plaatsvindt.
De reden van het opnemen van een minimale termijn is net als bij de jaarstandplaats het feit dat de vraag groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een seizoenstandplaats gedeeltelijk onbenut blijft. Een vergunning voor een seizoenstandplaats geldt alleen voor producten die gebonden zijn aan een bepaalde periode, zoals de verkoop van ijs, haring, oliebollen of kerstbomen. Voor het innemen van een seizoenstandplaats gelden ook vaste locaties. Deze zijn in bijlage 2 opgenomen. Voor de verkoop van kerstbomen zijn aparte locaties aangewezen. Deze worden in bijlage 2 en op de plattegronden met een ‘K’ aangegeven. Bloemen- en planthandelaren die het gehele jaar door een winkel of standplaats drijven kunnen jaarlijks een vergunning aanvragen voor extra uitstalruimte ten behoeve van kerstboomverkoop en vallen daarom niet onder het standplaatsenbeleid. De vergunning kan iedere dag van het jaar ingaan.
Een tijdelijke standplaats is bedoeld voor één dag. Voor het innemen van een tijdelijke standplaats gelden de spelregels zoals voor kledinginzameling en donateuracties. Dit betekent dat een organisatie slechts één keer per zes weken één dag een standplaats kan innemen. Per dag kan aan maximaal twee organisaties een tijdelijke standplaatsvergunning worden verleend. Er worden binnen dit beleid geen specifieke locaties voor tijdelijke standplaatsen aangewezen. Als een standplaatslocatie voor een jaar of seizoen niet vergund is mag deze ook door een tijdelijke standplaats worden ingenomen.
Een uitzondering geldt voor politieke partijen. Deze mogen één keer per vier weken, maximaal 13 keer per jaar, een tijdelijke standplaats innemen
Voor alle standplaatsen geldt dat deze op tijdstippen mogen worden ingenomen conform de tijden van de Winkeltijdenwet en de geldende Verordening winkeltijden Vlaardingen
Voor een standplaats op een trottoir te allen tijde een vrije ruimte aan de voorzijde en zijkanten beschikbaar dient te zijn van minimaal 2,00m (voorzijde) en 1,50m (zijkanten) voor enerzijds wachtend publiek voor de verkoper, zonder anderzijds de reguliere voetgangersstroom te hinderen; voor een standplaats langs een fietsverbinding geldt dat deze minimaal 2,00 meter van de kant fietspad af staat, zodat wachtend publiek voor de verkoper het fietspad zo min mogelijk kan blokkeren.
Voor het indienen van een aanvraag dient het formulier “Aanvraag standplaatsvergunning” te worden gebruikt. Het formulier kan worden aangevraagd bij het team Bijzondere Wetten of worden gedownload van de website www.vlaardingen.nl. Met het ingevulde aanvraagformulier moeten verder
Bij het beoordelen van de aanvraag zal verder door de gemeente een check worden gemaakt op de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
Op een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt uiterlijk 8 weken na de dag waarop een complete aanvraag ontvangen is beslist. Bij het behandelen van de aanvraag adviseren zo nodig de betrokken afdelingen en secties van de gemeente en indien noodzakelijk, hulpdiensten zoals politie en brandweer. Tegen het weigeren van de standplaatsvergunning kan bezwaar worden gemaakt. Gedurende de tijd dat op de aanvraag geen beslissing is genomen, mag de gevraagde standplaats niet worden ingenomen.
5.5 Procedure vergunningverlening
Voor een jaarstandplaats geldt dat een vraag moet zijn ingediend voor 1 oktober van het lopende jaar 1 . Er geldt geen eerste recht van de huidige vergunninghouder. Als blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor een jaarstandplaats wordt om de vergunning geloot. Loting geschiedt in het openbaar door een lid van B&W in aanwezigheid van de gegadigden. Loting vindt zo spoedig mogelijk na genoemde data van 1 oktober plaats. Mocht een jaarstandplaats niet zijn verleend, dan kan de plaats direct worden verleend aan de eerste aanvrager die zich (daarna) meldt.
Voor een seizoenstandplaats gelden twee periodes per jaar voor indiening. Voor de verkoop van ijs en haring moeten de aanvragen uiterlijk 1 februari van het lopende jaar zijn ingediend2 . Voor de verkoop van oliebollen en kerstbomen moeten de aanvragen uiterlijk 1 mei van het lopende jaar zijn ingediend. Er geldt geen eerste recht van de huidige vergunninghouder. Als blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor een seizoenstandplaats wordt om de vergunning geloot. Loting geschiedt in het openbaar door een lid van B&W in aanwezigheid van de gegadigden. Loting vindt zo spoedig mogelijk na genoemde data van 1 februari en 1 mei plaats. Mocht een seizoenstandplaats niet zijn verleend, dan kan de plaats direct worden verleend aan de eerste aanvrager die zich (daarna) meldt.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag dienen leges te worden betaald. De leges worden jaarlijks geïndexeerd en vastgesteld in de legesverordening.
Indien een standplaats wordt ingenomen op gemeentegrond dan wordt daarvoor precariobelasting in rekening gebracht. De hoogte van de precariobelasting is onder andere afhankelijk van de ingenomen oppervlakte en het aantal dagen dat de standplaats wordt ingenomen. De precariotarieven worden jaarlijks geïndexeerd en vastgesteld in de precarioverordening
6. Wijzigen, beëindigen en intrekken van de vergunning
6.1 Wijzigen van de vergunning
Een aanvraag om wijziging van de standplaatsvergunning wordt beschouwd als een aanvraag voor een nieuwe vergunning. Dit geldt ook voor een gewenste verlenging. In praktische zin kan een standplaatshouder dat zo beschouwen, maar juridisch kan het niet. Omdat een standplaatsvergunning een schaarse vergunning is, kan de gemeente deze niet verlengen. Ieder jaar moet iemand een nieuwe vergunning aanvragen en de gemeente een nieuw besluit nemen.
Op dezelfde manier als hiervoor omschreven (zie 5.1) kan een aanvraag ingediend worden om een vergunning te wijzigen, bijvoorbeeld omdat men andere producten wil gaan verkopen of de verkooptijden wil veranderen. Gedurende de tijd dat de aanvraag in behandeling is, mogen de aangevraagde wijzigingen niet worden aangebracht dan wel worden uitgevoerd. Op de gewijzigde aanvraag wordt binnen 8 weken beslist.
Het college van B&W kiest voor een maximum aantal locaties per (winkel)gebied. Uitgangspunt voor de vaststelling van het maximum aantal locaties is de detailhandelsnota waarbij per (winkel)gebied een verzorgingsniveau is vastgesteld. Het college gaat wat betreft het verzorgingsniveau uit van één standplaatslocatie per 10.000 inwoners. Verzorgingsgebieden van winkelcentra kunnen elkaar overlappen, waardoor voor de 72.000 inwoners van Vlaardingen meer dan 7,2 standplaatsen realistisch zijn.
Voor de PDV-locaties Hoogstad en Deltagebied worden locaties bij de bouwmarkten aangewezen. Voor de recreatiegebieden zijn 2 locaties aan de Watersportweg aangewezen. Bij het bepalen van de locaties is ook gekeken naar de fysieke mogelijkheden binnen de gebieden. Per locatie is een maximum aantal m2’s toegestaan. Een standplaatslocatie kan verder zowel door een jaarstandplaatshouder als een seizoenstandplaatshouder ingenomen worden, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat de locatie alleen voor een seizoenstandplaats is bedoeld. Kerstboomlocaties zijn alleen bedoeld voor de verkoop van kerstbomen. Bij de kerstboomlocaties gaan we uit van de standplaatslocaties 2010. Uiteraard zijn ook weer de eerder genoemde criteria op de locaties van toepassing.
Het centrum van Vlaardingen is het hoofdwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van ruim 73.000 inwoners (inwoneraantal per 1 januari 2020, Bron: CBS). Voor het centrum van Vlaardingen wordt derhalve het maximale aantal standplaatslocaties vastgesteld op 7.
Standplaats 4 (Veerplein) is in juli 2020 door middel van collegebesluit opgeheven.
Winkelcentrum De Loper is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 25.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 4.
Winkelcentrum Holiërhoek is een buurtwinkelcentrum met een verzorgingsgebied van 10.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 1.
De Winkelhoeve is qua functioneren niet te benoemen als wijk- of buurtwinkelcentrum maar is meer te benoemen als buurtsteunpunt. Hier zijn geen jaar- of seizoenstandplaatsen toegestaan.
Het Van Hogendorpkwartier is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 14.000 inwoners.
Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 2.
Plein West in de Westwijk is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 13.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 3.
Het aantal kerstboomlocaties wordt vastgesteld op 0. Voor de oorspronkelijke kerstboomlocatie op de locatie aan de Floris de Vijfdelaan is al negen jaar geen vergunning meer afgegeven. Daarnaast vinden hier bouwwerkzaamheden plaats. Deze locatie is geschrapt.
De standplaatslocatie bij de bouwmarkt Kwantum is vervallen en is vervangen voor een standplaats op eigen terrein van Kwantum. De standplaats kan alleen worden ingenomen als toestemming is verleend door Formido.
Er is 1 standplaatslocatie bij de bouwmarkt Gamma en 1 standplaatslocatie bij de bouwmarkt Praxis Toegestaan.
Er is 1 standplaatslocatie toegestaan. Voor deze locatie geldt dat alleen bloemen verkocht mogen worden.
In de Broekpolder wordt een standplaats toegevoegd aan de Watersportweg, nabij de fietsbrug. Dit vanwege het feit dat meer mensen van het recreatiegebied gebruik zijn gaan maken. Er zijn nu twee jaarstandplaatslocaties toegestaan en één seizoenstandplaats bij de ingang van het Klauterwoud.
Het totale aantal locaties dat in aanmerking komt voor een vergunning voor een standplaats komt hiermee op 24 locaties. Het totale aantal kerstboomlocaties is één.
Een overzicht met alle locaties per (winkel)gebied is opgenomen in bijlage 2.
De handhaving en controle van de standplaatsvergunningen geschiedt door de medewerkers van de sectie Toezicht en Handhaving. De vergunning dient op de standplaats aanwezig te zijn en op verzoek van bevoegd gezag te worden getoond. Er wordt toezicht en controle uitgeoefend op de vergunningvoorwaarden van de verleende standplaatsvergunning. Hieronder vallen onder andere de locatie, de ingenomen oppervlakte, de aanwezigheid van de vergunninghouder of diens gemachtigde, de gehanteerde openingstijden en eventuele vervuiling. Daarnaast kan door de VRR worden gecontroleerd op brandveiligheid. Indien de vergunning niet getoond kan worden omdat (nog) geen vergunning is verleend, zal het bevoegd gezag de standplaatshouder opdragen zijn activiteiten per direct te staken.
Indien aan de standplaatshouder wel een vergunning is verleend maar men op een andere manier zich niet houdt aan de wet, regelgeving of de vergunningvoorschriften zal er, afhankelijk van de overtreding, handhavend worden opgetreden. Hierbij kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd indien de situatie voor herstel vatbaar is.
Indien blijkt dat er zwaarwegende redenen zijn welke redelijkerwijs niet gerepareerd kunnen worden bestaat de mogelijkheid om na twee schriftelijke waarschuwingen de standplaatsvergunning door het college van B&W in te trekken.
Er wordt minimaal twee keer per jaar aangekondigd of onaangekondigd gecontroleerd op naleving van de voorschriften. Van de controle wordt een kort verslag opgesteld.
Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Vlaardingen op 5 oktober 2021,
De secretaris,
De burgemeester,
Bijlage 1: Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen
1. Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
Het innemen van een standplaats wordt geregeld via een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), waarin een verbod is opgenomen tot het aanbieden van goederen vanaf een vaste plaats in de openbare ruimte zonder vergunning van burgemeester en wethouders. De weigeringsgronden zijn eveneens opgesomd in de APV.
Naast de APV is er nog andere regelgeving van belang ten aanzien van het innemen van standplaatsen. Deze regelgeving stelt vanuit andere motieven eisen aan het drijven van handel. Zo is onder meer van belang de Algemene Wet Bestuursrecht, de Winkeltijdenwet en de Drank- en Horecawet. Indien er sprake is van gebruik van andermans eigendom, is toestemming van de eigenaar van die grond noodzakelijk. De meest van toepassing zijnde wet- en regelgeving zal hieronder kort worden toegelicht.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de wettelijke kaders met betrekking tot het bestuursrecht weer. De Awb is daardoor van toepassing op het traject van de standplaatsvergunning, zoals het aanvragen en afgeven van de vergunning en de mogelijke bezwaar- en beroepsprocedure.
3. Winkeltijdenwet en Verordening Winkeltijden Vlaardingen
De Winkeltijdenwet en Verordening Winkeltijden Vlaardingen regelen de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet en genoemde verordening gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Winkeltijdenwet en de Verordening Winkeltijden Vlaardingen geschiedt door het team Toezicht en Handhaving van de gemeente Vlaardingen.
Op basis van de Drank- en Horecawet is het verboden om middels een standplaats alcohol te verstrekken. Indien een aanvraag voor een dergelijke standplaats wordt ontvangen of indien bij controle blijkt dat een vergunninghouder alcohol verstrekt, dan worden er maatregelen genomen op basis van de Drank- en Horecawet.
In de APV is aangegeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan. Wanneer wel een vergunning, zoals vereist krachtens de APV, wordt verstrekt, blijven eventuele eisen die in het geldende bestemmingsplan worden gesteld, van kracht. Het college kan een aanvraag voor het innemen van een standplaats mede opvatten als een verzoek om vrijstelling van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. In een dergelijk geval wordt een aanvraag gebruikt voor twee afzonderlijke procedures. Het is dan niet nodig twee afzonderlijke aanvragen in te dienen.
Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet (eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak, en drinkwaren, evenals andere roerende zaken) zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet is een afzonderlijk regime van toepassing. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.
Een deel van de standplaatsen zal onder de Wet milieubeheer vallen. Dit is met name het geval als er sprake is van standplaatsen voor een periode langer dan 6 maanden. Ook als het om een vaste standplaats gaat voor één of enkele dagen per week. Deze standplaatsen moeten een melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer indienen via het E-loket, dat te vinden is op de website aimonline.nl. Ook moeten deze zich houden aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit.
Op basis van de Handelsregisterwet 2007 dient een onderneming ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Zonder de benodigde inschrijving is het niet mogelijk om goederen dan wel diensten aan te bieden.
De Europese Dienstenrichtlijn is van toepassing op het aanbieden van diensten. Dit kan van toepassing zijn bij het innemen van standplaatsen, bijvoorbeeld bij het repareren van autoruiten.
Bijlage 2: Lijst met standplaatslocaties per (winkel)gebied
De locaties zijn weergegeven op de bijgevoegde afbeeldingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-366961.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.