Nota Standplaatsenbeleid (Derde herziening Nota Standplaatsenbeleid 2011) gemeente Vlaardingen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen maken bekend dat zij in de vergadering van 5 oktober 2021 de Nota standplaatsenbeleid (Derde herziening Nota Standplaatsenbeleid 2011) hebben vastgesteld.

 

De Nota Standplaatsenbeleid betreft een derde herziening van de nota uit 2011 en bevat op hoofdlijnen de volgende wijzigingen:

  • Verwijzing naar actuele wet- en regelgeving en actueel gemeentelijk beleid.

  • Opgenomen is dat een jaarstandplaats een minimale geldigheid heeft van zes maanden en een seizoenstandplaats een minimale termijn van drie maanden. De reden van een minimale termijn is dat de vraag groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een standplaats gedeeltelijk onbenut blijft.

  • Voor standplaatsen voor de verkoop van kerstbomen geldt de minimale termijn van drie maanden niet omdat de verkoop van kerstbomen over het algemeen voor een kortere termijn plaatsvindt.

  • Op een jaarstandplaats kan ook een seizoenstandplaatshouder staan. Dit om reden dat het zonde is als een standplaats (al dan niet een gedeelte van de week) niet wordt ingenomen terwijl misschien vraag is vanuit een ondernemer die een seizoenproduct verkoopt.

  • Regels die betrekking hebben op een verlenging van de vergunning zijn geschrapt. Aangezien een standplaats een schaarse vergunning is, kan deze niet worden verlengd. Ieder jaar is sprake van een nieuwe aanvraag en een nieuwe vergunning.

  • Het college heeft in juli 2020 besloten dat standplaats 4 (Veerplein, in de passage tussen Albert Heijn en Hema) komt vervallen. Deze is uit het beleid geschrapt. Na onderzoek is gebleken dat een andere plaats van gelijke omvang in het centrum niet aanwezig is.

  • Voor de kerstboomlocatie aan de Floris de Vijfdelaan (Westwijk) is al negen jaar geen vergunning meer afgegeven. Daarnaast vinden hier bouwwerkzaamheden plaats. Deze locatie is geschrapt.

  • Door de uitbreiding van de supermarkt Albert Heijn in Westwijk worden standplaats 15 en 16 verplaatst en nummer 17 vergroot. De drie standplaatsen komen naast elkaar te liggen.

  • Standplaatsen die nu zijn vergund maar waarvan de afmeting van de verkoopwagens afwijkt van het beleid worden gedoogd. Gedogen is dan mogelijk vanwege concrete zicht op legalisatie. Dat is hier aan de orde aangezien deze praktijksituaties worden overgenomen in het herziene beleid.

  • Voor de verkoop van oliebollen en kerstbomen moeten de aanvragen uiterlijk 1 mei ingediend zijn. Dit was 1 oktober, maar dit is in de praktijk niet goed werkbaar voor standplaatshouders, die 1 oktober open willen en voorbereidingen moeten treffen, dus eerder duidelijkheid nodig hebben over het wel of niet krijgen van de vergunning.

  • Er is een extra standplaats (nr. 25) in de Broekpolder opgenomen. Deze is gesitueerd aan de Watersportweg, nabij de fietsbrug en nabij nummer 23.

  • Er is een hardheidsclausule opgenomen. Dit biedt de mogelijkheid om bijzondere gevallen af te wijken van het beleid.

Het beleid treedt in werking op de dag na bekendmaking daarvan;

 

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 5 oktober 2021.

 

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Het te koop aanbieden van goederen als vis, snacks, bloemen, loempia’s en kerstbomen vanaf een vaste standplaats in de openbare ruimte, is in de meeste gemeenten in Nederland een niet meer weg te denken activiteit. Standplaatsen verlevendigen de stad, verschaffen werkgelegenheid en dragen bij aan de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte. Zonder al te hoge investeringen en zware verplichtingen kan aan het college van B&W een vergunning worden gevraagd voor het innemen van een standplaats in de openbare ruimte. Het college van B&W stelt de voorwaarden voor deze vorm van ambulante handel. Wanneer de gevraagde locatie aan alle criteria voldoet, stelt het college deze locatie tegen vergoeding beschikbaar. De gemeentelijke tussenkomst is noodzakelijk, omdat een standplaats ook overlast of onveilig verkeersgedrag kan veroorzaken of het straatbeeld juist kan ontsieren.

 

De mogelijkheden die gemeenten hebben om in het kader van de ambulante handel sturend op te treden en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan, zijn beperkt. De wettelijke bepalingen en de jurisprudentie zijn bepalend voor de wijze waarop met de ambulante handel moet worden omgegaan. Voor het voeren van een stimulerend en/of beperkend beleid is het nodig vooraf beleidsregels vast te stellen en publiceren.

 

1.2 Begrip standplaats

Onder het begrip standplaats wordt verstaan: een op of aan de openbare weg of openbaar water, direct voor het publiek toegankelijke in de open lucht gelegen plaats, waar goederen worden aangeboden, verkocht of verstrekt dan wel diensten worden aangeboden. Vlaardingen kent 3 soorten standplaatsen: de jaarstandplaats, de seizoenstandplaats en de tijdelijke standplaats.

Standplaatsen op de weekmarkt of tijdens een evenement blijven buiten het bereik van deze nota.

Ook het ‘venten’ ofwel de uitoefening van kleinhandel, waarbij de goederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden dan wel het huis aan huis aanbieden van goederen, valt niet onder deze nota. De nota is tot slot ook niet van toepassing op niet-commerciële standplaatsen, zoals standplaatsen ingenomen door ideële instellingen.

 

1.3 Aanleiding

De afgelopen jaren heeft college besluiten genomen over verschillende standplaatsen. Hierdoor sluiten deze standplaatsen niet meer aan bij de lijst van standplaatsen zoals opgenomen in het standplaatsenbeleid. Samen met een aantal technische aanpassingen is dit aanleiding om het beleid aan te passen. Het gaat hierbij niet om een volledige herziening van het standplaatsenbeleid.

 

1.4 Doel

Het doel van deze nota is een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen van standplaatsvergunningen binnen de gemeente Vlaardingen, ter uitwerking van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Bestuurlijke vaststelling van deze beleidsregels en publicatie daarvan bieden rechtszekerheid en vereenvoudigen de vergunningverlening en handhaving.

De nota standplaatsenbeleid zorgt voor:

  • transparantie voor de aanvrager met betrekking tot de typen standplaatsen, de beschikbare locaties hiervan en de eisen waaraan hij of zij dient te voldoen;

  • korte doorlooptijden omdat de beoordeling van de standplaatslocaties al in een eerder stadium heeft plaatsgevonden;

  • duidelijke kaders waarbinnen de vergunningverlening plaatsvindt en de regelgeving gehandhaafd wordt.

 

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 staat de inleiding met daarin onder andere de aanleiding en het doel van deze nota. In hoofdstuk 2 worden het achterliggende beleid en de uitgangspunten beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het juridisch kader geschetst, gevolgd door een nadere uitleg over de soorten standplaatsen in hoofdstuk 4. Daarna wordt in hoofdstuk 5 en 6 ingegaan op het aanvragen van de standplaatsvergunning met een omschrijving van de verschillende soorten standplaatsen, de voorwaarden, de kosten en de locaties.

In hoofdstuk 7 wordt het maximumstelsel per (winkel)gebied beschreven. Dan volgt in hoofdstuk 8 een toelichting op de handhaving van het standplaatsenbeleid. In hoofdstuk 9 wordt de overgangssituatie beschreven en tot slot staat in hoofdstuk 10 aangegeven wanneer het beleid in werking treedt.

In de bijlagen staan korte omschrijvingen van de meest voorkomende publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen die op standplaatsen van toepassing zijn, een lijst met de standplaatslocaties per (winkel)gebied inclusief plattegronden en een overzicht van de standplaatshouders waar de overgangsregeling op van toepassing is.

2. Uitgangspunten beleid

 

Bij het tot stand komen van dit beleid heeft een aantal andere beleidsnota’s een belangrijke rol gespeeld. Verder is gekeken naar het beleid in omliggende gemeenten en gemeenten van vergelijkbare omvang en de algemene ontwikkelingen met betrekking tot standplaatsen.

 

2.1 Detailhandelsnota 2013

Met de detailhandelsnota is door het college van B&W vastgesteld dat we uitgaan van complete, compacte en comfortabele winkelcentra op elk niveau. Behalve voor de winkels wil het college deze uitgangspunten ook hanteren voor de standplaatsen bij de winkelcentra en PDV(Perifere Detailhandelsvestigings)-locaties. Onder PDV-locaties worden in dit beleid de gebieden Hoogstad en het Deltagebied (tussen Gamma en Praxis) verstaan. Vanuit het uitgangspunt ‘compleet’ kunnen de standplaatsen een aanvulling zijn op het aanbod aan basis levensmiddelenspeciaalzaken.

 

Standplaatsen kunnen verder zorgen voor een aantrekkelijke entree of looproute van en naar een (winkel)gebied. Vanuit ‘compact’ wordt gestreefd om de standplaatsen, winkels en andere voorzieningen zo dicht mogelijk bij elkaar te situeren om zo een optimale wisseling van koopkracht te garanderen. ‘Comfortabel’ zodat de omgeving waar de standplaatsen staan afgestemd is op de winkelfunctie.

Daarnaast is door het college in de detailhandelsnota vastgesteld dat in relatie tot de (bestaande) detailhandel en standplaatsen het van belang is dat ongewenste situaties op het gebied van openbare orde, verkeersveiligheid en uiterlijk aanzien van de omgeving moeten worden voorkomen, dat standplaatsen die het karakter van een gebied negatief kunnen beïnvloeden ongewenst zijn, het gewenst is dat standplaatsen in de looproute van en naar het winkelcentrum liggen (dan wel een maximum aantal en nadrukkelijk niet aaneengesloten), dat standplaatsen kritisch bekeken moeten worden mede met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen en dat er rekening moet worden gehouden worden met de behoefte en belangen van gevestigde ondernemers. Ook deze aspecten zijn meegenomen bij de totstandkoming van het standplaatsenbeleid.

 

2.2 Coalitieakkoord 2019-2022 Gemeente Vlaardingen: Handen uit de mouwen

Het Coalitieakkoord laat zich niet specifiek uit over standplaatsen en de effecten die die hebben voor economie. Van belang is wel dat de woningbouwopgave van de gemeente kansen biedt om de economische en sociale structuur van de gemeente Vlaardingen duurzaam te versterken. Standplaatsen zijn onderdeel van de economische structuur.

 

2.3 Samen voor de Stad, Werkplan Economische Zaken 2019-2022

Het Werkplan Economische Zaken 2019-2022 is opgesteld om binnen de kaders van het Actieplan Economie de focus aan te brengen die nodig is om de beschikbare capaciteit zo goed mogelijk in te zetten. In het werkplan is al aangekondigd dat het standplaatsenbeleid uit 2015 een herziening nodig heeft. Een volledige herziening van de nota Standplaatsenbeleid is nog niet gepland. Een technische aanpassing is wel een eerste stap daartoe.

 

2.4 Toekomstvisie Vlaardingen 2020-2040

Eén van de ambities van de toekomstvisie is een binnenstad die leeft. In 2040 is de binnenstad van Vlaardingen hét hart van de gemeente. Het is een populaire plek bij Vlaardingers en bezoekers uit de regio. De gezellige binnenstad is multifunctioneel, er zijn veel evenementen en kleinschalige recreatie. Naast winkelen kun je ook werken, wonen en ontmoeten in de binnenstad. Vlaardingen focust zich op de ontwikkeling en verbetering van de bestaande binnenstad. Een belangrijke focus hierbij is het dagtoerisme. In 2040 is Vlaardingen een populaire bestemming voor fietsrecreanten of liefhebbers van historie en cultureel erfgoed. Dankzij deze recreanten die een dagje Vlaardingen bezoeken is er nieuwe werkgelegenheid binnen de gemeente. Een goed beleid ten aanzien van standplaatsen en daarbij de aanwezigheid van standplaatsen draagt bij aan het behalen van deze ambitie.

 

2.5 Programma Levendige binnenstad 2030

Met dit programma koppelt de gemeente de ambitie uit het coalitieakkoord aan de ambitie uit de Kadernota Binnenstad. De strategie is om toe te werken naar een levendige en compacte binnenstad waar de juiste functie op de juiste plek zit. We verstevigen en investeren in de plekken die potentie hebben en ontwikkelen de omliggende straten met nieuwe passende functies. Initiatieven van marktpartijen geven richting aan gemeentelijke investeringen, waaronder inzet op publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS). De rol van de gemeente spitst zich toe op waar zij primair voor verantwoordelijk is: de buitenruimte en de lokale wet- en regelgeving voor het creëren van meer ruimte voor initiatieven. De gemeente realiseert een compacte binnenstad met een functionele indeling, waarbij de krimpopgave centraal staat. Het creëren van een bruisende binnenstad is een belangrijke ambitie van dit programma. Om die ambitie te realiseren zijn er verschillende elementen waarmee we aan de slag (kunnen) gaan. Deze elementen dragen bij aan het verhogen van de beleving en verblijfskwaliteit in de binnenstad. Eén van de aandachtspunten daarbinnen is een actuele regeling ten aanzien van standplaatsen.

 

2.6 Herstelplan

Om van Vlaardingen weer een gezonde stad te maken is het noodzakelijk om op een andere manier te werken aan wonen en leefbaarheid: samen, gericht op kansen, integraal en gebiedsgericht. In dat kader is van belang dat de woningvoorraad met 3350 nieuwe woningen toeneemt. Standplaatsen kunnen bijdragen aan aantrekkelijke winkelgebieden voor bewoners en dit heeft ook effecten voor de lokale economie.

 

2.7 Uitgangspunten eerder vastgesteld door B&W (Huidige regels)

Op 2 november 2010 (en later gewijzigd 19 mei 2015) zijn door het college van B&W ten behoeve van het standplaatsenbeleid de volgende uitgangspunten vastgesteld:

  • a.

    Een standplaats is alleen toegestaan bij een winkelgebied, een PDV(Perifere Detailhandelsvestigings)-locatie of recreatiegebied.

  • b.

    Er worden per (winkel)gebied vaste locaties aangewezen waar standplaatsen zijn toegestaan. De locaties worden op een plattegrond aangegeven die als bijlage bij de nota wordt gevoegd. Hierbij is uitgegaan van de standplaatslocaties 2010.

  • c.

    Per (winkel)gebied wordt een maximum aantal standplaatslocaties bepaald.

  • d.

    < Vervallen: Per (winkel)gebied vindt een onderverdeling naar branches plaats, waarbij per branche een maximum aantal vergunningen wordt verstrekt.>

  • e.

    Een jaarstandplaats geldt voor maximaal 3 dagen per week per ondernemer en heeft een maximale geldigheid van 1 jaar.

  • f.

    Een seizoenstandplaats geldt voor maximaal 7 dagen per week per ondernemer en heeft een geldigheid van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden.

  • g.

    Een tijdelijke standplaats blijft mogelijk voor 1 dag per 6 weken.

  • h.

    Een standplaats mag op tijdstippen worden ingenomen conform de tijden van de Winkeltijdenwet.

  • i.

    Er mogen geen standplaatsen worden ingenomen op de aangewezen markt- en evenemententerreinen tijdens de dagen van de weekmarkt of een evenement.

  • j.

    Indien bij een herstructureringsgebied een standplaatslocatie betrokken is zal deze standplaats, indien mogelijk, meegenomen worden bij de nieuwe inrichting van het gebied.

  • k.

    Indien een bestaande standplaatsvergunning niet past in het beleid zal per geval door middel van een overgangsregeling naar een passende oplossing gezocht worden.

Op 13 februari 2014 heeft het college van B&W vastgesteld dat in afwijking van de Nota Standplaatsenbeleid een vergunning voor tijdelijke standplaatsen ten behoeve van politieke partijen voor een keer per vier weken in keer in de zes weken (maximaal dertien keer per jaar) verleend mag worden.

 

De in paragraaf 2.7 opgesomde uitgangspunten zijn uitgewerkt in de navolgende hoofdstukken. De tekst in de navolgende hoofdstukken is leidend.

3. Juridisch kader

3.1 Weigeringsgronden APV

De standplaatsvergunning is geregeld in artikel 5.17 e.v. van de Algemene Plaatselijke Verordening 2019 (APV). In hoofdstuk 1 (Algemene Bepalingen), artikel 1.8 van de APV staat dat een vergunning, dus ook de standplaatsvergunning, kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Daarnaast geldt op grond van artikel 5.18, lid 2 van de APV dat het college een standplaatsvergunning weigert wegens strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.

 

Daarnaast kan het college de vergunning weigeren als:

  • de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand; of

  • een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

 

3.2 Criteria

De weigeringsgronden op basis van de APV hebben geleid tot de volgende aanvullende criteria voor het bepalen van de locaties waarvoor een standplaatsvergunning wordt verleend. Indien een aanvraag in strijd is met deze criteria en dus in strijd is met dit beleid kan de aanvraag worden geweigerd.

 

De criteria zijn:

 

► Openbare orde

Brandveiligheid -> Kramen moeten op een afstand van minimaal 2 meter uit de gevel en 2 meter onderlinge afstand tot overige bouwsels (standplaats, auto etc.). Betreft het een volledig blinde muur ( dus geen raam, deur, opening etc) dan mag de kraam op 1 meter vanaf de gevel geplaatst worden.

 

Voor bakken en braden: als hierboven, behoudens frituren op gas. Dan is de afstand 5 meter vanaf een gevel en 2 meter onderlinge afstand vanaf een bouwsel.

 

Sociale veiligheid -> In het belang van de sociale veiligheid dient de openbare ruimte zoveel mogelijk open en controleerbaar te zijn. Er zijn derhalve geen standplaatsen toegestaan op de aangewezen markt- of evenemententerreinen tijdens de weekmarkt of een evenement.

 

► Het voorkomen of beperken van overlast

De verkoop van kerstbomen moet zoveel mogelijk plaats vinden aan de rand van een (winkel)gebied.

Voor standplaatshouders die voorzieningen als elektra en water nodig hebben en gebruiken, geldt dat ze deze op een dusdanige manier moeten gebruiken dat ze geen overlast veroorzaken.

 

► De bescherming van het milieu

Bij standplaatsen gaat het in veel gevallen om het “bereiden van voedingsmiddelen’ zoals vis of snacks. In het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn hiervoor geen afstandseisen opgenomen. Er zijn wel voorschriften (in de Activiteitenregeling) om overlast te voorkomen, maar deze zijn lastig toepasbaar op mobiele verkoopplaatsen en ook niet op alle standplaatsen van toepassing zal zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een tijdelijke standplaats (korter dan een half jaar) zoals een oliebollenkraam.

 

Verder moeten standplaatshouders zorgen voor afvoer van hun afval en wanneer van

toepassing zorgen voor de vetafscheiding van het afvalwater.

 

Te allen tijde geldt dat geldende wetgeving van toepassing is.

 

► De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Deze weigeringsgrond wordt gehanteerd indien door een standplaats het straatbeeld en haar omgeving ernstig verstoord worden. De situering moet verder passen binnen het ruimtelijk stedenbouwkundig concept van de omgeving. Hier spelen bijvoorbeeld zichtlijnen en het openbare karakter van een plein een rol.

 

De stationsgebieden in Vlaardingen worden specifiek uitgesloten van standplaatslocaties. Gelet op de uitstraling en de eisen van welstand met betrekking tot deze gebieden is in het verleden met deze standplaatshouders/eigenaren een traject ingegaan voor een vaste plek door middel van een kiosk. Er mogen verder geen vlaggen, kabels, leidingen of reclameborden worden bevestigd aan bomen en struiken.

 

► Verkeersvrijheid of- veiligheid

Standplaatsen mogen een vlotte voetgangersdoorstroom niet beletten. In dat kader zijn op bepaalde locaties alleen handkarren toegestaan. Een standplaats mag geen verkeer- of parkeerhinder tot gevolg hebben bijvoorbeeld wanneer zij het zicht op naderend verkeer ontnemen of op plaatsen met een hoge parkeerdruk. Er mag geen concentratie van standplaatsen plaatsvinden. Verder wordt bepaald dat het bij de standplaats niet mogelijk is om een terras te plaatsen. Wel is het toegestaan om, als de standplaats in gebruik is, maximaal 1 stoel of (sta)tafel bij te plaatsen.

 

Bij de bepaling van de locaties is bovendien rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten in geval van calamiteiten. Voor een standplaats op een trottoir te allen tijde een vrije ruimte aan de voorzijde en zijkanten beschikbaar dient te zijn van minimaal 2,00m (voorzijde) en 1,50m (zijkanten) voor enerzijds wachtend publiek voor de verkoper, zonder anderzijds de reguliere voetgangersstroom te hinderen; voor een standplaats langs een fietsverbinding geldt dat deze minimaal 2,00 meter van de kant fietspad af staat, zodat wachtend publiek voor de verkoper het fietspad zo min mogelijk kan blokkeren.

 

► Entree winkelgebied

Standplaatsen kunnen een belangrijke rol vervullen bij de entree van een (winkel)gebied. Het is gewenst dat standplaatsen bij de entrees en de looproute van en naar het (winkel)gebied staan.

 

► Brandveiligheid

Ten aanzien van brandveiligheid geldt dat de kramen/karren niet;

  • voor de nooduitgang van een winkel/bedrijfspand/woongebouw mogen staan;

  • op een brandkraan mogen staan. Daarnaast moet rondom 1,8 m vrij worden gehouden, dit geldt ook voor aansluitpunt droge/natte stijgleiding;

  • in de vluchtroute mogen staan en niet in een aanrijroute van de hulpverleningsvoertuigen, zie het Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

► Bereikbaarheid en bluswater

Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswater geldt het volgende:

  • De (calamiteiten)route moet aan de volgende eisen voldoen (4.25.3):

    • -

      Een breedte van ten minste 4,5 meter.

    • -

      Een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram.

    • -

      Een vrije hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter en een doeltreffende afwatering.

  • Hekwerken die een calamiteitenroute afsluiten kunnen door de hulpverleningsdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald (4.25.5).

  • Een (tijdelijk) bouwsel is tot op ten minste 40 meter door hulpverleningsvoertuigen te benaderen. Er kan dan van de eis van de vrije rijbaan afgeweken worden, als in overleg met de brandweer anders wordt bepaald (4.26.5).

  • De standplaats is zodanig bereikbaar voor hulpverleningsdiensten dat tijdig met bluswerkzaamheden kan worden gestart en hulp kan worden geboden (4.23).

  • Rondom ondergrondse en bovengrondse brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen, zoals geboorde putten, moet 1,80 meter worden vrijgehouden. Het blusvoertuig van de brandweer moet binnen 8 meter van geboorde putten kunnen worden opgesteld.

  • Het aansluitpunt van een droge stijgleiding en de bijbehorende (dichtstbijzijnde) brandkraan moet vrijgehouden worden. Het blusvoertuig van de brandweer moet binnen 15 meter van zowel deze brandkraan als dit aansluitpunt kunnen komen.

  • Bij het samenvallen van vluchtwegen en nooduitgangen van andere objecten mogen er geen obstakels geplaatst worden in de nabijheid van vluchtwegen en nooduitgangen.

  • Ook tijdens de op- en afbouwperiode moet de bereikbaarheid gegarandeerd blijven voor de hulpdiensten.

  • Afzettingen moeten in het geval van een calamiteit snel verwijderd kunnen worden om een vrije doorgang voor de hulpverleningsdiensten te waarborgen.

  • Bij gebouwen waarbij het redvoertuig als tweede vluchtweg dient, moet de vrije rijbaanbreedte 4,5 meter breed zijn en het redvoertuig naast dit gebouw opgesteld kunnen worden.

  • Op die locaties waar het redvoertuig ingezet moet worden voor bluswerkzaamheden, moet de rijbaan 4,5 meter breed zijn en het voertuig moet in de directe nabijheid van bouwwerken, opgesteld kunnen worden.

  • In het advies is ervan uitgegaan dat er geen geplande weg- en straatwerkzaamheden zijn die van invloed kunnen zijn op het ontvluchten van het evenement en de bereikbaarheid van het evenement en omringende bebouwing ten behoeve van de calamiteitendiensten.

  • Er zijn geen andere activiteiten op dezelfde locatie of in de nabijheid gepland die dit evenement negatief kunnen beïnvloeden.

  • Alle aan- en afvoerroutes moeten vrij en beschikbaar blijven. Indien er luifels zijn dient er gemeten te worden tussen de openstaande luifels.

 

3.3 Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen

Op het innemen van standplaatsen zijn meer publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen van toepassing. Indien er bijvoorbeeld sprake is van gebruik van andermans eigendom, is toestemming van de eigenaar van de grond noodzakelijk. De meest voorkomende regelingen die op standplaatsen van toepassing zijn, staan vermeld in bijlage 1.

4. Soorten standplaatsen

4.1 Jaarstandplaats, seizoenstandplaats en tijdelijke standplaats

4.1.1 Jaarstandplaats

Een vergunning voor een jaarstandplaats geldt voor maximaal 3 dagen per week per ondernemer per locatie en heeft een minimale geldigheid van 6 maanden en een maximale geldigheid van 1 jaar. De reden van een minimale termijn is dat de vraag naar standplaatsen groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een standplaatshouder geen gebruik maakt van de standplaats en deze dus onbenut blijft.

 

Voor het innemen van een jaarstandplaats gelden vaste locaties. Deze zijn opgenomen in bijlage 2. De locaties voor een jaarstandplaats kunnen door verschillende vergunninghouders gedurende maximaal 3 dagen in de week bezet worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat 1 locatie op maandag, dinsdag en woensdag kan worden ingenomen door een standplaatshouder met vis en op donderdag, vrijdag en zaterdag door een standplaatshouder met bloemen. De vergunning kan iedere dag van het jaar ingaan. De einddatum van de vergunning is altijd 31 december van het betreffende jaar. Op een jaarstandplaats kan ook een seizoensstandplaatshouder staan.

4.1.2 Seizoenstandplaats

Een vergunning voor een seizoenstandplaats geldt voor maximaal 7 dagen per week per ondernemer per locatie en heeft een minimale geldigheid van 3 maanden en een maximale geldigheid van 6 maanden per jaar. Voor standplaatsen voor de verkoop van kerstbomen geldt de minimale termijn van 3 maanden niet. Dit vanwege het feit dat de verkoop van kerstbomen over het algemeen voor een kortere termijn plaatsvindt.

 

De reden van het opnemen van een minimale termijn is net als bij de jaarstandplaats het feit dat de vraag groter is dan het aanbod en de gemeente wil voorkomen dat een seizoenstandplaats gedeeltelijk onbenut blijft. Een vergunning voor een seizoenstandplaats geldt alleen voor producten die gebonden zijn aan een bepaalde periode, zoals de verkoop van ijs, haring, oliebollen of kerstbomen. Voor het innemen van een seizoenstandplaats gelden ook vaste locaties. Deze zijn in bijlage 2 opgenomen. Voor de verkoop van kerstbomen zijn aparte locaties aangewezen. Deze worden in bijlage 2 en op de plattegronden met een ‘K’ aangegeven. Bloemen- en planthandelaren die het gehele jaar door een winkel of standplaats drijven kunnen jaarlijks een vergunning aanvragen voor extra uitstalruimte ten behoeve van kerstboomverkoop en vallen daarom niet onder het standplaatsenbeleid. De vergunning kan iedere dag van het jaar ingaan.

4.1.3 Tijdelijke standplaats

Een tijdelijke standplaats is bedoeld voor één dag. Voor het innemen van een tijdelijke standplaats gelden de spelregels zoals voor kledinginzameling en donateuracties. Dit betekent dat een organisatie slechts één keer per zes weken één dag een standplaats kan innemen. Per dag kan aan maximaal twee organisaties een tijdelijke standplaatsvergunning worden verleend. Er worden binnen dit beleid geen specifieke locaties voor tijdelijke standplaatsen aangewezen. Als een standplaatslocatie voor een jaar of seizoen niet vergund is mag deze ook door een tijdelijke standplaats worden ingenomen.

 

Een uitzondering geldt voor politieke partijen. Deze mogen één keer per vier weken, maximaal 13 keer per jaar, een tijdelijke standplaats innemen

 

Voor alle standplaatsen geldt dat deze op tijdstippen mogen worden ingenomen conform de tijden van de Winkeltijdenwet en de geldende Verordening winkeltijden Vlaardingen

 

Voor een standplaats op een trottoir te allen tijde een vrije ruimte aan de voorzijde en zijkanten beschikbaar dient te zijn van minimaal 2,00m (voorzijde) en 1,50m (zijkanten) voor enerzijds wachtend publiek voor de verkoper, zonder anderzijds de reguliere voetgangersstroom te hinderen; voor een standplaats langs een fietsverbinding geldt dat deze minimaal 2,00 meter van de kant fietspad af staat, zodat wachtend publiek voor de verkoper het fietspad zo min mogelijk kan blokkeren.

5. Vergunningaanvraag

5.1 Aanvraagformulier

Voor het indienen van een aanvraag dient het formulier “Aanvraag standplaatsvergunning” te worden gebruikt. Het formulier kan worden aangevraagd bij het team Bijzondere Wetten of worden gedownload van de website www.vlaardingen.nl. Met het ingevulde aanvraagformulier moeten verder

worden ingeleverd:

  • -

    een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de standplaatshouder;

  • -

    één of meer foto’s van de kraam of kar;

  • -

    de afmetingen van de kraam of kar;

  • -

    bewijs van toestemming van de eigenaar indien de standplaats wordt ingenomen op particulier terrein.

Bij het beoordelen van de aanvraag zal verder door de gemeente een check worden gemaakt op de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

 

5.2 Aanvrager

De vergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar om handel in vergunningen te voorkomen. Overschrijven van een vergunning op naam van een familielid of persoon die werkzaam is in het bedrijf, is dus niet mogelijk.

 

5.3 Ontvangstbevestiging

De aanvrager ontvangt binnen 1 week na indiening van de aanvraag een ontvangstbevestiging.

 

5.4 Beslistermijn

Op een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt uiterlijk 8 weken na de dag waarop een complete aanvraag ontvangen is beslist. Bij het behandelen van de aanvraag adviseren zo nodig de betrokken afdelingen en secties van de gemeente en indien noodzakelijk, hulpdiensten zoals politie en brandweer. Tegen het weigeren van de standplaatsvergunning kan bezwaar worden gemaakt. Gedurende de tijd dat op de aanvraag geen beslissing is genomen, mag de gevraagde standplaats niet worden ingenomen.

 

5.5 Procedure vergunningverlening

Jaarstandplaats

Voor een jaarstandplaats geldt dat een vraag moet zijn ingediend voor 1 oktober van het lopende jaar 1 . Er geldt geen eerste recht van de huidige vergunninghouder. Als blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor een jaarstandplaats wordt om de vergunning geloot. Loting geschiedt in het openbaar door een lid van B&W in aanwezigheid van de gegadigden. Loting vindt zo spoedig mogelijk na genoemde data van 1 oktober plaats. Mocht een jaarstandplaats niet zijn verleend, dan kan de plaats direct worden verleend aan de eerste aanvrager die zich (daarna) meldt.

 

Seizoenstandplaats

Voor een seizoenstandplaats gelden twee periodes per jaar voor indiening. Voor de verkoop van ijs en haring moeten de aanvragen uiterlijk 1 februari van het lopende jaar zijn ingediend2 . Voor de verkoop van oliebollen en kerstbomen moeten de aanvragen uiterlijk 1 mei van het lopende jaar zijn ingediend. Er geldt geen eerste recht van de huidige vergunninghouder. Als blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor een seizoenstandplaats wordt om de vergunning geloot. Loting geschiedt in het openbaar door een lid van B&W in aanwezigheid van de gegadigden. Loting vindt zo spoedig mogelijk na genoemde data van 1 februari en 1 mei plaats. Mocht een seizoenstandplaats niet zijn verleend, dan kan de plaats direct worden verleend aan de eerste aanvrager die zich (daarna) meldt.

 

5.6 Voorzieningen

Een standplaatshouder is zelf verantwoordelijk voor eventuele benodigde voorzieningen als water en elektra. Deze moeten op een dusdanige manier beschikbaar zijn dat ze geen overlast veroorzaken.

 

5.7 Kosten

5.7.1 Leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag dienen leges te worden betaald. De leges worden jaarlijks geïndexeerd en vastgesteld in de legesverordening.

5.7.2 Precario

Indien een standplaats wordt ingenomen op gemeentegrond dan wordt daarvoor precariobelasting in rekening gebracht. De hoogte van de precariobelasting is onder andere afhankelijk van de ingenomen oppervlakte en het aantal dagen dat de standplaats wordt ingenomen. De precariotarieven worden jaarlijks geïndexeerd en vastgesteld in de precarioverordening

6. Wijzigen, beëindigen en intrekken van de vergunning

6.1 Wijzigen van de vergunning

Een aanvraag om wijziging van de standplaatsvergunning wordt beschouwd als een aanvraag voor een nieuwe vergunning. Dit geldt ook voor een gewenste verlenging. In praktische zin kan een standplaatshouder dat zo beschouwen, maar juridisch kan het niet. Omdat een standplaatsvergunning een schaarse vergunning is, kan de gemeente deze niet verlengen. Ieder jaar moet iemand een nieuwe vergunning aanvragen en de gemeente een nieuw besluit nemen.

 

Op dezelfde manier als hiervoor omschreven (zie 5.1) kan een aanvraag ingediend worden om een vergunning te wijzigen, bijvoorbeeld omdat men andere producten wil gaan verkopen of de verkooptijden wil veranderen. Gedurende de tijd dat de aanvraag in behandeling is, mogen de aangevraagde wijzigingen niet worden aangebracht dan wel worden uitgevoerd. Op de gewijzigde aanvraag wordt binnen 8 weken beslist.

 

6.2 (Voortijdig) beëindigen van de vergunning

Wanneer men de vergunning voortijdig wil beëindigen dient men dit schriftelijk te doen bij het college van burgemeester en wethouders (via het team Bijzondere Wetten). Reeds betaalde leges of precario worden niet terugbetaald.

 

6.3 Intrekken van de vergunning

Wanneer de vergunninghouder langer dan 3 maanden geen gebruik maakt van de vergunning kan deze worden ingetrokken. Al betaalde leges en precario zullen niet worden terugbetaald.

7. Maximumstelsel

7.1 Maximum per gebied

Het college van B&W kiest voor een maximum aantal locaties per (winkel)gebied. Uitgangspunt voor de vaststelling van het maximum aantal locaties is de detailhandelsnota waarbij per (winkel)gebied een verzorgingsniveau is vastgesteld. Het college gaat wat betreft het verzorgingsniveau uit van één standplaatslocatie per 10.000 inwoners. Verzorgingsgebieden van winkelcentra kunnen elkaar overlappen, waardoor voor de 72.000 inwoners van Vlaardingen meer dan 7,2 standplaatsen realistisch zijn.

 

Voor de PDV-locaties Hoogstad en Deltagebied worden locaties bij de bouwmarkten aangewezen. Voor de recreatiegebieden zijn 2 locaties aan de Watersportweg aangewezen. Bij het bepalen van de locaties is ook gekeken naar de fysieke mogelijkheden binnen de gebieden. Per locatie is een maximum aantal m2’s toegestaan. Een standplaatslocatie kan verder zowel door een jaarstandplaatshouder als een seizoenstandplaatshouder ingenomen worden, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat de locatie alleen voor een seizoenstandplaats is bedoeld. Kerstboomlocaties zijn alleen bedoeld voor de verkoop van kerstbomen. Bij de kerstboomlocaties gaan we uit van de standplaatslocaties 2010. Uiteraard zijn ook weer de eerder genoemde criteria op de locaties van toepassing.

 

7.2 De (winkel)gebieden

Kaart met de wijken en winkelcentra van Vlaardingen (bron: Detailhandelsnota 2013)

 

7.2.1 Centrum

Het centrum van Vlaardingen is het hoofdwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van ruim 73.000 inwoners (inwoneraantal per 1 januari 2020, Bron: CBS). Voor het centrum van Vlaardingen wordt derhalve het maximale aantal standplaatslocaties vastgesteld op 7.

 

Standplaats 4 (Veerplein) is in juli 2020 door middel van collegebesluit opgeheven.

 

Het aantal kerstboomlocaties wordt vastgesteld op 0.

7.2.2 De Loper

Winkelcentrum De Loper is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 25.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 4.

7.2.3 Holiërhoek

Winkelcentrum Holiërhoek is een buurtwinkelcentrum met een verzorgingsgebied van 10.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 1.

 

Het aantal kerstboomlocaties wordt vastgesteld op 1.

7.2.4 Winkelhoeve

De Winkelhoeve is qua functioneren niet te benoemen als wijk- of buurtwinkelcentrum maar is meer te benoemen als buurtsteunpunt. Hier zijn geen jaar- of seizoenstandplaatsen toegestaan.

7.2.5 van Hogendorplaan –

Het Van Hogendorpkwartier is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 14.000 inwoners.

 

Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 2.

 

Het aantal kerstboomlocaties wordt vastgesteld op 0.

7.2.6 Westwijk

Plein West in de Westwijk is een wijkwinkelcentrum en kent een verzorgingsgebied van 13.000 inwoners. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 3.

 

Het aantal kerstboomlocaties wordt vastgesteld op 0. Voor de oorspronkelijke kerstboomlocatie op de locatie aan de Floris de Vijfdelaan is al negen jaar geen vergunning meer afgegeven. Daarnaast vinden hier bouwwerkzaamheden plaats. Deze locatie is geschrapt.

7.2.7 VOP Zuid/Hoogvliet

VOP Zuid is een buurtwinkelcentrum. Het maximale aantal standplaatslocaties wordt vastgesteld op 1.

7.2.8 Hoogstad

De standplaatslocatie bij de bouwmarkt Kwantum is vervallen en is vervangen voor een standplaats op eigen terrein van Kwantum. De standplaats kan alleen worden ingenomen als toestemming is verleend door Formido.

7.2.9 Deltagebied

Er is 1 standplaatslocatie bij de bouwmarkt Gamma en 1 standplaatslocatie bij de bouwmarkt Praxis Toegestaan.

7.2.10 Begraafplaats Holy

Er is 1 standplaatslocatie toegestaan. Voor deze locatie geldt dat alleen bloemen verkocht mogen worden.

7.2.11 Broekpolder

In de Broekpolder wordt een standplaats toegevoegd aan de Watersportweg, nabij de fietsbrug. Dit vanwege het feit dat meer mensen van het recreatiegebied gebruik zijn gaan maken. Er zijn nu twee jaarstandplaatslocaties toegestaan en één seizoenstandplaats bij de ingang van het Klauterwoud.

 

Totaal

Het totale aantal locaties dat in aanmerking komt voor een vergunning voor een standplaats komt hiermee op 24 locaties. Het totale aantal kerstboomlocaties is één.

 

Een overzicht met alle locaties per (winkel)gebied is opgenomen in bijlage 2.

8. Handhaving

 

De handhaving en controle van de standplaatsvergunningen geschiedt door de medewerkers van de sectie Toezicht en Handhaving. De vergunning dient op de standplaats aanwezig te zijn en op verzoek van bevoegd gezag te worden getoond. Er wordt toezicht en controle uitgeoefend op de vergunningvoorwaarden van de verleende standplaatsvergunning. Hieronder vallen onder andere de locatie, de ingenomen oppervlakte, de aanwezigheid van de vergunninghouder of diens gemachtigde, de gehanteerde openingstijden en eventuele vervuiling. Daarnaast kan door de VRR worden gecontroleerd op brandveiligheid. Indien de vergunning niet getoond kan worden omdat (nog) geen vergunning is verleend, zal het bevoegd gezag de standplaatshouder opdragen zijn activiteiten per direct te staken.

 

Indien aan de standplaatshouder wel een vergunning is verleend maar men op een andere manier zich niet houdt aan de wet, regelgeving of de vergunningvoorschriften zal er, afhankelijk van de overtreding, handhavend worden opgetreden. Hierbij kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd indien de situatie voor herstel vatbaar is.

 

Indien blijkt dat er zwaarwegende redenen zijn welke redelijkerwijs niet gerepareerd kunnen worden bestaat de mogelijkheid om na twee schriftelijke waarschuwingen de standplaatsvergunning door het college van B&W in te trekken.

 

Er wordt minimaal twee keer per jaar aangekondigd of onaangekondigd gecontroleerd op naleving van de voorschriften. Van de controle wordt een kort verslag opgesteld.

9. Overgangssituatie

 

Het college hanteert voor de overgangsregeling voor vaste en mobiele wagens de volgende richtlijnen:

  • Een aanvraag voor een standplaats wordt getoetst aan de beleidsregels die gelden op het op moment van aanvragen van de standplaatsvergunning.

  • Personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels houder zijn van een standplaatsvergunning, behouden de rechten die zij op basis van hun standplaatsvergunning hebben verkregen.

10. Hardheidsclausule

 

Het college heeft de bevoegdheid om, in gevallen die naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leiden, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze beleidsregels.

11. Inwerkingtreding

 

De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Vlaardingen op 5 oktober 2021,

De secretaris,

De burgemeester,

Bijlage 1: Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regelingen

 

1. Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Het innemen van een standplaats wordt geregeld via een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), waarin een verbod is opgenomen tot het aanbieden van goederen vanaf een vaste plaats in de openbare ruimte zonder vergunning van burgemeester en wethouders. De weigeringsgronden zijn eveneens opgesomd in de APV.

 

Naast de APV is er nog andere regelgeving van belang ten aanzien van het innemen van standplaatsen. Deze regelgeving stelt vanuit andere motieven eisen aan het drijven van handel. Zo is onder meer van belang de Algemene Wet Bestuursrecht, de Winkeltijdenwet en de Drank- en Horecawet. Indien er sprake is van gebruik van andermans eigendom, is toestemming van de eigenaar van die grond noodzakelijk. De meest van toepassing zijnde wet- en regelgeving zal hieronder kort worden toegelicht.

 

2. Algemene wet bestuursrecht

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de wettelijke kaders met betrekking tot het bestuursrecht weer. De Awb is daardoor van toepassing op het traject van de standplaatsvergunning, zoals het aanvragen en afgeven van de vergunning en de mogelijke bezwaar- en beroepsprocedure.

 

3. Winkeltijdenwet en Verordening Winkeltijden Vlaardingen

De Winkeltijdenwet en Verordening Winkeltijden Vlaardingen regelen de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet en genoemde verordening gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Winkeltijdenwet en de Verordening Winkeltijden Vlaardingen geschiedt door het team Toezicht en Handhaving van de gemeente Vlaardingen.

 

4. Drank- en Horecawet

Op basis van de Drank- en Horecawet is het verboden om middels een standplaats alcohol te verstrekken. Indien een aanvraag voor een dergelijke standplaats wordt ontvangen of indien bij controle blijkt dat een vergunninghouder alcohol verstrekt, dan worden er maatregelen genomen op basis van de Drank- en Horecawet.

 

5. Wet ruimtelijke ordening

In de APV is aangegeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan. Wanneer wel een vergunning, zoals vereist krachtens de APV, wordt verstrekt, blijven eventuele eisen die in het geldende bestemmingsplan worden gesteld, van kracht. Het college kan een aanvraag voor het innemen van een standplaats mede opvatten als een verzoek om vrijstelling van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. In een dergelijk geval wordt een aanvraag gebruikt voor twee afzonderlijke procedures. Het is dan niet nodig twee afzonderlijke aanvragen in te dienen.

 

6. Warenwet

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet (eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak, en drinkwaren, evenals andere roerende zaken) zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet is een afzonderlijk regime van toepassing. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning.

 

7. Wet Milieubeheer

Een deel van de standplaatsen zal onder de Wet milieubeheer vallen. Dit is met name het geval als er sprake is van standplaatsen voor een periode langer dan 6 maanden. Ook als het om een vaste standplaats gaat voor één of enkele dagen per week. Deze standplaatsen moeten een melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer indienen via het E-loket, dat te vinden is op de website aimonline.nl. Ook moeten deze zich houden aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit.

 

8. Handelsregisterwet 2007

Op basis van de Handelsregisterwet 2007 dient een onderneming ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Zonder de benodigde inschrijving is het niet mogelijk om goederen dan wel diensten aan te bieden.

 

9. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn is van toepassing op het aanbieden van diensten. Dit kan van toepassing zijn bij het innemen van standplaatsen, bijvoorbeeld bij het repareren van autoruiten.

Bijlage 2: Lijst met standplaatslocaties per (winkel)gebied

 

De locaties zijn weergegeven op de bijgevoegde afbeeldingen.

 

Jaar- en seizoenlocaties

Aantal

(Winkel)gebied

Locatie

Max. afmeting

Soort standplaats

Toelichting

1

Centrum

Hoogstraat thv nr. 170

7 m2

Jaar

2

Centrum

Liesveld thv nr. 161

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar

3

Centrum

Liesveld thv nr. 2

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar

4

Centrum

Veerplein thv nr. 112

15 m2

Seizoen

Deze standplaats is opgeheven.

5

Centrum

Schoutplein thv nr. 31

15 m2

Jaar

Niet op marktdagen en tijdens evenementen

6

Centrum

Veerplein thv nr. 135

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar Niet tijdens evenementen

7

Centrum

Veerplein thv nr. 132-c naast Hema

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar direct verplaatsbaar, koeling zonder elektriciteit (voorschrift brandweer)

8

De Loper

Parkeerplaats thv De Loper 2

15 m2

Jaar

9

De Loper

Trottoir hoek Louise de Collignylaan/Charlotte de Bourbonlaan

21 m2

Seizoen

10

De Loper

Plein De Loper

15 m2

Jaar

Niet op marktdagen en tijdens evenementen

11

De Loper

Ter hoogte van de Loper 5-7 tegenover Nelson

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar direct verplaatsbaar

12

Holiërhoek

Parkeerterrein thv Reigerlaan

15 m2

Jaar

13

Meidoornstraat

(V. Hogendorpkwartier)

Trottoir van Meidoornstraat, , tussen de Van Hogendorplaan en de Magnoliastraat (ter hoogte van de Aldi);

15 m2

Jaar

Twee standplaatsen naast elkaar in te nemen

14

Meidoornstraat

(V. Hogendorpkwartier)

Trottoir van Meidoornstraat, tussen de Van Hogendorplaan en de Magnoliastraat (ter hoogte van de Aldi);

15 m2

Jaar

Twee standplaatsen naast elkaar in te nemen

15

Westwijk

(Plein West)

Dr. Wiardi Beckmannsingel- op het trottoir tussen de rijbaan en de grote parkeerplaats

15 m2

Jaar

Verplaatst, ligt nu naast nr. 17

16

Westwijk

(Plein West)

Dr. Wiardi Beckmannsingel- op het trottoir tussen de rijbaan en de grote parkeerplaats

7 m2

Jaar

Verplaatst, ligt nu naast nr. 17

17

Westwijk

(Plein West)

Dr. Wiardi Beckmannsingel- op het trottoir tussen de rijbaan en de grote parkeerplaats

21 m2

Seizoen

Kleine en open kar

18

VOP Zuid

Trottoir thv Parallelweg 6

7 m2

Jaar

19

Hoogstad

Trottoir thv Kwantum

8 m2

Jaar

Particulier terrein

20

Deltagebied

Trottoir thv Gamma

15 m2

Jaar

Particulier terrein

21

Deltagebied

Parkeerterrein thv Praxis

15 m2

Jaar

Particulier terrein, wordt nu ingenomen op basis van een exploitatievergunning

22

Begraafplaats

Holy

Trottoir ter hoogte van dienstingang

7 m2

Alleen bloemen

23

Broekpolder

Watersportweg ter hoogte van fietsbrug

15 m2

Jaar

Komt naast 25

24

Broekpolder

Klim en Klauterwoud

3 m2

Seizoen

Kleine en open kar

25

Broekpolder

Watersportweg ter hoogte van fietsbrug

15m2

Jaar

Komt naast 23

 

Kerstboomlocaties

Aantal (exclusief de verkoop via bestaande bloemen- en plantenwinkels)

Winkelgebied

Locatie

Toelichting

1

Holierhoek

Parkeerterrein thv Kraanvogellaan

2

Westdijk

Parkeerterrein Floris de Vijfdelaan thv nr. 330

Deze locatie is vervallen.

 

Bijlage 3: Situatietekening standplaatslocaties

 

De nummering sluit aan bij de nummering zoals aangeven in Bijlage 2.

 

 

De op de afbeelding weergeven standplaatsen 8 en 9 zijn op de betreffende vervallen. Hiervoor gelden de standplaatsen 8 en 9 zoals hiervoor weergegeven op pagina 27 en 28.

 

Naar boven